wvet«n" amersfoortsch dagblad „de eemlander" deirde blad. ,1 Zaterdag 13 December 1919 (SJoof (k D«a§d. Si. Nloolaas aan boord. Op «eieren dng was St. Nicolaas heel erg tnoc. Begon hem gedocht te vervelen dc groote winkels in de steden van Spanje in en u4 1* looner. cm hoopen dingen uit te zoe ken en tc knopen en dan elk jnnr maar weer dp Tei6 te moe-tuil gaar. naar Nederland en andere Noordelijke landen. Want al was 't reizen mi met de goede treinverbinding over al gemakkelijker dan vroeger, to=n alles nog per rijtuig ging, dc vermoeiende tochten met schimmel over dc daken en langs de schoou- steenen, Waren dan toch maar gebleven. De oude Sint had er wel oens over gedacht 't wat gemakkelijker op te nemen en voortaan dc pakjes maar allemaal van Spanje uit te zender, maar in de briefjes, die hij geregeld van de kinderen uit verschillende landen kreeg, werd hem altijd zoo hartelijk gevraagd toch alsjeblieft zelf tc komen, dat hij maar van dat plan afzag. De tochten over de daken dan laten? St. Nicolaas overwoog het ernstig. Maar toen liij weer op reis was en dc kinderen zoo ver- 1 ogend naar boven zag kijken en al de kleine m hoemjes weer met hooi gevuld bij den haard ontdekte, kon hij het toch niet over zijn hart v. rk vijg en een eind aan die oude, oude ge v, -,onte te maken cn getroostte hij zich dus li' ver wat moeite dan hen zoo teleur tc stel len. Zoo,ging 't vele jaren door, totdat St. Nico- 1, as werkelijk op een keor heel erg moe was i vreesde, dat hij 't niet tang meer zou kun ii'. o volhouden, w anneer hij el' niet bijtijds wat jp verzon. I4»j ging in zijn leuningstoel zitten om er eens goed over te denken. Dat nam veel tijd Si Nicolaas had altijd zooveel te bedenken! t ls een heel werk, als je voor zoo'n massa 1 aderen cadeautjes tc Verzinnen hebt en er «itten moet, dat ieder juist krijgt, wat hij liefst wil hebben. St. Nicolaas had al een pel in zijn voorhoofd gekregen van al 't be- d'Mikcn voor anderen, dat hij in zijn leven had daan, en nu moest hij voor zichzelf wal be- 1 alten? Dat was nog t moeilijkst van alles. éindelijk meende hij wat gevonden te heb- Ih-ii. Hij zou in den drukken tijd een poos v<> r zijn plezier op reis gaan om eens flink uit tc rusten en daar hij wel begreep, dat men hem niet met rust zou laten, waar hij kwam, als men St. Nicolaas in hem herkende, besloot hij zich tc verklecuen als een gewone, oude In en ook zijn schimmel niet bij zicli te hou- De zwarte knecht zou in zijn plaats met iwmmel dc gewone jaarlijkschc rondreis ma- II. Ben heelen avond lang besprak St. Nico le met hc-m, hoc hij doen moest en wat hij ieder kind te brengen had. De knecht luister de aandachtig en deed zijn best alles te ont houden, maar sommige dingen was hij later toch vergeten. Misschien herinneren jullie je w< 1 dat jaar, toen je niet precies alles zoo kreeg wat je gehoopt hadt? Nu, dat is juist het jaar geweest van Si. Nicolaas' reis naar In dié, want, ja. dat heb ik je nog niet eens verteld, St. Nicolaas meende, dat hij nergens V' o goed zou kunnen uitrusten als in dc tro pen. Daar hadt je geen lastige, schuine, liooge daken met schoorsteencn cn dc zeereis vooral hei hem erg prettig toe. Hij rekende liet zóó uit, dat hij zijn verjaardag juist aan boord zou Meren. Sp Nicolaas- had recht veel schik in zijn plan en toen liij zich met dc nieuwe kleercn au n in den spiegel bekeek, lachte hij. Niemand zou hem zoo herkennen, dacht hij. 't Eenige dut nog aan St. Nicolaas deed denken was de lange, witte baard, maai* dien wilde hij er toch niet aan opofferen. Als hij 't volgende jaar v.'ccr uitgerust was en met den gewonen tocht zou' beginnen, mochten de kinderen toeli niet van hem schrikken, en «lat zouden ze zeker, ay.e zagen, dat hun oude vriend zijn baard Ji.nl verloren. Op den bestemden tijd ging St. Nicolaas aan lmord. - Niémand herkende, hem, dus hij kon net als iedere andere oude beer vrij over :t dele loo- pe», zonder last te hebben van nieuwsgierige h ang.steliing. Ilij maakte kennis met de men- 1-4 o, vertelde aardige verhalen, wist grap- voor de kinderen te bedenken, speelde met i i <*n had altijd wat lekkers bij zich om hun toe ie stoppen. Zoo duurde het niet lang, of de'oude mijnheer van Spanje, zooals hij zich n mdc. was bij iedereen bemind en niemand b; i.' reep, hóe hij 't ooit weer zonder dien cndclijkcn, opgewekten ouden heer zou cn stellen. Op deze manier had St. Nico- t ook wel druk, maar 't was toch weer heel wat anders, want hij kon er kalm bij over 't dek blijven wandelen en de li'issche zeelucht deed hem zooveel goed, dat hij er na een "wrok al een jaar jonger uitzag. Zoo naderde zijn verjaardag. Den dag te V' -vn Het de oude mijnMjcr van Spanje zich bijna, niet op hot dek zien Ilij bleef in zijn hut, want daar had hij een massa te doen. Zoo veel kinderen als er aan boord waren! En bo vendien had hij uitgevonden hij maakte graag een praatje m"t dc menschen dat dc mn.-Mc stuurlui en matrozen van dc boot thuis 'ouV k)«ufers hadden: dc een vijf, de ander en één zeir* liegen. En behalve al die .^'■•nnkc kindertjes wist St. Nicolaas nog een neelehoc] bruintje in de havenplaats, die <le hoot juist op zijn verjaardag zóu aandoen. «I kun. je dus nu wel zoo n beetje voorstel baar bedoeling geweest zoo onbeleefd naar binnen te gluren, maar toen zij in 't voorbij- Toopen bij ongeluk iets gezien had, kon zij 't gewoon niet laten cn moest ze wel blijven staan om er nog meer van tc genieten. Wat zij zag, deed haar watertanden, t geen warempel geen wonder is; St. Nicolaas aan 't werk te zien, moet jc wel in een tooverland verplaatsen, dunkt me. Het kleine meisje keek, keek, totdat 'ze er zeker van was iets heel bijzonders te hebben ontdekt; ze was een slim, klein ding, weet ie! Laat in den middag zag ze den ouden heer van Spanje weer over het <lek wandelen. Hoe wel haar hartje van angst bonsde over 't waag stuk, dat ze ging ondernemen, grabbelde ze toch al haar moed tc zamen, liep naar hem top en vroeg hem op den man. af: „Mijnheer, bent u St. Nicolaas?'' „.Ta zeker, kindlief; maar hoe ben jc daar achter gekomen?" St. Nicolaas vertelde natuurlijk nooit een lc-ugen en evenmin een klein jokkentje. Hij kon dus niet anders doen dan Nonnie de waar heid zeggen, nietwaar? Nu vertelde Nonnie hem, hoe ze eerst bij on geluk door een kier van dc 'deur had gezien en later had moeten kijken, k ij k e n. net zoo lang, totdat al liet moois in pakjes, manden en doozen verdwenen was. Al pratend wandelde ze met St. Nicolaas over *t dek en nu was ze heelemaal niet bang meer. Wie kan er ook eigenlijk bang wezen voor den goeden Sint? En hij keek Nonnie zoo vriendelijk aan, hoewel hij 't toch natuur lijk niets prettig vond, dat ze ontdekt had. wie liij was. Maar toen nam hij haar mee naar en stil plekje" op 't dek en liet haar beloven „op haar woord", „heusch," „echt." „stellig,'' en op alle mogelijke andere manieren, waarop kinderen wat bglovcn, aan- geen mensch ooit, al zou zc tweehonderd jaar oud worden, iets tc \ertellcn van de wonderlijk mooie dingen, welke zij in zijn hut had ontdekt. Nonnie van Straten uit Batavia is dus 't eenïge kind, dat jullie wat van St. Nicolaas' manier van werken zou kunnen vertellen, maar zij zal 't niet doen, want zij heeft er Si Nicolaas haar hand op gegeven. Tot belooning daarvoor heeft St. Nicolaas haar ook wat van zijn geheimen voor dc kin dertjes aan boord, de scheepskindertjcs thuis en de bruine kindertjes in de havenplaats mee gedeeld en Nonnie was er lieel trotsch op zoo in vertrouwen te worden genomen. Op St. Nicolaasdag kwam dc oude beer van Spanje niet aan tafel; iedereen vroeg naar hem, maar niemand wist waar hij was, behal ve Nonnie. Hij had h; r "istevcn vej'teïd, dat hij er zoo'n lust in had dén kleinen bruintjes zelf hun presentjes te gaan brengen; die zou den hem toch niet herkennen, want ze wisten ternauwernood, dat hij bestond en een plaatje zouden ze ook wel nooit van heb gezien heb ben. Maar Nonnie mocht al dc groote menschen en kinderen, die naar den ouden heer van Spanje vroegen, natuurlijk niet uit den droom helpen. En toen ze later, met dc anderen mee. presentjes kreeg cn feestvierde, had zij wel veel schik, maar z.o bleef locli wal stil, want 't gewicht van al die geheimen drukte op haar hartje. Zc was dus maar blij, loen "t een dag ver der was en ze den ouden heer van Spanje weer zag, die, als gewoonlijk, vroolijk met de menschen en dc kinderen was. IT ij zinspeelde nooit op Nonnie's ontdekking, ook niet als zij met hem alleen was en tnsschenbeide vroeg Nonnie zich zelfs af, of zij '1 ook gedroomd had, zoo vreemd leek 't haar nu achteraf toe. Zijn hut bleef gedurende 't verdere deel van de reis meestal dicht en toen dc deur eens een oógenblik openstond en Nonnie de verzoeking niet kon weerstaan even naar binnen tc kijken, zag 't er precies zoo uit als in elke andere hut- Dit vooral bracht Nonnie een beetje in do war. Maar zij kon 't aan niemand vragen en de oude heer van Spanje lachte, toen zij er over begon en zei verder niets. Toen hield Nonnie er zich ook over stil, maar, weet je wat ze bij zichzelf besloot? Zoo gauw zc weer eens in Holland zou komen, wou ze goed uit haar oogen kijken, als 't tegen December liep, of ze mogelijk den ouden heer van Spanje ook zou ontdekken. Als hij op een schimmel zat en een zwarten knecht bij zich had, dan was hij St. Nicolaas, <m dan zou Nonnie ook zeker weten, dat *c 't niet ge droomd had, maar heusch, echt. werkelijk, aan boord met St. Nicolaas in eigeu persoon had gesproken. Zeer vrij naverteld door II erra ann a Voor den twintigsten keer misschien wel keek Karei om cn zag» dat dc onvermoeide wol ven steeds moer en meer naderden, en nauwe lijks vijftig meter van hem verwijderd waren. Plotseling hoorde hij een vreemd geluid vÓOï' zich en zich snel omdraaiende om tc zien wat dit bcteekendc, lette hij niet op zijn stuur, schoot van den weg en vloog in dc sloot, waar hij in tuimelde. Karei sprong van zijn fiets. Hij twijfelde er niet aan, of zijn laatste uurtje had geslagen. Hij greep zijn fiets, sprong ach terbeen boom om zich tot het uiterste tc ver dedigen cu werd met een luiden gil wakker. „Maar jongen, wat scheelt je?" vroeg zijn moeder, over zijn bed gebogen, „je schreeuwt als een dolleman en dal midden in den nacht! Was jc aan t droomen?" ..O Moeder!" riep Karei nu uit. „Ik droom de, dat ik in een donker bpsch fietste met vijf wolven achter me aan en dat ik in een sloot viel! IIu! 't Was zoo akelig!" „Nu Karei, ga maar rustig slapen. Je ligt in je eigen bed cn wolven zijn hier niet. Slaap lekker, vent!" En Karei sliep weer in. Toen hij <Ien vol genden morgen vvnlTker word, was zijn eerste gang echter naar benedenom zijn mooie fiets eens even tc betasten, ten einde zich tc over tuigen, dat het bezit van een rijwiel ten minste g e en droom was. Grootvaders Rijksdaalder. Naar het Duitsch van E. v. TWERDIANSKY. Vrij bewerkt door C. H. HOOFDSTUK II. Dadelijk na liet ontbijt ging Roosje baar vriend Peter opzoeken. Hun vriendschap dankte haar ontstaan aan dc volgende gebeur tenis. Op zekeren dag speelde Roosje met Bari op straat. Daar boorde zij plotseling een luid schreeuwen en lachen en ?.ag zij, dat een ben de straatjongens een armen, manken jongen achterna zat. Die jongen was Peter, die toen maals in het armenhuis thuis hoorde. Dc slechte jongens fokken aan zijn kleeren, wicr- pen hem met zand en hielden stokken voor zijn voeten, zoodat hij telkens struikelde, cn daar Peter zich dapper verdedigde, begon nen zij hem met hun stokken te slaan, zoodat de arme jongen hel van pijn uitgilde. Op dit oogenklik kwam Roosje aangesneld en zij en BarVwicrpen zich midden in den strijd om den armen jongen tc verdedigen. Roosje's vader, die juist uit zijn bureau thuis kwam, was niet weinig, verbaasd, zijn jongste dochtertje geheel buiten adem zes of acht jongens te zien aftkiiselen, zich niet be kommerend, waar haar slagen neerkwamen. En zij mocht nog van geluk spreken, dot haar vader!er juist aankwam, want anders had dc strijd wel eens heej slecht voor Roosje kun nen afloopen, daar de jongens al met stccncn gooiden naar Bari. Snikkende liet Roosje zich in dc armen van haar vader vallen cn deze beknorde de slech te jongens, die het maar hét verstandigst von den zich uit de voeten te maken. Uit dc verte dreigden zij Peter echter nog met dc vuisten. Peter werd hierop mee naar huis genomen, waar den armen jongen eten en drinken werd voorgezet. En daar het spoedig bleek, dat hij een wees was, nam Roosje's vader hem in- zijn dienst, liet duurde niet lang, of Peter had zich in huis onmisbaar gemaakt. Hij had wel geen aantrekkelijk uiterlijk, maar een betere jonc'en was cr niet tc vin den. Iedereen in huis hield van hem. Ilij bleef Roosje steeds dankbaar en was altijd be reid haar met het een of ander voort te hel pen. Handig en vlug als hij was, werden hem allerlei werkjes opgedragen. Nooit was hem iets te veel, opgeruimd en als een goede geest ging hij door huis. Ook hield Peter veel van bloemen, maar nog meer van dieren. Daar Roosje haar vriend Peter niet in de keuken vond, liep zij naar dc plaats. Roosje zag dadelijk, dat hij dc sneeuw had wegge veegd en broodkruimels strooide. Om hem been vloog een z.v.erm vogels, sommigen pik ten de broodkruimels op* maar Roofje riep zóó hard: „Peter!" dat allen verschrikt wegvlo gen. „Dat is niets," zei Peter, terwijl hij omkeek, „zc komen vanzelf wel weer terug» Het zijn de vogeltjes van jongejuffrouw Nina en ze hij in dc keuken genoeg te eten k rijgt,unaar zi gunnen hem daar niet veel. Hier Pluto. en jij ook. Hector, eet brave jongens, nee, niet zoo haastig cn ook niet zoo veel voor Bruno en Azor moet er ook wat overblijven. En zoo ging Peter al fluitende en vertellen de voort, terwijl hij zijn brood onder de hon gerige dieren verdeelde. Die smulden naar hartelust cn grauwden zoo nu eu dan eens even legen elkaar, maar dan kwam Peter drei gend tnsschenbeide cn 'onmiddellijk was dc orde hersteld. Tiet waren hongerige dieren, wier lot te onaangenaam was on\ nog met elkaar te vechten. Roosje's hartje w;*s van medelijden ver vuld. Dc witte Azor, die den blinde geleid had, wekte vooral haar deernis op. Zij naderde hem cn streelde zijn grootcn kop. Azor kwis pelstaartte dankbaar cn 'ging plotseling op zitten, zooals hij dat gewend was voor zijn blinden meester tc doen. Roosje huppelde vroolijk in het rond. Dat was toch aardig van Azor! Ilij bleef maar op zitten, want hij lustte nog weT wat brood vertel eens, h00 kwam jc Cr toe, <|en bonded knakworstjes te geven?" „Die bob ik Kekocbt," antwoordde liet kind nut een diepen zucht tusselicn twee slukke» melk in. .Maar hoe kwam jc aan het geld, Roosje?* Nu brak het arme, kleine ding opnieuw in '.tranen uit en snikkend bracht zij er uit: j .Groot-vader - zei ik mocht -* I iemand plci-zior doencn foen -♦ heeft Groot-vader me geld ge-ge* [ven toen - dacht ik - cn toen I ik naar den rtng. f ik dacht blinden gen cn toen - gegaan e« aan Azor - van «loui man cn toen jen toen En plotseling al haar verdriet vergeten^ zei Roosje met een vroolijk stemmetje, terwijl zij nog tranen in de oogen had: „Je had Pluto van meneer Lodewijks moe- ten zien. Peter - ik geloof, die heelt wol- drie knakworstjes gegeten on is er met de vier* dc van door gegaan en - dat weet ik ze* kei* Pluto van meneer Lodewijks heb ik ecat groot plezier gedaan!" korsten, doch Peters voorraad was nu uitge- Toen Nina weer beter was en Roosje's on ge* put. „Nu is het op," zei Peter. „Gaan jullie nu maar naar huis. Morgen krijgen jullie weer droog brood." „Peter!" riep Roosje nu plotseling uit, „nu Weet ik, hoe ik iemand plezier kan doen!" Maar loen bedacht zij zich. ..liet is een geheim, Peter," voegde zij er verontschuldigend aan toe, „ik mag het hiemanu vertellen, niemand! Maar nis je 't wist, zou je zeker blij zijn, Pe ter." Als de wind verdween zij in huis cn het scheelde maar heel weinig, of zij liep tegen den dokter aan, die voor Nina kwam. „Mag ik naar Nina gaan?" vroeg ij hem. „Nog een paar dagen geduld, kleintje, c-n dan mag je bij jc zusje komen. Zij i* veel be- ter." hikkigc Kcrsiuitdeclina bekend werd, moest rij nog menige plagerij hierover hooren. Dat vond zij natuurlijk niets grettig. „Voor (,en rijksdaalder knakworstjes!'* riep Miiin uit, „maar Roosje, daaraan kun jo tnchf zien, dat nog geen flauw begrip hebt vna dc.waarde van het geld!" En als dc dokter Roosje op straat of in hui* tegen kwam, tikte hij haar in het voorbijgaani op de wang en vtik lachend: I loc is lte& Roosje, ga jc weer knakworstjes koopen?" Roosje kwam 'dim beschaamd bij Nina en liet zich maar al te graag door haar zusje troosten. (Wondt vervolgd.)' I SC ar ris d-oom. Maanden lang had Karei reeds naar een fiets verlangd, 's Nachts droomde hij er van, overdag waren zijn gedachten er steeds mee bezig en telkens sprak hij over zijn lievelings- wenscht. Eindelijk brak de gelukkige, onvergetelijke dag aan, waarop zjjn peettante hem op zijn verjaardag een mooie, blinkende fiets vereer de. Zijn vriendjes benijdden hem, toen hij er voor het eerst op reed en dit was al gauw, want hij had dc edele kunst reeds geleerd. Als een pijl uit den boog reed hij over den straatweg en hij ging het bosch in, dat reeds donker begon tc. worden. Doch wat gaf hij daarom! Steeds verder en verder reed hij, toen hij plotseling een verdacht geluid achter zich hoorde en vijf groote wolven zag, die met de tong uit den hek achter hem aan renden. Gelukkig was de weg geheel effen, maar toch voelde Karei, dat hij liet niet lang zóó zou kunnen volhouden. Na een poosje keek hij Vastberaden stond Roosje even later op straat. Zij wist nu, wal haar te doen stond. Binnen twee minuten was zij bij den slager, waar zij wel eens meer een boodschap alleen tleed voor haar moeder. De baas zelf was er niet. maar «Frans, de knecht, was achter in (len winkel bezig. -Roosje legde haar ,-ijksdaalder op de toon bank cn vroeg, terwijl zij een kleur kreeg: „Frans, wil je mij voor een rijksdaalder knakworstjes geven?" „Ilalia!" zei Frans, „wat is er vandaag bij jullie te doen?" „Och Frans, wat ben je dom!" antwoordde Roosje, „'t Is morgen toch Kerstmis!" „Ja zekérI En daarom eten jullie knakworst! Nu, ik heb er niets op legen!" En hij pakte een massa mooie, kleine worst jes in een grooten zak en gaf dien Roosje voor zichtig.in dc handen, want het was een heel gewicht. Een half uur later kwam Peter, die een boodschap gedaan had, weer thuis. Reeds uit dc verte hoorde hij ecu oorverdoovend hon dengeblaf, daar tüssehen lachen, gillen cn joe len entoen hij (Ijchter hij huis kwant, zag Iiij een heelen mensehenoploop vóór dé zijpoort Daar hij onraad vermoedde, snelde hij er,-zoo vlug zijn korte been dit toeliet, been en wat zag hij daar? Roosje, die zonder muts (die had zij in haal' opwinding verloren) door wel twintig groote en kleine honden omringd was, welke haar door blaffen, huilen en opspringen legen den muur drukten. Roosje, met een vuurrood ge zichtje. gedeeltelijk van plezier, maar ook ge deeltelijk van angst, haar knakworstjes met bevende handen onder de viervoeters verdee- lend. En om deze groep heen liad zicli een aantal straatjongens verzamelt, die door nog luider tc joelen dan de honden blaften, dé voorbijgangers deden stilstaan, welke hoofd schuddend naar deze dicï'en voedering keken en zich afvroegen, of men het kleine*meisje niet te hulp moest komen. Plotseling sprong een groote, magere hond met beide voorpooten op Roosje en wierp haar onderstbr ven. Onmiddellijk verdween /ij tusselicn dc hou den. Deze wierpen zich allen op haar om d«' laatste knakworst uit lnar hand te bemach tigen en vervolgens op don overwinnaar, die ztch den buil had toegeëigend. Het geblaf der vechtende honden werd een oorverdoo vend lawaai, huilend vlogen de dieren. elkaar JUL aan, in hun blinde woede spoedig de aaiifèi- begrijpen niet, waarom zij boven vnor haar ding van hei gevecht vergetend. R.i.sjc la<A Brseti aan St. Nnoiaas* dooi T r u u s S a m o n s. Lieve Sint Nicolaas. Als je komt met Zwarte Piet, Zeg, vergeet dan Dikkic niet. Dfkkie krijgt "iot heel veel, weet ia. Toe, stuur hem nu ook een beetje, Knikkers, o wel zakken vol, Ilad bij graag en ook een tol. Of een wagen met een paard. Zen een echte met een staart, Of een groote dierentuin, Of een beertje, donkerbruin. Doe hot, lieve Sint Niklaas, Als jc komt met Picierbaas. Dikkic is zoo ziele (m'n vrindje Is hij) Daarom vraag ik 't, Stntje, En hij kan niet heel goed löopen. Wilt u dus iets lieel moois koopeu? Due u t maar. Dag Sinterklaas. Wees gegroet mei Pieterbaas. Anfwoord tmo Sint Nlcolanft. Lieve Jongen. Sint laat jou heel even weten. Dal hij D i k niet zal vergeten, Dat hij hem iels moois zal geven, Waar je pret van zult beleven, k Vind het flink, dat je me sehn» Eu niet in een hoekje blijft. Dat je eerlijk icis durft vragen Eu niet van jcZelf gaat klagen. 'k Heb juist uit een brief vernomen, Dat j" uit 't gasthuis bent gekomen, Dat je ook niet flink kunt stappen. Maai' niet uit de school wou klappen. Daarom schrijf k jc gauw een woordje» Je krijgt i mooi höl'logekoordje, Dat jc 't lang nog dragen zult, Wenscht j> sim en vcel geduld. Dag mijn lieve, flinke baas Wees gegroet door Sinter!:laas. kca,, hoe druk luj t had. vooral daar zijn i weer eens om èn zag tot zijn ontsteltenis, dat Vracht er niet bij was om hem tc helpen en hij 1 de afstand tusschen hem en de wolven veel «nes, ook 't inpakken, alleen moest be- fder»h. >ÏAar St. Nicolaas had er veel plezier in, jjant in zijr. hart had hij 't heel naar gevon- jf«D «r van "t jaar persoonlijk niets aan te zul len doen. Alleen was hij maar erg blij, dat er tai geen tochten over te daken bij te maken frr'areft. En dat is te begrijpen, vindt je niet? Doo- de drukte vergat hij evenwel zijn hut ik sluiten, zooals hij anders altijd deed en zoo knn rijn kleine buurmeisje Nonnie vau Si rates heette zé en zij woonde in Batavia jénrtftkéHjk door <*en kier van de deur een Vi{«ï« bii Imm nemen. *t Was werkelijk niet kleiner was geworden. Wat moest hij doen? Plotseling had hij een inval. Hij begon zoo hard tc bellen als hij maar kon. De uitwerking van dit geluid op de wolven was al heel zonderling. Zij bleven onmiddel lijk stilstaan en verdwenen druipstaartend achter de hoornen. Kort daarna schenen zij echter weer moed te vatten, want Karei ontdekte ze weer ach ter zich. Nu werd ook dc weg gevaarlijker. Het pad, waarop hij reed, was wel goed, maar 't was heel smal en de geringste uitwijking kon zijn rijwiel in de -sloot ernaast dnpa te rechtkomen raam niets meer krijgen. En nu komen dc vier voetige bedelaars aan dc beurt." „Peter," zei Roosje, „ik heb een geheim." „Zoo! Ja, dat kan licht tegen Kerstmis,"' was Peters opvatting. „Mijn honden zullen het ook merken, dat het- vandaag een feestdag is." „Geef je hun dan een Kerstboom?" vroeg Roosje. „Wat een domme vraaag!" antwoordde Pe ter lachend, „nee, zc krijgen vandaag boter op hun brood, dc boter, die ik de laatste da gen voor hen uit mijn mond gespaard hel). Wil je eens kijken? Je hoeft heusch niet bang te zijn, omdat ik er bij hen." Vroolijk stapte Roosje nu naast Peter voort. Ilij haalde uil de schuur een zak met brood korsten en een klein schoteltje met boter. Daarmee liepen zij naar dc poort, die naar het plantsoen voerde. Peter brak dc korsten nu in stukken, smeerde er met een oud mes boter op. legde zijn vinger tegen zijn mond cn floot. Roosje klapte van plezier in haar handjes. „Kijk. daar komen zc al." riep Peter uit, Bruno, dot is dc hond van den kruidenier, die luistert aldjd het eerst naar mijn fluiten oude Bruun, hier, eet! ja. 't is lekker vandaag, zooiels krijg je niet eiken dag!" Bruno blafte vroolijk als antwoord. „Die witte daar," ging Peter voort, „hoort in het armenhuis thuis. Azor heet hij. Vroe ger leidde hij den blinden Kasper, maar sinds die in het armenhuis is opgenomen, houdt zijn hond hem daar gezelschap. Ik was er, toen zij kwamen, zelf ook nog. Ja hè, Azor, wij kennen elkaar al lang." Peter floot opnieuw. „Waar blijven Pluto cn Hector vandaag?" zei hij. ..Dat zijn de jachthonden van meneer Lo dewijks!" riep Roosje uit, „die mag ik aaien, ik ken ze heel goedl" „Kijk eens, hoe mager Pluto wordt," ging Peter voort. Meneer Lodewijks denkt, dat echter hulpeloos onder de razende dieivn n elke poging om overeind te komen, mislukte haar. Dit alles gebeurde zonder dat Peter het ver hinderen kon, doch in het volgend oogenblik was hij midden tusschen dc vechtende honden gesprongen cn joeg hij zc met stokslagen uit elkaar. Daarna raapte hij Roosje op en vroeg met trillende stem, of zij zich ook bezeerd had. Arm Roosje! Zij zag er al heel beklagens waardig uit: haar kleeren waren gescheurd, haar handen bekrabd en haar gezichtje y.ot vol modder. Bovendien schreide /ij hartver scheurend, want zij schaamde zich voor al die menschen. Peter nam haar bij een hand en trok haar mee het huis in. „Kom maar eerst mee naar de keuken, dan zal ik jc daar afwasschen," zei hij. ..en dan kunnen we meteen ens zien, of jc je °0k er- geus bezeerd hebt.' „Ik wil naar Moeder, - naar Moeder wil ik!" snikte Roosje. „Maar Roosje,"' antwoordde Peter, „toch niet zooals je er nu uitziet? Je moeder zou leclijk schrikken! Laat ik eerst eens kijken, of je jc ook bezeerd hebt. Hebben zc je gebe ten?'' „ïk-w-weet-het-niet! snikte Roosje. In de keuken was niemand, want Mina was boven aan het werk. Op de kachel «tond een ketel met lauw water. Hiermee waschte Peter Roosje's gezicht en handen en hij overtuigde zich, dat zij wonder boven wonder niet door dc honden gebeten was. Roosje zat op de keukentafel, liet haar beenen hengelen en snikte nog altijd even bedroefd. Nu haalde Peter uit de keukenkast het glos melk, dat voor hem bestemd was en hield het Roosje voor. „Drink maar eens voor den schrik," zei hij, •ik kan or vandaag wel buiten. Maar Roosi-*. Gemeentel ij ke Arbeidsbeurs» tevens districtsbems voor Inlercomm. Af» beic'sbemiddeiirvg, Achter Dev.j'sbot No. 2. Telefoon No. 374. Geopend alle werkdagen van 8L12.L, van 2—3 en vun 67'. uur; Zaterdags van 81 -•12 L uur. Aanvragen van werkgevers op 11 Dcc. 1Q1Q.. Ie volwassenen: I behanger-stolïeerder, 2 dagmeisjes, 6 electriciens. 3 letterzetter* 1 loodgieter, 1 loopjongen, 1 machine-mon- leur, 1 metaaldraaier, 11 metselaars, 5 meu belmakers, 2 electro-monlcurs, 9 timmerlie* den en 1 werkvrouw. Aanbiedingen van werkzoekenden op 11 December 1919. Ie volwassenen: 2 behanger-stoffeerder» '1 boekbinder-liniéerder, 5 broodbakkers, jO a.-ondwerkers, 4 kantoorbedienden (mann.), 2 id. (vrouw.), 1 kellner, 2 koetsiers, 2 krui deniersbedienden, 4 loopknechts, 107 iosso arbeiders, 2 machinebankwerkers, 1 machi- nepoetser, 1 inpakster wasscherij, 1 machi nist-stoker, 3 magazijnknechts, 1 meubelma- ker-witwerker, 2 hulpmonteurs, 16 opperlie den, 2 rijwielherstellers, 16 huisschilders, 6 schoenmakers, 1 sigarenmaker, 1 slager, F reiziger, 1 schipper, 1 stoker, 4 straatmakers, 2 stukadoors, 1 suikerwerker, 1 tabakwerkerv 1 tuinman, 2 veldarbeiders, 4 voerlieden, school-werkvrouwen, 1 winkelbediende, werktuigkundig teekenaar, 1 werkster. Voor aanvragen van werkkrachten doop patroons, woonachtig buiten de gemeente», raadplege men de opgave op de stads-aan- plakplaatsen. Alle aanvragen en aanbiedingen te rich ten tot de Arbeidsbeurs, Achter Davidshol no. 2. Tel. Int. 374.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1919 | | pagina 9