wvet«n" amersfoortsch dagblad „de eemlander"
deirde blad.
,1
Zaterdag
13 December 1919
(SJoof (k D«a§d.
Si. Nloolaas aan boord.
Op «eieren dng was St. Nicolaas heel erg
tnoc. Begon hem gedocht te vervelen dc
groote winkels in de steden van Spanje in
en u4 1* looner. cm hoopen dingen uit te zoe
ken en tc knopen en dan elk jnnr maar weer
dp Tei6 te moe-tuil gaar. naar Nederland en
andere Noordelijke landen. Want al was 't
reizen mi met de goede treinverbinding over
al gemakkelijker dan vroeger, to=n alles nog
per rijtuig ging, dc vermoeiende tochten met
schimmel over dc daken en langs de schoou-
steenen, Waren dan toch maar gebleven.
De oude Sint had er wel oens over gedacht
't wat gemakkelijker op te nemen en voortaan
dc pakjes maar allemaal van Spanje uit te
zender, maar in de briefjes, die hij geregeld
van de kinderen uit verschillende landen
kreeg, werd hem altijd zoo hartelijk gevraagd
toch alsjeblieft zelf tc komen, dat hij maar
van dat plan afzag.
De tochten over de daken dan laten?
St. Nicolaas overwoog het ernstig. Maar toen
liij weer op reis was en dc kinderen zoo ver-
1 ogend naar boven zag kijken en al de kleine
m hoemjes weer met hooi gevuld bij den haard
ontdekte, kon hij het toch niet over zijn hart
v. rk vijg en een eind aan die oude, oude ge
v, -,onte te maken cn getroostte hij zich dus
li' ver wat moeite dan hen zoo teleur tc stel
len.
Zoo,ging 't vele jaren door, totdat St. Nico-
1, as werkelijk op een keor heel erg moe was
i vreesde, dat hij 't niet tang meer zou kun
ii'. o volhouden, w anneer hij el' niet bijtijds wat
jp verzon.
I4»j ging in zijn leuningstoel zitten om er
eens goed over te denken. Dat nam veel tijd
Si Nicolaas had altijd zooveel te bedenken!
t ls een heel werk, als je voor zoo'n massa
1 aderen cadeautjes tc Verzinnen hebt en er
«itten moet, dat ieder juist krijgt, wat hij
liefst wil hebben. St. Nicolaas had al een
pel in zijn voorhoofd gekregen van al 't be-
d'Mikcn voor anderen, dat hij in zijn leven had
daan, en nu moest hij voor zichzelf wal be-
1 alten? Dat was nog t moeilijkst van alles.
éindelijk meende hij wat gevonden te heb-
Ih-ii. Hij zou in den drukken tijd een poos
v<> r zijn plezier op reis gaan om eens flink
uit tc rusten en daar hij wel begreep, dat men
hem niet met rust zou laten, waar hij kwam,
als men St. Nicolaas in hem herkende, besloot
hij zich tc verklecuen als een gewone, oude
In en ook zijn schimmel niet bij zicli te hou-
De zwarte knecht zou in zijn plaats met
iwmmel dc gewone jaarlijkschc rondreis ma-
II. Ben heelen avond lang besprak St. Nico
le met hc-m, hoc hij doen moest en wat hij
ieder kind te brengen had. De knecht luister
de aandachtig en deed zijn best alles te ont
houden, maar sommige dingen was hij later
toch vergeten. Misschien herinneren jullie je
w< 1 dat jaar, toen je niet precies alles zoo
kreeg wat je gehoopt hadt? Nu, dat is juist
het jaar geweest van Si. Nicolaas' reis naar
In dié, want, ja. dat heb ik je nog niet eens
verteld, St. Nicolaas meende, dat hij nergens
V' o goed zou kunnen uitrusten als in dc tro
pen. Daar hadt je geen lastige, schuine, liooge
daken met schoorsteencn cn dc zeereis vooral
hei hem erg prettig toe. Hij rekende liet zóó
uit, dat hij zijn verjaardag juist aan boord zou
Meren.
Sp Nicolaas- had recht veel schik in zijn
plan en toen liij zich met dc nieuwe kleercn
au n in den spiegel bekeek, lachte hij. Niemand
zou hem zoo herkennen, dacht hij. 't Eenige
dut nog aan St. Nicolaas deed denken was de
lange, witte baard, maai* dien wilde hij er toch
niet aan opofferen. Als hij 't volgende jaar
v.'ccr uitgerust was en met den gewonen tocht
zou' beginnen, mochten de kinderen toeli niet
van hem schrikken, en «lat zouden ze zeker,
ay.e zagen, dat hun oude vriend zijn baard
Ji.nl verloren.
Op den bestemden tijd ging St. Nicolaas aan
lmord. -
Niémand herkende, hem, dus hij kon net als
iedere andere oude beer vrij over :t dele loo-
pe», zonder last te hebben van nieuwsgierige
h ang.steliing. Ilij maakte kennis met de men-
1-4 o, vertelde aardige verhalen, wist grap-
voor de kinderen te bedenken, speelde met
i i <*n had altijd wat lekkers bij zich om hun
toe ie stoppen. Zoo duurde het niet lang, of
de'oude mijnheer van Spanje, zooals hij zich
n mdc. was bij iedereen bemind en niemand
b; i.' reep, hóe hij 't ooit weer zonder dien
cndclijkcn, opgewekten ouden heer zou
cn stellen. Op deze manier had St. Nico-
t ook wel druk, maar 't was toch weer
heel wat anders, want hij kon er kalm bij over
't dek blijven wandelen en de li'issche zeelucht
deed hem zooveel goed, dat hij er na een
"wrok al een jaar jonger uitzag.
Zoo naderde zijn verjaardag. Den dag te
V' -vn Het de oude mijnMjcr van Spanje zich
bijna, niet op hot dek zien Ilij bleef in zijn
hut, want daar had hij een massa te doen. Zoo
veel kinderen als er aan boord waren! En bo
vendien had hij uitgevonden hij maakte
graag een praatje m"t dc menschen dat dc
mn.-Mc stuurlui en matrozen van dc boot thuis
'ouV k)«ufers hadden: dc een vijf, de ander
en één zeir* liegen. En behalve al die
.^'■•nnkc kindertjes wist St. Nicolaas nog een
neelehoc] bruintje in de havenplaats, die <le
hoot juist op zijn verjaardag zóu aandoen.
«I kun. je dus nu wel zoo n beetje voorstel
baar bedoeling geweest zoo onbeleefd naar
binnen te gluren, maar toen zij in 't voorbij-
Toopen bij ongeluk iets gezien had, kon zij
't gewoon niet laten cn moest ze wel blijven
staan om er nog meer van tc genieten.
Wat zij zag, deed haar watertanden, t geen
warempel geen wonder is; St. Nicolaas aan 't
werk te zien, moet jc wel in een tooverland
verplaatsen, dunkt me.
Het kleine meisje keek, keek, totdat 'ze er
zeker van was iets heel bijzonders te hebben
ontdekt; ze was een slim, klein ding, weet ie!
Laat in den middag zag ze den ouden heer
van Spanje weer over het <lek wandelen. Hoe
wel haar hartje van angst bonsde over 't waag
stuk, dat ze ging ondernemen, grabbelde ze
toch al haar moed tc zamen, liep naar hem top
en vroeg hem op den man. af: „Mijnheer, bent
u St. Nicolaas?''
„.Ta zeker, kindlief; maar hoe ben jc daar
achter gekomen?"
St. Nicolaas vertelde natuurlijk nooit een
lc-ugen en evenmin een klein jokkentje. Hij
kon dus niet anders doen dan Nonnie de waar
heid zeggen, nietwaar?
Nu vertelde Nonnie hem, hoe ze eerst bij on
geluk door een kier van dc 'deur had gezien
en later had moeten kijken, k ij k e n. net zoo
lang, totdat al liet moois in pakjes, manden en
doozen verdwenen was.
Al pratend wandelde ze met St. Nicolaas
over *t dek en nu was ze heelemaal niet bang
meer. Wie kan er ook eigenlijk bang wezen
voor den goeden Sint? En hij keek Nonnie
zoo vriendelijk aan, hoewel hij 't toch natuur
lijk niets prettig vond, dat ze ontdekt had. wie
liij was. Maar toen nam hij haar mee naar en
stil plekje" op 't dek en liet haar beloven „op
haar woord", „heusch," „echt." „stellig,'' en
op alle mogelijke andere manieren, waarop
kinderen wat bglovcn, aan- geen mensch ooit,
al zou zc tweehonderd jaar oud worden, iets
tc \ertellcn van de wonderlijk mooie dingen,
welke zij in zijn hut had ontdekt.
Nonnie van Straten uit Batavia is dus 't
eenïge kind, dat jullie wat van St. Nicolaas'
manier van werken zou kunnen vertellen,
maar zij zal 't niet doen, want zij heeft er Si
Nicolaas haar hand op gegeven.
Tot belooning daarvoor heeft St. Nicolaas
haar ook wat van zijn geheimen voor dc kin
dertjes aan boord, de scheepskindertjcs thuis
en de bruine kindertjes in de havenplaats mee
gedeeld en Nonnie was er lieel trotsch op zoo
in vertrouwen te worden genomen.
Op St. Nicolaasdag kwam dc oude beer van
Spanje niet aan tafel; iedereen vroeg naar
hem, maar niemand wist waar hij was, behal
ve Nonnie. Hij had h; r "istevcn vej'teïd, dat
hij er zoo'n lust in had dén kleinen bruintjes
zelf hun presentjes te gaan brengen; die zou
den hem toch niet herkennen, want ze wisten
ternauwernood, dat hij bestond en een plaatje
zouden ze ook wel nooit van heb gezien heb
ben.
Maar Nonnie mocht al dc groote menschen
en kinderen, die naar den ouden heer van
Spanje vroegen, natuurlijk niet uit den droom
helpen. En toen ze later, met dc anderen mee.
presentjes kreeg cn feestvierde, had zij wel
veel schik, maar z.o bleef locli wal stil, want 't
gewicht van al die geheimen drukte op haar
hartje.
Zc was dus maar blij, loen "t een dag ver
der was en ze den ouden heer van Spanje
weer zag, die, als gewoonlijk, vroolijk met de
menschen en dc kinderen was. IT ij zinspeelde
nooit op Nonnie's ontdekking, ook niet als zij
met hem alleen was en tnsschenbeide vroeg
Nonnie zich zelfs af, of zij '1 ook gedroomd
had, zoo vreemd leek 't haar nu achteraf toe.
Zijn hut bleef gedurende 't verdere deel van
de reis meestal dicht en toen dc deur eens een
oógenblik openstond en Nonnie de verzoeking
niet kon weerstaan even naar binnen tc kijken,
zag 't er precies zoo uit als in elke andere
hut- Dit vooral bracht Nonnie een beetje in do
war.
Maar zij kon 't aan niemand vragen en de
oude heer van Spanje lachte, toen zij er over
begon en zei verder niets.
Toen hield Nonnie er zich ook over stil,
maar, weet je wat ze bij zichzelf besloot? Zoo
gauw zc weer eens in Holland zou komen, wou
ze goed uit haar oogen kijken, als 't tegen
December liep, of ze mogelijk den ouden heer
van Spanje ook zou ontdekken. Als hij op een
schimmel zat en een zwarten knecht bij zich
had, dan was hij St. Nicolaas, <m dan zou
Nonnie ook zeker weten, dat *c 't niet ge
droomd had, maar heusch, echt. werkelijk,
aan boord met St. Nicolaas in eigeu persoon
had gesproken.
Zeer vrij naverteld door II erra ann a
Voor den twintigsten keer misschien wel
keek Karei om cn zag» dat dc onvermoeide wol
ven steeds moer en meer naderden, en nauwe
lijks vijftig meter van hem verwijderd waren.
Plotseling hoorde hij een vreemd geluid vÓOï'
zich en zich snel omdraaiende om tc zien wat
dit bcteekendc, lette hij niet op zijn stuur,
schoot van den weg en vloog in dc sloot, waar
hij in tuimelde. Karei sprong van zijn fiets.
Hij twijfelde er niet aan, of zijn laatste uurtje
had geslagen. Hij greep zijn fiets, sprong ach
terbeen boom om zich tot het uiterste tc ver
dedigen cu werd met een luiden gil
wakker.
„Maar jongen, wat scheelt je?" vroeg zijn
moeder, over zijn bed gebogen, „je schreeuwt
als een dolleman en dal midden in den nacht!
Was jc aan t droomen?"
..O Moeder!" riep Karei nu uit. „Ik droom
de, dat ik in een donker bpsch fietste met vijf
wolven achter me aan en dat ik in een sloot
viel! IIu! 't Was zoo akelig!"
„Nu Karei, ga maar rustig slapen. Je ligt
in je eigen bed cn wolven zijn hier niet. Slaap
lekker, vent!"
En Karei sliep weer in. Toen hij <Ien vol
genden morgen vvnlTker word, was zijn eerste
gang echter naar benedenom zijn mooie fiets
eens even tc betasten, ten einde zich tc over
tuigen, dat het bezit van een rijwiel ten minste
g e en droom was.
Grootvaders Rijksdaalder.
Naar het Duitsch van E. v. TWERDIANSKY.
Vrij bewerkt door C. H.
HOOFDSTUK II.
Dadelijk na liet ontbijt ging Roosje baar
vriend Peter opzoeken. Hun vriendschap
dankte haar ontstaan aan dc volgende gebeur
tenis.
Op zekeren dag speelde Roosje met Bari op
straat. Daar boorde zij plotseling een luid
schreeuwen en lachen en ?.ag zij, dat een ben
de straatjongens een armen, manken jongen
achterna zat. Die jongen was Peter, die toen
maals in het armenhuis thuis hoorde. Dc
slechte jongens fokken aan zijn kleeren, wicr-
pen hem met zand en hielden stokken voor
zijn voeten, zoodat hij telkens struikelde, cn
daar Peter zich dapper verdedigde, begon
nen zij hem met hun stokken te slaan, zoodat
de arme jongen hel van pijn uitgilde.
Op dit oogenklik kwam Roosje aangesneld
en zij en BarVwicrpen zich midden in den
strijd om den armen jongen tc verdedigen.
Roosje's vader, die juist uit zijn bureau thuis
kwam, was niet weinig, verbaasd, zijn jongste
dochtertje geheel buiten adem zes of
acht jongens te zien aftkiiselen, zich niet be
kommerend, waar haar slagen neerkwamen.
En zij mocht nog van geluk spreken, dot haar
vader!er juist aankwam, want anders had dc
strijd wel eens heej slecht voor Roosje kun
nen afloopen, daar de jongens al met stccncn
gooiden naar Bari.
Snikkende liet Roosje zich in dc armen van
haar vader vallen cn deze beknorde de slech
te jongens, die het maar hét verstandigst von
den zich uit de voeten te maken. Uit dc verte
dreigden zij Peter echter nog met dc vuisten.
Peter werd hierop mee naar huis genomen,
waar den armen jongen eten en drinken werd
voorgezet. En daar het spoedig bleek, dat hij
een wees was, nam Roosje's vader hem in- zijn
dienst, liet duurde niet lang, of Peter had zich
in huis onmisbaar gemaakt.
Hij had wel geen aantrekkelijk uiterlijk,
maar een betere jonc'en was cr niet tc vin
den. Iedereen in huis hield van hem. Ilij
bleef Roosje steeds dankbaar en was altijd be
reid haar met het een of ander voort te hel
pen. Handig en vlug als hij was, werden hem
allerlei werkjes opgedragen. Nooit was hem
iets te veel, opgeruimd en als een goede geest
ging hij door huis. Ook hield Peter veel van
bloemen, maar nog meer van dieren.
Daar Roosje haar vriend Peter niet in de
keuken vond, liep zij naar dc plaats. Roosje
zag dadelijk, dat hij dc sneeuw had wegge
veegd en broodkruimels strooide. Om hem
been vloog een z.v.erm vogels, sommigen pik
ten de broodkruimels op* maar Roofje riep zóó
hard: „Peter!" dat allen verschrikt wegvlo
gen.
„Dat is niets," zei Peter, terwijl hij omkeek,
„zc komen vanzelf wel weer terug» Het zijn
de vogeltjes van jongejuffrouw Nina en ze
hij in dc keuken genoeg te eten k rijgt,unaar
zi gunnen hem daar niet veel. Hier Pluto. en
jij ook. Hector, eet brave jongens, nee, niet
zoo haastig cn ook niet zoo veel voor Bruno
en Azor moet er ook wat overblijven.
En zoo ging Peter al fluitende en vertellen
de voort, terwijl hij zijn brood onder de hon
gerige dieren verdeelde. Die smulden naar
hartelust cn grauwden zoo nu eu dan eens
even legen elkaar, maar dan kwam Peter drei
gend tnsschenbeide cn 'onmiddellijk was dc
orde hersteld. Tiet waren hongerige dieren,
wier lot te onaangenaam was on\ nog met
elkaar te vechten.
Roosje's hartje w;*s van medelijden ver
vuld. Dc witte Azor, die den blinde geleid had,
wekte vooral haar deernis op. Zij naderde
hem cn streelde zijn grootcn kop. Azor kwis
pelstaartte dankbaar cn 'ging plotseling op
zitten, zooals hij dat gewend was voor zijn
blinden meester tc doen.
Roosje huppelde vroolijk in het rond. Dat
was toch aardig van Azor! Ilij bleef maar op
zitten, want hij lustte nog weT wat brood
vertel eens, h00 kwam jc Cr toe, <|en bonded
knakworstjes te geven?"
„Die bob ik Kekocbt," antwoordde liet kind
nut een diepen zucht tusselicn twee slukke»
melk in.
.Maar hoe kwam jc aan het geld, Roosje?*
Nu brak het arme, kleine ding opnieuw in
'.tranen uit en snikkend bracht zij er uit:
j .Groot-vader - zei ik mocht -*
I iemand plci-zior doencn foen -♦
heeft Groot-vader me geld ge-ge*
[ven toen - dacht ik - cn toen I
ik naar den rtng.
f ik dacht
blinden
gen
cn toen
- gegaan e«
aan Azor - van «loui
man cn toen jen toen
En plotseling al haar verdriet vergeten^
zei Roosje met een vroolijk stemmetje, terwijl
zij nog tranen in de oogen had:
„Je had Pluto van meneer Lodewijks moe-
ten zien. Peter - ik geloof, die heelt wol-
drie knakworstjes gegeten on is er met de vier*
dc van door gegaan en - dat weet ik ze*
kei* Pluto van meneer Lodewijks heb ik ecat
groot plezier gedaan!"
korsten, doch Peters voorraad was nu uitge- Toen Nina weer beter was en Roosje's on ge*
put.
„Nu is het op," zei Peter. „Gaan jullie nu
maar naar huis. Morgen krijgen jullie weer
droog brood."
„Peter!" riep Roosje nu plotseling uit, „nu
Weet ik, hoe ik iemand plezier kan doen!"
Maar loen bedacht zij zich. ..liet is een geheim,
Peter," voegde zij er verontschuldigend aan
toe, „ik mag het hiemanu vertellen, niemand!
Maar nis je 't wist, zou je zeker blij zijn, Pe
ter."
Als de wind verdween zij in huis cn het
scheelde maar heel weinig, of zij liep tegen
den dokter aan, die voor Nina kwam.
„Mag ik naar Nina gaan?" vroeg ij hem.
„Nog een paar dagen geduld, kleintje, c-n
dan mag je bij jc zusje komen. Zij i* veel be-
ter."
hikkigc Kcrsiuitdeclina bekend werd, moest
rij nog menige plagerij hierover hooren. Dat
vond zij natuurlijk niets grettig.
„Voor (,en rijksdaalder knakworstjes!'* riep
Miiin uit, „maar Roosje, daaraan kun jo tnchf
zien, dat nog geen flauw begrip hebt vna
dc.waarde van het geld!"
En als dc dokter Roosje op straat of in hui*
tegen kwam, tikte hij haar in het voorbijgaani
op de wang en vtik lachend: I loc is lte&
Roosje, ga jc weer knakworstjes koopen?"
Roosje kwam 'dim beschaamd bij Nina en
liet zich maar al te graag door haar zusje
troosten.
(Wondt vervolgd.)' I
SC ar ris d-oom.
Maanden lang had Karei reeds naar een
fiets verlangd, 's Nachts droomde hij er van,
overdag waren zijn gedachten er steeds mee
bezig en telkens sprak hij over zijn lievelings-
wenscht.
Eindelijk brak de gelukkige, onvergetelijke
dag aan, waarop zjjn peettante hem op zijn
verjaardag een mooie, blinkende fiets vereer
de. Zijn vriendjes benijdden hem, toen hij er
voor het eerst op reed en dit was al gauw,
want hij had dc edele kunst reeds geleerd.
Als een pijl uit den boog reed hij over den
straatweg en hij ging het bosch in, dat reeds
donker begon tc. worden. Doch wat gaf hij
daarom! Steeds verder en verder reed hij, toen
hij plotseling een verdacht geluid achter zich
hoorde en vijf groote wolven zag, die met
de tong uit den hek achter hem aan renden.
Gelukkig was de weg geheel effen, maar
toch voelde Karei, dat hij liet niet lang zóó
zou kunnen volhouden. Na een poosje keek hij
Vastberaden stond Roosje even later op
straat. Zij wist nu, wal haar te doen stond.
Binnen twee minuten was zij bij den slager,
waar zij wel eens meer een boodschap alleen
tleed voor haar moeder. De baas zelf was er
niet. maar «Frans, de knecht, was achter in
(len winkel bezig.
-Roosje legde haar ,-ijksdaalder op de toon
bank cn vroeg, terwijl zij een kleur kreeg:
„Frans, wil je mij voor een rijksdaalder
knakworstjes geven?"
„Ilalia!" zei Frans, „wat is er vandaag bij
jullie te doen?"
„Och Frans, wat ben je dom!" antwoordde
Roosje, „'t Is morgen toch Kerstmis!"
„Ja zekérI En daarom eten jullie knakworst!
Nu, ik heb er niets op legen!"
En hij pakte een massa mooie, kleine worst
jes in een grooten zak en gaf dien Roosje voor
zichtig.in dc handen, want het was een heel
gewicht.
Een half uur later kwam Peter, die een
boodschap gedaan had, weer thuis. Reeds uit
dc verte hoorde hij ecu oorverdoovend hon
dengeblaf, daar tüssehen lachen, gillen cn joe
len entoen hij (Ijchter hij huis kwant,
zag Iiij een heelen mensehenoploop vóór dé
zijpoort Daar hij onraad vermoedde, snelde
hij er,-zoo vlug zijn korte been dit toeliet, been
en wat zag hij daar?
Roosje, die zonder muts (die had zij in haal'
opwinding verloren) door wel twintig groote
en kleine honden omringd was, welke haar
door blaffen, huilen en opspringen legen den
muur drukten. Roosje, met een vuurrood ge
zichtje. gedeeltelijk van plezier, maar ook ge
deeltelijk van angst, haar knakworstjes met
bevende handen onder de viervoeters verdee-
lend. En om deze groep heen liad zicli een
aantal straatjongens verzamelt, die door nog
luider tc joelen dan de honden blaften, dé
voorbijgangers deden stilstaan, welke hoofd
schuddend naar deze dicï'en voedering keken
en zich afvroegen, of men het kleine*meisje
niet te hulp moest komen.
Plotseling sprong een groote, magere hond
met beide voorpooten op Roosje en wierp haar
onderstbr ven.
Onmiddellijk verdween /ij tusselicn dc hou
den. Deze wierpen zich allen op haar om d«'
laatste knakworst uit lnar hand te bemach
tigen en vervolgens op don overwinnaar, die
ztch den buil had toegeëigend. Het geblaf
der vechtende honden werd een oorverdoo
vend lawaai, huilend vlogen de dieren. elkaar
JUL aan, in hun blinde woede spoedig de aaiifèi-
begrijpen niet, waarom zij boven vnor haar ding van hei gevecht vergetend. R.i.sjc la<A
Brseti aan St. Nnoiaas*
dooi T r u u s S a m o n s.
Lieve Sint Nicolaas.
Als je komt met Zwarte Piet,
Zeg, vergeet dan Dikkic niet.
Dfkkie krijgt "iot heel veel, weet ia.
Toe, stuur hem nu ook een beetje,
Knikkers, o wel zakken vol,
Ilad bij graag en ook een tol.
Of een wagen met een paard.
Zen een echte met een staart,
Of een groote dierentuin,
Of een beertje, donkerbruin.
Doe hot, lieve Sint Niklaas,
Als jc komt met Picierbaas.
Dikkic is zoo ziele (m'n vrindje
Is hij) Daarom vraag ik 't, Stntje,
En hij kan niet heel goed löopen.
Wilt u dus iets lieel moois koopeu?
Due u t maar. Dag Sinterklaas.
Wees gegroet mei Pieterbaas.
Anfwoord tmo Sint Nlcolanft.
Lieve Jongen.
Sint laat jou heel even weten.
Dal hij D i k niet zal vergeten,
Dat hij hem iels moois zal geven,
Waar je pret van zult beleven,
k Vind het flink, dat je me sehn»
Eu niet in een hoekje blijft.
Dat je eerlijk icis durft vragen
Eu niet van jcZelf gaat klagen.
'k Heb juist uit een brief vernomen,
Dat j" uit 't gasthuis bent gekomen,
Dat je ook niet flink kunt stappen.
Maai' niet uit de school wou klappen.
Daarom schrijf k jc gauw een woordje»
Je krijgt i mooi höl'logekoordje,
Dat jc 't lang nog dragen zult,
Wenscht j> sim en vcel geduld.
Dag mijn lieve, flinke baas
Wees gegroet door Sinter!:laas.
kca,, hoe druk luj t had. vooral daar zijn i weer eens om èn zag tot zijn ontsteltenis, dat
Vracht er niet bij was om hem tc helpen en hij 1 de afstand tusschen hem en de wolven veel
«nes, ook 't inpakken, alleen moest be-
fder»h.
>ÏAar St. Nicolaas had er veel plezier in,
jjant in zijr. hart had hij 't heel naar gevon-
jf«D «r van "t jaar persoonlijk niets aan te zul
len doen. Alleen was hij maar erg blij, dat er
tai geen tochten over te daken bij te maken
frr'areft. En dat is te begrijpen, vindt je niet?
Doo- de drukte vergat hij evenwel zijn hut
ik sluiten, zooals hij anders altijd deed en zoo
knn rijn kleine buurmeisje Nonnie vau
Si rates heette zé en zij woonde in Batavia
jénrtftkéHjk door <*en kier van de deur een
Vi{«ï« bii Imm nemen. *t Was werkelijk niet
kleiner was geworden. Wat moest hij doen?
Plotseling had hij een inval. Hij begon zoo
hard tc bellen als hij maar kon.
De uitwerking van dit geluid op de wolven
was al heel zonderling. Zij bleven onmiddel
lijk stilstaan en verdwenen druipstaartend
achter de hoornen.
Kort daarna schenen zij echter weer moed
te vatten, want Karei ontdekte ze weer ach
ter zich. Nu werd ook dc weg gevaarlijker.
Het pad, waarop hij reed, was wel goed, maar
't was heel smal en de geringste uitwijking
kon zijn rijwiel in de -sloot ernaast dnpa te
rechtkomen
raam niets meer krijgen. En nu komen dc vier
voetige bedelaars aan dc beurt."
„Peter," zei Roosje, „ik heb een geheim."
„Zoo! Ja, dat kan licht tegen Kerstmis,"' was
Peters opvatting. „Mijn honden zullen het ook
merken, dat het- vandaag een feestdag is."
„Geef je hun dan een Kerstboom?" vroeg
Roosje.
„Wat een domme vraaag!" antwoordde Pe
ter lachend, „nee, zc krijgen vandaag boter
op hun brood, dc boter, die ik de laatste da
gen voor hen uit mijn mond gespaard hel).
Wil je eens kijken? Je hoeft heusch niet bang
te zijn, omdat ik er bij hen."
Vroolijk stapte Roosje nu naast Peter voort.
Ilij haalde uil de schuur een zak met brood
korsten en een klein schoteltje met boter.
Daarmee liepen zij naar dc poort, die naar
het plantsoen voerde. Peter brak dc korsten
nu in stukken, smeerde er met een oud mes
boter op. legde zijn vinger tegen zijn mond
cn floot. Roosje klapte van plezier in haar
handjes.
„Kijk. daar komen zc al." riep Peter uit,
Bruno, dot is dc hond van den kruidenier,
die luistert aldjd het eerst naar mijn fluiten
oude Bruun, hier, eet! ja. 't is lekker
vandaag, zooiels krijg je niet eiken dag!"
Bruno blafte vroolijk als antwoord.
„Die witte daar," ging Peter voort, „hoort
in het armenhuis thuis. Azor heet hij. Vroe
ger leidde hij den blinden Kasper, maar sinds
die in het armenhuis is opgenomen, houdt
zijn hond hem daar gezelschap. Ik was er,
toen zij kwamen, zelf ook nog. Ja hè, Azor,
wij kennen elkaar al lang."
Peter floot opnieuw. „Waar blijven Pluto cn
Hector vandaag?" zei hij.
..Dat zijn de jachthonden van meneer Lo
dewijks!" riep Roosje uit, „die mag ik aaien,
ik ken ze heel goedl"
„Kijk eens, hoe mager Pluto wordt," ging
Peter voort. Meneer Lodewijks denkt, dat
echter hulpeloos onder de razende dieivn n
elke poging om overeind te komen, mislukte
haar.
Dit alles gebeurde zonder dat Peter het ver
hinderen kon, doch in het volgend oogenblik
was hij midden tusschen dc vechtende honden
gesprongen cn joeg hij zc met stokslagen uit
elkaar. Daarna raapte hij Roosje op en vroeg
met trillende stem, of zij zich ook bezeerd
had.
Arm Roosje! Zij zag er al heel beklagens
waardig uit: haar kleeren waren gescheurd,
haar handen bekrabd en haar gezichtje y.ot
vol modder. Bovendien schreide /ij hartver
scheurend, want zij schaamde zich voor al die
menschen.
Peter nam haar bij een hand en trok haar
mee het huis in.
„Kom maar eerst mee naar de keuken, dan
zal ik jc daar afwasschen," zei hij. ..en dan
kunnen we meteen ens zien, of jc je °0k er-
geus bezeerd hebt.'
„Ik wil naar Moeder, - naar Moeder wil
ik!" snikte Roosje.
„Maar Roosje,"' antwoordde Peter, „toch
niet zooals je er nu uitziet? Je moeder zou
leclijk schrikken! Laat ik eerst eens kijken, of
je jc ook bezeerd hebt. Hebben zc je gebe
ten?''
„ïk-w-weet-het-niet! snikte Roosje.
In de keuken was niemand, want Mina was
boven aan het werk. Op de kachel «tond een
ketel met lauw water. Hiermee waschte Peter
Roosje's gezicht en handen en hij overtuigde
zich, dat zij wonder boven wonder niet
door dc honden gebeten was. Roosje zat op
de keukentafel, liet haar beenen hengelen en
snikte nog altijd even bedroefd.
Nu haalde Peter uit de keukenkast het glos
melk, dat voor hem bestemd was en hield het
Roosje voor.
„Drink maar eens voor den schrik," zei hij,
•ik kan or vandaag wel buiten. Maar Roosi-*.
Gemeentel ij ke Arbeidsbeurs»
tevens districtsbems voor Inlercomm. Af»
beic'sbemiddeiirvg, Achter Dev.j'sbot No. 2.
Telefoon No. 374. Geopend alle werkdagen
van 8L12.L, van 2—3 en vun 67'. uur;
Zaterdags van 81 -•12 L uur.
Aanvragen van werkgevers op 11 Dcc. 1Q1Q..
Ie volwassenen: I behanger-stolïeerder,
2 dagmeisjes, 6 electriciens. 3 letterzetter*
1 loodgieter, 1 loopjongen, 1 machine-mon-
leur, 1 metaaldraaier, 11 metselaars, 5 meu
belmakers, 2 electro-monlcurs, 9 timmerlie*
den en 1 werkvrouw.
Aanbiedingen van werkzoekenden op 11
December 1919.
Ie volwassenen: 2 behanger-stoffeerder»
'1 boekbinder-liniéerder, 5 broodbakkers, jO
a.-ondwerkers, 4 kantoorbedienden (mann.),
2 id. (vrouw.), 1 kellner, 2 koetsiers, 2 krui
deniersbedienden, 4 loopknechts, 107 iosso
arbeiders, 2 machinebankwerkers, 1 machi-
nepoetser, 1 inpakster wasscherij, 1 machi
nist-stoker, 3 magazijnknechts, 1 meubelma-
ker-witwerker, 2 hulpmonteurs, 16 opperlie
den, 2 rijwielherstellers, 16 huisschilders, 6
schoenmakers, 1 sigarenmaker, 1 slager, F
reiziger, 1 schipper, 1 stoker, 4 straatmakers,
2 stukadoors, 1 suikerwerker, 1 tabakwerkerv
1 tuinman, 2 veldarbeiders, 4 voerlieden,
school-werkvrouwen, 1 winkelbediende,
werktuigkundig teekenaar, 1 werkster.
Voor aanvragen van werkkrachten doop
patroons, woonachtig buiten de gemeente»,
raadplege men de opgave op de stads-aan-
plakplaatsen.
Alle aanvragen en aanbiedingen te rich
ten tot de Arbeidsbeurs, Achter Davidshol
no. 2. Tel. Int. 374.