Geldersche OredletversenSging
IGero
Amersfoort on Omstreken.
LAÜ6ESRACHT Ho. 4. TMPHOOH Ho. 304
- Snortbenoodigdlieilsn -
AMERSFOQRTSCH DAGBLAD ,,DE EEMLANOER
TWEEDE BLAD.
N Toch jaagmrasa.
Gestort Kapitaal
Roservon
VerricM aSIe bankzaken.
10.000.000
4.400.000
BINNENLAND
'til ItehiNis CredietW
Fourneert Cheques
op Binnen- en Buik -rtd"
Heeft uitgebreid Giro-verkeer.
WILLEM GROENHUIZEN I
I
I
Z R ve r g
Alpaca i
FEUILLETON.
EVENWICHT,
I. OrooteiÉrst, Hsf 33
SPORTKLEgm
I •-
IGe Jaargang
No. 239
if Zatsrdag
3 April 1920c
D« medische Ciculteit van de universiteit
X wm sinds lang van meening, dat het
i)D3i**rtdt ziekenhuis in geen enkel opzicht
voldeed aan de eischen, die men aan
eene inrichting stelde. Zij had al bij
h'tmaling tot den betrokken minister het
-rtxxoek gericht een einde te maken aan den
noodtoestand. Er moest noodzakelijk een ge-
nieuw ziekenhuis komen.
De minister had dit ook ingezien en gege-
vpns gevraagd ter voorlichting van den
^bouwmeester, die het nieuwe ziekenhuis zou
bouwen.
Die gegevens kwamen al spoedig binnen.
Elk der professoren had zijne eischen gefor
muleerd. En het bleek al gauw, dat er een,
goirsldïg complex van groote gebouwen zou
moeten verrijzen; behalve een groot gebouw
met ziekenzalen, zouden pavilliocnen voor
zenuwpatiënten en barakken voor lijders aan
besmettelijke ziekten moeten worden ge
bouwd. Voorts een operatiehuis, administra
tiegebouwen, woningen voor het personeel....
het stond gelijk met den bouw van een klein
stadje. Met dit verschil, dat er in menig op
zicht verband bestond tusschen grootte en
inrichting der afzonderlijke gebouwen.
De minister wees een bouwmeester aan
een der groote mannen van het vak na
tuurlijk om het groote plan te ontwerpen.
Natuurlijk nam deze bouwmeester helpers
aan. Onder de architecten van naam vond
hij geschikte medewerkers. Ieder van hen
zou één der gebouwen ontwerpen en steeds
-on men voeling met elkaar houden, ten ein
de de noodige eenheid niet uit het oog te
verliezen.
%Maar wat gebeurt? Terwijl iedereen ver
vochtte, dat de bouwmeester op grond van
'e studie van hem zelf en van zijne mede-
v eis, een grootsch plan voor het groote
geheel zou indienen, kwam hij op een gege
ven oogenblik bij den minister en via dezen
bij de faculteit,met een plan voor het opera
tiehuis alleen.
Ondanks het verzet ook van de be-
lcwaamsten onder zijne medewerkers wist
'e bouwmeester zijn plan door te zetten.
Weldra was men met den bouw van het ope-
raftehuis begonnen.
Na eenigen tijd stierf de bouwmeester.
Wijl men liever zag, dat een administratief
chef over alle architecten werd aangesteld,
dan dat één der architecten tot bouwmees
ter werd benoemd, besloot men tot zulk eene
aanstelling. Deze administratieve chef, die
hoe men ook over de principieele vraag
of zulk eene benoeming juist was, denkt
in elk geval vrij was van persoonlijke voor
keur voor een of ander plan of onderdeel
van het plan, bestudeerde aller meeningen
grondig en kwam het tot voor 's lands kas
onaangename resultaat, dat de bouw van
het operatiehuis niet moest worden voortge
zet. Er waren n.I. inmiddels nieuwe ge
zichtspunten geopend omtrent den bouw van
ziekenhuizen, en in die door de faculteit ge
deelde inzichten, was er geen plaats voor
zulk een operatiehuis.
D? rrv" ?n zijne raadgevers waren ont
steld van de reeds besteedde gel
den a! worpen te beschouwen en van
meet aan met een beter plan te beginnen,
wilden zij per se, dat het operatie-huis zou
worden afgebouwd.
De adminstratieve chef die, het zij
erkend, ook in andere opzichten minder
geschikt was gebleken, kreeg zijn congé.
Men zocht naar een nieuwen bouwmeester.
Maar de band tusschen de dóór-werkende
architecten moest blijven bestaan en men
vond een handelsman bereid, tijdelijk de
functie van bouwmeester of administratie
ven chef waar te nemen.
Warempel beleefde men toen het ondenk
bare schouwspel, dat deze waarnemer op een
oeien dag bij den minister en zijne raad-
2vérs verscheen, met het voorstel, het ope
mBMtMSUBaaEmam*BgaaBm3 nsmcii
ARMHEiVl, Opgericht 1866,
ratiehuis af te bouwen. Er waren, zoo be
toogde hij, nu eenmaal enorme sommen aan
den bouw besteed. De afbouw zou wel is
waar nog eens zooveel geld kosten als al
was gebruikt, maar dan had men toch een
gebouw dat een gebouw was. Dan hoefde
men het halve gebouw niet af te breken. En
het operatiehuis zou dan toch wel voor iets
bruikbaar zijn. Als de muren eenmaal ston
den en het dak was er op, dan zou men nog
kunnen beslissen of men het al of niet in
wendig zou afwerken tot operatiehuis. Mis
schien zou men wel een ondernemend man
vinden, die er een zweminrichting of een
bioscoop in zou vestigen!
Men zou nu alweer verwachten, dat deze
bouwmeester-waarnemer door den minister
de deur zou worden uitgezet. Maar neen! In
plaats van hem voor half-öntoerekenbaar te
houden, onderschrijft de minister zijn oor
deel en zijn voorstel wordt aangenomen!
Dit verhaal is niet het geboekstaafde ge
beuren. Het is verzonnen. En menigeen van i
onze lezers zal geneigd zijn tot scherpe kri
tiek. Hij zag zeggen: „De eerste bouwmees
ter nog wel een der besten in zijn vak
zou wel een dwaas geweest moeten zijn, als
hij begon met den bouw van een operatie
huis, voordat het plan van den geheelen
bouw gereed was. De administratieve chef,
die hem verving, schijnt een verstandig man;
zijn plan tot stop-zetten van den bouw was
althans juist en het is ondenkbaar dat de
machthebbers toch tot doorzetten van den
bouw besloten. De handelsman, waarvan het
verhaal spreekt, is meer een hazard-speler
dan een koopman en wat den minister en
zijne raadgevers, die dezen hasardeur vol
gen, bezielt, is een raadsel
,,En dus", zoude hij ons toevoegen, „is uw
verhaal onlogisch en in strijd met de werke
lijkheid. Wat wilt u eigenlijk met uw ver
haal?"
De geachte lezer heeft „den bouwmees
ter" slechts te vervangen door „den minister
van marine", den „administratieven chef"
door den „burger-minister van marine", den
„handelsman" door „den minister van land
bouw, ad interim van marine"; „het groote
bouwplan van een ziekenhuis" door „een
plan tot reorganisatie van onze vloot", het
„operatiehuis" door „twee kruisers", „den
minister en zijne raadgevers" door „de
Tweede Kamer der Staten-Generaal" en hij
heeft het ztiiver historisch verhaal voor zich
van wat er in den laatsten tijd geschied is
met de „Java" en de „Sumatra".
Wjt in het burgerlijke leven onmogelijk
is, is in het militaire kamp niet alleen mo
gelijk, maar werkelijk geschied.
Minister Bijleveld wilde den bouw der
kruisers staken; hij werd vooral op andere
gronden weggezonden. Minister van IJs-
selsteyn, die van kruisers evenveel verstand
heeft als vanlandbouw, komt bij de
Tweede Kamer met het plan, die schepen
wèl af te werken. En in plaats van met een
algemeen hoongelach, wordt hij ontvangen
met applaus. De meerderheid van onze
Volksvertegenwoordiging besloot nog eens
18 millioen guldens weg te smijten, omdat
ze het met den minister jammer vond het
bij de reeds weggegooide 18 millioen te la
ten. Of de schepen in een eventueel ko
mend organisatieplan passen, doet er niet
toe. Ze zullen er wel in passen, hoopt de
dilettant-waterschutter en er is altijd nog
kans, dat eene of andere mogendheid lust
heeft om ze te koopen. Bij het groote gebrek
aan woningen zou men ze ook wel als tijde
lijke hotels kunnen inrichten! Een kansje op
verkoop is er dus wel. Maar als de schuiten
klaar zijn, over 3 jaar, dan zetelt er allicht
in het ministerie geen koopman meer van
de kracht van een van IJsselsteyn. Dat heeft
misschien de Tweede Kamer niet bedacht.
Wij zijn ontdaan over de gevallen beslis
sing. Slechts één lichtpunt was er. Onze vrij
zinnig-democratische Kamerfractie heeft aan
dit vermorsen van 's Lands gelden niet mee
gedaan.
Dit ae Hers
«'(«riandache pro pof uk! a
De anfnexionistische, anti-Nederlandsche
campagne, welke sedert maanden met ver
bluffende hardnekkigheid van Brussel uit
wordt gevoerd, heeft de laatste dagen haar
hoogtepunt bereikt aldus De T ij d. Het
Belgisch-Hollandsch economisch verdrag in
verband met de herziening der verdragen
van 1839, waarvan de onderteekening te
Parijs aanstaande is, en het Groot-Neder-
landsch Congres te Leuven hebben de anti-
Nederlandsche elementen in België tot uit
gangspunt genomen voor een propaganda-
veldtocht tegen Holland, die alleen door de
persactie tegen Duitschland in de geschie
denis van België wordt overtroffen.
Hel eigenaardig verschijnsel doet zich
voor, dat de annexionistcn door de bevol
king in 't algemeen worden genegeerd, munr
dat sommige en niet van de minst-aan
zienlijke politici zich door hun lawaai
laten overbluffen. Om deze tegenstrijdig
heid te begrijpen, moet men weten, dat dooi
de sterke centralisatie in België,.waar de
gekozenen des volks voor hun wetgevenden
arbeid zetelen in een stad met één millioen
inwoners, de wetgevende en uitvoerende
macht vööral onder don invloed der hoofd
stad staat en dat te Brussel met de opvat
ting der bevolking in de provincie zelden
-rekening wordt gehouden. Niet alleen t e,
maar ook door Brussel wordt over mooi
en slecht weer in de politiek beslist.
En de Brusselsche atmosfeer is Neder
land bepaald vijandig. Voor velen in ons
land lijkt dit misschien onbegrijpelijk, om
dat zij te vergeefs zoeken naar eene reden
voor deze onloochenbare vijandigheid. Toch
is het zoo eenvoudig. De Belgische politiek
is niet in de eerste plaats pro-Belgisch; de
bekommernissen der Belgische regeerings-
en parlementaire kringen gaan niet in de
eerste plaats naar de alzijdige onafhanke
lijkheid van Belgiël De Waolsche afgevaar
digde Troclet heeft onlangs in de Kamerzit
ting van 9 Maart, duidelijk weergegeven,
wat men te Brussel onder Belgische vader
landsliefde verstaat: .Ik bemin Frank
rijk" zeide Troclet, „en het is, omdat ik
Frankrijk bemin, dat ik wensch, dat België
blijve wat het is." Kort en bondig bedoelde
hij: „België's bestemming is, lot borstweer
te dienen voor FrankrijkNiet alle
Belgische parlementsleden durven het zóó
duidelijk zeggen; maar dat er in de Belgi
sche Kamer tegen zulke verklaring geen
krachtig protest opgaat en de Brusselsche
pers dit zonder commentaar, als iets, dat
van zelf spreekt, met genoegen weergeeft,
dit alles bewijst genoeg, hoe Troclet ook dc
ir.cening der lcider.de kringen in Bel;
weergeeft.
Uit deze opvatting van België's rol in de
Europoesche politiek vloeit al het overige
logisch voort: de wensch tot een militair en
economisch verbond met Frankrijk, zoo mo
gelijk met volledige uitsluiting van Enge
land; c!b pogingen, om België naar het
Noorden, Oosten enWesten „strategi
sche" grenzen te verschaffen, dc eerste ten
koste van Duitschland, de andere door an
nexatie van Ncderlandsch gebied; het
voortdurend gestook tegen Nederland, om
de openbare meening in België op voor
hand met een gebeurlijke machtsgreep legen
Nederland te verzoenen, een machtsgreep,
waartoe, naar de annexionistcn nog altijd
hopen, de troebele toestanden in Europa wel
eens de gelegenheid zullen bieden
De T ij d toont dan aan dat de z.g. eco
nomische eischen, die in België op den
voor; rond worden geschoven, in wezen a n-
n e x i^> n i s t s c h e eischen zijn doch
daarvoor durft men tegenover de anti-mili-
tc' 'stisch gezinde bevolking natuurlijk niet
uitkomen.
;?gandiqi:n van
cie „geketende stroome:t .en de onverloste
.s uit Net'- h-Lin.' ttrg", was
deze toegevendheid dc; Hollandsche regee
ring in de economische aangelegenheid een
erge tegenslag.
Nu moest de aap uit de mouw komen
Zij moesten nu wel erkennen, dat hun
economische eischen maar voorwendsels
waren, en hét er bij hen niet om ging, een
Sche!dc-Rijn-kanaal door Hollandsch-LIm-
burg te verkrijgen, maar om de annexatie
van deze provincie als een geschikt glacis
voor gebeurlijke militaire operaties tegen
Duitschland; dot het niet ging om de
verbetering van den benedenloop der Schel
de en vrije handelsvaart ook in oorlogs
tijd door de Schcldemonding, maar om
de heerschappij over den stroom op
Ncderlandsch gebied, om van Antwerpen
een oorlogshnvon te maken, vnn waar uit
altijd voor Frankrijk natuurlijkf tegen
Duitschland of tegen.Engeland zou
kunnen worden geopereerd.
Waarom ook niet tegen Engeland inder-
daod? Men denkc non Bnrthou's rede in dc
Frnnsche Kamer.
Deze Qansprakcn noemen de onnexio-
nisten „het lcvcnrecht von het souverein-gc»
worden België." En dit recht, het recht von
den eerstgeborene, zegt Fern. Neuray, wen-
schen zij niet „voor een schotel linzenpap,
onder den vorm von economische voordce
len, in de Hollandsche keuken bereid, aan
Nederland tc vorkoopen!" Vnndaar de storm
in België's hoofdstad tegen een verdrag, dat
ann België volgens de verklaring der an-
nexionisten zelf! hc-lnngrijke economische
voordeelen biedt.
De Belgische regeering, geneigd om
dat ze niet anders kan het verdrag met
Holland door te zetten, stond tegenover deze
actie zeer zwak.
„Zij zelf heeft het onnexionisme te lang
aangemoedigd, om er nu met krocht tegen
op te roeion Zij heeft geesten opgeroepen,
die ze nu niet zoo gemakkelijk weer baas
wordt. De Regeering, bewust van haar on
macht, durfde aan de commissie von buiten-
landsche zaken niet voorstellen, een bepaal
de uitspraak te doenzij vreesde, dat deze
uitspraak in de tegenwoordige omstandig
heden tegen de onderteekening zou zijn uit
gevallen. De Ministerraad heeft don maar
zelf beslist en, 'zooals men weet, voor on
derteekening doch dat schijnt naar men
weet niet zonder veel geharrewar in den
schoot van het kabinet te zijn gegaan. Om
de annexionisten eenigermate tegemoet te
komen, zal er bij de onderteekening, zooals
verluidde, een protest worden neergelegd,
waaruit dan zou moeten blijken, dat België
wel den schotel linzenpap wil verorberen,
maar dat het tevens zijn „onverjoarbore
levensrechten" de aanspraken der an
nexionisten voor een latere gelegenheid
wil behouden
Met deze platonische verklaring neemt,
naar de Belgische bladen berichten, het C.
P. N. geen genoegen. Het hoopt nog altijd,
dat de „gelegenheid" binnen afzienbaren
tijd komt, en daarom wil het tijd winnen.
De staatsgreep in Duitschland is wel mis
lukt, maar misschien zoo hopen zij
bieden de bolsjewistische woelingen in het
voor
Roergebied de gewcnschtc aanleiding voor
Frankrijk cn België, om in te grijpen n.
dot is zooveel dichter bij de Nederlnndschoi
grens dan Berlijn. Dc annexionislische cam
pagne duurt don ook voort. Zij is zelfs var^
scherpt. De annexionisten tclegrofceren nnnll
den Koning om, nn de onderteekening tof
Parijs, dc bekrachtiging uit te stellen. Met'
hetzelfde doel worden, hot is een openbaar!
geheim, dc Parlementsleden bewerkt, en het
is een veeg teeken, dot ministers als Ren-
kin en Dcstróe, staatsminister, ex-gezant to
s-Grnvenhage, H. Carton de Wiart cn do.
liberale condidaot-ministcr Albert DcvèzcJ
samen, mot den hooggcroemden Waal Tro-,
clct, met volle kracht in de nnnoxionislisclio'
zeilen blazen.
Zeker, voor een oorlog tegen ons land ia
de bevolking in België niet te vinden, do
Vluomscho vooral niet. Maar in ons lan$'
zou n\en goed doen, niet uit het oog tc ver*
liezen, dnt de Vlamingen hoezeer zij oolc
onze volle sympathie hebben cchtor, zoo
als het Congres te Leuven nog eens duide
lijk heeft aangetoond, in de Belgische poli*
tiek weinig of niets tc vertellen hebben;
dot men de bevolking in België nog altijd
warm kan maken, om, bij voorbeeld, zelf uit
Duitschlund het vee en de machines door
de Duitschcrs uit België weggenomen, ea
de schadevergoeding te gaan' halen dat d»
annexionistische bladen vooral in militairs'
kringen worden gelezen cn dal, bij een mili
tair uitstapje naar Duitschland, oen kleine
„vergissing" van een paar hoogcre officie-*
ren voldoende zou zijn, om een Belgisch*
legerdivisie „toevallig" in Hcllandvch-Lim-
burg te doen belanden.
Goddank, dat wij een Regeering bcz.itten»
welke tijdens dc heclc ontwikkeling der
episode Nedcrlond-België, welke achter ons
ligt, heeft getoond, op Knar „qui vivc" t®
zijn. Ga zoo voort, hel „Holland, let op a
saeck" toe te passen, ook in het belang vaa
de vredelievende elementen in België, dat
vroeg of laat de misgrepen, die sommigen ia
zijn naam willen begaan, zal -veroordcelc®
cn wreken."
B©jHeht©n
De Staatscourant van 1 April bevat o.tL
de volgende Koninklijke besluiten
benoemd tot burgemeester van StompwijK
en Veur W. J. H. J. M. Reijzer, met eervol
ontslag als burgemeester van Berchem;
op verzoek eervol ontslagen als burge
meester van Voorhout J. G. M. van Griet-
huijzen;
benoemd bij het Centraal Bureau voor dc
Statistiek tot referendaris mr. dr. J. C. Witv
teveen;
benoemd tot burgemeester van Dordrechl
mr. dr. J. Wijtema;
tot burgemeester van Nibbixwoud D. J. M,
van Gent;
tot burgemeester van Willemstad H. van
der Veen;
op verzoek eervol ontslagen J. Delsman.
adjunct-acrountant bij den dienst dér direct
te belastingen te Arnhem;
benoemd bij het departement van Oor
log, onderscheidenlijk tot hoofdcommies eni
tot adjunct-commies, de commies bij dat de-
parlement A. van Lonkhuijzen en de ambte<
naar, toegevoegd aan den kapitein-adjudant
van den Minister van Oorlog, met den rang
van klerk F. W. van Dalen;
tot klerk de schrijver op jaarloon bij het
departement van Oorlog P. J. C. van Dussel*
dorp en de tijdelijk ambtenaar bij meergc'
De liefkoozing is de pijnlijkste en de heer
lijkste van alle leugens.
JUWELIER AMERSFOORT i-l
Roman door
J. EIGENHUIS.
haar opeens een heimwee naar wat mooiers
en beters, dan dat neerhalende, geestdoodendc
werk van een zorgelijk hulshouëntje. Ze' had
behoefte aan poëzie! Dat had hij allang bij
zichzelf uitgemaakt. En hij had haar Jacques
Perk en Ilélène Swarth cadeau gedaan. En
er soms met zijn mooie rhetorische stem uit
voorgelezen.
Maar dat had haar juist zwaarmoediger ge
maakt.
Die gedichten ven tegenwoordig waren ook
al zoo tobberig en zwaar op de hand.
Haar tuin was een heele afleiding.
Het openkömen van een knopje, het uit
spruiten van een stekje kon haar zooveel ge
not geven, dat hij er verbaasd van stond.
En in 't voorjaar werd ze soms door een
zucht naar uitvliegen, ver weg, overvallen, als
de weiden zoo bloeiden, en het in do sloot
kanten zoo plaste van spartelende visschen.
Eens had hij haar verrast met een fiets, die hij
van extra lesgeld had bespaard.
En ze hield wel Van hem, en zou ook niet
buiten hem kunnen, maar dat onevenwichtige
was ondanks alles in haar gebleven.
Poëzie hielp niet, de tuin hielp niet, fietsen
hielp niet, afleiding hielp ook slechts tijdelijk.
Hij zou het maar beschouwen, als behoorend
bij zijn geluk, al die dagen, dat ze zoo met
dat zijn vrouw zoo uit haar evenwicht bracht?
Hij deed maar geen moeite, daarnaar veel
onderzoek te doen. Want altijd kwam het
weer op gefingeerde drukte of beslommerin
gen met naaiwerk, of op den rompslomp van
het groote huis neer, waaraan nu eenmaal
niets te veranderen was.
't Was vreemd.
Mien bestond eigenlijk uit ty/ee persoonlijk
heden: dc gulle, vroolijkc. hartelijke vrouw
vol toewijding en meegevoel voor haar hcele
omgeving, en nu en dan de tobbérige, zwart
gallige, kwnüjk-ncmende, verongelijkte», diep
ongelukkige vrouw, ontevreden met alles.
M O*-*"'". "X ""l C-Vs twvr
■Ais nij om tien uur terug kwam, zent de hui j alles ontevreden was. Hij kon haar toestand
wel over wezen. ITii leerde zich al in die ne- :'h dnn nfef nnriorc Inrm rtïiii uit
wezen. Iiij leerde zich al in die pe
riodieke aanvallen
schikken, en
genover te stel!
Kort nadat de kinderen naar beu waren,
kwam haar vriendin Cato Verir.aat, dc vrouw j
van den secretaris.
„Moe gezellig, dat je kómt," ontving Vk-n
haar met opgewektheid, terwijl ze bedrijvig
lief
zich dan niet anders verklaren, dan uit een j heen en vvefcr liep, óTft no; eventjes alles ge
invallen van zwaarmoedigheid j soort onvrede in haar. Iiij zelf kende dien zellig te schikken en een gin chocola klaarte
trachtte maar er veel geduld te- i toestand ook Wel, als hij op school b.v. onbil- 'maken, waar Cato zoo op cc-teld
tellen. Ze was toch zoo'n innig! lijk was geweest tegen zijn leerlinigen, of »:k Ben natuurlijk weer alleen. Overdag 'n
oed vrouwtje, gul en hartelijk voor thuis tegen zijn kinderen of vrouw onvriende-1 de kinder drukte en 's avonds alleen"
lijk of driftig. „Ja, en ik dan?" klaagt Cato mee ,,'k P»:m I
Maar hij kon dien toestand altijd beheer-1 er expres maar uitgeloop ,n. Mr 1 -r. r* j
schen en terugdringen, zonder dat hij er an»-1 verslelgoet! en stukkend- k M: r ik
deren onder liet lijden. Icon niet langer. M n rran was naar de so-
En wat mocht het in vredesnaam wezen,ciëteit, en ik dacht, ik ca cr ook un 'k Kan
iedereen, innevrend aj,s ze wou. Maar ze was
uu eenmaal niet als iedere andere vrouw. -Ze
was er mis-schien te begaafd voor. Ze kon
haar da gelijk sche saaie plichten doen met een
opwinding en een ambitie, en dan overviel
het dan niet langer uithouden, 'k Zou gaan
schreeuwen of'andere malle dingen doen..."
„Ja, en lezen gaat dan ook niet. Van een
roman word ik nog akeliger."
„Bah. 't Is tegenhvoordig allemaal misère en
getob in de romans. Daar behoef je ook geen
afleiding in te zoeken."
„Ik vind juist die zoele romannetjes zoo
innig laf. Als jong meisje heb je ook zulke
droomen gekend van een eeuwigdurend ge
luk, en alsof het huwelijk de deur voor het
paradijs vns. Ik vind er-n getrouwde vrouw
diep 'be 1:1 a gen s\va a r d ig.
Ze waren weer po dreef. Als zc dit onder
werp aanroerden, dan kwam er een vertrou
welijkheid tusschen haar beiden, waartoe zo
anders nooit geraakt zouden zijn".
Eigenlijk was Cato Cen oppervlakkige
ogoïst, dom en behaagziek, die haathuishou
den verwaarloosde; koel en harteloos tegen
haar man.
En dc onvoldaanheid, die Mien in zich
voelde, deed haar naar uiterlijfcen steun grij-
pen. Cato kon eerst beseffen, meende ze, wat
het was, dat haar 7,00 n» kuicholiek en ruste
loos m ';,c\ Jaap niet; die praatte altijd van
vermccif-hsid en rust nemen of xr.eer hulp.
Maar Cj 0 verkeerde in dezdfee omstandig
heden zij. Ze hadden allebei als jonge
reeis; - v| K all s heerlijks van lmt huwelijk
voorg." I-hl. En v;at bleek heet te geven? Dc
vrouw v/as een sloof, die zich kou afbeulen
voor man en kindertjes, en nacht noch <lag
•rust ha met mav?n cn verstellen en voor den
pot -zorgen en rekenen, hoe rond te komen.
En tijd voor wat beters cn mooiers had ze
nooit.
„O, ik vind het huwelijk verschrikkelijk,"
bekend. en. ,,'k Kan van die dagen, heb
ben, dat ik all.i '-au me zu willen afschoD-
bcn^ dat ik alles van me zou willen afschojw
eind aan tc maken. Wat is toch ons leven?!
Tijd voor ontwikkeling, voor muziek, voor
•geestelijk samenleven met onzen man is eU
niet. 't Is altijd maar die vreoselijkc lredmo-<
len van kousen mazen, kindertjes oppassen»
eten koken, verstellen cn pingelen, pingen
len om geen cent te veel uit tc geven."
Haar pogen schitterden van overspanning
en Opwinding. j
..Een man heeft ten minste alle dag afwis
seling," viel Cato in. „Zc spreken elk oogen^
blik iemand anders, zc loopen uit dc misèrd
thuis vandaan, ze gaan naar dc sociëteit"
Er kwam tocli in Mien iets op tegen die
redenecring: een heel stil besef, dat haar man
toch ook een groote mate van*geestkracht
r.oodig had, om opgewekt tc blijven bij zoo'a
afbeulend leven van lesgeven en dan nog be*j
bromd en verveeld te worden door zija
vrouw. Tiaar man had me ook ecn leventje»'
en dat maakte de zaak nog ellendiger. liet
hecle mcnschenhcstaan was cen triestig gH
wurm. Wat was een mensch toch een geduldig
zwoegbee t, om dat allemaal te verduren!
„Nee, naar dc sociëteit gaat mijn man niet'
Als die niet thuis is, dan is de stakkerd aan
liet les geven. Of een enkel avondje naar „Je
richo". Nou, dat is dan ook z'n ecnig ver
maak..."
„Kom, de mannen hebben het zoo kwaad
niet. Die leven ten minste. Elke dag is weel.
nieuw voor hen. En wij zitten ecuwig met zie
ke of zeurige of dwingende kindertjes, mef
een brutale meid, om je humeur verder tc bejj
proeven..."
(Wordt vervolgd).