AMERSFOORTSCH DAGBLAD „de eemlander"
Qoop de Dea§d-
Eigengemaakte KiaMleeding.
SVSagaz.
BINNENLAND
DERDEBLAD.
Be Oom".
18e Jaargang
No. 25E
cattraag
24 April 1920.
Een veelbewogen Zomer.
F. BONE, -vrij naverteld -door C H.
HOOFDSTUK IV.
L i c s j e's 'Aankoms t.
«ïntusschen was Netty dp dag erg iang ge
tallen. Fred was naar school gegaan en zij
woelde zich heel eenzaam, terwijl zij op het
Xh'ek van boer Smit zat te zwaaien en hem na-
fikeek.
Na een poosje ging zij naar liuis terug om
jjjCiesjes bed te helpen opmaken en wat bloe-
rmen in de leerkamer neer te zetten.
's Middags kwam een telegrambesteller op
.Zijn 1 iets den tuin der pastorie binnen, waar
Moeder en Netty bezig waren bloemen te
plukken. Mevrouw Wartena schrikte wel wat,
toen zij het telegram openmaakte en Netty
f.{hield de oogen op haar moeder gevestigd.
fGDezc las hardop:
,.1> ame op het laatste oogen-
Slik trein gemis t."
1 Dan komt Liesje nog nietl'riep Netty uit
op een toon. waaruit men niet kon opmaken,
'Of zij cr blij om was of dat het haar speet-
■L „Waarschijnlijk niet," zei mevrouw "Warte
na, terwijl zii het telegram aan haar man
'bracht. „Misschien komt ze morgen. Wc moe
ten maar afwachten, wat er gebeurt."
Doelt er gebeurde niets en geen ponywagen-
He word naar h*»t station gezonden. Het
Jwam hij niemand op, dat Liesje de Geer al-
j'lecn op reis was en dat Juf, die nog nooit in
(haar leven een telegram verzonden had, erg
ijbang was, dat zij te veel woorden zou ge-
bruiken.-Dit was de reden, dat de kleine rei
zigster in Voormeld niet van heet station ge
haald werd en zij Piet- haar schildpad en haar
.•parasol in de armen alleen in donker naar de
pastorie van Boswijk liep. Zij schrikt? van
^gen konijntje, dat nog juist den weg wilde
oversteken.
Op een mijlpaal rustte zii even uit, want j
•tie wandeling viel vooral met de zware
schildpad niet mee. Plotseling biggelde er
ter. traan langs haar wang.
„O, ik wou, dat juffrouw Roos hier was, of
■dat iemand mij was komen halen- Ik wou, dat
ïk hier nooit gekomen was! O Paps!" en de
'tranen stroomden nu over Liesje's wangen.
Plotseling hoorde zij paardengetrappel en
ii?t knarsen van wielen achter zich en ver-
^ch ^n twee rijtuig!an 1 aarns den weg. Een
f.'io^-cart naderde en er zat een lange heer
r.V
•VNWtegenstaande het donker was en hel
regende en Dolly, het paardje, den stal rook,
jihcordc de heer Liesje snikken en hield hij
in. Hij zag het kleine figuurtje in den mane
schijn en glimlachte.
„Hallo!" riep hij. „Is het een dwerg of een
menschenkind, dat daar zoo nat wordt?"
,,Ik ben het, Liesje de Geer!" antwoordde dc
•jeugdige reizigster, terwijl zij*haar tranen
droogde.-,,Ik reisde bij ongeluk alleen in den
trein en nu loop ik alleen naar de pastorie
van Boswijk. O, ik wou, dat ik hier nooit ge
komen was."
„Och, och, wat 'n ongelukken bij elkaar",
izci een vroolijke stem. ,,'t Lijkt wel wat uit
'jeen hoek. Maar we moeten denzclfden kant
lilt Wil je soms meerijden? Klim er dan
maar in."
„Graag!antwoordde Liesje en zij stond al op
.liet wiel. Het duurde niet lang, of zij zat naast
haar vriendelijken ridder, zooals zij hem in
stilte noemde en vertelde hem haar avonturen.
Zij begon met den antiquiteitcnwinkel en
[Eindigde met juffrouw Roos en hoewel hij
jheel goed luisterde, verwonderde het haar,
dat hij zoo weinig zei. Ze keek hem eens van
ïer zijde aan.
„Hij kijkt precies als Vader deed, toen ik
afscheid van hem nam," dacht Liesje en ge-
'durende* ecnigc minuten zat zij zwijgend naast
(hem.
r' „Ik vind u net een ridder uit een verhaal,"
■JBègon ze eindelijk weer en even later ging
zij Iieel ongelukkig* kijkend voort-:
„Ik ga naar dc pastorie om een jongedamp
ïe worden. Is dat niet vreeselijk?"
De „ridder" lachte plotseling hartelijk, ter-
(vvijd Dolly een hoek omsloeg en eenige huizer
zichtbaar werden.
,,'t Zal wel meevallen," antwoordde hij.
„Maar hier zijn we aan de pastorie. Is het
peen aardig huis? En je lieht al een vriend
jgevonden."
„.Ta, en een vriendin: juffrouw Roos!" zei
Liesje.
„Natuurlijk! Kun je cr uit komen? Wee?
voorzichtig, want ik ben bang, dat Dolly niet
lang blijft stilstaan en ik' kan je niet helpen,
omdat ik helaas niet kan loopen zon-
jdcr dit
- Hij wees op zijn kruk, die naast hem stond.
..O!" was alles wat Liesje zei en ze kreeg
.tranen in haar donkere kijkers. In het vol
gend oogenblik "stond zij op den bcganen
grond en draafde Dolly al weer verder.
Mevrouw Wartena had een rijtuig en een
(meisjesstem gehoord. Plotseling schrikte zij
ibij het denkbeeld, dat het arme kind alleen
[gekomen zou zijn en snelde zij naar de voor
deur. En werkelijk, daar stond Liesje de Geer,
Jnat. moe en slaperig vóór haar!
-.Daar ben ik!" zei ze. „En ik ben zoo moe!"
jvjLieve kind!" was alles wat mevrouv War-
ftena zei, terwijl zij het meisje in haar armen
«sloot. Liesje begon te schreien. Zij wist zelve
Biet waarom, maar ik geloof, dat het uit dank
baarheid was, dat zij eindelijk het doel van
maar reis bereikt had en zoo hartelijk ontvan-
Jgen werd.
r „Arme, kleine meid!" zei mevrouw Wartena
zat uit te rusten, kwam een ridder in zijn
rijtuigje mij achterop en mocht ik instappen."
„Efcn bidder!?" herhaalde mevrouw War
tena, terwijl zij Lfesje's nfrtte schoenen uit
trok en haar Netty's pantoffeltjes gaf, en Jans
haar een paar boterhammen en warme melk
bracht.
„Jav'r zei ze, ,,'t is bepaald een ridder 1" En
zij liet zich alles best smaken. Ze was echter
heel moe en slaperig en blij, dat zij uitge
kleed en in een ledikant gelegd werd tegen
over dat van Netty.
Toen Netty den volgenden morgen wakker
werd, was zij heel verbaasd op het kussen, dat
daar zoo glad en blank lag, toen zij den vorigen
avond naar bed ging, een donker krulkopje
te zien. Plotseling werden twee groote, brui
ne oogen opgeslagen, die baai* vragend aan
staarden.
Liesje ging overeind zitten en vroeg lachend:
„Ben jij Netty?" En toen, recht op haar
doel afgaand: .,En ben je altijd a 11 ij d een
jongedame?"
„O hemeltje, nee! Moeder zegt, dat ik een
echt? robbedoes ben!" riep Nettv, nu ook
lachend, uit, terwijl zii uit haar bed sprong en
het gevoel, dat zij Liesje liever niet in de
pastorie wilde hebben, heelemaal verdwenen
was. Toen zij al de avonturen van haar nieuw
kameraadje gehoord had, vond zij het een
„eenig leuk kind."
En vóór het middag was, scheen het Liesje,
alsof zij al veel langer dan pas sinds gister
avond in de pastorie was. Toen Fred uit
school kwam, was zij ook met hem spoedig
goede maatjes. Ilij vond, linar „een kranige
meid,'' toen hij alles hoorde.
Het was Zaterdag en dien middag werden
alle lievelingsplekjes hazQch.-. Daar het mooi,
warm weer was, werd er in den tuin thee
gedronken, waar Max ook al rond waggelde,
alsnf Iiij dit jarenlang gedaan had.
Ilallo!" riep plotseling een jongensstem.
Hallo!" antwoordde Fred, die weinig op
zijn gemak scheen, naderbij kwam en begon
te lachen.
„Drink jij als een zoet jongetje thee met je
zusjes?" vroeg Jan de Lange nu, dit in een
donkei huis aan de markt in Voomveld woon
de en drie bijna volwassen zusters had, die
zicb weinig met hem bemoeiden.
„Wat zou dat?" vroeg Fred, min of meer
uitdagend. Netty voelde, dat zii kleur
kreeg.'Dit zou het begin zijn ynn hetgeen zij
gevreesd had: Fred's vrienden, die op haar
neerkeken.
„Dat zon. dat ik het Maandag aan alle jon
gens vertellen zal. Kom Fred, wees niet ioo
vervelend en ga mee visschen in Óen vijver. Je
vader hoeft het niet te weten en we kunnen
een leuken middag hebben. I k zou er voor
bedanken, zoo aan de rokken van mijn moesje
te hangen, hoor! Hahal "Wat zullen de jon
gens Maandag lachen!"
Fred's bloed kookte.
„Jc zult het wel laten, want je mag daar
niet visschen," riep hij uit, terwijl hij over
de bloemperken heen sprong en zijn school
kameraad arTiternozat met een gezicht, vuur
rood van woede en van nog iets anders,
waarover hij zich diep in zijn hart schaam'
dc.
„Laten we meedoen, Netty!" riep Liesje
uit. „Kom!" En zij rende achter Fred aan en
had zich weldra tusschen de vechtende jon
gens in de dorpsstraat geworpen, natuurlijk
de partij van Fred opnemend.
Dominee Wartena, die juist van Sixma
State naar huis wandelde, zag zijn pleegkind
en zijn zoon met een vreemden jongen vech'
ten. onder het uiten van allerlei kreten.
Netty stond er met een doodsbleek gezichtje
bij en dc menigte nieuwsgierige jongens, die
het tooneeltje gadesloegen, groeide elk oogen-
blik aan.
Plotseling voelde Liesje een hand op haar
schouder. Zij werd opgetild en stond in het
volgend oogenblik naast Nettv.
„Je moet maar liever niet met schooljon
gens vechten, Liesje," zei dominee Wartena
nu.
Het meisje riep verschrikt uit:
„Dat is waar ook! Ik vergat heelemaal, dat
ik een jongedame moet worden en er van
daag mee beginnen moest!"
Mevrouw Wartena, die het leven vanuit de
verte gehoord had, kwam er nu ook aan. Zij
wist, dat or sommige dingen in da school
jongenswereld zijn, die alleen uilgevochten
kunnen worden. Zij bemoeide zich er dus niet
mee en streek alleen Liesje's krullen glad.
'„Als we het jongedame-worden nog eens een
tijdje uitstelden," zei zij, „en Netty en jij pro-
beeren tot goede, eerlijke vrouwen op te
groeien. Ik geloof, dat dat nog beter is."
„Is dat nóg beter?" vroeg Liesje, terwijl zij
haar eerlijke, bruine kijkers opsloeg.
„Zeker, lieve kind," antwoordde mevrouw
Wartena, terwijl zij een kus drukte op het
verhitte gezichtje. Daarna wendde zij zich tot
haar zoon, die het „uitgevochten" had en een
(likken neus had opgcloopén, iels dal stellig
den volgenden Maandag de bewondering van
zijn klasgenooten zou opwekken.
„Ik heb hem er van langs gegeven," zei hij
trotsch. „Jan de Lange is een lafaard, maar
jij, Liesje, je bent een kraan hoor! 't Is jam
mer, dat je geen jongen bent"
Liesje kreeg een kleur van plezier bij dezen
lof, hoewel Fred's moeder het hoofd schudde,
haar arm door dien van haar grooten zoon
stak en hem ter zijde nam.
„Jullie jongens moeten soms eens vechten,"
zei zij. „Maar je zult nooit aan den verkeer
den kant vechten, is het wel, Fred?"
„Met lafaards moet ik afrekenen,'- ant
woordde Fred onomwonden.
„Ik vond, dat hij er nogal zielig uitzag," zei
mevrouw Wartena nu. „Heb je me niet ver
teld, dat hij geen moeder meer heeft? Hoe
zou je het vinden, als je hem voor den volgen
den Zaterdag eens vroeg en wij hem een pret-
j tigen middag bezorgden?"
„O nee. Moeder! Waarom? Weet u, wat hij
Varkensmarkt
- Amersfoort.
Speciale «Irteellna
terwijl hij zijn moeder eens stevig pakte. Doch
Netty ging dien avond naar bed met een on-
vriendclijken trek op haar gezichtje. Nog
nooit had Fred haar „een lcr a an" genoemd
en zij was toch altijd zijn trouwe speelkame
raad geweest!
(Wordt vervolgd.)
Het doorzichtige Huisfe.
Een Sprookje.
Vele eeuwen geleden leefde ergens in Zwit
serland een houtsnijder, die heel arm was,
zóó arm, dat hij in een hutje woonde, zóó
klein, dat daarin maar alleen plaats was
voor hem en zijn vrouw. Nu l^ig dit hutje vlak
bij een groot woud, en in dit woud woonden
booze kabouters, die er altijd op uit gingen
om de menschen te plagen. Nu, daarvan kon
den dc houtsnijder en zijn vrouw heel wat
vertellen 1 't Waren de kabouters, die de
vensters van 't hutje braken, die in den schoor
steen kropen, zoodat het vuur niet wilde
branden en die het hout nat maakten, waar
mee gestookt moest worden. Kortom, alles
wat ondeugend was, deden de boozc kabou
ters. Maar vaak>gebeurde het ook, dat dc ka
bouters beschuldigd werden van dingen, die
zij niet gedaan hadden. Want als de vrouw
van den houtsnijder, ,]ic slordig en lui was/
in geen week den grond had geveegd, dan ver
telde zij haar man, dat zij alles keurig netjes
had schoongemaakt, maar dat de kabouters
waren gekomen en alles weer vuil hadden ge
maakt.
Ju- „En bon je heel alleen van Voornveld j gezegd heeft? Dat ik aan de rokken van mijn
(komen loopen? Ik heb den geheclen dag een
wee de telegram verwacht. Kom binnen, lieve
|fcin<d. En wat ben je nat! Hoe heb je het ge-
iVonden?"
l^-.ïk heb den weg gevraagd en eerst een eind
^eloopen," antwoordde Liesje. ..Toen ik" wat
moesje hing!"
Zijn moeder lachte.
„Maar, beste jongen," zei ze, „daar schaam
je je toch niet voor?"
Natuurlijk niet, Moeder
Fred was weer heelemaal in zijn humeur,
En als Hans, zoo heette dc houtsnijder, zijn
werk naar de stad had gebracht en maar met
de helft van het ontvangen geld thuis kwam,
dan. maakte hij zijn vrouw wijs, dat la»t de
kabouters waren geweest, die hem de andere
helft hadden onfftolen. En dat nog wel, ter
wijl hij dit zelf had besteed aan brandewijn.
't Was op zekeren dag, toen de vrouw weer
iets kwaads van de kabouters vertelde, dat
juist de kabouterkoning op den schoorsteen
van liet hutje zat. Ilij hoorde hot gesprok en
werd loen zóó boos, dat hij van den schoor
steen kroop, het bosch inliep en daar aan dc
andere kabouters vertelde, hoe die vrouw
kon jokken. „Zij moet natuurlijk daarvoor
streng gestraft worden," zei hij. „Welke
straf zullen wij haar geven?'-
„Laten wii haar voeten met klimopranken
vastbinden, dan kan zij niet loopen," begon
een jong kaboutertje.
„Neen, we moeten de mieren vragen hef
hutje binnen te kruipen en haar te steken,"
sprak een andere.
„Zouden we niet liever de muizen vragen
om ons te helpen?" vroeg een derde. „Die
kunnen hot hout, waarvan de houtsnijder zijn
mooie doosjes snijdt, kapot knagen."
,,'t Was dunkt me beter om de wespen te
vragen hen te steken!" riep no. 4.
..En ik zal, als het winter wordt, in hun
schoorsteen kruipen, zoodat ze niet kunnen
stoken," bromde een nijdig, dik kaboutertje.
„Dat zijn allemaal oude plagerijen," sprak
de kabouterkoning. „Neen, we moeten een
nieuwe straf bedenken, vooral voor de slor
dige vrouw, die te lui is, om haar hutje schoon
te houden. En 't moet een vreesclijkc straf
worden... Kom, wie weet zulk een straf? Ilij,
die iets heel ergs kan bedenken, mag voortaan
altijd en bij al onze maaltijden aan mijn rech
terhand zitten...'»
Nu, zoo iets werd bij de kabouters als een
groote eer beschouwd. Daarom gingen dan
ook dadelijk alic kabouters met dc hand on
der liet hoofd zitten denken. En toen ze wel
een kwartier zoo hadden gedacht en gezeten,
stak de allerkleinste der kabouters zijn vin
gertje op en riep met een fijn stemmetje: „Ik
weet wat!"
Alle kabouters begonnen te lachen, toen bet
kleine kereltje dat riep. „Hij, hoe zou hij iets
weten," giebelden zij. „Hii, de kleinste van
alle kabouters! Hij, Krielde!"
Maar de koning der kabouters lachte niet;
die begon op zachten, doch ernstigen toon:
..Als jij wat weet, zeg het dan gerust Kriel
tje."
Maar Krieltje, die het lachen der anderen
had gezien, was zóó verlegen geworden, dat
hij den koning niet durfde antwoorden. AL
leen toen deze hem aanmoedigde met de woor
den: „Vooruit, Krieltje, voor den dag en meel"
toen begon het kereltje met een verlegen
stemmetje: „Majesteit, ik had gedacht, als u
die stoute menschen eens een nieuw huisje
gaf, een huisje heelemaal 'van glas. En als
dat huisje er dan staat, dan breken wij het
hutje heelemaal af, zoodat zij in het nieuwe
huisje mojeten wonen. En als zij daar hu
goed en wel in zijn, don verlaten wij voor een
poosje deze streek, zoodat de slordige vrouw
niet meer kan zeggen, dat wij het zijn. die het
huisje vuil maken..."
„O Krieltje, wat hen jij knap!" riep de ka
bouterkoning. „Jij zit voortaan aan tafel aan
mijn rechter hand, hoor!"
„Wat is Krieltje knap F' riepen nu ook de
andere kabouters.
„Nu moet je ook nog wat anders bedenken,
Krieltje,'- sprak de kabouterkoning. „Bedenk
nu eens, hoe we het moeten aanleggen, om
den houtsnijder liet nieuwe huisje te geven,
zoodat hij er niets kwaads van denkt."
„U moet hem een mooie doos bestellen,
majesteit," begon Krieltje weer; „een doos met
kunstig uitgesneden figuren versierd, eiv als
die gereed is, zegt u tot den houtsnijder: „Nu
mag je, als bclooning voor de moeite, een
wensch doen!" Natuurlijk wenscht hij dan
een nieuw huisje en..."
„Wel, wat ben jij slim, Krieltje," sprak de
koning weer.
En ook de andere kabouters riepen: „Wat
is Krieltje slim!"
Nu, 't gebeurde werkelijk gelijk Krieltje
had voorspeld. Want toen de doos, <lie de
kabouterkoning den houtsnijder had besteld,
af was, vroeg de houtsnijder als bclooning oen
nieuw huisje 1 „Groot behoeft het niet te zijn,"
sprak hij, „als liet maar een aardig, vroolijk
huisje is, met heel veel vensters, opdat ik ook
op donkere dagen kan houtsnijden."
Toen de man dit zeide, lachte de kabou
terkoning in zijn vuistje, en hij sprak: „Het
zal geschieden naar je wensch, Hans. En ik
hoop, dat het je verder goed mag gaan, want
morgen vóór zonsopgang verhuis ik met mijn
volkje naar een andere streek. Je zult dus niet
meer door ons geplaagd worden, hoor Hans!"
Lachend ging de koning heen, maar dc hout
snijder lachte niet. Wel was hij heel blij een
nieuw huisje te krijgen, maar hij dacht cr met
schrik aan, hoe het nu zou gaan, als hij weer
naar de stad moest om zijn werk te verkoo-
pcn. Nu de kabouters heen gingen, kon hij niet
aan zijn vrouw vertellen, dat zij hem de
helft van zijn geld hadden afgenomen! „Weef
jc wat," dacht hij, „ik vertel cl* niets van, dat
de kabouters heengaan."
't Was een prachtige morgen, toen de vrouw
van den houtsnijder den volgenden dag ont
waakte. Ze keek juist de zon in het gouden
gezicht, die ondeugende zon, die zoo nieuws
gierig naar binnen gluurde. „I-Iè, wat is dat
nu?" riep ze verschrikt. „Slaap ik nog? Is het
misschien een droom?" Ze ging rechtop in bed
zitten, wreef zich de oogen uit en keek ver
baasd om zich heen, niet begrijpende wat er
dien nacht gebeurd was. Ze bad cr niets van
bemerkt, dat dc kabouters haar en haar man
heel stilletjes hadden overgebracht, met al
het huisraad uit de oude hut, naar het nieu
we huisje, een snoeperig huisje, maar geheel
doorzichtig, alsof het van glas was. En even
slordig als het eens in de hut was. was het
nu ook in het huisje, 't Ergste was, dat ieder
een nu kon zien, hoe vuil alles er uitzag. Dit
begreep ook dc vrouw, en zij schaamde zich
zóó. dat zij heel diep onder dc dekens kroop.
Daar kwam dc houtsnijder het huisje bin
nen cn ook hij schaamde zich. „O, sta toch
op, vrouw!'* riep hij. „Straks zullen er men
schen voorbijkomen en ze zullen zien, hoo
vuil het hier is.'-
„Ach!, ik durf nietl" riep de vrouw, „mijrt
nachtpon is vol gaten en zwart als roet! O,
hang toch eerst een paar lakens voor do
vensters!" Maar dat gaf alles niets, want oolfi
de muren en het dak waren doorzichtig. „Ach#
vraag dan toch aan de kabouters, of zij ons
willen helpen 1" smeekte dc vrouw.
„Die zijn juist van nacht heengegaan," spral(
de houtsnijder. Zonder cr bij to denkon wa
ren deze woorden hem ontglipt, maar dndclijtë
had hij er spijt van. Toen dc vrouw dit hoon
begon zijn heel hard te huilen. Nu zou
zij niemand meer kunnen beschuldigen het
huisje te hebben vuil gemaakt. En juist nul
Iedereen kon nu immers zien, hoe alles e*
uitzag! Ach. wat moest ze toch beginnen?,
Ze keek weer rond! Wat was alles toch vuflf
Geroest was do kachel! Vuil waren dc bor
den, de kopjes en de pannen, vuil waren dol
stoelen en vuil wns de tafel! En toen ze naar,
boven keek. zag ze een paar straatjongens op'
het dak, die lachend wezen op al dien vullen
rommel. Nu begon de vrouw zich heel erg to
schamen, zóó, dat zij vlug uit bed sprong, baar
jak en rok aantrok cn naar buiten liep.
En even later kwam ze terug met bezems,
dweilen en emmers vol water cn ze begon tö
wnssehen en fe. plassen en tc schrobben en te
schuren, dat het stof cn het water Hans do
deur uitjoegen. En toen hij tegen bet middag
uur thuis kwam, was alles zóó schoon in hef
huisje, als het maar kon. En schoon bleef het
Voortaan 1
„Nu mag iedereen zien, hoe liet cr bij onS
uitziet," sprak dc vrouw tot IInns, toen hij op
zekeren dag, nadat hij zijn werk naar do
stad had gebracht, thuiskwam. „Nu zijn et
geen kabouters meer, die alles vuil maken 's
„Neen," zei Ilans lachend, dat er geert
kabouters meer in de buurt zijn, dat merkte
ik vandaag ook. Kijk eens, vrouw, ik breng at
liet geld thuis, dat ik voor mijn werk ki^eg..."
De vrouw keek toen Hans aan en lachte,
cn Ilans keek zijn vrouw aan en lachte ook,
want beiden dachten aan dc kabouters, die
hen. haddon genezen van hun ondeugden.
De houtsnijder en zijn vrouw bleven nu in
het doorzichtige huisje wonen, totdat zij
stierven. En op dien dag sprong het huisjo
in scherven en bleef er niets meer van over
dan... dc herinnering!
Tnnto JoK.
In Speelgoedsland.
Klein Lockie wou naar Speelgoedsland;
het was een heelc reis
den weg wees haar dc Speelgoedsman
met haar en baard zoo grijs.
Ilii gaf haar ook een hoekje mee,
daar stond van alles in,
wat kleine Loekie weten moest
was dót geen goed begin?
Op 't plaatje zie ie kleine Loek
met 't hoekje in de hand;
ze kijkt haar oogeii uit het hoofd
is dit nu Speelgoedsland?
Iloe groot lijkt Loek', hoe klein is 't hier
toch alles wat ze ziet;
de huisjes, tuintjes, zelfs dc kerk
hoe zinken ze in 't niet!
De kleine Speelgoedskindertjcs,
met wie ze praten wil,
zijn bang voor 't groote menschenkind.
en kruipen weg, heel stil.
Loeks voeten zijn hier veel fe groot;
ze trapt van alles plat,
vernielt bij 't loopen zonder schuld
de halve Speclgoedsstad.
O Loekie, neen, keer gauw Terug,
vraag 't boekje maar om raad,
dan vindt jc weer den weg naar huis
je ziet dat 't zóó niet gaaf.
Om naar te kijken is 't hier leuk"
als j' an-ders niets begint
in Speelgoedsland past Speclgoedsjeugd
en niet een menschcnkind!
Hermanns
Het brand w eercongres te
Arnhem. Omtrent het in het begin van
Juni a-s. te Arnhem door de Nederlands-ohe
Bramdweervereeniging te houden congres
met tentoonstelling vernemen wij het vol
gende:
Voor 'het conigres hebben zich reeds ver
scheidene sprekers aangemeld en zeer be
langrijke onderwerpen als moderne blik
sembeveiliging, bosebbrand en de middelen
ter voorkoming, beveiligingsmaatregelen in
fabrieken waar met benzine gewerkt wordt,
Staatsbemoeienis met het brandwezen e. a.
zullen worden ingeleid.
De tentoonstelling zal 2ich niet alleen uit
strekken tot het blusch- en reddingsmate
rie el der brandweer, maar zal het geheele
omvangrijke gebied bestrijken waarover de
bemoeienis van de brandweerlieden zich
uitstrekt, en belooft een- succes te zullen
worden. Hielden handel en nijverheid zioh
aanvankelijk een weinig terug, thans begint
men meer en meer in te zien dat men aan
wezig moet zijn om binneru en buitenland-
sohe concurrentie den weg niet al te gemak
kelijk te maken. Men acht het moment voor
deze tentoonsteling ook zeer gelukkig geko
zen, omdat in de brandweerorganisaties al-
Iorwege het besef leeft dat reorganisatie en
moderniseering van het materieel noodig
is. Vooral aan het plattelands brandwezen
kan de tentoonstelling den weg wijzen, dien
het te gaan heeft. De bemoeiingen op het
gebied van brandvoorkomirvg der brand
weerlieden worden steeds grooter. Ook op
dit gebied za'l de tentoonstelling een en an
der te zien geven, bijv. brandvrij riet, brand
vrije dakbedekkingen, noodlampen, brand
deuren, brandveilige benzine-installaties. Te
vens zullen tal van demonstraties zoowel
met bluschmaterieel als met in meerdere of
mindere mate brandveilige bouwmaterialen!
tijdens de congresdagen worden gehouden'*
De gelegenheid tot inschrijving is nog
opengesteld tot 31 April a.s. bij den heer O
F. H. Tüchermann, voorzitter der Neder-
landsche Brandweervereenigmg, Adriaart
Pauwstraat 35, den Haag.
Museum en leeszaal te G o u-
d a. De oude tabakszaak van de firma J. van
Reedt-Dortland te Gouda gaat verdwijnen.
Het antieke gebouw is overgenomen door
de gemeente, met het doel daarin het mu
seum van oudheden te vestigen. In het leeg
komende gebouw Arti-Legi op de Markt is
de gemeente van plan een openbare leeszaa)
op te richten.