AMERSFOORTSCH DAGBLAD „de eemlander" Qoop de Dea§d- Eigengemaakte KiaMleeding. SVSagaz. BINNENLAND DERDEBLAD. Be Oom". 18e Jaargang No. 25E cattraag 24 April 1920. Een veelbewogen Zomer. F. BONE, -vrij naverteld -door C H. HOOFDSTUK IV. L i c s j e's 'Aankoms t. «ïntusschen was Netty dp dag erg iang ge tallen. Fred was naar school gegaan en zij woelde zich heel eenzaam, terwijl zij op het Xh'ek van boer Smit zat te zwaaien en hem na- fikeek. Na een poosje ging zij naar liuis terug om jjjCiesjes bed te helpen opmaken en wat bloe- rmen in de leerkamer neer te zetten. 's Middags kwam een telegrambesteller op .Zijn 1 iets den tuin der pastorie binnen, waar Moeder en Netty bezig waren bloemen te plukken. Mevrouw Wartena schrikte wel wat, toen zij het telegram openmaakte en Netty f.{hield de oogen op haar moeder gevestigd. fGDezc las hardop: ,.1> ame op het laatste oogen- Slik trein gemis t." 1 Dan komt Liesje nog nietl'riep Netty uit op een toon. waaruit men niet kon opmaken, 'Of zij cr blij om was of dat het haar speet- ■L „Waarschijnlijk niet," zei mevrouw "Warte na, terwijl zii het telegram aan haar man 'bracht. „Misschien komt ze morgen. Wc moe ten maar afwachten, wat er gebeurt." Doelt er gebeurde niets en geen ponywagen- He word naar h*»t station gezonden. Het Jwam hij niemand op, dat Liesje de Geer al- j'lecn op reis was en dat Juf, die nog nooit in (haar leven een telegram verzonden had, erg ijbang was, dat zij te veel woorden zou ge- bruiken.-Dit was de reden, dat de kleine rei zigster in Voormeld niet van heet station ge haald werd en zij Piet- haar schildpad en haar .•parasol in de armen alleen in donker naar de pastorie van Boswijk liep. Zij schrikt? van ^gen konijntje, dat nog juist den weg wilde oversteken. Op een mijlpaal rustte zii even uit, want j •tie wandeling viel vooral met de zware schildpad niet mee. Plotseling biggelde er ter. traan langs haar wang. „O, ik wou, dat juffrouw Roos hier was, of ■dat iemand mij was komen halen- Ik wou, dat ïk hier nooit gekomen was! O Paps!" en de 'tranen stroomden nu over Liesje's wangen. Plotseling hoorde zij paardengetrappel en ii?t knarsen van wielen achter zich en ver- ^ch ^n twee rijtuig!an 1 aarns den weg. Een f.'io^-cart naderde en er zat een lange heer r.V •VNWtegenstaande het donker was en hel regende en Dolly, het paardje, den stal rook, jihcordc de heer Liesje snikken en hield hij in. Hij zag het kleine figuurtje in den mane schijn en glimlachte. „Hallo!" riep hij. „Is het een dwerg of een menschenkind, dat daar zoo nat wordt?" ,,Ik ben het, Liesje de Geer!" antwoordde dc •jeugdige reizigster, terwijl zij*haar tranen droogde.-,,Ik reisde bij ongeluk alleen in den trein en nu loop ik alleen naar de pastorie van Boswijk. O, ik wou, dat ik hier nooit ge komen was." „Och, och, wat 'n ongelukken bij elkaar", izci een vroolijke stem. ,,'t Lijkt wel wat uit 'jeen hoek. Maar we moeten denzclfden kant lilt Wil je soms meerijden? Klim er dan maar in." „Graag!antwoordde Liesje en zij stond al op .liet wiel. Het duurde niet lang, of zij zat naast haar vriendelijken ridder, zooals zij hem in stilte noemde en vertelde hem haar avonturen. Zij begon met den antiquiteitcnwinkel en [Eindigde met juffrouw Roos en hoewel hij jheel goed luisterde, verwonderde het haar, dat hij zoo weinig zei. Ze keek hem eens van ïer zijde aan. „Hij kijkt precies als Vader deed, toen ik afscheid van hem nam," dacht Liesje en ge- 'durende* ecnigc minuten zat zij zwijgend naast (hem. r' „Ik vind u net een ridder uit een verhaal," ■JBègon ze eindelijk weer en even later ging zij Iieel ongelukkig* kijkend voort-: „Ik ga naar dc pastorie om een jongedamp ïe worden. Is dat niet vreeselijk?" De „ridder" lachte plotseling hartelijk, ter- (vvijd Dolly een hoek omsloeg en eenige huizer zichtbaar werden. ,,'t Zal wel meevallen," antwoordde hij. „Maar hier zijn we aan de pastorie. Is het peen aardig huis? En je lieht al een vriend jgevonden." „.Ta, en een vriendin: juffrouw Roos!" zei Liesje. „Natuurlijk! Kun je cr uit komen? Wee? voorzichtig, want ik ben bang, dat Dolly niet lang blijft stilstaan en ik' kan je niet helpen, omdat ik helaas niet kan loopen zon- jdcr dit - Hij wees op zijn kruk, die naast hem stond. ..O!" was alles wat Liesje zei en ze kreeg .tranen in haar donkere kijkers. In het vol gend oogenblik "stond zij op den bcganen grond en draafde Dolly al weer verder. Mevrouw Wartena had een rijtuig en een (meisjesstem gehoord. Plotseling schrikte zij ibij het denkbeeld, dat het arme kind alleen [gekomen zou zijn en snelde zij naar de voor deur. En werkelijk, daar stond Liesje de Geer, Jnat. moe en slaperig vóór haar! -.Daar ben ik!" zei ze. „En ik ben zoo moe!" jvjLieve kind!" was alles wat mevrouv War- ftena zei, terwijl zij het meisje in haar armen «sloot. Liesje begon te schreien. Zij wist zelve Biet waarom, maar ik geloof, dat het uit dank baarheid was, dat zij eindelijk het doel van maar reis bereikt had en zoo hartelijk ontvan- Jgen werd. r „Arme, kleine meid!" zei mevrouw Wartena zat uit te rusten, kwam een ridder in zijn rijtuigje mij achterop en mocht ik instappen." „Efcn bidder!?" herhaalde mevrouw War tena, terwijl zij Lfesje's nfrtte schoenen uit trok en haar Netty's pantoffeltjes gaf, en Jans haar een paar boterhammen en warme melk bracht. „Jav'r zei ze, ,,'t is bepaald een ridder 1" En zij liet zich alles best smaken. Ze was echter heel moe en slaperig en blij, dat zij uitge kleed en in een ledikant gelegd werd tegen over dat van Netty. Toen Netty den volgenden morgen wakker werd, was zij heel verbaasd op het kussen, dat daar zoo glad en blank lag, toen zij den vorigen avond naar bed ging, een donker krulkopje te zien. Plotseling werden twee groote, brui ne oogen opgeslagen, die baai* vragend aan staarden. Liesje ging overeind zitten en vroeg lachend: „Ben jij Netty?" En toen, recht op haar doel afgaand: .,En ben je altijd a 11 ij d een jongedame?" „O hemeltje, nee! Moeder zegt, dat ik een echt? robbedoes ben!" riep Nettv, nu ook lachend, uit, terwijl zii uit haar bed sprong en het gevoel, dat zij Liesje liever niet in de pastorie wilde hebben, heelemaal verdwenen was. Toen zij al de avonturen van haar nieuw kameraadje gehoord had, vond zij het een „eenig leuk kind." En vóór het middag was, scheen het Liesje, alsof zij al veel langer dan pas sinds gister avond in de pastorie was. Toen Fred uit school kwam, was zij ook met hem spoedig goede maatjes. Ilij vond, linar „een kranige meid,'' toen hij alles hoorde. Het was Zaterdag en dien middag werden alle lievelingsplekjes hazQch.-. Daar het mooi, warm weer was, werd er in den tuin thee gedronken, waar Max ook al rond waggelde, alsnf Iiij dit jarenlang gedaan had. Ilallo!" riep plotseling een jongensstem. Hallo!" antwoordde Fred, die weinig op zijn gemak scheen, naderbij kwam en begon te lachen. „Drink jij als een zoet jongetje thee met je zusjes?" vroeg Jan de Lange nu, dit in een donkei huis aan de markt in Voomveld woon de en drie bijna volwassen zusters had, die zicb weinig met hem bemoeiden. „Wat zou dat?" vroeg Fred, min of meer uitdagend. Netty voelde, dat zii kleur kreeg.'Dit zou het begin zijn ynn hetgeen zij gevreesd had: Fred's vrienden, die op haar neerkeken. „Dat zon. dat ik het Maandag aan alle jon gens vertellen zal. Kom Fred, wees niet ioo vervelend en ga mee visschen in Óen vijver. Je vader hoeft het niet te weten en we kunnen een leuken middag hebben. I k zou er voor bedanken, zoo aan de rokken van mijn moesje te hangen, hoor! Hahal "Wat zullen de jon gens Maandag lachen!" Fred's bloed kookte. „Jc zult het wel laten, want je mag daar niet visschen," riep hij uit, terwijl hij over de bloemperken heen sprong en zijn school kameraad arTiternozat met een gezicht, vuur rood van woede en van nog iets anders, waarover hij zich diep in zijn hart schaam' dc. „Laten we meedoen, Netty!" riep Liesje uit. „Kom!" En zij rende achter Fred aan en had zich weldra tusschen de vechtende jon gens in de dorpsstraat geworpen, natuurlijk de partij van Fred opnemend. Dominee Wartena, die juist van Sixma State naar huis wandelde, zag zijn pleegkind en zijn zoon met een vreemden jongen vech' ten. onder het uiten van allerlei kreten. Netty stond er met een doodsbleek gezichtje bij en dc menigte nieuwsgierige jongens, die het tooneeltje gadesloegen, groeide elk oogen- blik aan. Plotseling voelde Liesje een hand op haar schouder. Zij werd opgetild en stond in het volgend oogenblik naast Nettv. „Je moet maar liever niet met schooljon gens vechten, Liesje," zei dominee Wartena nu. Het meisje riep verschrikt uit: „Dat is waar ook! Ik vergat heelemaal, dat ik een jongedame moet worden en er van daag mee beginnen moest!" Mevrouw Wartena, die het leven vanuit de verte gehoord had, kwam er nu ook aan. Zij wist, dat or sommige dingen in da school jongenswereld zijn, die alleen uilgevochten kunnen worden. Zij bemoeide zich er dus niet mee en streek alleen Liesje's krullen glad. '„Als we het jongedame-worden nog eens een tijdje uitstelden," zei zij, „en Netty en jij pro- beeren tot goede, eerlijke vrouwen op te groeien. Ik geloof, dat dat nog beter is." „Is dat nóg beter?" vroeg Liesje, terwijl zij haar eerlijke, bruine kijkers opsloeg. „Zeker, lieve kind," antwoordde mevrouw Wartena, terwijl zij een kus drukte op het verhitte gezichtje. Daarna wendde zij zich tot haar zoon, die het „uitgevochten" had en een (likken neus had opgcloopén, iels dal stellig den volgenden Maandag de bewondering van zijn klasgenooten zou opwekken. „Ik heb hem er van langs gegeven," zei hij trotsch. „Jan de Lange is een lafaard, maar jij, Liesje, je bent een kraan hoor! 't Is jam mer, dat je geen jongen bent" Liesje kreeg een kleur van plezier bij dezen lof, hoewel Fred's moeder het hoofd schudde, haar arm door dien van haar grooten zoon stak en hem ter zijde nam. „Jullie jongens moeten soms eens vechten," zei zij. „Maar je zult nooit aan den verkeer den kant vechten, is het wel, Fred?" „Met lafaards moet ik afrekenen,'- ant woordde Fred onomwonden. „Ik vond, dat hij er nogal zielig uitzag," zei mevrouw Wartena nu. „Heb je me niet ver teld, dat hij geen moeder meer heeft? Hoe zou je het vinden, als je hem voor den volgen den Zaterdag eens vroeg en wij hem een pret- j tigen middag bezorgden?" „O nee. Moeder! Waarom? Weet u, wat hij Varkensmarkt - Amersfoort. Speciale «Irteellna terwijl hij zijn moeder eens stevig pakte. Doch Netty ging dien avond naar bed met een on- vriendclijken trek op haar gezichtje. Nog nooit had Fred haar „een lcr a an" genoemd en zij was toch altijd zijn trouwe speelkame raad geweest! (Wordt vervolgd.) Het doorzichtige Huisfe. Een Sprookje. Vele eeuwen geleden leefde ergens in Zwit serland een houtsnijder, die heel arm was, zóó arm, dat hij in een hutje woonde, zóó klein, dat daarin maar alleen plaats was voor hem en zijn vrouw. Nu l^ig dit hutje vlak bij een groot woud, en in dit woud woonden booze kabouters, die er altijd op uit gingen om de menschen te plagen. Nu, daarvan kon den dc houtsnijder en zijn vrouw heel wat vertellen 1 't Waren de kabouters, die de vensters van 't hutje braken, die in den schoor steen kropen, zoodat het vuur niet wilde branden en die het hout nat maakten, waar mee gestookt moest worden. Kortom, alles wat ondeugend was, deden de boozc kabou ters. Maar vaak>gebeurde het ook, dat dc ka bouters beschuldigd werden van dingen, die zij niet gedaan hadden. Want als de vrouw van den houtsnijder, ,]ic slordig en lui was/ in geen week den grond had geveegd, dan ver telde zij haar man, dat zij alles keurig netjes had schoongemaakt, maar dat de kabouters waren gekomen en alles weer vuil hadden ge maakt. Ju- „En bon je heel alleen van Voornveld j gezegd heeft? Dat ik aan de rokken van mijn (komen loopen? Ik heb den geheclen dag een wee de telegram verwacht. Kom binnen, lieve |fcin<d. En wat ben je nat! Hoe heb je het ge- iVonden?" l^-.ïk heb den weg gevraagd en eerst een eind ^eloopen," antwoordde Liesje. ..Toen ik" wat moesje hing!" Zijn moeder lachte. „Maar, beste jongen," zei ze, „daar schaam je je toch niet voor?" Natuurlijk niet, Moeder Fred was weer heelemaal in zijn humeur, En als Hans, zoo heette dc houtsnijder, zijn werk naar de stad had gebracht en maar met de helft van het ontvangen geld thuis kwam, dan. maakte hij zijn vrouw wijs, dat la»t de kabouters waren geweest, die hem de andere helft hadden onfftolen. En dat nog wel, ter wijl hij dit zelf had besteed aan brandewijn. 't Was op zekeren dag, toen de vrouw weer iets kwaads van de kabouters vertelde, dat juist de kabouterkoning op den schoorsteen van liet hutje zat. Ilij hoorde hot gesprok en werd loen zóó boos, dat hij van den schoor steen kroop, het bosch inliep en daar aan dc andere kabouters vertelde, hoe die vrouw kon jokken. „Zij moet natuurlijk daarvoor streng gestraft worden," zei hij. „Welke straf zullen wij haar geven?'- „Laten wii haar voeten met klimopranken vastbinden, dan kan zij niet loopen," begon een jong kaboutertje. „Neen, we moeten de mieren vragen hef hutje binnen te kruipen en haar te steken," sprak een andere. „Zouden we niet liever de muizen vragen om ons te helpen?" vroeg een derde. „Die kunnen hot hout, waarvan de houtsnijder zijn mooie doosjes snijdt, kapot knagen." ,,'t Was dunkt me beter om de wespen te vragen hen te steken!" riep no. 4. ..En ik zal, als het winter wordt, in hun schoorsteen kruipen, zoodat ze niet kunnen stoken," bromde een nijdig, dik kaboutertje. „Dat zijn allemaal oude plagerijen," sprak de kabouterkoning. „Neen, we moeten een nieuwe straf bedenken, vooral voor de slor dige vrouw, die te lui is, om haar hutje schoon te houden. En 't moet een vreesclijkc straf worden... Kom, wie weet zulk een straf? Ilij, die iets heel ergs kan bedenken, mag voortaan altijd en bij al onze maaltijden aan mijn rech terhand zitten...'» Nu, zoo iets werd bij de kabouters als een groote eer beschouwd. Daarom gingen dan ook dadelijk alic kabouters met dc hand on der liet hoofd zitten denken. En toen ze wel een kwartier zoo hadden gedacht en gezeten, stak de allerkleinste der kabouters zijn vin gertje op en riep met een fijn stemmetje: „Ik weet wat!" Alle kabouters begonnen te lachen, toen bet kleine kereltje dat riep. „Hij, hoe zou hij iets weten," giebelden zij. „Hii, de kleinste van alle kabouters! Hij, Krielde!" Maar de koning der kabouters lachte niet; die begon op zachten, doch ernstigen toon: ..Als jij wat weet, zeg het dan gerust Kriel tje." Maar Krieltje, die het lachen der anderen had gezien, was zóó verlegen geworden, dat hij den koning niet durfde antwoorden. AL leen toen deze hem aanmoedigde met de woor den: „Vooruit, Krieltje, voor den dag en meel" toen begon het kereltje met een verlegen stemmetje: „Majesteit, ik had gedacht, als u die stoute menschen eens een nieuw huisje gaf, een huisje heelemaal 'van glas. En als dat huisje er dan staat, dan breken wij het hutje heelemaal af, zoodat zij in het nieuwe huisje mojeten wonen. En als zij daar hu goed en wel in zijn, don verlaten wij voor een poosje deze streek, zoodat de slordige vrouw niet meer kan zeggen, dat wij het zijn. die het huisje vuil maken..." „O Krieltje, wat hen jij knap!" riep de ka bouterkoning. „Jij zit voortaan aan tafel aan mijn rechter hand, hoor!" „Wat is Krieltje knap F' riepen nu ook de andere kabouters. „Nu moet je ook nog wat anders bedenken, Krieltje,'- sprak de kabouterkoning. „Bedenk nu eens, hoe we het moeten aanleggen, om den houtsnijder liet nieuwe huisje te geven, zoodat hij er niets kwaads van denkt." „U moet hem een mooie doos bestellen, majesteit," begon Krieltje weer; „een doos met kunstig uitgesneden figuren versierd, eiv als die gereed is, zegt u tot den houtsnijder: „Nu mag je, als bclooning voor de moeite, een wensch doen!" Natuurlijk wenscht hij dan een nieuw huisje en..." „Wel, wat ben jij slim, Krieltje," sprak de koning weer. En ook de andere kabouters riepen: „Wat is Krieltje slim!" Nu, 't gebeurde werkelijk gelijk Krieltje had voorspeld. Want toen de doos, <lie de kabouterkoning den houtsnijder had besteld, af was, vroeg de houtsnijder als bclooning oen nieuw huisje 1 „Groot behoeft het niet te zijn," sprak hij, „als liet maar een aardig, vroolijk huisje is, met heel veel vensters, opdat ik ook op donkere dagen kan houtsnijden." Toen de man dit zeide, lachte de kabou terkoning in zijn vuistje, en hij sprak: „Het zal geschieden naar je wensch, Hans. En ik hoop, dat het je verder goed mag gaan, want morgen vóór zonsopgang verhuis ik met mijn volkje naar een andere streek. Je zult dus niet meer door ons geplaagd worden, hoor Hans!" Lachend ging de koning heen, maar dc hout snijder lachte niet. Wel was hij heel blij een nieuw huisje te krijgen, maar hij dacht cr met schrik aan, hoe het nu zou gaan, als hij weer naar de stad moest om zijn werk te verkoo- pcn. Nu de kabouters heen gingen, kon hij niet aan zijn vrouw vertellen, dat zij hem de helft van zijn geld hadden afgenomen! „Weef jc wat," dacht hij, „ik vertel cl* niets van, dat de kabouters heengaan." 't Was een prachtige morgen, toen de vrouw van den houtsnijder den volgenden dag ont waakte. Ze keek juist de zon in het gouden gezicht, die ondeugende zon, die zoo nieuws gierig naar binnen gluurde. „I-Iè, wat is dat nu?" riep ze verschrikt. „Slaap ik nog? Is het misschien een droom?" Ze ging rechtop in bed zitten, wreef zich de oogen uit en keek ver baasd om zich heen, niet begrijpende wat er dien nacht gebeurd was. Ze bad cr niets van bemerkt, dat dc kabouters haar en haar man heel stilletjes hadden overgebracht, met al het huisraad uit de oude hut, naar het nieu we huisje, een snoeperig huisje, maar geheel doorzichtig, alsof het van glas was. En even slordig als het eens in de hut was. was het nu ook in het huisje, 't Ergste was, dat ieder een nu kon zien, hoe vuil alles er uitzag. Dit begreep ook dc vrouw, en zij schaamde zich zóó. dat zij heel diep onder dc dekens kroop. Daar kwam dc houtsnijder het huisje bin nen cn ook hij schaamde zich. „O, sta toch op, vrouw!'* riep hij. „Straks zullen er men schen voorbijkomen en ze zullen zien, hoo vuil het hier is.'- „Ach!, ik durf nietl" riep de vrouw, „mijrt nachtpon is vol gaten en zwart als roet! O, hang toch eerst een paar lakens voor do vensters!" Maar dat gaf alles niets, want oolfi de muren en het dak waren doorzichtig. „Ach# vraag dan toch aan de kabouters, of zij ons willen helpen 1" smeekte dc vrouw. „Die zijn juist van nacht heengegaan," spral( de houtsnijder. Zonder cr bij to denkon wa ren deze woorden hem ontglipt, maar dndclijtë had hij er spijt van. Toen dc vrouw dit hoon begon zijn heel hard te huilen. Nu zou zij niemand meer kunnen beschuldigen het huisje te hebben vuil gemaakt. En juist nul Iedereen kon nu immers zien, hoe alles e* uitzag! Ach. wat moest ze toch beginnen?, Ze keek weer rond! Wat was alles toch vuflf Geroest was do kachel! Vuil waren dc bor den, de kopjes en de pannen, vuil waren dol stoelen en vuil wns de tafel! En toen ze naar, boven keek. zag ze een paar straatjongens op' het dak, die lachend wezen op al dien vullen rommel. Nu begon de vrouw zich heel erg to schamen, zóó, dat zij vlug uit bed sprong, baar jak en rok aantrok cn naar buiten liep. En even later kwam ze terug met bezems, dweilen en emmers vol water cn ze begon tö wnssehen en fe. plassen en tc schrobben en te schuren, dat het stof cn het water Hans do deur uitjoegen. En toen hij tegen bet middag uur thuis kwam, was alles zóó schoon in hef huisje, als het maar kon. En schoon bleef het Voortaan 1 „Nu mag iedereen zien, hoe liet cr bij onS uitziet," sprak dc vrouw tot IInns, toen hij op zekeren dag, nadat hij zijn werk naar do stad had gebracht, thuiskwam. „Nu zijn et geen kabouters meer, die alles vuil maken 's „Neen," zei Ilans lachend, dat er geert kabouters meer in de buurt zijn, dat merkte ik vandaag ook. Kijk eens, vrouw, ik breng at liet geld thuis, dat ik voor mijn werk ki^eg..." De vrouw keek toen Hans aan en lachte, cn Ilans keek zijn vrouw aan en lachte ook, want beiden dachten aan dc kabouters, die hen. haddon genezen van hun ondeugden. De houtsnijder en zijn vrouw bleven nu in het doorzichtige huisje wonen, totdat zij stierven. En op dien dag sprong het huisjo in scherven en bleef er niets meer van over dan... dc herinnering! Tnnto JoK. In Speelgoedsland. Klein Lockie wou naar Speelgoedsland; het was een heelc reis den weg wees haar dc Speelgoedsman met haar en baard zoo grijs. Ilii gaf haar ook een hoekje mee, daar stond van alles in, wat kleine Loekie weten moest was dót geen goed begin? Op 't plaatje zie ie kleine Loek met 't hoekje in de hand; ze kijkt haar oogeii uit het hoofd is dit nu Speelgoedsland? Iloe groot lijkt Loek', hoe klein is 't hier toch alles wat ze ziet; de huisjes, tuintjes, zelfs dc kerk hoe zinken ze in 't niet! De kleine Speelgoedskindertjcs, met wie ze praten wil, zijn bang voor 't groote menschenkind. en kruipen weg, heel stil. Loeks voeten zijn hier veel fe groot; ze trapt van alles plat, vernielt bij 't loopen zonder schuld de halve Speclgoedsstad. O Loekie, neen, keer gauw Terug, vraag 't boekje maar om raad, dan vindt jc weer den weg naar huis je ziet dat 't zóó niet gaaf. Om naar te kijken is 't hier leuk" als j' an-ders niets begint in Speelgoedsland past Speclgoedsjeugd en niet een menschcnkind! Hermanns Het brand w eercongres te Arnhem. Omtrent het in het begin van Juni a-s. te Arnhem door de Nederlands-ohe Bramdweervereeniging te houden congres met tentoonstelling vernemen wij het vol gende: Voor 'het conigres hebben zich reeds ver scheidene sprekers aangemeld en zeer be langrijke onderwerpen als moderne blik sembeveiliging, bosebbrand en de middelen ter voorkoming, beveiligingsmaatregelen in fabrieken waar met benzine gewerkt wordt, Staatsbemoeienis met het brandwezen e. a. zullen worden ingeleid. De tentoonstelling zal 2ich niet alleen uit strekken tot het blusch- en reddingsmate rie el der brandweer, maar zal het geheele omvangrijke gebied bestrijken waarover de bemoeienis van de brandweerlieden zich uitstrekt, en belooft een- succes te zullen worden. Hielden handel en nijverheid zioh aanvankelijk een weinig terug, thans begint men meer en meer in te zien dat men aan wezig moet zijn om binneru en buitenland- sohe concurrentie den weg niet al te gemak kelijk te maken. Men acht het moment voor deze tentoonsteling ook zeer gelukkig geko zen, omdat in de brandweerorganisaties al- Iorwege het besef leeft dat reorganisatie en moderniseering van het materieel noodig is. Vooral aan het plattelands brandwezen kan de tentoonstelling den weg wijzen, dien het te gaan heeft. De bemoeiingen op het gebied van brandvoorkomirvg der brand weerlieden worden steeds grooter. Ook op dit gebied za'l de tentoonstelling een en an der te zien geven, bijv. brandvrij riet, brand vrije dakbedekkingen, noodlampen, brand deuren, brandveilige benzine-installaties. Te vens zullen tal van demonstraties zoowel met bluschmaterieel als met in meerdere of mindere mate brandveilige bouwmaterialen! tijdens de congresdagen worden gehouden'* De gelegenheid tot inschrijving is nog opengesteld tot 31 April a.s. bij den heer O F. H. Tüchermann, voorzitter der Neder- landsche Brandweervereenigmg, Adriaart Pauwstraat 35, den Haag. Museum en leeszaal te G o u- d a. De oude tabakszaak van de firma J. van Reedt-Dortland te Gouda gaat verdwijnen. Het antieke gebouw is overgenomen door de gemeente, met het doel daarin het mu seum van oudheden te vestigen. In het leeg komende gebouw Arti-Legi op de Markt is de gemeente van plan een openbare leeszaa) op te richten.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1920 | | pagina 9