Groote halfjaarlyksche Uitverkoop REUZENKOOPJES Jiarneni publiceeren; dan- tast men de men- jscheni aan in hun naam, en in hun bedrijf. [(Men moet dus wel heel voorzichtig zijn om |)een objectieve uitspraak te geven. HeePt 'jnen die niet dan is het zeer onbillijk van liet gemeentebestuur in te grijpen. De heer Polder gelooft, dat de heer JBtndig de zaak te licht neemt. Er zijn 24 melknvonsters genomen, waarvan er 8 on deugdelijk bleken, terwijl er 6 verdund ble ken. Van 8 monsters melkbrood waren er van ondeugdelijke samenstelling, 3 waren )net water en- melk bereid. Zulke dingen kunnen niet door den beugel. De menschen pijn gewaarschuwd en zullen bij eerste her haling achtervolgd worden. Dan is er toch filets tegen de namen der knoeiers te publi- f eeren. Z<ij zullen zich dan waren tegen ver- Idere overtredingen en het publiek is ge waarschuwd. De heer Oosterveen vindt publicatie wel goed juist in het belang van de goede handelaars. De voorzitter wijst er op, dat principi eel B. en W. altijd op dat standpunt hebben gesiaan. Vroeger werden knoeiers dadelijk gepubliceerd. B. en W. zullen overwegen op welke wijze publicatie moet geschieden. Of het wetenschappelijke vervalschingen be treft, is van weinig belang. De heer Polder heelt er al op gewezen, dat het water en melk vervalsching betreft. De heer St a d i g vraagt waar de gemeen schap het recht van dan haalt de menschen te disqualificeeren? Het is ook een gemeen schapsbelang dat de menscher* behoorlijk worden gehoord. Op het rapport van één deskundige mag men niet afgaan. Het hoor en wederhoor moet behoorlijk worden toegepast. De heer L e i n w e b e r wijst er op, dat tijdens de distributie telkens namen werden gepubliceerd. Waarom zou dat nu niet mo gen? De heer Noordewier vreest, dat de gemeenschap schade zal lijden door de wijze Waarop de heer Stadig zijn standpunt ver dedigt. We moeten vertrouwen hebben in den keuringsdienst, die er voor waakt dat de consument krijgt, waarop hij recht heeft. De heer Oost er veen gelooft, dat de bakkers, die aanzegging hebben gekregen, tidh wel verdedigd1 zouden hebben, als het knoeien niet juist was. Het rapport wordt aangenomen voor ken nisgeving. B. en W. zullen de vraag van den heer Polder overwegen. Proces verbaal van de opneming van kas en boeken van den ontvanger dei* gemeente Amersfoort, opgemaakt door den verifica teur der gemeentefinanciën. 'Kennisgeving. Bericht van Mej. A. J. de Waard te Zwolle dat zij de -benoeming tot onderwijzeres aan de C-school No. 3 aanneemt. Kennisgeving. Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht, d. d. Juni 192T, afdeeling- V, No. 731, tot handhaving van het Raadsbesluit van 27 Januari 1921, waarbij afwijzend werd beschikt op het bezwaarschrift van H. van den Boogevt te Amersfoort tegen zijn aan slag in de Plaatselijke Directe belasting naar 3ret inkomen dier gemeente over het jaar 1919. Kennisgeving. Aanvraag van het bestuur der school voor Christelijk Nationaal onderwijs krachtens artikel 72 dej wet op het Lager Onderwijs. Burgemeester en Wethouders om advies. Verzoek van de afdeeling Amersfoort van den Bond van Nederlandsche Onderwijzers, om maatregelen te willen treffen dat de speelplaatsen bij verschillende scholen in een beteren toestand worden gebracht. Burgcmeesler en Wethouders om advies. Verzoek van de afdeeling Amersfoort van len Bond van Nedeilamlsche Onderwijzers >m spoedig aan de ordestellrng van haar jdres inzake aansleling reserveonderwijzers. Burgemeester en Wethouders om advies. Mededeeling van Burgemeester en Wet houders aan den Raad dat de geheele lee ning ad 1.000.000.— na inschrijving is «toegewezen, waardoor het geven van uitvoe ring aan het besluit tot het sluiten zoo noc- ttig van een kasgeldieening van 800.000 inlet noodig is geweest. 2. Onderzoek geloofsbrieven Mej. E. Middelburg. De heeren Verhoef, Stadig en Rekké wor den aangewezen de commissie van onder zoek uit te maken. De heer Ve r h o e f deelt mede, dat de ge loofsbrieven in orde zijn bevonden, waarom de commissie voorstelt mej. Middelburg als lid van den Raad toe te laten. Aldus wordt besloten. 3. Benoeming van een leeraar in de Na tuur- en Scheikunde aan het Gymnasium. De aanbeveling luidt 1. P. Son ut, scheikundig ingenieur, leer aar aan de R. H. B. S. en het gymnasium te Schiedam 2 V. S. F. Berckmans, chem. docts., tij delijk leeraar aan het gymnasium alhier. Benoemd wordt de heer Schut met alge- ra c ene stemmen. Aan de orde is daarna Verzoek van den Amersfoortschen Be stuurders bond, de R. K. Standsorganisatie en Christ eüjiken. Bestuurders bond om maat regelen te willen treffen om den werkloo zen werk te verschaffen. De heer N oordewier herinnert aan. het in 't leven roepen van de commissie voor werkverruiming, welke de nood der werkloozen moest lenigen en anderzijds de fwerkloozenkassen moest ontlasten. Dat was de uitgesproken bedoeling van den minister. Deze commissie heeft 18 Mei een brief van B. en W. behandeld, waarin zij mededeelen, 'dat de regeeiing de middelen aan de ge- meerite heeft onthouden om het 'havenplan- te financieren en de gemeentekas het op eigen gelegenheid niet doen. Toen heeft het college nagegaan wat dan moest worden ge daan Onmogelijk was een werkloozenbe- strijding naast de werkverschaffing. Ver schillende conferenties zijn met B. en W. gehouden, maar nimmer is gehoord, dat de werk verschaffing niet naar den zin van B. en W. was. De bedoeling dezer passage is zeker, dat de werkverschaffing zal worden stop gezet, dat er slechtere voorwaarden zullen komen. B. en W. hebben ook onder de oogen ge zien, dat er werkloozen zijn, die langer uit- keering hebben gehad, dan waarop ze recht hebben. Deze menschen zullen niet aan hun lot worden overgelaten. Welke maatregelen denken B. en W. voor hen te nemen? De conolussie van B. en W. is, dat de thans be staande werkverschaffing niet meer kan wor den voortgezet. Eerst zullen worden ontsla gen de ongehirwden en de weduwnaars, dan zij die nog 20 dagen kunnen blijven trek ken en aan de anderen zal worden aange zegd, dat de werkverschaffing zal eindigen. De commissie heeft diit schrijven behan deld en eenparig is besloten dat besluit niet uit te voeren. De organisaties hebben een conferentie met B. en W. gehouden en ook met den mi nister van Financiën, omdat het gemeente bestuur op het standpunt stond, dat de werk verschaffing alleen kon doorgaan bij tot standkoming van het havenplan. De minis ter heeft gezegd, dat hij niet inging op het plan van Amersfoort,-daar hij dan tal van andere gemeenten zou krijgen. In het col lege zijn de bevindingen uit den Haag mee gedeeld. Wij gevoèien de moei'ijkheid van de uitvoering van het haven-plan, maar an derzijds moeten we zien naar de menschen die op straat zullen worden gezet. Wij heb ben naar werk omgezien en nagegaan, dat er nog wel voor een half jaar werk is. B. en W. zouden een onderzode daarnaar instel len en het resultaat can de organisaties mee deden. Wij dachtennou is de zaak voor el kaar. Het bevreemdde ons dan ook, dat we 15 Juli een briefje ontvingen van B. en W. waarin -niet stonden de resultaten van 't on derzoek, maar slechts de bloote mededee ling wij hebben ons standpunt gehandhaafd. Dat is geen correcte behandeling. De orga nisaties hebben zich tot den Raad gewend en we hopen ,dat deze niet het besluit van B. en W. voor zijn rekening zal nemen. Wat er ken gebeuren voor de werkloozen, wi'len wij ook voor hen doen. De heer Polder gaat de verschillende conferenties na, waarbij bleek, dat het col lege van B. en W. niet één was. Die confe renties zijn niet altijd; geleid zooals het moest. Als de voorzitter de conferenties meer inlichtingen had verstrekt, zouden de organisaties ook een duidelijker standpunt hebben kunnen inemen. Niet één organisa tie heeft den indruk gekregen, dat de laat ste groep niet zou ontslagen worden. Uit voerig beklaagt Spr. zich over de gebrekkige voorlichting. De financiën spéen niet de hoofdzaak, is gezegd. Welnu wij hebben na gegaan, dat -er nog voor een half jaar werk is. Laat men daarom ons voorstel aannemen, 't Is toch beter dat de menschen productief werk leveren dan dat ze bij het Armbestuur terecht komen. Wethouder Ruitenberg verdedigt bp afwezigheid van wethouder Jorissen het standpunt van B. en W. Hij doet dat vol vertrouwen omdat hij de overtuiging heelt dat het college gedaan heeft, wat gedaan moest worden. Er heerscht hier een misver stand. Het is niet de bedoeling de werkver schaffing stop te zetten. Zoolang er produc tief werk is zal er werk worden verschaft. De briet van B. en W. is dan ook zeer voor- zich gesteld. Wij hebben niet zonder meer gedacht die werkverschaffing zullen we maar opruimen en dan kunnen we ze later terug nemen tegen lager loon. Niet een in het college heeft daaraan gedacht. Slechts hebben we ons een andere wijze gedacht. De groep die minder dan 20 dagen uitkeering te goed had, bleeft aan het wcun.. En thans nu de toesand weer wat gunstiger is geworden hebben B. en W. besloten dat zij die 20 dagen te trekken hebben, weer aan het werk kunnen gaan, opdat zij niet ge heel uitgetrokken zullen worden. Deze maat regel zal zeer veel schelen. Dat wij bezorgd zijn, mag men ons niet kwalijk nemen. Wij zijn niet zoo optimistisch gestemd, en moe ten ook overwegen of er van den winter geen werkloosheid zal zijn. We zouden nu opma ken dat waarmee we later hen kunnen hel pen, die niets meer hebben. Daarom moeten we hen die nog meer dan 20 dagen te trek ken hebben niet te werk stellen. Niet alle werk is geschikt voor de werkeloozen. Nu hebben we bericht -gekregen, dat „Tuindorp" goedgekeurd zal worden en dan zullen we goed onder de oogen zien welke krachten die daarvoor geschikt zijn, daar aan het werk kunnen worden gesteld. Het is absoluut niet het geval, dat we blij zonden zijn de werkloozen maar eens op te kunnen ruimen.Wij voelen allen de ellende der werkeloosheid. Maar gaan we zoo door dan hebben we maar tot Augustus werk. En dan moeten we de menschen wegsturen. Is dat dan wijs beleid Laten zij die nog trek ken liever uitzien naar werk, opdat anderen langer kunneni werken. Wij moeten niet al les opmaken, maar ook denken aan den a.s. winter. Dat wij wel zeer zek-er de belangen der werkloozen ter harte nemen bewijst tooh wel dat we een veertien dagen uitstel namen om U in de gelegenheid te stellen naar den Minister te gaan. Dat heeft niet gelopen en nu moeten we ons behelpen met kleine kar weitjes. De heer Polder begrijpt niet hoe de wethouder kan verklaren dat mensohen die nog 20 dagen te trekken hebben, kunnen worden te werk gesteld. Een vorige week verklaarde hij dat de menschen eerst uit getrokken moesten zijn. Het college is van meeinfi- veranderd, Uit de gevoerde bespre kingen is niet gebleken 't standpunt nu door den wethouder verkondigd. Als de laatste conferentie in het teeken had gestaan als nu dooT den Wethouder is medegedeeld, hadden de Organisaties van heel ander hout plankjes gesneden, Als de zaak zoo is als thans wordt voorgesteld, wil Spr. zich daar tegen niet verzetten. Maar het col-lege doet dan wat de Minister niet wil, m.l. de werk- loozenkassen belasten inplaats van ontlas ten. De heer Rekké gelooft niet, dat de Wet- houder het zoo prettigl vond, hierover te mogen spréken. Waarom anders het voor stel om prae-advies. De 'heer Stadig vraagt of de indruk juist is dat de zaak op den ouden voet zal worden voortgezet. De heer Noordewier acht het niet zoo vreemd dat er misverstand is gewekt, want de brief van B. en W. was een zeer sluwe brief. De Wethouder heeft nu een zekere toe zegging gedaan, dat de werkverschaffing niet zal worden stopgezet. Spr. zou er prijs op stellen als deze zaak kon worden afge daan op die wijze, dat ze weer geheel kwam voor rekening van de Commissie voor Werk verruiming. B. erv W. hebben op ruwe wijze inge nepen in het werk dier commissie en daarom zal het aanbeveling verdienen de geheele zaak weer te zenden aan de Com- rtvssie vcoi; Werkverruiming. Daarom stelt Spr. voor den toestand weer te Jaten intre den zooa's die geweest is. Veranderingen kunnen dan, als ze noodig zijn, in overleg met de organisaties plaats vinden. De heer Leinweber meent gelezen te hebben, dat de Minister in andere plaatsen wel bijdraagt in de kosten voor havenverbe tering. De hee Oosterveen vraagt nog ande re inlichtingen. Wethouder Ruitenberg zegt, dat bij 'hem nooit de indruk heeft bestaan, dat de werkverschaffing zou worden stopgezet. Werkverschaffing kan natuurlijk niet eeuwig duren. De heer Polder: Hebt U daar niet ver klaard, dat de menschen die uitgetrokken waren'niet meer te werk zouden worden ge steld. Wethouder Ruitenberg: Ik had den brief niet m mijn hoofd en, t kan wel zijn, dat ik gezegd heb, ofschoon ik in mijn hort het er niet mee eens was. Wij zijn ver anderd, omdat er andere perspectieven zijn gekomen. Over 3 maanden veranderen we misschien weer. Daar mag men ons toch geen verwijt van malcen. De kostwinners worden nu niet te werk gestid omdat rij nog trekkenden ziin. Maar als ze nog maar 20 dagen hebben, zullen we ze weer te werk stellen. De menschen komen dan dus successievelijk terug. De heer Rekké kan nu wel meenen, wat hij gezegd heeft, maar werkelijk zoo was het wij wilden het aan den, Raad laten. De Voorzitter zegt, dat B. en W. uit differentie voor den Raad, prae-advies heb ben voorgesteld. Verder bestrijdt de voorzitter den heer Poeder. De heer Stadig gelooft, dat de geheele zaak thans gereduceerd wordt tot de vraag: hoe lang is er werk? Als dat zoo is, dan is dat stof opjagen toch heel wel niet noodig geweest, maar uit het stuk van B. en W. is geen andere indruk te krijgen? dan dat er een eind komt aan de werkverschaffing. De zaak komt nu hier op neer, dat er nog wel werk is. Maar spr. moet het betreuren het heele beleid van B. en W. in deze zaak. Als een dergelijke delicate zaak op een wijze als hier geschied is behandeld wordt, is dat zeer af te keuren. De heer Noordewier voert nog maals het woord, waarna wethouder Ruiten berg tegenover den heer Stadig het college van B. en W. verdedigt. De heer Kroes betreurt het, dat de za ken zoo verkeerd worden voorgesteld en dat er zooveel verwarring is. De drie organisa ties die de brief hebben gezonden zullen wel inzien, dat als er geen werk is de werk verschaffing ophoudt. Is het dan geen wijs beleid, om hen, die het geld niet kunnen missen het langst aan het werk te houden.? Als dat in dien brief had gestaan hadden we het met beide handen aangegrepen. Spr. hoopt, dat de zaak althans nu dit resultaat zal hebben dat het voorstel Noorderwier met algemeene stemmen zal worden aangeno men. De Voorzitter riet in de motie, dat het werk zooveel mogelijk wordt verdeeld terwijl B. en W. het wilden verdeelen over hen, die het meest noodig hebben. De heer Noordewier aanvaardt het gesprokene van den heer Kroes inzake het beeindigen der werkverschaffing niets wordt ingestaan voor een royale uitroeiing. De heer Kroes bepleit een wijziging der motie dat het werk verdeeld zal woren over hen, die het meest noodig hebben. De heer N oord e wier bepleit nog maals de geheele zaak te laten regelen door de Commissie voor werkverzuiming. De heer Stadig zal geheel con amore stemmen voor het voorstel, maar los van den interpretatie van den voorzitter. De Voorzitter zet zijn lezing van het voorstel nogmaals uiteen. De motie wordt in dier voege gewijzigd, dat B. en W. worden uitgenoodigd hun be slissing te nemen en de zaak der werkver schaffing in overleg met de commissie voor werkverruiming verder te regelen. De motie wordt aangenomen met 12 tegen 13 stemmen, die der heeren Verhoef, Ruitenberg en Nieuwendijk. De Voorzitter zegt dat B. en W. zullen overwegen wat hun na deze beslissing staat te doen. 4. Voorstel van B. en W. tot het ver- leenen van ziekteverlof aan onderwijzend personeel. Z. d. en z. h. st. aangenomen. 5. Voorstel van B. en W. aan Mej. J. G. v. Maanen eervol ontslag te verieenen als onderwijzeres aan de O. L. School A no. 5. Als voren. 6. Voorstel van B. en W. inzake het ge bouw aan de Miereveldstraat, hetwelk voor schoolgebouw is bestemd. Wordt aangehouden. 7. Voorstel van B. en W. tot wijziging van de verordening tot regeling van het lager onderwijs. Z. d. en z. h. st. aangenomen. 8. Voorstel van B. en W. naar aanleiding van een verzoek van het bestuur der R. K. Jongensschool inzake den bouw van een school. Als voren. 9. Voorstel van B. en W. inzake den bouw van een school aan de Vondellaan. 10. Voorstel van B. en W. tot opheffing van den cursus tot opleiding voor lioofd- onderwijzer(es). Als voren. 11. Voorstel van B en W. tot aankoop van een strook grond, hoek Korte Berg straat en Snouckaertlaan, van J. A. en F. H. v. d. Berg. Als voren. 12. Voorstel van B. en W. tot aankoop van een perceel grond; gelegen aan het Plantsoen Noord van de stichting de Ar men „de Poth". Als voren. 13. Voorstel van B en W. tot overname van een strook grond aan den Lageweg van Amersfortia. Als voren. 14. Voorstel van B. en W. tot verkoop van een strook grond aan de Barchman Wuytierslaan, hoek Heinsiuslaan, groot 758 M'. voor 4 per M'. aan J. Doome- veld en L. Klein. Als voren. 15. Voorstel van B. en W. tot intrek king van de raadsbesluiten van 27 Januari 1920 en 18 Juni 1920 tot verkoop van perceelen bouwterreinen aan de heeren Van Es, Snoek en Schwing. Als voren. 16. Voorstel van B. en W. tot intrekking van het raadsbesluit van 27 Juli 1920 in zake overdracht onderhoudskosten van de in het jaagpad nabij het Haventje en het Groote Gat gelegen duikers. Als voren. 17. Voorstel van B. en W. tot verhuur van een gedeelte van het gebouw Groen markt No. 8 aan de firma Mulder te Ede. Als voren. 18. Voorstel van B. en W. tot verhuur van de hooiberg aan de Coninckstraat (hoek Plantsoen) aan L. Pijl Jr. Ais voren. 19. Voorstel van B. en W. vergunning te verieenen aan B. Kraal om in gemeente grond een beerput met rioleering te maken. Als voren. 20. Voorste! van B. en W. tot verhoo ging van het crediet voor restauratie van den O. L. Vrouwe Toren en tot het tref fen van een nadere financieele regeling. Als voren. 21. Voorstel van de Commissie voor wet geving tot vaststelling van bepalingen om het venten door kinderen tegen te gaan. De heer Kraan vraagt of het ook de be doeling is te verbieden, dat kinderen bloe men verkoopen voor een liefdadig doel. DeVoorzitteriHetis meer de "bedoe ling de verkapte bedelarij tegen te gaan. De heer Rekké vindt de leeftijd van 16 jaar wel wat hoog, daarom zou hij wel willen, dat niet al te streng wordt opgetreden. De heer N o o r d e w i e r wijst er op, dat bijv. een weduwe thee en koffie laat bezor gen door haar kinderen. Vallen die ook on der de verordening Dat is toch wat hard. De heer S t a d i gDe heeren kunnen wel wenschen over de toepassing opperen, maar zij zullen zich toch moeten houden aan de bewoordingen van de verordening. De uit voering ligt ten slotte niet bij den Raad. Het voorstel wordt aangenomen. 22. Voorstel van de Commissie voor wet geving tot vaststelling van een verordening tot wijziging van de verordening op de straatpolitie ten aanzien van het rijden met rijwielen in wandelplaatsen. Z. d. en z. h. st. aangenomen. 23. Voorstel van de Commissie van wet geving tot intrekking der bepalingen rege lende het tapverbod en tot vaststelling van bepalingen regelende eventueele sluiting dranklocaliteiten. De heer Rekké vindt de periode waarin het tapverbod van kracht is geweest, te kort om er de conclusie uit te trekken, dat het niet goed ging. Spr. beangst zich, dat het thans voorgestelde zonder uiterst streng toe zicht evenmin slaagt. Wel is spr. voor overleg met de vereeniging van vergunning houders. Op nationale feestdagen e. d. gelden hopelijk andere maatregelen. De heer Stadig acht de voorgestelde wijziging een unicum in onze wetgeving. Vanaf 20 Nov. 1920 hebben wij geen wette lijke uitspraak. De voorstelling der commis sie van wetgeving houdt geen steek en is een camouflage van motieven. Op den „pro test-Vrijdag" zijn door spr. walgelijke too- neelen waargenomen, maar elke maatregel wekt protest, dat is nu eenmaal zoo. Toen het licht werd verminderd heeft men als dollen geïllumineerd. Dergelijke uitspattin gen tellen niet. Een verordening worde be oordeeld na den lange werking ervan. Ons tapverbod hééft geen ervaring. En nog steeds geeft ons de Hooge Raad geen zuiver princi- pieele uitspraak. Dat verlamt ons ongetwij feld. Het tapverbod richt zich tegen de alge meene gelegenheid voor drank op „gevaar lijke" dagen v Niet dot er zóóveel dronkaards zijn, maar om te voorkomen. En het nieuwe voor ste' bestrijdt alleen de feitelijke dronken schap. En dit is onvoldoende. Een tapverbod moet de eerste kiemen bestrijden. Tapverbod is na eenigen tijd werkend, mo gelijk te verzachten door de z. g. „sterka drank" alléén te verbieden, met: bier, wijn, port, enz. Dat zou ook voor de hotelhouder* een gioote tegemoetkoming zijn. De heer Noordewier was gaarne mei den heer Stadig me'cgegaan, doch zal helaas anders moeten stemmen. Spr. is teleurgesteld door de arbeiders, dal hij ten aanzien van 'I drankgebruik door hem te hoog geschat waren. De huidige toestand compromitteert de ganscho drankbestrijding. Mr. Stadig acht het verkeerd te willen wachten tot de betrokkenen hoog genoeg staan. Onafhankelijk van hen moet de drank bestrijding gevoerd worden. De heer Leinweber zegt dot to Wou denberg het tapverbod is ingetrokken. Spr. stelt voor dit ook hier te doen en er géén ander voor in de plaats te stellen. DeVoorzitter herinnert aan de woor den van Mr. Stadig „camouflage van motie ven". Wel degelijk is er verschil tusschen den eenen kastelein en den anderen; zeer zeker zijn er, die het drankmisbruik tegen gaan. Het voorstel: alleen sterke drank ver bieden, zou een tegemoetkoming zijn aan hótelhouders c.s. maar den clandestinen ver koop niet verminderen. Mr. Stadig 'herhaalt, dat de ervaring van écn maand geen ervaring is. Oogen- blikkelijke reacties tellen niet mee. Iedere wet brengt ontduikingen mee; hoofdzaak Is dat rij minimaal en kort van duur zijn. Voor de goede elementen moet de verleiding worden weggenomen en eerst na een gene ratie arbeidens kan men van resultaten spreken. Als we nu ons tapverbod opheffen, er kennen wij naar één stem niet geluisterd te hebben (gelach). Het voorstel tot intrekking der bestaande verordening wordt aangenomen met 14—1 stemmen (tegen: Stadig), terwijl de nieuwe verordening wordt vastgesteld. De heer Rekké stelt voor dat geen dis pensatie zal worden verleend op Nieuw jaarsdag, den jaardag der Koningin en op lotingsdagen. De Voorzitter ontraadt dat ten sterk ste, Het voorstel-Rekké woTdt verworpen met de stemmen der heeren Rekké en Stadig voor. 24. Afwijzend advies van B. on W. op het verzoek von T. Bouman om ontheffing van de verordening houdende eischen van dranklocaliteiten. r' Aangehouden. 25. Voorstel van B. en W. om aan J. van Hamersveld ontheffing te verieenen van de gemeentelijke verdrdening op de dranklo caliteiten. Aangehouden. 26. Voorstel van B. en W. om een cre diet te verieenen van hoogstens 2000 voor aanschaffing van een zelfregistrecren- de calorimeter. Aangenomen. 27. Voorste! van B. en W. om een cre diet te verieenen van den aankoop en op stelling van een tweeden watergasgenera tor. Aangenomen. 28. Voorstel van B. en W. om een crediet te verieenen van 5000.— voor den aan koop van transformatoren. Aangenomen. 29. Voorstel van B. en W. om machtiging te verieenen tot aanstelling voor vast van een viertal werklieden ouder dan 33 jaar aan de Gasfabriek. Aangenomen. 30. Voorstel van B. en W. tot wijziging der verordening op het gebruik van electricitelt voor grootverbruikers. Aangenomen. 31. Vaststelling staten van oninbare pos ten Plaatselijke Directe Belastingen, Honden belasting, Straatbelasting, Rioolbelasting, Schoolgelden en Grafrechten. De heer Leinweber wil hierover üv besloten zitting spreken. 32. Vaststelling af- en overschrijvingen dienst 1920. 33. Vaststelling 2e forensen kohier In* komsten Belasting 1920. 34. Vaststelling 11e primitief kohier In komsten Belasting 1920. 35. Vaststelling 7e suppletoir kohier In komsten Belasting 1920. 36. Vaststelling afschrijvingen Inkomsten: Belasting 1920. 37. Vaststelling. Ie gedeelte primitief ko hier straatbelasting 1921. 38. Vaststelling le gedeelte primitief ko hier rioolbelasting 1921 39. Vaststelling afschrijvingen schoolgeld A en B 1919/1920. 40. Vaststelling afschrijvingen schoolgeld A en C 1920/1921. De punten 32 tot 40 worden goedge keurd. Daarna werd een geheime ritting gehou den, m^r aangezien het reeds 11 uur was, gingen we huis toe.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1921 | | pagina 3