Groote halfjaarlyksche
Uitverkoop
REUZENKOOPJES
Jiarneni publiceeren; dan- tast men de men-
jscheni aan in hun naam, en in hun bedrijf.
[(Men moet dus wel heel voorzichtig zijn om
|)een objectieve uitspraak te geven. HeePt
'jnen die niet dan is het zeer onbillijk van
liet gemeentebestuur in te grijpen.
De heer Polder gelooft, dat de heer
JBtndig de zaak te licht neemt. Er zijn 24
melknvonsters genomen, waarvan er 8 on
deugdelijk bleken, terwijl er 6 verdund ble
ken. Van 8 monsters melkbrood waren er
van ondeugdelijke samenstelling, 3 waren
)net water en- melk bereid. Zulke dingen
kunnen niet door den beugel. De menschen
pijn gewaarschuwd en zullen bij eerste her
haling achtervolgd worden. Dan is er toch
filets tegen de namen der knoeiers te publi-
f eeren. Z<ij zullen zich dan waren tegen ver-
Idere overtredingen en het publiek is ge
waarschuwd.
De heer Oosterveen vindt publicatie
wel goed juist in het belang van de goede
handelaars.
De voorzitter wijst er op, dat principi
eel B. en W. altijd op dat standpunt hebben
gesiaan. Vroeger werden knoeiers dadelijk
gepubliceerd. B. en W. zullen overwegen op
welke wijze publicatie moet geschieden.
Of het wetenschappelijke vervalschingen be
treft, is van weinig belang. De heer Polder
heelt er al op gewezen, dat het water en
melk vervalsching betreft.
De heer St a d i g vraagt waar de gemeen
schap het recht van dan haalt de menschen
te disqualificeeren? Het is ook een gemeen
schapsbelang dat de menscher* behoorlijk
worden gehoord.
Op het rapport van één deskundige mag
men niet afgaan. Het hoor en wederhoor
moet behoorlijk worden toegepast.
De heer L e i n w e b e r wijst er op, dat
tijdens de distributie telkens namen werden
gepubliceerd. Waarom zou dat nu niet mo
gen?
De heer Noordewier vreest, dat de
gemeenschap schade zal lijden door de wijze
Waarop de heer Stadig zijn standpunt ver
dedigt. We moeten vertrouwen hebben in
den keuringsdienst, die er voor waakt dat de
consument krijgt, waarop hij recht heeft.
De heer Oost er veen gelooft, dat de
bakkers, die aanzegging hebben gekregen,
tidh wel verdedigd1 zouden hebben, als het
knoeien niet juist was.
Het rapport wordt aangenomen voor ken
nisgeving.
B. en W. zullen de vraag van den heer
Polder overwegen.
Proces verbaal van de opneming van kas
en boeken van den ontvanger dei* gemeente
Amersfoort, opgemaakt door den verifica
teur der gemeentefinanciën.
'Kennisgeving.
Bericht van Mej. A. J. de Waard te Zwolle
dat zij de -benoeming tot onderwijzeres aan
de C-school No. 3 aanneemt.
Kennisgeving.
Besluit van Gedeputeerde Staten van
Utrecht, d. d. Juni 192T, afdeeling- V, No.
731, tot handhaving van het Raadsbesluit
van 27 Januari 1921, waarbij afwijzend werd
beschikt op het bezwaarschrift van H. van
den Boogevt te Amersfoort tegen zijn aan
slag in de Plaatselijke Directe belasting naar
3ret inkomen dier gemeente over het jaar
1919.
Kennisgeving.
Aanvraag van het bestuur der school voor
Christelijk Nationaal onderwijs krachtens
artikel 72 dej wet op het Lager Onderwijs.
Burgemeester en Wethouders om advies.
Verzoek van de afdeeling Amersfoort van
den Bond van Nederlandsche Onderwijzers,
om maatregelen te willen treffen dat de
speelplaatsen bij verschillende scholen in
een beteren toestand worden gebracht.
Burgcmeesler en Wethouders om advies.
Verzoek van de afdeeling Amersfoort van
len Bond van Nedeilamlsche Onderwijzers
>m spoedig aan de ordestellrng van haar
jdres inzake aansleling reserveonderwijzers.
Burgemeester en Wethouders om advies.
Mededeeling van Burgemeester en Wet
houders aan den Raad dat de geheele lee
ning ad 1.000.000.— na inschrijving is
«toegewezen, waardoor het geven van uitvoe
ring aan het besluit tot het sluiten zoo noc-
ttig van een kasgeldieening van 800.000
inlet noodig is geweest.
2. Onderzoek geloofsbrieven Mej. E.
Middelburg.
De heeren Verhoef, Stadig en Rekké wor
den aangewezen de commissie van onder
zoek uit te maken.
De heer Ve r h o e f deelt mede, dat de ge
loofsbrieven in orde zijn bevonden, waarom
de commissie voorstelt mej. Middelburg als
lid van den Raad toe te laten.
Aldus wordt besloten.
3. Benoeming van een leeraar in de Na
tuur- en Scheikunde aan het Gymnasium.
De aanbeveling luidt
1. P. Son ut, scheikundig ingenieur, leer
aar aan de R. H. B. S. en het gymnasium
te Schiedam
2 V. S. F. Berckmans, chem. docts., tij
delijk leeraar aan het gymnasium alhier.
Benoemd wordt de heer Schut met alge-
ra c ene stemmen.
Aan de orde is daarna
Verzoek van den Amersfoortschen Be
stuurders bond, de R. K. Standsorganisatie
en Christ eüjiken. Bestuurders bond om maat
regelen te willen treffen om den werkloo
zen werk te verschaffen.
De heer N oordewier herinnert aan.
het in 't leven roepen van de commissie
voor werkverruiming, welke de nood der
werkloozen moest lenigen en anderzijds de
fwerkloozenkassen moest ontlasten. Dat was
de uitgesproken bedoeling van den minister.
Deze commissie heeft 18 Mei een brief van
B. en W. behandeld, waarin zij mededeelen,
'dat de regeeiing de middelen aan de ge-
meerite heeft onthouden om het 'havenplan-
te financieren en de gemeentekas het op
eigen gelegenheid niet doen. Toen heeft het
college nagegaan wat dan moest worden ge
daan Onmogelijk was een werkloozenbe-
strijding naast de werkverschaffing. Ver
schillende conferenties zijn met B. en W.
gehouden, maar nimmer is gehoord, dat de
werk verschaffing niet naar den zin van B.
en W. was. De bedoeling dezer passage is
zeker, dat de werkverschaffing zal worden
stop gezet, dat er slechtere voorwaarden
zullen komen.
B. en W. hebben ook onder de oogen ge
zien, dat er werkloozen zijn, die langer uit-
keering hebben gehad, dan waarop ze recht
hebben. Deze menschen zullen niet aan hun
lot worden overgelaten. Welke maatregelen
denken B. en W. voor hen te nemen? De
conolussie van B. en W. is, dat de thans be
staande werkverschaffing niet meer kan wor
den voortgezet. Eerst zullen worden ontsla
gen de ongehirwden en de weduwnaars, dan
zij die nog 20 dagen kunnen blijven trek
ken en aan de anderen zal worden aange
zegd, dat de werkverschaffing zal eindigen.
De commissie heeft diit schrijven behan
deld en eenparig is besloten dat besluit niet
uit te voeren.
De organisaties hebben een conferentie
met B. en W. gehouden en ook met den mi
nister van Financiën, omdat het gemeente
bestuur op het standpunt stond, dat de werk
verschaffing alleen kon doorgaan bij tot
standkoming van het havenplan. De minis
ter heeft gezegd, dat hij niet inging op het
plan van Amersfoort,-daar hij dan tal van
andere gemeenten zou krijgen. In het col
lege zijn de bevindingen uit den Haag mee
gedeeld. Wij gevoèien de moei'ijkheid van
de uitvoering van het haven-plan, maar an
derzijds moeten we zien naar de menschen
die op straat zullen worden gezet. Wij heb
ben naar werk omgezien en nagegaan, dat
er nog wel voor een half jaar werk is. B. en
W. zouden een onderzode daarnaar instel
len en het resultaat can de organisaties mee
deden. Wij dachtennou is de zaak voor el
kaar. Het bevreemdde ons dan ook, dat we
15 Juli een briefje ontvingen van B. en W.
waarin -niet stonden de resultaten van 't on
derzoek, maar slechts de bloote mededee
ling wij hebben ons standpunt gehandhaafd.
Dat is geen correcte behandeling. De orga
nisaties hebben zich tot den Raad gewend
en we hopen ,dat deze niet het besluit van
B. en W. voor zijn rekening zal nemen.
Wat er ken gebeuren voor de werkloozen,
wi'len wij ook voor hen doen.
De heer Polder gaat de verschillende
conferenties na, waarbij bleek, dat het col
lege van B. en W. niet één was. Die confe
renties zijn niet altijd; geleid zooals het
moest. Als de voorzitter de conferenties
meer inlichtingen had verstrekt, zouden de
organisaties ook een duidelijker standpunt
hebben kunnen inemen. Niet één organisa
tie heeft den indruk gekregen, dat de laat
ste groep niet zou ontslagen worden. Uit
voerig beklaagt Spr. zich over de gebrekkige
voorlichting. De financiën spéen niet de
hoofdzaak, is gezegd. Welnu wij hebben na
gegaan, dat -er nog voor een half jaar werk
is. Laat men daarom ons voorstel aannemen,
't Is toch beter dat de menschen productief
werk leveren dan dat ze bij het Armbestuur
terecht komen.
Wethouder Ruitenberg verdedigt bp
afwezigheid van wethouder Jorissen het
standpunt van B. en W. Hij doet dat vol
vertrouwen omdat hij de overtuiging heelt
dat het college gedaan heeft, wat gedaan
moest worden. Er heerscht hier een misver
stand. Het is niet de bedoeling de werkver
schaffing stop te zetten. Zoolang er produc
tief werk is zal er werk worden verschaft. De
briet van B. en W. is dan ook zeer voor-
zich gesteld. Wij hebben niet zonder
meer gedacht die werkverschaffing zullen
we maar opruimen en dan kunnen we ze
later terug nemen tegen lager loon. Niet
een in het college heeft daaraan gedacht.
Slechts hebben we ons een andere wijze
gedacht. De groep die minder dan 20 dagen
uitkeering te goed had, bleeft aan het wcun..
En thans nu de toesand weer wat gunstiger
is geworden hebben B. en W. besloten dat
zij die 20 dagen te trekken hebben, weer
aan het werk kunnen gaan, opdat zij niet ge
heel uitgetrokken zullen worden. Deze maat
regel zal zeer veel schelen. Dat wij bezorgd
zijn, mag men ons niet kwalijk nemen. Wij
zijn niet zoo optimistisch gestemd, en moe
ten ook overwegen of er van den winter geen
werkloosheid zal zijn. We zouden nu opma
ken dat waarmee we later hen kunnen hel
pen, die niets meer hebben. Daarom moeten
we hen die nog meer dan 20 dagen te trek
ken hebben niet te werk stellen. Niet alle
werk is geschikt voor de werkeloozen. Nu
hebben we bericht -gekregen, dat „Tuindorp"
goedgekeurd zal worden en dan zullen we
goed onder de oogen zien welke krachten
die daarvoor geschikt zijn, daar aan het
werk kunnen worden gesteld.
Het is absoluut niet het geval, dat we blij
zonden zijn de werkloozen maar eens op te
kunnen ruimen.Wij voelen allen de ellende
der werkeloosheid. Maar gaan we zoo door
dan hebben we maar tot Augustus werk. En
dan moeten we de menschen wegsturen. Is
dat dan wijs beleid Laten zij die nog trek
ken liever uitzien naar werk, opdat anderen
langer kunneni werken. Wij moeten niet al
les opmaken, maar ook denken aan den a.s.
winter.
Dat wij wel zeer zek-er de belangen der
werkloozen ter harte nemen bewijst tooh wel
dat we een veertien dagen uitstel namen om
U in de gelegenheid te stellen naar den
Minister te gaan. Dat heeft niet gelopen en
nu moeten we ons behelpen met kleine kar
weitjes.
De heer Polder begrijpt niet hoe de
wethouder kan verklaren dat mensohen die
nog 20 dagen te trekken hebben, kunnen
worden te werk gesteld. Een vorige week
verklaarde hij dat de menschen eerst uit
getrokken moesten zijn. Het college is van
meeinfi- veranderd, Uit de gevoerde bespre
kingen is niet gebleken 't standpunt nu door
den wethouder verkondigd. Als de laatste
conferentie in het teeken had gestaan als
nu dooT den Wethouder is medegedeeld,
hadden de Organisaties van heel ander hout
plankjes gesneden, Als de zaak zoo is als
thans wordt voorgesteld, wil Spr. zich daar
tegen niet verzetten. Maar het col-lege doet
dan wat de Minister niet wil, m.l. de werk-
loozenkassen belasten inplaats van ontlas
ten.
De heer Rekké gelooft niet, dat de Wet-
houder het zoo prettigl vond, hierover te
mogen spréken. Waarom anders het voor
stel om prae-advies.
De 'heer Stadig vraagt of de indruk
juist is dat de zaak op den ouden voet zal
worden voortgezet.
De heer Noordewier acht het niet zoo
vreemd dat er misverstand is gewekt, want
de brief van B. en W. was een zeer sluwe
brief.
De Wethouder heeft nu een zekere toe
zegging gedaan, dat de werkverschaffing
niet zal worden stopgezet. Spr. zou er prijs
op stellen als deze zaak kon worden afge
daan op die wijze, dat ze weer geheel kwam
voor rekening van de Commissie voor Werk
verruiming. B. erv W. hebben op ruwe wijze
inge nepen in het werk dier commissie en
daarom zal het aanbeveling verdienen de
geheele zaak weer te zenden aan de Com-
rtvssie vcoi; Werkverruiming. Daarom stelt
Spr. voor den toestand weer te Jaten intre
den zooa's die geweest is. Veranderingen
kunnen dan, als ze noodig zijn, in overleg
met de organisaties plaats vinden.
De heer Leinweber meent gelezen te
hebben, dat de Minister in andere plaatsen
wel bijdraagt in de kosten voor havenverbe
tering.
De hee Oosterveen vraagt nog ande
re inlichtingen.
Wethouder Ruitenberg zegt, dat
bij 'hem nooit de indruk heeft bestaan, dat de
werkverschaffing zou worden stopgezet.
Werkverschaffing kan natuurlijk niet eeuwig
duren.
De heer Polder: Hebt U daar niet ver
klaard, dat de menschen die uitgetrokken
waren'niet meer te werk zouden worden ge
steld.
Wethouder Ruitenberg: Ik had
den brief niet m mijn hoofd en, t kan wel
zijn, dat ik gezegd heb, ofschoon ik in mijn
hort het er niet mee eens was. Wij zijn ver
anderd, omdat er andere perspectieven zijn
gekomen. Over 3 maanden veranderen we
misschien weer. Daar mag men ons toch
geen verwijt van malcen.
De kostwinners worden nu niet te werk
gestid omdat rij nog trekkenden ziin. Maar
als ze nog maar 20 dagen hebben, zullen
we ze weer te werk stellen. De menschen
komen dan dus successievelijk terug.
De heer Rekké kan nu wel meenen, wat
hij gezegd heeft, maar werkelijk zoo was het
wij wilden het aan den, Raad laten.
De Voorzitter zegt, dat B. en W. uit
differentie voor den Raad, prae-advies heb
ben voorgesteld.
Verder bestrijdt de voorzitter den heer
Poeder.
De heer Stadig gelooft, dat de geheele
zaak thans gereduceerd wordt tot de vraag:
hoe lang is er werk? Als dat zoo is, dan is
dat stof opjagen toch heel wel niet noodig
geweest, maar uit het stuk van B. en W. is
geen andere indruk te krijgen? dan dat er
een eind komt aan de werkverschaffing. De
zaak komt nu hier op neer, dat er nog wel
werk is. Maar spr. moet het betreuren
het heele beleid van B. en W. in deze zaak.
Als een dergelijke delicate zaak op een wijze
als hier geschied is behandeld wordt, is dat
zeer af te keuren.
De heer Noordewier voert nog
maals het woord, waarna wethouder Ruiten
berg tegenover den heer Stadig het college
van B. en W. verdedigt.
De heer Kroes betreurt het, dat de za
ken zoo verkeerd worden voorgesteld en dat
er zooveel verwarring is. De drie organisa
ties die de brief hebben gezonden zullen
wel inzien, dat als er geen werk is de werk
verschaffing ophoudt. Is het dan geen wijs
beleid, om hen, die het geld niet kunnen
missen het langst aan het werk te houden.?
Als dat in dien brief had gestaan hadden we
het met beide handen aangegrepen. Spr.
hoopt, dat de zaak althans nu dit resultaat
zal hebben dat het voorstel Noorderwier met
algemeene stemmen zal worden aangeno
men.
De Voorzitter riet in de motie, dat
het werk zooveel mogelijk wordt verdeeld
terwijl B. en W. het wilden verdeelen over
hen, die het meest noodig hebben.
De heer Noordewier aanvaardt het
gesprokene van den heer Kroes inzake het
beeindigen der werkverschaffing niets wordt
ingestaan voor een royale uitroeiing.
De heer Kroes bepleit een wijziging der
motie dat het werk verdeeld zal woren over
hen, die het meest noodig hebben.
De heer N oord e wier bepleit nog
maals de geheele zaak te laten regelen door
de Commissie voor werkverzuiming.
De heer Stadig zal geheel con amore
stemmen voor het voorstel, maar los van den
interpretatie van den voorzitter.
De Voorzitter zet zijn lezing van het
voorstel nogmaals uiteen.
De motie wordt in dier voege gewijzigd,
dat B. en W. worden uitgenoodigd hun be
slissing te nemen en de zaak der werkver
schaffing in overleg met de commissie voor
werkverruiming verder te regelen.
De motie wordt aangenomen met 12
tegen 13 stemmen, die der heeren Verhoef,
Ruitenberg en Nieuwendijk.
De Voorzitter zegt dat B. en W.
zullen overwegen wat hun na deze beslissing
staat te doen.
4. Voorstel van B. en W. tot het ver-
leenen van ziekteverlof aan onderwijzend
personeel.
Z. d. en z. h. st. aangenomen.
5. Voorstel van B. en W. aan Mej. J. G.
v. Maanen eervol ontslag te verieenen als
onderwijzeres aan de O. L. School A no. 5.
Als voren.
6. Voorstel van B. en W. inzake het ge
bouw aan de Miereveldstraat, hetwelk voor
schoolgebouw is bestemd.
Wordt aangehouden.
7. Voorstel van B. en W. tot wijziging
van de verordening tot regeling van het
lager onderwijs.
Z. d. en z. h. st. aangenomen.
8. Voorstel van B. en W. naar aanleiding
van een verzoek van het bestuur der R. K.
Jongensschool inzake den bouw van een
school.
Als voren.
9. Voorstel van B. en W. inzake den
bouw van een school aan de Vondellaan.
10. Voorstel van B. en W. tot opheffing
van den cursus tot opleiding voor lioofd-
onderwijzer(es).
Als voren.
11. Voorstel van B en W. tot aankoop
van een strook grond, hoek Korte Berg
straat en Snouckaertlaan, van J. A. en F.
H. v. d. Berg.
Als voren.
12. Voorstel van B. en W. tot aankoop
van een perceel grond; gelegen aan het
Plantsoen Noord van de stichting de Ar
men „de Poth".
Als voren.
13. Voorstel van B en W. tot overname
van een strook grond aan den Lageweg
van Amersfortia.
Als voren.
14. Voorstel van B. en W. tot verkoop
van een strook grond aan de Barchman
Wuytierslaan, hoek Heinsiuslaan, groot
758 M'. voor 4 per M'. aan J. Doome-
veld en L. Klein.
Als voren.
15. Voorstel van B. en W. tot intrek
king van de raadsbesluiten van 27 Januari
1920 en 18 Juni 1920 tot verkoop van
perceelen bouwterreinen aan de heeren Van
Es, Snoek en Schwing.
Als voren.
16. Voorstel van B. en W. tot intrekking
van het raadsbesluit van 27 Juli 1920 in
zake overdracht onderhoudskosten van de
in het jaagpad nabij het Haventje en het
Groote Gat gelegen duikers.
Als voren.
17. Voorstel van B. en W. tot verhuur
van een gedeelte van het gebouw Groen
markt No. 8 aan de firma Mulder te Ede.
Als voren.
18. Voorstel van B. en W. tot verhuur
van de hooiberg aan de Coninckstraat
(hoek Plantsoen) aan L. Pijl Jr.
Ais voren.
19. Voorstel van B. en W. vergunning
te verieenen aan B. Kraal om in gemeente
grond een beerput met rioleering te maken.
Als voren.
20. Voorste! van B. en W. tot verhoo
ging van het crediet voor restauratie van
den O. L. Vrouwe Toren en tot het tref
fen van een nadere financieele regeling.
Als voren.
21. Voorstel van de Commissie voor wet
geving tot vaststelling van bepalingen om
het venten door kinderen tegen te gaan.
De heer Kraan vraagt of het ook de be
doeling is te verbieden, dat kinderen bloe
men verkoopen voor een liefdadig doel.
DeVoorzitteriHetis meer de "bedoe
ling de verkapte bedelarij tegen te gaan.
De heer Rekké vindt de leeftijd van 16
jaar wel wat hoog, daarom zou hij wel willen,
dat niet al te streng wordt opgetreden.
De heer N o o r d e w i e r wijst er op, dat
bijv. een weduwe thee en koffie laat bezor
gen door haar kinderen. Vallen die ook on
der de verordening Dat is toch wat hard.
De heer S t a d i gDe heeren kunnen wel
wenschen over de toepassing opperen, maar
zij zullen zich toch moeten houden aan de
bewoordingen van de verordening. De uit
voering ligt ten slotte niet bij den Raad.
Het voorstel wordt aangenomen.
22. Voorstel van de Commissie voor wet
geving tot vaststelling van een verordening
tot wijziging van de verordening op de
straatpolitie ten aanzien van het rijden met
rijwielen in wandelplaatsen.
Z. d. en z. h. st. aangenomen.
23. Voorstel van de Commissie van wet
geving tot intrekking der bepalingen rege
lende het tapverbod en tot vaststelling van
bepalingen regelende eventueele sluiting
dranklocaliteiten.
De heer Rekké vindt de periode waarin
het tapverbod van kracht is geweest, te kort
om er de conclusie uit te trekken, dat het
niet goed ging. Spr. beangst zich, dat het
thans voorgestelde zonder uiterst streng toe
zicht evenmin slaagt. Wel is spr. voor
overleg met de vereeniging van vergunning
houders.
Op nationale feestdagen e. d. gelden
hopelijk andere maatregelen.
De heer Stadig acht de voorgestelde
wijziging een unicum in onze wetgeving.
Vanaf 20 Nov. 1920 hebben wij geen wette
lijke uitspraak. De voorstelling der commis
sie van wetgeving houdt geen steek en is
een camouflage van motieven. Op den „pro
test-Vrijdag" zijn door spr. walgelijke too-
neelen waargenomen, maar elke maatregel
wekt protest, dat is nu eenmaal zoo. Toen
het licht werd verminderd heeft men als
dollen geïllumineerd. Dergelijke uitspattin
gen tellen niet. Een verordening worde be
oordeeld na den lange werking ervan. Ons
tapverbod hééft geen ervaring. En nog steeds
geeft ons de Hooge Raad geen zuiver princi-
pieele uitspraak. Dat verlamt ons ongetwij
feld.
Het tapverbod richt zich tegen de alge
meene gelegenheid voor drank op „gevaar
lijke" dagen v
Niet dot er zóóveel dronkaards zijn, maar
om te voorkomen. En het nieuwe voor
ste' bestrijdt alleen de feitelijke dronken
schap. En dit is onvoldoende. Een tapverbod
moet de eerste kiemen bestrijden.
Tapverbod is na eenigen tijd werkend, mo
gelijk te verzachten door de z. g. „sterka
drank" alléén te verbieden, met: bier, wijn,
port, enz. Dat zou ook voor de hotelhouder*
een gioote tegemoetkoming zijn.
De heer Noordewier was gaarne mei
den heer Stadig me'cgegaan, doch zal helaas
anders moeten stemmen. Spr. is teleurgesteld
door de arbeiders, dal hij ten aanzien van 'I
drankgebruik door hem te hoog geschat
waren. De huidige toestand compromitteert
de ganscho drankbestrijding.
Mr. Stadig acht het verkeerd te willen
wachten tot de betrokkenen hoog genoeg
staan. Onafhankelijk van hen moet de drank
bestrijding gevoerd worden.
De heer Leinweber zegt dot to Wou
denberg het tapverbod is ingetrokken. Spr.
stelt voor dit ook hier te doen en er géén
ander voor in de plaats te stellen.
DeVoorzitter herinnert aan de woor
den van Mr. Stadig „camouflage van motie
ven". Wel degelijk is er verschil tusschen
den eenen kastelein en den anderen; zeer
zeker zijn er, die het drankmisbruik tegen
gaan. Het voorstel: alleen sterke drank ver
bieden, zou een tegemoetkoming zijn aan
hótelhouders c.s. maar den clandestinen ver
koop niet verminderen.
Mr. Stadig 'herhaalt, dat de ervaring
van écn maand geen ervaring is. Oogen-
blikkelijke reacties tellen niet mee. Iedere
wet brengt ontduikingen mee; hoofdzaak Is
dat rij minimaal en kort van duur zijn. Voor
de goede elementen moet de verleiding
worden weggenomen en eerst na een gene
ratie arbeidens kan men van resultaten
spreken.
Als we nu ons tapverbod opheffen, er
kennen wij naar één stem niet geluisterd te
hebben (gelach).
Het voorstel tot intrekking der bestaande
verordening wordt aangenomen met 14—1
stemmen (tegen: Stadig), terwijl de nieuwe
verordening wordt vastgesteld.
De heer Rekké stelt voor dat geen dis
pensatie zal worden verleend op Nieuw
jaarsdag, den jaardag der Koningin en op
lotingsdagen.
De Voorzitter ontraadt dat ten sterk
ste, Het voorstel-Rekké woTdt verworpen
met de stemmen der heeren Rekké en Stadig
voor.
24. Afwijzend advies van B. on W. op
het verzoek von T. Bouman om ontheffing
van de verordening houdende eischen van
dranklocaliteiten. r'
Aangehouden.
25. Voorstel van B. en W. om aan J. van
Hamersveld ontheffing te verieenen van de
gemeentelijke verdrdening op de dranklo
caliteiten.
Aangehouden.
26. Voorstel van B. en W. om een cre
diet te verieenen van hoogstens 2000
voor aanschaffing van een zelfregistrecren-
de calorimeter.
Aangenomen.
27. Voorste! van B. en W. om een cre
diet te verieenen van den aankoop en op
stelling van een tweeden watergasgenera
tor.
Aangenomen.
28. Voorstel van B. en W. om een crediet
te verieenen van 5000.— voor den aan
koop van transformatoren.
Aangenomen.
29. Voorstel van B. en W. om machtiging
te verieenen tot aanstelling voor vast van
een viertal werklieden ouder dan 33 jaar aan
de Gasfabriek.
Aangenomen.
30. Voorstel van B. en W. tot wijziging der
verordening op het gebruik van electricitelt
voor grootverbruikers.
Aangenomen.
31. Vaststelling staten van oninbare pos
ten Plaatselijke Directe Belastingen, Honden
belasting, Straatbelasting, Rioolbelasting,
Schoolgelden en Grafrechten.
De heer Leinweber wil hierover üv
besloten zitting spreken.
32. Vaststelling af- en overschrijvingen
dienst 1920.
33. Vaststelling 2e forensen kohier In*
komsten Belasting 1920.
34. Vaststelling 11e primitief kohier In
komsten Belasting 1920.
35. Vaststelling 7e suppletoir kohier In
komsten Belasting 1920.
36. Vaststelling afschrijvingen Inkomsten:
Belasting 1920.
37. Vaststelling. Ie gedeelte primitief ko
hier straatbelasting 1921.
38. Vaststelling le gedeelte primitief ko
hier rioolbelasting 1921
39. Vaststelling afschrijvingen schoolgeld
A en B 1919/1920.
40. Vaststelling afschrijvingen schoolgeld
A en C 1920/1921.
De punten 32 tot 40 worden goedge
keurd.
Daarna werd een geheime ritting gehou
den, m^r aangezien het reeds 11 uur was,
gingen we huis toe.