E
„DE EEMLANDER"
Fillson WHIMS r,
EERSTE BLAD.
"20e Jaargang No. 35
per post f J.—, per week (met gratis verzekering
irgen ongelukken) f 0.17°. alzonderlijke nummers
CJB.
AMERSFOORTSC!
DIRECTEUR-UITGEVERi J. VALKHOFF.
b
BUREAU:
ARNHEMSCHE POORTWA'
TEL INT 513
Woensdag 10 Augustus is*2i
bewijsnummer, clkc rCRcl mecr 0.25, dicnstaan'oic*
dingen en Licid.idigheids-adve.tcnticn voor de helft
der prfjs Voor haudc) en bedrijf bestaan zeer
voordeclige hcpalinqcn voor het advcriccrcn. Ecae
Circulaire, bevattende de voorwaarden, wordt op
aanvraag toegezonden
'jet belang van organisatie voor
Handel en Nijverheid in de
naaste toekomst.
(Vervolg.)
door Mr. J. Frima.
_.*n mijn vorig artikel besprak ik de uit
breiding van de werkingssfeer dier nieuwe
Öpamers van koophandel en het belang dat
pKandel en nijverheid er bij hebben, dat de
•leden dezer kamers worden de rechte man
hen op de rechte plaats. Thans rest nog na
'ie gaan op welke wijze deze leden verkozen
Éullen worden.
'Het is door den wetgever niet kwaad be
dacht in de regeling der verkiezing voor de
loamers van koophandel iets nieuws in te
voeren, n.l. het kiesrecht van vereenigln-
gen. Men is daarbij uitgegaan van de ge
dachte, dat vele zoo niet nagenoeg
®l!'e kiezers voor de kamers van koop
handel lid zijn van eene vakvereeniging. En
(nu heeft de wet de regeling zoo getroffen,
«dat ieder kiezer, dae lid is van eene vereeni
ging, die aan de daarvoor gestelde eischen
voldoet, zijn kiesrecht aan die vereeniging
kan overdragen. Hij wordt dan zelf van de
kiezerslijst voor de kamer geschrapt, maar
istemt inplaats daarvan in en inet zijne ver*
eenigting.
Van de eischen, die ten deze aan zulke
vereenigingen worden gesteld, en welke zijn
opgenomen in het Reglement voor de ka
mers van koophandel, vastgesteld bij Kon.
Besluit van IQ Augustus 1Q20, is wel de
belangrijkste, dat den stemgerechtigden
leden de gelegenheid gegeven moet worden
nun stem uit te brengen, zonder dat hier
toe aanwezigheid op eene vergadering
wordt vereischt. De stembiljetten zullen dus
van wege dé vereeniging bij de leden moe
ten worden opgehaald, wat natuurlijk de
stemming moet geheim zijn in een be
hoorlijk gesloten en verzegelde bus zal ge
schieden.
Deze bepaling vooral zal het kiesrecht der
vereeniging popu'air maken. Niet naar het
stembureau gaan en toch zijn kiesrecht kun
nen uitoefenen een eldorado voor den Ne-
derlandschen kiezer f
Het is nog njet in alle opzichten duide
lijk, op welke wijze verder het verloop zal
2ijn van de te houden verkiezingen. De re
geling. zoosls zij thans is gegeven, zal zoo
niet onmiddellijk, dan lach zeker later nog
wel gewijzigd worden. Ze heeft zonder twij
fel fouten, die m.i. een gevolg zijn van hef
overnemen van 'het systeem der kieswet
(evenredige vertegenwoordiging), zon
der de in de kieswet opgenomen stem
plicht. Het reglement schrijft thans voor,
dat de vereenigingen op den dag der ver
kiezing, de namen opgeven van de door
haar gekozen -leden der kamer. De overige
plaatsen worden ingenomen door leden, die
gekozen worden door kiezers, die hun recht
niet hebben overgedragen. In het no. van
15 April van het Algemeen Weekblad „de
Middenstandsbond", waarin dit vereeni-
g'ingskiesrecht werd besproken, werd gewe
zen op de mogelijkheid, dat van 750 indivi-
dueele kiezers 300 opkwamen en 5 leden
voor de kamer van koophandel kiezen, ter
wijl de overige 300 kiezers, die hun kies-
reoht hebben overgedragen aan eene ver-
eenigin?, niet meer dan twee leden in de
kamer brengen. Zonder twijfel bestaat deze
mogelijkheid, maar zouden er, wanneer de
nieuwe kamers van koophandel enkele jaren
bestaan, nog zooveel individueele kiezers
overblijven
Mij dunkt het wordt van tweeën één of
het vereenigimgskiesreoht voorziet in een
behoefte en dan blijven er slechts een zeer
klein «getal ongeorganiseerde individueele
kiezers over, öf bét kiesrecht der vereeni
gingen blijkt een mislukking en dan zal men
er geen gebruik van maken.
Ik geloof niet, dat voor het laatste veel
fcshs bestaat.
Het ver een igingsl even bloeit sterker dan
■ooitalgemeen ziet men in, dat, om op welk
gebied ook, iets te bereiken, samenwerking
de •eerste voorwaarde is. Wie zich niet orga
niseert blijft alleen staan en zijn stem wordt
niet gehoord.
Alle belanghebbenden bij handel en nij-
verh?id zulflen dus goed doen zich. er wel
rekenschap van te geven, dat kiesrecht der
•vereenigingen bestaat en voorzoover ze
nog niet georganiseerd zijn na te gaan,
of hun belang in dezen niet vord'ert thans
aan zulk een isolement een einde te maken.
Het^ is dan ook toe te juichen dat de ver-
leniging „Handel en Nijverheid" heeft be
sloten voor de afdeeling kleinbedrijf van de
kamer van koophandel als verkiezLngs-ver-
eeniging op te treden en in verband daar
mee hare statuten én huishoudelijk regle
ment te herzien.
Zij komt daarvoor als neutrale vereeniging
zeker allereerst in aanmerking; eene ver-
;èenigmg van een bepaalde kleur zou al te
ïioht aan de verkiezingen voor de kamer
een politiek (karakter ^geven, wat met het
oog op de te behartigen belangen onge-
scht genoemd mag worden. Bovendien
opent zich door de toekomstige mogelijk-'
heid van toetreden van fpatroons-vakorgani-
baties tot de genoemde vereeniging waar
toe reeds in beginsel is 'besloten, ook in
oeze richting een wijd verschiet, waarin,
daarvan kan men overtuigd zijn door
«Handel en Nijverheid" uitsluitend het be-
tondel en nijverheid zal worden
Handelscredietsn en Depositoqelden.
Meermalen heb ik, bij het houden van
'besprekingen met hen, die crediet bij onze
instelling kwamen aanvragen, de ondervin
ding opgedaan, dat velen, die later een
ruim en nuttig gebruik maakten van het
handelscrediet, zooals de Middenstands-
bank dit- verleent, tot dusver onbekend, of
althans onvoldoende bekend waren met de
wijze, waarop bij onze instelling steun kon
worden verkregen.
Crediet is een zaak van vertrouwen van
vertouwen niet alleen van den geldgever
in de soliditeit van den geldnemer en zijne
waarborgen, doch ook omgekeerd van ver
trouwen bij den geldnemer in de financieele
kracht en de goede trouw van den geld
gever. Alleen waar zulk wederzijdsch ver
trouwen met recht bestaat, is een deugde
lijke grondslag voor het verleenen en aan
vaarden van crediet aanwezig. Wie dezen
regel uit het oog verliest en bij behoefte
aan crediethulp uitsluitend let op de vraag:
„waar gelukt het mij het gemakkelijkst om
geld op te nemen ziet tweeërlei gevaren
voorbij, die zijn ondergang kunnen tenge
volge hebben, die inderdaad menigmaal
iemands ondergang geweest zijn. Welke zijn
die gevaren? Ten eerste dat hij van een
zwakken geldschieter leent en zich daardoor
blootstelt aan de kans, dat hij zich op het
onverwachtst door credietopzegging of ere-
dietweigering van de middelen verstoken
ziet, waarop hij tereoht meende te kunnen
rekenen. Ten tweede het gevaar, gelegen
hetzij in de gestelde voorwaarden zelve of
wel in de toepassing daarvan. Met name
hierbij speelt de goede trouw van den geld
gever een gewichtige rol voor den geldne
mer. Wie leent, mag zich dus wel nauwkeu
rig rekenschap geven van wien en op welke
voorwaarden hij leent.
Terecht stelt de solide geldgever weder-
keerig eischen aan dengeen die het geld
komt vragen te dien opzichte houdt de
Middenstandsbank zich aan hare statuten
en daarmede is niet alleen haar eigen be
lang, doch ook dat harer gezamenlijke cre-
dietnemers gebaat, want in de waarborgen
die zij verlangt, is tevens voor de crediet-
nemers de waarboTg gelegen, dat het ge
vaar, hetwelk wij zoo juist het eerst noem
den de plotselinge intrekking der beschik
king over het crediet, hun niet boven het
hoofd hangt.
Is voor credietzaken wederzijdsch vertrou
wen noodig, bij het depositoverkeer moet
dit alleen van ééne zijde komen en wel uit
sluitend van den deposant in de soliditeit
der bankinstelling, bij welke hij gelden
deposito stort. Wat kan nu een bank doen
om zich dit vertrouwen te verwerven? Be-
ter is te vragen wat heeft de bank gedaan
om het zich te verwerven Want vertrou
wen is een te précaire zaak om, voor wie
het nog niet bezit, daarnaar speciaal te
gaan dingen.
Op die vraag moeten, wat de Midden
standsbank betreft, de geschiedenis der ven
nootschap en de ervaringen dergenen, die
uit relatiën met haar het beheer kennen,
antwoord geven. Het past ons alleen te ver
wijzen naar onze statuten en onze jaarver
slagen.
Wel mogen wij eens meer de algemeene
aandacht vestigen op het feit, dat van het
geheele terrein van bankzaken wellicht op
geen ander deel dan juist op dat, hetwelk
de Middenstandsbank zich afgebakend heeft
de credietgeving de gelegenheid
steeds in die mate bestaat om van depo
sito gestorte gelden een dadelijk en nuttig
gebruik te maken. Het moet zelfs verwon
dering wekken, dat het publiek in het al
gemeen zich zoo weinig rekenschap geeft
van de vraag, die toch werkelijk wel der
overdenking waard is „wat doet de bank
met mijn geld
Wie als eenig antwoord hierop zou moe
ten bekennen „ik weet het absoluut nietl"
schenkt een bovenmatig vertrouwen, dat ge
lukkig in vele gevallen niet misplaatst mag
worden genoemd, doch inderdaad ook
meermalen is beschaamd. In elk geval kan
absolute onwetendheid ten aanzien der be
stemming, welke de bank aan het geld
geeft, niet geacht worden geschikt te zijn
om den deposant te vervullen met een ge
voel van zooveol veiligheid en gerustheid
als bij het toevertrouwen van deposito
toch wel behoorde aanwezig te zijn. Ter
bevordering van zoodanige gerustheid bij
allen, die wij reeds tot onze deposanten
mogen rekenen en bij degenen, die het
voornemens zijn te worden, willen wij ver
klaren welk gebruik wij van deposito's ma
ken de mededeeling is eenvoudig wij be
talen er de in herdisconto gegeven promes
sen mede of gebruiken het geld om daar
mede aan nieuwe credietaanvragen te vol
doen, dus absoluut in ons bedrijf, terwijl
alle speculatie geheel is uitgesloten cre-
dieten zonder voldoende zekerheid worden
niet verleend. Voor betaling van in her
disconto gegeven promessen kunnen wij in
geld voor deposito's nuttig gebruik vinden
en bij opvraging voor terugbetaling van de
posito's door intermediair onzer Algemeen
Centrale Bankvereeniging voor den Midden-
Stand bij de Nederlandsche Bank promes
sen herdisconteeren. In deze verhoudingen
ligt voor onze deposanten een veilige en
voor ieder gemakkelijk te begrijpen waar
borg voor de nakoming onzer verplichtin
gen ietrene hen. Het houden eener depo*
sitorekening biedt, behalve het rentegenot,
voordeelen en gemakken van anderen aard
aan zoo belangrijk, dat deze hun, die daar
aan gewend zijn geraakt, voortaan onont
beerlijk worden.
Als zoodanig noemen wij in de eerste
plaats het gemak, dat men op zijne de
posito-rekening elk bedrag kan storten, of
door dengeen van wien men heeft te vor
deren kan laten storten, alsmede tegen het
tegoed eiken dag en over elk bedrag kon
beschikken, zoodat men zelf geen geld te
bewaren heeft, dat in huis aan gevaren en
renteverlies blootstaat.
Voorts kan men rekeningen, kwitantes en
wissels bij ons betaalbaar stellen, terwijl
bovendien onze déposnnten het voordeel
hebben dat de Middenstandsbank door het
geheele land vertakt is.
Ten slotte neem ik deze gelegenheid te
baat om de aandacht op onze safe-inrich
ting te vestigen.
Safes zijn van staal vervaardigde loket
ten, geschikt tot berging van geld en gelds
waarden. Deze loketten bevinden zich in de
stalen loketkast, welke in de brandvrije
kluis van ons kantoorgebouw is geplaatst en
kunnen door ieder voor korten of langen
tijd worden gehuurd tegen het tarief, het
welk aan de Bank gratis is te bekomen. Toe
gang tot het gehuurde loket wordt alle
werkdagen verleend.
Het nut eener zoodanige veilige en wei
nig kostbare bewaring van geld en gelds
waarden springt zoozeer in het oog, dat wij
hierover niet verder in beschouwingen be
hoeven te treden. Het toenemende gebruik
onzer safes bewijst trouwens, dat men alge
meen daarvan overtuigd is.
A. H. MARTENS.
Re Wijn.
„Reimt sich glcioh Wcin mit Rhein
„Reimt sich Wasser nicht mit Wein"
Wijn is van adel. Onmatigen mogen zich
bezatten, drank bestrijders mogen hem uit
krijten voor vergif en erger; wijn leeft en
wijn is edel. Want in deze causerie stellen
wij te eenmaal voorop, dat wij "het matig ge
bruik van wijn bedoelen, niet om zijn alco
holgehalte, noch om zijn roes de wijn bezin
gen, maar om zijn vurige roede kleur en
om zijn smaak, om zijn geheele wezen dat
(en nu voor het laatst!) bij verstandig
gebruik de waardigste en de voornaamste
drank is. Wie kan «zich indenken een feest
met eere-hoffie, ee. e-ranje c. p. of eere-kar-
nemelk? Wie kan "troosten met fosco, met
kruisbessenlimonade cf zelfs maar met bier?
Er zijn van die gevallen in onze existentie,
dat wijn onvervangbaar is soms in 'het
champagne, soms is het bourgonje en dan
juist komt weer dat levendig besef, waarmee
wij aanvingen: wijn is van adel.
De bekende journalist-auteur M. J. Brusse
heeft, de verdiensten van den wijn opsom
mend, een kroniekje geschreven „In vino
Veritas", waarin wij lezen:
„Door alle tijden 'heen heeft men den wijn
verbouwd en door alle tijden den wijnstok
bezongen. Volgens Genesis was het de eer-
ffe zorg van Noach, na den zondvloed,' om
op de droogvallende aarde weer een wijn
gaard te planten, dat het druivensap hem
toch weer schaloos mocht stellen voor zóó
veel ontbering.
De Egyplenaren verheerlijkten Osiris
voor de gaven van den wingerd. De Grieken
Bachus."
Brusse gaat voort, volgt de lijn van de
menschelijke geschiedenis, ziet het verbond
tusschen wijnbouw, beschaving en volks
zede, citeert schrijvers en dichters (vergeet
Vondel niet!) die den wijn bezongen en de
drukker van de regelen schuift er prc-ntjes
tusschen van graveurs en schilders die hun
kunst aan druivennat inspireerden.
O, de geheelonthouder wéét wel wat hij
zegt. Zijn statistieken en nog meer: zijn
staaltjes zijn hartverbrokkelend, maar Brusse
haalt een psychiater aan uit München en
deze prof. Albert Eulenburg schrijft
„Er bestaat haast niets, dat geen gevaar
voor misbruik in zich heeft. Zoo lijdt een
groot percentage van de rijke menschen aan
•teveel eten, aan „ondervoeding", zooals de
medici dat noemen. De betrekkelijk weinige
•genotmiddelen, die het leven de meeste
menschen maar aan biedt, kan men toch niet
allemaal eenvoudig op de verbodslijst zet
ten, omdat een minderheid' van redelooze en
wilszwakke individuen de kracht niet 'heeft,
zich zelf te behoeden voor overmatig ge
nieten."
Een stap verder gaan de vegetariërs. Hun
ethiek mag «niet in twijfel getrokken worden,
en overmatig rooken, te veel koffie en thee
drinken is zéér schadelijk. Teveel voetbal
len óók. Waar gaan we heen? Het leven is
geen theorie. „En liever dan theoretisch te
leven en zich van de meeste aangename din
gen te onthouden (de teatotallerswaar
door het bestaan hier beneden een 'hygiëni
sche woestenij wordt, 'leef ik aldus Bil-
roth misschien wel iets korter, maar dan
tenminste zóó, dat ik van de gegeven ge
nietingen meeprofiteer. Een keuze, die
ieder normaal mensch voor zich zelf heeft
uit te maken."
Onder de oude wijsheid van vele eeuwen
vinden we de volgende merkwaardige uit
spraken:
„Wees geen wijnzuiper, want de wijn
brengt veie menschen om. De wijn verkwikt
den mensoh het leven, als hii matig drinkt.
En wat is een leven zonder wijn? De wijn is
geschapen, dat hij de menschen vroolijk zal
maken" (Jezus Sirach IQO j. v. Chr.)
Nog is de wijn van oudsher een plechtig
kerkelijk ceremonieel. Roemer Visscher
schrijft:
,Dronckaert beschuldigt den wijn, of den
beecker daer hij wijt gech^cken heeft, dat
die de oirsaeck zoude sijn van sijn droncken-
schap; neen voorwoer, dan de gierige be-
gheerte van sijn gulsige darmen, die heeft
hem door de smake van zijn leek ere tonge
daerhenen ghestoten."
In Ecclesiestius heet het: „Zooals do eik
het staal keurt, zoo proeft de wijn de men*
schenharlen". Goethe schreef:
„Der ist nicht wer des Weines, der ihn
wie wasser trinkt
En Huijgens zong:
„God maeckte water wijn,
en heeft Gods volck ontstelt.
Maar Gods volck was zoo blind
als 't zedert is gebleven:
Hoe kond heer anderszins het
wonder wonder geven?
Deed God niet aale claegh het selve
werok in 't veld?
Hippocrnlus, de vader*van de geneeskunst,
formuleerde nu 2300 jaren geleden zijn oor
deel over den wijn ongeveer aldus:
„De wijn is een bij uitstek geschikte gave
voor den mensch, wanneer men dezen drank
in gezondheid zoowel als in ziekte, wel te
pas en in de juiste maat weet te gebruiken,
volgens een ieders eigen constitutie".
In geen ziekenhuis ontbreekt de wijn.
Hierbij het ad fundum. Goede wijn be
hoeft geen krans en we waren al een krans
je aan het vlechten. Enfin, om de waardige
slapen van Bachus blijve een groeil blaad
je hangenf
W».
Een praatje over onze drukkerijen
't Is nog niet zoo heel lang geleden dat
hier ter stede een dame een onzer boekwin
kels binnenstapte en een bepaalden kinder
bijbel vroeg.
t Spijt me zeer, mevrouw", zegt de be
diende, „maar deze is geheel uitverkochtl"
„Och", zegt de dame, „zoudt U dan niet zoo
„vriendddjk willen zijn hem even te drukken,
,,'t is een cadeautje voor mijn zoontje, dat
„morgen jarig is, ziet U!" Waarop de bedien
de antwoordde'k hoop er voor te zorgen,
„mevrouw!"
Had die dame den bewusten bijbel per sé
op den bepaalden dag willen hebben, don
waren er zeker vijftien honderd arbeiders
noodig geweest om hem te vervaardigen en
hadden de kosten van dat eene boek zeker
duizenden guldens bedragen.
Misschien zult U nu zeggen, dat die be
diende zijne bevoegdheid te buiten ging en
zeer zeker een ander antwoord had moeten
geven, och daarover zullen wij niet twisten.
De boekverkooper en de drukker betreuren
het, dat dergelijke vragen in den tegen-
woordigen tijd nog gesteld kunnen worden.
En nu zal deze gebeurtenis wel tol de hooge
uitzonderingen behooren, er heerscht inder
daad veel onwetendheid over den aard van
het drukkerijbedrijf. Maar heel weinigen we
ten, wat er wel noodig is, voor en aleer een
stuk werk ter aflevering gereed is en zeer
zeker zou veel kritiek en zouden veel op
en aanmerkingen achterwege blijven won
neer er wat meer kennis wat meer inzicht
bestond over het wezen eener drukkerij en
over het vak van den letterzetter en boek
drukker.
Och, men vindt de drukwerkjes in de
goot, men ziet ze zweven in de lucht, op den
weg en in het water en bij je thuis, overal
ziet men papier met letters er op 't is al
te gewoon, en dan te weten, dat dat nog
geld kost ook soms heel veel geld, „nee",
zegt de boer, dat gaat mien boven de pette".
Och, we zullen het niet hebben over de
uitvinders van de boekdrukkunst, niet twis
ten over de vraag of deze Laurens Janszoon
Koster dan wel Gutenbeng heette, neen, we
zullen het probeeren U te interresseeren
voor onze- en hiermede bedoelen we na
tuurlijk onze Amersfoortsche drukkerijen.
En we doen het daarom zoogaame, om
dat men nagenoeg in geen enkel dorpje of
stad van ons land kan vertoeven of men
vindt er drukwerk, vervaardigd in onze goe
de stad. De eigen bevolking weet niet half
hoevee! boeken, soms kostbare boeken, hier
ter stede wel worden gedrukt en hoeveel
personeel daaraan het brood verdient. In
heel Nederland is geen gewezen militair
aan te wijzen, die nimmer een formulier, ta
bel of iets dergelijks in handen kreeg, dat
hier ter scede is gemaakt. En zoo vindt men
't in Amersfoort vervaardigd drukwerk ver
over de giénzen, in Amerika en Kaapkolonie
in Indië en China en nu zult ge U misschien
heel even afvragen, wat daarvan de reden is.
Wij zeggen „misschien" en herhalen het
even, omdat wij zoo gaarne willen, dat U
zich die vraag even stelt. Welnu, dat komt,
omdat men ver buiten onze stad, ver bui
ten onze grenzen de hier ter stede geves
tigde drukkerijen veel beter kent en hunne
capaciteiten veel hooger waardeert dan dat
de eigen bevolking zulks doet. En al weer
stellen we ons de vraag„Hoe komt dat
nu?" Hoe komt het toch, dat er nog meer
dere zakenmenscnen en particulieren zijn,
die veel, zoo niet alles, van Amersfoort en
hare bewoners moeten hebben, toch Yan el
ders hunne drukwerken betrekkend
En zoo zouden we eigenlijk nog tal
vragen kunnen stellen, waarvan we even"
wel de beantwoording achterwege moetert
laten. Wij kunnen het niet anders vorkla
ren dan dot men onze drukkerijen niet kent.
Ware dit wel het geval, kende men ze hier
zoo goed als buiten onze Veste, welnu, dan)
werd alle drukwerk zeer zeker hier in ons
goede Amersfoort gemaakt en profiteerden
onze drukkers en het personeel der druk
kerijen van het werk, dot nu naar „buiten"
gaat. En wanneer we dan werklooze typo-
graven zien rondloopen gelukkig zijn het
er niet vele och, don grieft het ons we!
een beetje en naar onze meening verklaar
baar. 't Is niet noodig, hè! Maar we hadden'
het daareven over onbekendheid van do
eigen zaken; wat belet ons nu tot de ken
nismaking over te gaan. Wij houden ons
overtuigd, dat onze drukkerijen met de bes
te kunnen wedijveren en omdat de eige
naars en directeuren dit zoo heel goed we
ten, zetten zij hunne deuren gaarne open'
voor ieder belanghebbende of belangstel
lende. En wat men dan bij den een niet
vindt, treft men ongetwijfeld aan bij den
onder en het zal den zakenman wel spoedig1
duidelijk zijn, dat hij tot het bekomen, ook
van het fijnste drukwerk, heusch niet naar
„buiten" behoeft te gaan. Wij kunnen dat
hier best af, wij verzekeren U „onze druk»
kerijen zijn uitstekend ingericht en hebben
overal een goeden nuam". Reden voor ons,
stedelingen, trots te zijn op dezen tak vani
industrie, ook een reden, om te gedenken,
dat wij onze eigen industrie moeten steu
nen. Of niet? „Ik go daar", zegt de koop
man, „waar ik het best en het goedkoopst
bediend wordt". Welnu, waarde vriend
we zijn immers allen vrienden deze week
dan moet U koopen in Apiersfoort, óns
Amersfoort, don moet U informeeren over»
al waar U wilt, dan moet U prijs vragen
overal waar U wilt, dan moet U critiseeren
en oordeelen overal waar U wilt nergens
wordt U beter en goedkooper, let wel
beter en goedkooper bediend dan'
bij de drukkerijen in de stad Uwer inwo
ning. Dat wisten en weten duizenden, die
misschien Amersfoort nimmer zogen, wel
nu laten we de pen neerleggen in het be
wustzijn er iets toe te hebben bijgedragen,
dat U het nu en voortaan wel weet.
Ifeeren mo«lc.
De man bemoeit zich niet niet de mode.
Jawel I Dat zegt hij tenminste. Laat hij eens
den moed hebben, zijn gezegde in praktijk
te (brengen. Wie een süroohoed van drie
jaar terug opzet, loopt in de galen en ziet
er „raar" uit. Zeker, die immer wisselende
mode is een plaag. Maar haar te negeeren
is een tragedie. En dat kan men eerst er
kennen, als men werkelijk finaal breekt niet
wat Londen en Parijs decreteeren. Er zijn
wel eenzame naturen, die het wagen
een eigen mode samen te stellen.* Want
daarop komt het feitelijk neer. Niemand, die
een vergane mode consequent handhaaft,
alles verandert op deze aarde en de mode
óók.
Vooral in de provincie wandelen nog wel
menheerkens rond op schoenen met elas
tiek, met kokertjes-manchet en en fantasie-
jackets van onbegrijpelijk snit, maar de mos-
sa volgt de mode, hier gaat 't langzaam,
daór gaat 't snel.
•He!) is niet mogelijk volmaakt modieus ge
kleed te gaan. Wie door de Langestraat
marcheert met een cylinder op 't hoofd, een
getailleerd kamgaren jacket met buste aan,
een beige vest me) vlinderpunten en een
chêtelaine en een zwartp broek met' witie
strepen, zoo een heeft kans op lach en lach
jes van het wandelend publiek, dat hem
houdt voor een ao'.eur of een van Hagen
beek.
Maar dezelfde dandy wordt in Parijs niet
opgemerkt; daar heeft hij duizend soortge-
nooten. Toch worden de plaatjes uit mode-
iidschriiten ijverig gevolgd, want nog al
tijd „maken de kleederen den man" en de
slordige, stoffige, gekreukelde, zonder plooi
in z'n broek op dienstsokken moet in woord
en daad die heele onmodieuze indruk te-niet
doen vóór hij gelijk kan staan met den goed-
gekleeden man.
Wil men zich goed kleeden, dan moet.
nien over grooten smaak beschikken. In t
opvallende is he'j niet gelegen. Ik ken een/
brave jongen, fatsoenlijk, arbeidzaam eni
trouw, zelfs ietwat verlegen, die graag mo
dieus gekleed zou zijn, die er véél geld san!
besteedt endie er ui'.ziet als een aap.
Hij bestelde en de kleermakers rieden!
•hem ernstig af I een blauw jacket eni
schikte een roze zakdoekje in den borst zald
en een lichtblauw idem in den vestzak. Ken/
het simpeler? Nooit zag men zóó iets zotsB
Mal is het ook zich een quasi artishelc
uiterlijk te geven, da'; -dikwijls nergens opt
steunt, of rond te springen in een kikker*
groen pak met knalgele schoenen. Hoe rus*
tiger en minder-opvallend het costume is,
hoe beschaafder het steat. Een goed toilet is
geen kleinigheid. Het beste costume en dé
mooiste dasspeld gaan verloren bij eenl
vuil boord, een ongeschoren kin, stoffigé
schoenen of vuile nagels. En toch zijn
duizenden heeren, die eiken dag aan alle!
eischen zonder inspanning voldoen, die nim*
mer worden betrapt op hemdsmouwen ofi
vuile manchetten. J
Geen moeilijker artikel dan een das. r*3