DE EEMLANDER" BUITENLAND. FEUILLETON. De roman van een studente. IBOHHEMEtlTSPRUS pms du iiraumti net inbegrip van een Intensiever arbeid. VILTSCHOENEN J. GROOTEN DO RST 20e Jaargang No. 113 fa post f S.—per week (met Rraüs »enekerioj| tegen ongelukken) f 0.17*. ilzondctlykc nummer* C.QS. AMERSFOORTSCH DAGBLAD it Dl RECTEUR-UITGEVERi J. VALKHOFF. BUREAU: ARNHEMSCHE POORTWA» TFl INT 513 Donderdag IO November 1921 bewijsnummer, elke regel meer 0.25, dienstaanbio» dingen eo LictdAdigheids-adveitentiën voor de helft der pri}s Voor handel en bedrijf bestaan teer «ooideelige bepalingen voor hef advertccren. Een® cncuiaire. bevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag toegezonden. Voor eenigen tijd trof ons een bericht omtrent fet optreden van wethouder Hofland inzake be- iniging, vooral in verband met de aanhaling Icdt de Toorts uit het beginartikel „De Gemeen- jlefinanciën en wij". De Amersfoortsche corres pondent, in wien vrij algemeen de alter ego van Iden heer Hofland wordt gezien, schreef n.l.: LHet toezicht en de controle op de bedrijven |kan schatten kosten of uitwinnen, al naarmate (de leiders dezer bedrijven hun taak opvatten. iZonder nog bepaald van plichtsverzuim te spre uken, kunnen de arbeiders in de bedrijven, even als de ambtenaren, door intensiever arbeid veel bijdragen tot gunstiger uitkomst der bedrijven en diensten, hetzij door dadelijke uitwinning van kosten, hetzij door besparing van arbeidskracht." Het was met meer dan buitengewone voldoe ning, dat we deze woorden juist van sociaal democratische zijde vernamen. De tegenwoordige malaise toch heeft er al menigeen toe gebracht middelen ter verbetering aan te geven. Dc een wil dit, de andere dat, maar ten slotte komt men vrij algemeen tot dit middel: intensiever arbeid met als gevolg ver hooging der productie. Alleendeze klanken kwamen voort uit burgerlijke kringen, steeds was het de bour geoisie, die slechts hierin verbetering zag. De socialisten van allerlei gading stonden tot nog toe erg kwaaddenkend hiertegenover, want, zoo redeneerden zij, in deze kapitalistische maat schappij is de arbeider slechts winstobject en geheel het streven is er op gericht steeds meer winst te maken; een hooger moraal bestaat er voor den kapitalist niet. Vandaar de roep om intensiever arbeid en hooger productiel Niet zoozeer dus om uit de malaise te geraken, maar alleen uit eigenbelang om te komen tot inten siever en productiever exploitatie van de ar beidskracht. Op dergelijke wijze werden de arbeiders feitelijk opgezet en werden in ieder geval goed en eerlijk bedoelde pogingen bij voorbaat ver dacht gemaakt. En zie, nu komt dezelfde raad van den rooden kant. 't Is waar, de heer Hof land behoort niet tot uiterst links, hij is te weinig theoreticus om niet. tot de reformisten zijner partij te behooren. Maar niettemin blijft het merkwaardig, dat, nu hij zelf tot bestuurs- verantwoordeüjkheid is geroepen, hij geen an deren uitweg ziet en mede die kreet aanheft. Wij hadden trouwens niet anders verwacht, de macht der feiten heeft hem er eenvoudig toe gedwongeft. Daarom hebben wij juist van 't be gin af aan zijn opneming in het Dag. Bestuur toegejuicht, omdat wij daarvan verwachtten minder getheoretiseer en meer practischen ar beid. En alles wijst er op, dat we op den goeden weg zijn en dat we in onze verwachting niet zul len worden teleurgesteld. Wat ons echter in hooge mate heeft verwon derd, is, dat men in sommige kringen allesbe halve ingenomen is met het optreden van wet houder Hofland. Weliswaar is dat eonigsziife een gevolg van het vroeger optreden der heeren sociaal-democraten zelf, die de arbeiders heb ben opgevoed in het begrip, dat het geld voor hetgeen zij wenschen en verlangen er m o e t zijn en dat het anders maar gehaald moet worden, waar het is. Maar dat neemt niet weg, dat wij van de „bewusten" toch niet kunnen begrijpen dat zij nog mopperen over een road, die zoo in hun eigen belang in de allereerste plaats is. Wat toch is het geval? De reactie wordt steeds krachtiger en de aanvallen op de sociale wet geving worden steeds heviger. En niet geheel te ontkennen is het, dat bijv. de 8 urendag in zooverre is tegengevallen, dat van eenige ver hooging der productie geen sproke is, m. a. w. dat de arbeiders niet gegeven hebben, wat zij konden geven. Wanneer werkelijk intensief ge werkt wordt, dan is de 8 urendag ongetwijfeld voldoende. Maar helaas, nog te veel wordt er de lijn getrokken; officieel kan men van een 8 urigen werkdag spreken, maar in werkelijk heid wordt er nog maar al te dikwijls geen 8 uur per dog gewerkt. En daarom brengen de arbeiders zelf den. 8 urendag in miscrediet. Wethouder Hofland heeft dat ongetwijfeld ook zoo ingezien en daarom vinden wij zijn optreden ten dezen opzichte zoo sympathiek. En met volle overtuiging scharen wij ons aan zijn zijde als hij opwekt tot intensiever arbeid, want dan alleen zullen wij ons met minder zorg door de be roerde tijden kunnen heenslaan en ook dan al leen zullen de arbeiders bewijzen, dat zij den 8 urendag ten volle waardig zijn. Politiek Overzicht. De veelal korte telegrammen over de actie der Spanjaarden in Marokko, die reeds geruimen tijd in de krant verschijnen, geven uit den aard der zaak een brokkelig, incompleet beeld van hetgeen eigenlijk geschiedt in Marokko. Maar sinds de Spaansche Cortes op 20 Oct. werd geopend en de censuur even eerder werd opge heven, is men toch meer te weten gekomen over de gebeurtenissen in Mclilla. Een Madrileensche correspondentie b.v., die in de Kölnische Zeitung is verschenen, licht overzichtelijk in en, al hel dert ze niet alles op, toch worden heel veel zoken er duidelijker door. Er blijkt uit, dat van Scloenn tot Monte Arroeit zich een onstellend veld met half-vergane, door raven, jakhalzen en honden aangevreten en geschonden lijken zich bevindt van de door de Mooren op den terug tocht afgemaakte Spanjaarden. Vol vertrouwen begaven de Spoansche troepen, eerst in Seloean, later in Monte Arroeit na de overgave daarvan, zich op weg naar Melilla. Maar toen zij nauwe lijks een K.M. waren gevorderd, werden zij in den rug beschoten en de op deze wijze ver wonde soldaten werden door zware steenen vol komen gedood om kruit ^n lood te sporen. Preciese cijfers zijn niet bekend, maar men spreekt van 500 begraven lijken in Seloean en 2000 in Monte Arroeit; dit laatste cijfer is vol gens de jongste berichten reeds geklommen tot 3000. Er zijn misschien een half-honderd over levenden, die bij tijd en wijle zijn komen op dagen. Een soldaat van 't cavalerieregiment Alcantra, die te Seloean in garnizoen log, heeft al de gebeurtenissen van het dirigeeren naar Dar Drius meegemaakt en geeft een ontstellend beeld van heel den terugtocht over Batel. In een bergengte werden de menschen stuk voor stuk afgemaakt, dorstige soldaten, die water gingen halen, waarvoor zij naar zij met den vijand waren overeengekomen zouden betalen, wer den verraderlijk vermoord om zich meester te maken van de muildieren, die waren meege bracht. De soldaat kon tot Monte Arroeit ko men, waar hij de overgave en het verraad der Mooren meemaakte. Gevangen gelukte het hem als Moor verkleed te vluchten en de Spaansche stellingen te bereiken. Uit de discussie in 't Spoansche parlement is gebleken, dat de dingen in Melilla niet zoo wa ren, als zij hadden moeten zijn. Van de 25.790 man, waaruit het garnizoen bestond, waren vol gens verklaringen van den vroegeren minister van oorlog de Eza 6000 met verlof weggezon den en wel, naar men later door een afgevaar digde heeft vernomen, voor een groot deel als koks, oppassers, enz. gedetacheerd. Scherp ge laakt werd, dol ten behoeve van *lc naici voor ziening zoo weinig voorzorgsmaatregelen waren genomen. En ook werden stemmen in 't parle ment vernomen over de lakse houding van de bezetting van Melilla, terwijl het verlongen der ners wordt ondersteund, die er met klem op aan dringt, dat de 600 gevangenen, met inbegrip van generaal Nnvarro, worden losgekocht, die Abd el Krim in honden zijn gevallen en voor wie hij klaarblijkelijk een losprijs van 4 mil- lioen peseta's verlangt. De deelneming aan de discussies van hooge legeroutoriteiten, maakte de verklaringen des te gewichtiger. In elk geval schijnt bewezen te zijn, dat bij de inboorlingen troepen het Marokkaonsche element op voor de Spanjaarden gevaarlijke wijze in de meerder heid was. De socialistische afgevaardigde, In- dalecio Pietro, die ter plaatse materieel heeft verzameld, heeft zeer nauwkeurige cijfers ver strekt omtrent de geleden verliezen, die hij voor 't garnizoen Melilla becijferde op ruim 11.000, van wie negenduizend Europeanen. Dezelfde af gevaardigde wijt de schuld van 't gebeurde aan de gebrekkige overeenstemming tusschen den hoogen commissaris Berenguer en generaal Sil- vestre, die eigenmachtig moet zijn opgetreden. In den tusschentijd moeten de dingen, afgezien van een hevig gevecht ter ontzetting van Magan in de streek van Tetoean, waar de Spanjaarden ook met volgelingen van Raisoeli hadden te doen en meer dan 150 man verloren, vrij kalm zijn verloopen. „Er zijn in Japan anglophilen en personen, die het tegenovergestelde standpunt innemen. De eersten hebben verreweg de overhand, al moge dit stellig dikwijls uit opportuniteitsover- wegingen geschieden. Evenzoo zijn cr germono- philen en tegenstanders van Duitschland. Alleen zijn daarbij de verhoudingen anders don in 't eerste geval. Tot dc anglophilen en zoodoende tot de niet-vrienden van Duitschlond behoort de grijze staatsman graaf Okgma, die als premier de voorganger was van der\ onlangs vermoorden eersten minister Hnra. Okuma heeft zijn oplei ding in Engeland genoten; eveneens moet zijn minister van buitenlandsche zaken, baron Kato, toen Okuma in 't voorjaar van 1014 het kabinet vormde, als anglop'iile worden beschouwd. Het kabinet-Okuma moest in 1916 voor Ternutsji wijken, daar het bij zijn politiek tegenover China niet vlug genoeg ooschoot en het 't volk toch al te zeer onder Engelschen invloed scheen te staan." Aldus de aanhef van een artikel in de D. Allg. Ztg., waarin de schrijver er op wijst, dat Okuma daarom nog niet zwijgt, maar zijn opvattingen wereldkundig kon maken in twee organen, die te zijner beschikking staan: het dagblad Hotchicn en het maandblad Taikwoh. In het September nummer von laatstgenoemde periodiek geeft hij zijn meeningen weer over Japan's positie ten aonzien van de conferentie tc Washington. Hij gaat daarbij terug tot het jaar 1868, dat als 't geboortejaar van 't moderne Japan moet worden beschouwd. Zeer uitvoerig staat hij $til bij de van Wilhelm I] afkomstige uitdrukking „gele gevaar". Overigens had baron Kato, eens zijn minister van buitenlandsche zaken, op wiens advies, naar Okuma in 1919 ter gelegenheid van een officieel diner verklaarde, de oorlog oon Duitschland werd verklaard, de bekende uitdruk king van keizer Wilhelm eerst nis gezant te Lon den, onder de oogen gekregen. Bij dezelfde gele genheid zeide Okuma, dot de vernietiging van 't Duitsche militarisme de betrekkingen tusschen Engeland en Japan nauwer en dieper zou maken. Hiermee is dus zijn buitenlandsch-politiek stand punt gckenschtst. In genoemd artikel houdt Okuma zich verder met Engeland bezig. Dit land had het wegens zijn uitgebreide bezittingen in 't Verre Oosten nis doelmatig beschouwd met Japon hand in hand te gaan. Dot had hierop betrekking, dat Japan nis waker over Indië werd aangesteld. Maar Okuma vermeldde niet aldus de D. A. Ztg. dot door het verdrag met Engeland dit land in staat werd gesteld zijn vloot in 't vader land te concentreeren en Japan's vloot daar voor in 't Verre Oosten in haar plaats te stellen: „Alles in 't weloverwogen vooruitzicht van 't onvermijdelijke, door Engeland in de hand ge werkte conflict met Duitschland." Okuma's houding tegenover Duitschland is voor hem aanleiding op te merken, dat keizer Wilhelm systematisch de Jopansch-Amerikaan- sche tegenstellingen heeft aangewakkerd. De D. Z. notoe<rk l<!orK!j' |(D» roooorvtogoncfplIingf had in Amerika geen steun van buiten van- noode: zij ontwikkelde zich volkomen onafhan kelijk op Amerikaansch grondgebied, mot name in 't Amerikaansche Westen." Overgaande tot China, brengt Okuma de anti- Japansche houding van Amerika inzake het Oost-Aziatische continent terug tot het zelf standig initiatief van China: „Ook hier vergist hij zich stellig. Amerika had dezen prikkel niel noodig. Het zag met eigen oogen, welk een fel concurrent Japan voor de Ver. St. daar werd." De reloties met Engeland noemt Okuma be vredigend, minder die met de Engelsche domi nions en kolonies. Hij wijst op den diepen af keer van Australië jegens al wat Japansch is om redenen, die betrekking hebben op de rassen kwestie: „Hierin is tot op dezen dag nets ver anderd. Australië heeft te snel den steun van Japan in den oorlog door 't transporteeren van Australische troepen naar Europa vergeten." Maar Okuma wordt gelijk gegeven, wanneer hij zegt, dat bij een breuk Australië en evenzeer Nieuw-Zeelond eerder tot Amerika dan tot En geland zouden overhellen; ook in Canada was men Jopnn niet genegen, zelfs niet in de veraf gelegen Kaapkolonie, hoewel Japan hiermee tij den den oorlog ols wolexporteur in nauwer rela ties was getreden. De commenteerende reviewer in de D. A. Z. besluit: „Geen wonder, dot Okuma uit al deze be schouwingen de makkelijk te vinden conclusie tiekt, dui bijna in de heele wereld anti-Japan- sche gevoelens bestaan, in elk geval voor zoo ver de in aanmerking komende staten nog bij machte zijn een rol tc spelen op 't gebied der buitenlandsche politiek. Door de uitschakeling van Rusland en Duitschlond is ook het bond genootschap met Engeland doelloos geworden. Dat beteckent alles in alles de isolatie van Ja pon voor de mogendheden der wereld. In deze positie gaat het aan de conferentietafel te Woshington zitten. Eerst de rassenkwestie, door- na Japan's vooruitgong op handelsgebied, zijn bloeiende industrie, zijn geweldig ontwikkelde scheepvaart en ook zijn wijd-vertokt bankwezen hebben den wangunst der anderen gewekt, Geeft men zich rekenschap van de aanvalspun ten, die Japan met zijn politiek in China, zijn ontreden in Siberië, zijn positie op de Zuidzee- eilanden cn zijn geweldig ontwikkelde militaire macht biedt, kun men den zin van den oproep van den vermoorden premier Hara begrijpen, waarin hij in verbond met de conferentie te Washington aandrong op een rustige en waar dige houding, moor tevens aanried zeer waak zaam alle gebeurtenissen na te gaan." Berichten. DE CONFERENTIE TE WASHINGTON. Washington, 9 Nov. (R.). In een door den Senaat aangenomen motie wordt gezegd, dat men al zijn invloed zal aanwenden om publico tie van het verslag der vergaderingen van de conferentie te verzekeren en dat de journo'itsen toegong zullen hebben tot alle volledige zittin gen. In de motie drukt de Senaat als zijn ge voelen uit, dot de grootst mogelijke openbaar- hcid zal bijdragen tot het welslagen der con ferentie. P a r ij s, 9 Nov. (H. R.) Havas seint uit Washington: De komst van Briand zal in de poli tieke geschiedenis van de Ver. St. een datum zijn. Terwijl de afwezigheid van Lloyd Georgo de Amerikaansche openbare meening teleur stelde, wordt het gebaar van den Franschen premier, die antwoordde op den dringenden roep van Harding, bovenal gewaardeerd door bet Amerikaonsche volk. Zijn boodschap, die door alle blodcn werd overgenomen, heeft de meest gunstige uitwerking gehad. De leidende gedachte wordt aldus samenge vat: Frankrijk heeft dc handen vrij. De kwestie van de regeling der intergeallieerde schulden moet opnieuw worden geregeld. Er zullen geen Fransch-Engelsch-Amerikoansche woarborgen worden gegeven. Frankrijk, dat Amerika hielp zijn onafhankelijkheid tc bevechten en welks hulp wederkeerig voor Frankrijk zoo buitenge woon kostbaar zou blijken een eeuw later, komt te Woshington om zijn onuitwischbare dankbaar heid te betuigen voor den dienst, het in den oorlog bewezen en om de wereld te toonen, dot het voor geen enkele poging om de handhaving van den vrede te verzekeren, onverschillig is. De Fronsche vertegenwoordigers grepen met graagte de gelegenheid aan om de partijen, die met elkaar in geschil zijn, te helpen een oplos sing en bevrediging te vinden in dat uitgebreide gebied van onderhandeling, dat gevormd wordt door het Verre Oosten, waar Frankrijk een vol komen gevestigde en onaantastbare positie in neemt. Herdenking der Duitsche revolutie. B e r 1 ij n, 9 Nov. (W. B.) De viering von den derden verjaardag van de revolutie is in Berlijn in alle opzichten rustig verloopen. Van middag te 2 uur verlieten de werklieden hun fa brieken en werkplaatsen en begaven zich in op tochten naar zes verschillende plaatsen, waar toespraken werden gehouden. Het aantal deel- nemrs aan de optochten en vergaderingen was gerint. Men sHiat het op ten hoogste 70.000. 's Avonds kwamen in een twintigtal lokalen dc beloogers met hun gezinnen samen. DE LAGE DUITSCHE MARK. P a r ij s, 9 N o v. (Ha R.). De Parijsche pëVs geeft blijken van ongerustheid over de daling van den morkkoers en de gevolgen, die daaruit kunnen voortvloeien, bovenal wat betreft het vraagstuk der schadeloosstelling. Men wijst er op, dot de Duitsche regecring dan uitvoer van het kapitaal der Duitsche nijverheid aanmoe digt en vergemakkelijkt, welk kapitaal dage lijks in buitenlandsche waarde wordt omgezet. Dit druischt in tegen de belofte van de Duit sche regeering, die jegens de waarborgcommis- sio de verplichting op zich nam do vordering* der geallieerden tc woarborgen. In verband, hiermede dringen de blodcn er op aan, dat Frankrijk spoedig de noodige maatregelen znF nemen om Duitschland te noodzaken zijn ver*' plichtingon te eerbiedigen. Dc Duitscho schadeloosstelling. P o r ij s, 9 Nov. (H.-R.). De Echo de Pori£ meldt, dat Millerond cn de ministers, die recht* strecks betrokken zijn bij de kwesties der scha* devergoeding gisteren geruimen tijd beraad*! staogd hebben. Zij zouden hoogst ernstige maaHj regelen onder het oog hebben gezien. Het occoord van Wiesbaden. Londen, 9 Nov. (R.). De bloden kennel* veel belang toe oon het door het ministerie van buitenlandsche zaken gepubliceerde rapport van Sir John Bradbury, het Britschc lid von d® commissie van herstel over de uitwerking vun do tusschen Frankrijk cn Duitschland op 6 Oct, to Wiesbaden gesloten overeenkomst inzak® de leveringen in natura. No herinnerd tc hebben oon het feit dat het| betolingsplun, dot in Mei j.l. werd vastgesteld^ als het maximum werd beschouwd, dat men von Duitschlond meende tc kunnen verwachten, zogt Bradbury, dat hijzelf cn dc Italiaonsch® en Belgische leden van' de commissie von oor* deel waren, dat het zou kunnen zijn, dat dezo overeenkomst nadcelig zou worden voor d® betaling volgens bovengenoemd plan, wesholv® zij zekere waarborgen voorstellen in het belong van de geallieerden cn zelfs in het belong vun Frankrijk. Tot deze waarborgen zal behooren, dat Frankrijk von tijd tot tijd en binnen zeker® beperkingen op rekening vnn de algemeen® schadeloosstelling zekere bedragen betault, oil noodzakelijk voor de verzekering van do onH vangst door de gcolliecrdcn van hun eigen aandeel in de door Duitschlond volgens het betalingsplan van 6 Mei verschuldigde bedru* gen. Dc economische onderhandelingen nopens Oppcr-Silczië. B e r 1 ij n, 9 Nov. (W. B.). Naar aanleiding van de keuze van Gcnëve voor dc onderhnnde* lingen over de Oppcr-Silezische economisch® overeenkomst, schrijft het Berl. Togebl., dat in verbond met den wisselkoers der Zwitsersch© Franken dezo keuze beide landen tot grootc uit gaven dwingt. Duitschlond cn Polen zouden het dichterbij goedkooper kunnen hebben, ols men b.v. Oppcln uitkoos. Prins Löwcnstcin. f B e r 1 ij n, 9 N o v. (N. T. A. Draadloos). Prins Vorst Löwcnstcin, die longe jaren voorzitter il geweest von den Katholiekendog in Piuiscn, ia in het Dominiconcr klooster te Keulen gestow ven in den ouderdom van 87 jaren. Dc Lotharingschc zoutindustrie. B e r 1 ij n, 9 Nov. (W. B.) De bladen te Met* melden, dat de Lotharingsche zoutindustrie is stilgelegd en dot duizenden arbeiders zijn ont* slagen," daar zij geen andere morkt kan vinden voor do verloren Duitsche afzetgebieden. ENGELAND EN HET FRANSCH-KEMALISTISCH ACCOORD. P a r ij s, 19 Nov. (H.-R.). In de commissi* van buitenlandsche zoken uit den Senaat hceff een gedeputeerde gesproken over $e ondertec< kening van de overeenkomst van Angora. Het was voor ons van belang, zei hij, dot wij onztf troepen zouden kunnen terugtrekken uit CilicïJf en dat dc militaire en burgergevnngenen, die d® Turken achterhielden, zouden worden uitgelei verd. Een zoodanige regeling sloot het eindigen der vijandelijkheden en het vostselien der gren zen in zich. Franklin Bouillon legde den nadrulc op het feit, dat hij zich steeds hield aan den tekst van de overeenkomsten van Londen cn z® als grondslag voor de besprekingen nam. D® verbetering van de grens, waarin Frankrijk heeft! toegestemd, is van geringe beteekenis en betcei kent niets op de geheele grensafbakning en voofl de Fronsche belangen. De voornaamste zorg van de Fronsche regeering was het verzekeren vnn de veiligheid der minderheden in de streken, di* Frankrijk zal ontruimen. Franklin Bouillon ven trouwt, dot de Turksche overheid hoor vernnt* woordelijkheid zal beseffen en zich zal "beijveren om moeilijkheden te voorkomen. Hii gelooft, dat de thans gevonden formule beter is dan die van de overeenkomst van Londen. Geen gevaarlijker vijand voor de waarheid, dan waarschijnlijkheid! door RUDOLPH STRATZ uit het Duitsch door Mevicuw A. E. NUIJS—POSTHUMUS, 32 Haar bloed kookte en zij voelde grooten lust hem een oorveeg te geven. Haar verstand be hield echter dc overhand. Zij keerde zich om en liep zoo snel zij kon weer terug naar de aan- ïegplaats der l>oot, in de hoop, dat hij haar nu wel met rust zou laten. Het gezelschap was reeds uit elkander ge gaan. Alleen de drie studenten stonden er nog, verdiept in de gewichtige vraag, hoe zij den Zondagavond zouden doorbrengen. Zij keken verbaasd op, toen zij Erna zagen terugkomen. Otto Helmuth ging haar tegemoet. „Heeft u iets verloren, freule?" „Neen! zeide Erna half lachend, half boos. „Op zijn hoogst mijn geduldl Daar is zoo'n on- uitstaanbre mn, die het mij voortdurend lastig maaktik zal hier dit steegje ingaan dan verliest hij mogeb'jk mijn spoor I Adieul" Haastig sloeg zij den hoek om. Juist toen de Jonge student haar voor alle zekerheid toch maar op eenigen afstand wilde volgen, kwam vide Luxemburger te voorschijn, keek onderzoe kend om zich heen, en sloeg, zijn fijnen neus en zijn ervaring in zulke dingen volgend, dade lijk den juisten weg in. Op den hoek liepen zij tegen elkander aan. Zij waren oude vijanden, reeds van den tijd, toen het korps Cheruskia den dubbelzinnigen knaap de vriendschap had opgezegd. Doch Diedericks dacht daar nu niet aan. Hij had iets belangrijkere te doen. „Pardon!" mompelde hij buiten adem en wil de voorbij loopen. De student trad hem in den weg. „Wees zoo goed een oogenblik te wachtenf sprak hij, beleefd groetend. „Excuseer mijik heb geen tijd!" Weer trachtte hij den hoek om te komen, doch opnieuw stond Otto Hellmuth hem in den weg. „U zult een oogenblik geduld moeten hebben, mijnheer Diedericks!" „Verspert u mij den weg, baron?" „Zoo vrij zal ik zijn! Slechts voor een paar minuten!" „En waarom, als ik vragen mag?" De twee jongelui werden hoe langer hoe be leefder in het vooruitzicht van wat er komen zou. „Omdat ik niet verkies, dat u een dame lastig valt. die bij mijn ouders aan huiS komt!" De ander was een oogenblik overbluft. Toen hij echter de spottende gezichten zag van de andere twee studenten, kwam, behalve de erger nis, dat hij in zijn jacht gestoord was, ook de oude veete tegen de Cheruskia bij hem boven. „U heeft mij niets te bevelen, baronf Ga uit den wegl" „Be denk er niet aan, mijnheer Diedericks!" „Dan zal ik u daartoe dwingen!" „Probeer dat Bever niet!" zeide de jonge stu dent kalm. Doch de onder had hem reeds met een half-. gesmoorden Franschen vloek bij den schouder gevat en trachtte hem op zijde te dringen. Hij had de kracht zijner tegenpartij onder schat. Hij kreeg een vuistslag in het gelaat, dat alles hem voor de oogen danste, en hij achteruit tuimelde, en een poos half bewusteloos tegen den muur geleund stond. Eindelijk kwam cr leven in zijn oogen een boosaardige, groene glans. „U zult van mij hoorenl" zeide hij zachtjes. „Zeer gaarne!" Zonder te groeten wahdelde Otto Hellmuth VOORHANDEN VOOR KINDEREN VANAF f 2 1*4 Ni ÓF. STRAAT 8 O langzaam met de twee anderen op. Nu eerst begon ook hij langzamerhand te begrijpen wat er gebeurd was. Een uitdaging was onvermijde lijk. Een duel op pistolen, op leven en dood dat was het gevolg van zulk een handtastelijke ontmoeting. Er viel zelfs niet over te praten. In plaats van, zooals hij gedacht had, morgen voor het eerst op het oude, gezellige vechtter rein in de Hirschgasse, bij een ridderlijk spel den degen te kruisen, wachtte- hem, bij het op gaan der zon, ergens in een hoek van het bosch een sombere strijd op leven en dood. Die gedachte stemde hem ernstig. Bang was hij natuurlijk niet hij had alleen het gevoel, dat er voor het eerst iets groots, iets van be teekenis zijn leven was binnengetreden. En zoo dachten er ook zijn twee makkers over. Zwij gend en met ongewonen ernst op het gladde, nog half jongensachtige gezicht, stapten zij voort, om den eersten gechargeerde van hun corps, den grimmigen, met litteekenen bezaai den man van de drie linten het belangrijke be richt te gaan brengen. Van dit alles had Erna niets bespeurd. Een heel eind voorbij den hoek waagde zij het even voor den slagerswinkel te blijven stilstaan, waar zij in de ruiten de geheele straat kon overzien. Gelukkig: de indringer was verdwenen! Nu be gon zij wat langzamer te loepen en vertraagde onwillekeurig voortdurend haar gang. Als dat gesprek met haar vroegere verloofde maar eerst achter den rug was! Als zij tenminste maar wist, wat hij in zijn schild voerde! Hij was een gevaarlijk tegenstander. Altijd had hij een wa pen bij de hand al was het maar vriendelijk heid. Als hij wilde kon hij de menschen om dén vinger winden. Maar dat zou hem nu bij haar eens niet hel pen. Zij beproefde zich te wapenen met stalen onverschilligheid, alsof er slechts iets volkomen noodzakelijks gebeurd was, zooals een verstan dig mensch ols hij toch moest inzien. Dat was tegenover hem het beste. Het was zakelijk degelijk dus op zijn eigen gebied. En toch en toch!Zij was niet recht op haar gemakl Zij maakte een toornige beweging, hief het hoofd op, stopte met meer veerkracht voort. Och kom! Het moest gebeuren! En toen zij voor zich uitkeek, zog zij opeens in de verte iemand aankomen, die op hem leek! Hij leek bespottelijk veel op heml Zij trachtte zichzelf iets wijs te maken von een dubbelgan ger, maar zij wist toch reeds dat hij het zelf was. En toen kreeg zij eindelijk de zekerheid: Ja. Dat is hij! Dat was de beslissing! Het verwonderde haar. dat zij opeens zoo kalm werd, en hoe zij plotse* ling aan allerlei bespottelijke bijzaken dacht. Als hij toch maar die afschuwelijke, Engelsch® metaalgroene das wilde aflaten! Die worden in Duitschland niet gedragen. Maar dat is hem natuurlijk volkomen onverschillig en al mijn proten helpt nietsl Zij hooide diep adem, zette een onverschillig gezicht, en bleef staan om hem op te wachten. Haar hart bonsde en nog altijd hoopte zij: Als hij vlok bij is, is hij het misschien toch niet en tegelijk herinnerde zij zich, dot men hem alleen aan zijn zenuwachtigcn-haostigen en tocV noncholonten gang wel op een afstand van vijf* honderd schreden moest herkennen. 4 ZEVENDE HOOFDSTUK. Zeker, dot was John Henry von Lennep Nu herkende hij haarhij verhaastte zijn stop| en kwam naar hoor toe. Zij zog het en voeld® met ergenis, hoe haar hart een oogenblik stil^ stond en toen als razend begon te kloppen. Alsof daar wie weet welk een bovennatuurt, lijke verschijning aankwam, in plaats von eet* heel gewonen, slanken man van een goede den. tig jaar, die naar hot uiterlijk te oordeelen, mei zijn gebruind gelaat, den even opgedraaiden knevel en zijn nonchalante energie in gang cn? houding op een Pruisisch officier in burgerkleeij ding geleek zoo'* kapitein uit Mainz otj Straatsburg, die, om eens een dag vrij te wezen/ van zijn vrouw en zijn ckzfs, in het NeckarcUÊ ronddwaalde. (Wordt vervol gdJJf

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1921 | | pagina 1