DE EEMLANDER"
BUITENLAND.
FEUILLETON.
De roman van een studente.
IBOHHEMEtlTSPRUS
pms du iiraumti net inbegrip van een
Intensiever arbeid.
VILTSCHOENEN
J. GROOTEN DO RST
20e Jaargang No. 113
fa post f S.—per week (met Rraüs »enekerioj|
tegen ongelukken) f 0.17*. ilzondctlykc nummer*
C.QS.
AMERSFOORTSCH DAGBLAD
it
Dl RECTEUR-UITGEVERi J. VALKHOFF.
BUREAU:
ARNHEMSCHE POORTWA»
TFl INT 513
Donderdag IO November 1921
bewijsnummer, elke regel meer 0.25, dienstaanbio»
dingen eo LictdAdigheids-adveitentiën voor de helft
der pri}s Voor handel en bedrijf bestaan teer
«ooideelige bepalingen voor hef advertccren. Een®
cncuiaire. bevattende de voorwaarden, wordt op
aanvraag toegezonden.
Voor eenigen tijd trof ons een bericht omtrent
fet optreden van wethouder Hofland inzake be-
iniging, vooral in verband met de aanhaling
Icdt de Toorts uit het beginartikel „De Gemeen-
jlefinanciën en wij". De Amersfoortsche corres
pondent, in wien vrij algemeen de alter ego van
Iden heer Hofland wordt gezien, schreef n.l.:
LHet toezicht en de controle op de bedrijven
|kan schatten kosten of uitwinnen, al naarmate
(de leiders dezer bedrijven hun taak opvatten.
iZonder nog bepaald van plichtsverzuim te spre
uken, kunnen de arbeiders in de bedrijven, even
als de ambtenaren, door intensiever arbeid veel
bijdragen tot gunstiger uitkomst der bedrijven
en diensten, hetzij door dadelijke uitwinning van
kosten, hetzij door besparing van arbeidskracht."
Het was met meer dan buitengewone voldoe
ning, dat we deze woorden juist van sociaal
democratische zijde vernamen.
De tegenwoordige malaise toch heeft er al
menigeen toe gebracht middelen ter verbetering
aan te geven. Dc een wil dit, de andere dat,
maar ten slotte komt men vrij algemeen tot dit
middel: intensiever arbeid met als gevolg ver
hooging der productie.
Alleendeze klanken kwamen voort uit
burgerlijke kringen, steeds was het de bour
geoisie, die slechts hierin verbetering zag. De
socialisten van allerlei gading stonden tot nog
toe erg kwaaddenkend hiertegenover, want, zoo
redeneerden zij, in deze kapitalistische maat
schappij is de arbeider slechts winstobject en
geheel het streven is er op gericht steeds meer
winst te maken; een hooger moraal bestaat er
voor den kapitalist niet. Vandaar de roep om
intensiever arbeid en hooger productiel Niet
zoozeer dus om uit de malaise te geraken, maar
alleen uit eigenbelang om te komen tot inten
siever en productiever exploitatie van de ar
beidskracht.
Op dergelijke wijze werden de arbeiders
feitelijk opgezet en werden in ieder geval goed
en eerlijk bedoelde pogingen bij voorbaat ver
dacht gemaakt. En zie, nu komt dezelfde raad
van den rooden kant. 't Is waar, de heer Hof
land behoort niet tot uiterst links, hij is te
weinig theoreticus om niet. tot de reformisten
zijner partij te behooren. Maar niettemin blijft
het merkwaardig, dat, nu hij zelf tot bestuurs-
verantwoordeüjkheid is geroepen, hij geen an
deren uitweg ziet en mede die kreet aanheft.
Wij hadden trouwens niet anders verwacht, de
macht der feiten heeft hem er eenvoudig toe
gedwongeft. Daarom hebben wij juist van 't be
gin af aan zijn opneming in het Dag. Bestuur
toegejuicht, omdat wij daarvan verwachtten
minder getheoretiseer en meer practischen ar
beid. En alles wijst er op, dat we op den goeden
weg zijn en dat we in onze verwachting niet zul
len worden teleurgesteld.
Wat ons echter in hooge mate heeft verwon
derd, is, dat men in sommige kringen allesbe
halve ingenomen is met het optreden van wet
houder Hofland. Weliswaar is dat eonigsziife
een gevolg van het vroeger optreden der heeren
sociaal-democraten zelf, die de arbeiders heb
ben opgevoed in het begrip, dat het geld voor
hetgeen zij wenschen en verlangen er m o e t zijn
en dat het anders maar gehaald moet worden,
waar het is. Maar dat neemt niet weg, dat wij
van de „bewusten" toch niet kunnen begrijpen
dat zij nog mopperen over een road, die zoo in
hun eigen belang in de allereerste plaats is.
Wat toch is het geval? De reactie wordt steeds
krachtiger en de aanvallen op de sociale wet
geving worden steeds heviger. En niet geheel
te ontkennen is het, dat bijv. de 8 urendag in
zooverre is tegengevallen, dat van eenige ver
hooging der productie geen sproke is, m. a. w.
dat de arbeiders niet gegeven hebben, wat zij
konden geven. Wanneer werkelijk intensief ge
werkt wordt, dan is de 8 urendag ongetwijfeld
voldoende. Maar helaas, nog te veel wordt er
de lijn getrokken; officieel kan men van een
8 urigen werkdag spreken, maar in werkelijk
heid wordt er nog maar al te dikwijls geen
8 uur per dog gewerkt. En daarom brengen
de arbeiders zelf den. 8 urendag in miscrediet.
Wethouder Hofland heeft dat ongetwijfeld ook
zoo ingezien en daarom vinden wij zijn optreden
ten dezen opzichte zoo sympathiek. En met volle
overtuiging scharen wij ons aan zijn zijde als
hij opwekt tot intensiever arbeid, want dan alleen
zullen wij ons met minder zorg door de be
roerde tijden kunnen heenslaan en ook dan al
leen zullen de arbeiders bewijzen, dat zij den
8 urendag ten volle waardig zijn.
Politiek Overzicht.
De veelal korte telegrammen over de actie der
Spanjaarden in Marokko, die reeds geruimen
tijd in de krant verschijnen, geven uit den aard
der zaak een brokkelig, incompleet beeld van
hetgeen eigenlijk geschiedt in Marokko. Maar
sinds de Spaansche Cortes op 20 Oct. werd
geopend en de censuur even eerder werd opge
heven, is men toch meer te weten gekomen over
de gebeurtenissen in Mclilla. Een Madrileensche
correspondentie b.v., die in de Kölnische Zeitung
is verschenen, licht overzichtelijk in en, al hel
dert ze niet alles op, toch worden heel veel
zoken er duidelijker door. Er blijkt uit, dat van
Scloenn tot Monte Arroeit zich een onstellend
veld met half-vergane, door raven, jakhalzen en
honden aangevreten en geschonden lijken zich
bevindt van de door de Mooren op den terug
tocht afgemaakte Spanjaarden. Vol vertrouwen
begaven de Spoansche troepen, eerst in Seloean,
later in Monte Arroeit na de overgave daarvan,
zich op weg naar Melilla. Maar toen zij nauwe
lijks een K.M. waren gevorderd, werden zij in
den rug beschoten en de op deze wijze ver
wonde soldaten werden door zware steenen vol
komen gedood om kruit ^n lood te sporen.
Preciese cijfers zijn niet bekend, maar men
spreekt van 500 begraven lijken in Seloean en
2000 in Monte Arroeit; dit laatste cijfer is vol
gens de jongste berichten reeds geklommen tot
3000. Er zijn misschien een half-honderd over
levenden, die bij tijd en wijle zijn komen op
dagen. Een soldaat van 't cavalerieregiment
Alcantra, die te Seloean in garnizoen log, heeft
al de gebeurtenissen van het dirigeeren naar
Dar Drius meegemaakt en geeft een ontstellend
beeld van heel den terugtocht over Batel. In een
bergengte werden de menschen stuk voor stuk
afgemaakt, dorstige soldaten, die water gingen
halen, waarvoor zij naar zij met den vijand
waren overeengekomen zouden betalen, wer
den verraderlijk vermoord om zich meester te
maken van de muildieren, die waren meege
bracht. De soldaat kon tot Monte Arroeit ko
men, waar hij de overgave en het verraad der
Mooren meemaakte. Gevangen gelukte het hem
als Moor verkleed te vluchten en de Spaansche
stellingen te bereiken.
Uit de discussie in 't Spoansche parlement is
gebleken, dat de dingen in Melilla niet zoo wa
ren, als zij hadden moeten zijn. Van de 25.790
man, waaruit het garnizoen bestond, waren vol
gens verklaringen van den vroegeren minister
van oorlog de Eza 6000 met verlof weggezon
den en wel, naar men later door een afgevaar
digde heeft vernomen, voor een groot deel als
koks, oppassers, enz. gedetacheerd. Scherp ge
laakt werd, dol ten behoeve van *lc naici voor
ziening zoo weinig voorzorgsmaatregelen waren
genomen. En ook werden stemmen in 't parle
ment vernomen over de lakse houding van de
bezetting van Melilla, terwijl het verlongen der
ners wordt ondersteund, die er met klem op aan
dringt, dat de 600 gevangenen, met inbegrip
van generaal Nnvarro, worden losgekocht, die
Abd el Krim in honden zijn gevallen en voor
wie hij klaarblijkelijk een losprijs van 4 mil-
lioen peseta's verlangt. De deelneming aan de
discussies van hooge legeroutoriteiten, maakte
de verklaringen des te gewichtiger. In elk geval
schijnt bewezen te zijn, dat bij de inboorlingen
troepen het Marokkaonsche element op voor de
Spanjaarden gevaarlijke wijze in de meerder
heid was. De socialistische afgevaardigde, In-
dalecio Pietro, die ter plaatse materieel heeft
verzameld, heeft zeer nauwkeurige cijfers ver
strekt omtrent de geleden verliezen, die hij voor
't garnizoen Melilla becijferde op ruim 11.000,
van wie negenduizend Europeanen. Dezelfde af
gevaardigde wijt de schuld van 't gebeurde aan
de gebrekkige overeenstemming tusschen den
hoogen commissaris Berenguer en generaal Sil-
vestre, die eigenmachtig moet zijn opgetreden.
In den tusschentijd moeten de dingen, afgezien
van een hevig gevecht ter ontzetting van Magan
in de streek van Tetoean, waar de Spanjaarden
ook met volgelingen van Raisoeli hadden te
doen en meer dan 150 man verloren, vrij kalm
zijn verloopen.
„Er zijn in Japan anglophilen en personen,
die het tegenovergestelde standpunt innemen.
De eersten hebben verreweg de overhand, al
moge dit stellig dikwijls uit opportuniteitsover-
wegingen geschieden. Evenzoo zijn cr germono-
philen en tegenstanders van Duitschland. Alleen
zijn daarbij de verhoudingen anders don in 't
eerste geval. Tot dc anglophilen en zoodoende
tot de niet-vrienden van Duitschlond behoort de
grijze staatsman graaf Okgma, die als premier
de voorganger was van der\ onlangs vermoorden
eersten minister Hnra. Okuma heeft zijn oplei
ding in Engeland genoten; eveneens moet zijn
minister van buitenlandsche zaken, baron Kato,
toen Okuma in 't voorjaar van 1014 het kabinet
vormde, als anglop'iile worden beschouwd. Het
kabinet-Okuma moest in 1916 voor Ternutsji
wijken, daar het bij zijn politiek tegenover China
niet vlug genoeg ooschoot en het 't volk toch al
te zeer onder Engelschen invloed scheen te
staan."
Aldus de aanhef van een artikel in de D. Allg.
Ztg., waarin de schrijver er op wijst, dat Okuma
daarom nog niet zwijgt, maar zijn opvattingen
wereldkundig kon maken in twee organen, die te
zijner beschikking staan: het dagblad Hotchicn
en het maandblad Taikwoh. In het September
nummer von laatstgenoemde periodiek geeft hij
zijn meeningen weer over Japan's positie ten
aonzien van de conferentie tc Washington.
Hij gaat daarbij terug tot het jaar 1868, dat
als 't geboortejaar van 't moderne Japan moet
worden beschouwd. Zeer uitvoerig staat hij $til
bij de van Wilhelm I] afkomstige uitdrukking
„gele gevaar". Overigens had baron Kato, eens
zijn minister van buitenlandsche zaken, op wiens
advies, naar Okuma in 1919 ter gelegenheid van
een officieel diner verklaarde, de oorlog oon
Duitschland werd verklaard, de bekende uitdruk
king van keizer Wilhelm eerst nis gezant te Lon
den, onder de oogen gekregen. Bij dezelfde gele
genheid zeide Okuma, dot de vernietiging van 't
Duitsche militarisme de betrekkingen tusschen
Engeland en Japan nauwer en dieper zou maken.
Hiermee is dus zijn buitenlandsch-politiek stand
punt gckenschtst.
In genoemd artikel houdt Okuma zich verder
met Engeland bezig. Dit land had het wegens
zijn uitgebreide bezittingen in 't Verre Oosten
nis doelmatig beschouwd met Japon hand in
hand te gaan. Dot had hierop betrekking, dat
Japan nis waker over Indië werd aangesteld.
Maar Okuma vermeldde niet aldus de D. A.
Ztg. dot door het verdrag met Engeland dit
land in staat werd gesteld zijn vloot in 't vader
land te concentreeren en Japan's vloot daar
voor in 't Verre Oosten in haar plaats te stellen:
„Alles in 't weloverwogen vooruitzicht van 't
onvermijdelijke, door Engeland in de hand ge
werkte conflict met Duitschland."
Okuma's houding tegenover Duitschland is
voor hem aanleiding op te merken, dat keizer
Wilhelm systematisch de Jopansch-Amerikaan-
sche tegenstellingen heeft aangewakkerd. De
D. Z. notoe<rk l<!orK!j' |(D» roooorvtogoncfplIingf
had in Amerika geen steun van buiten van-
noode: zij ontwikkelde zich volkomen onafhan
kelijk op Amerikaansch grondgebied, mot name
in 't Amerikaansche Westen."
Overgaande tot China, brengt Okuma de anti-
Japansche houding van Amerika inzake het
Oost-Aziatische continent terug tot het zelf
standig initiatief van China: „Ook hier vergist
hij zich stellig. Amerika had dezen prikkel niel
noodig. Het zag met eigen oogen, welk een fel
concurrent Japan voor de Ver. St. daar werd."
De reloties met Engeland noemt Okuma be
vredigend, minder die met de Engelsche domi
nions en kolonies. Hij wijst op den diepen af
keer van Australië jegens al wat Japansch is
om redenen, die betrekking hebben op de rassen
kwestie: „Hierin is tot op dezen dag nets ver
anderd. Australië heeft te snel den steun van
Japan in den oorlog door 't transporteeren van
Australische troepen naar Europa vergeten."
Maar Okuma wordt gelijk gegeven, wanneer hij
zegt, dat bij een breuk Australië en evenzeer
Nieuw-Zeelond eerder tot Amerika dan tot En
geland zouden overhellen; ook in Canada was
men Jopnn niet genegen, zelfs niet in de veraf
gelegen Kaapkolonie, hoewel Japan hiermee tij
den den oorlog ols wolexporteur in nauwer rela
ties was getreden.
De commenteerende reviewer in de D. A. Z.
besluit:
„Geen wonder, dot Okuma uit al deze be
schouwingen de makkelijk te vinden conclusie
tiekt, dui bijna in de heele wereld anti-Japan-
sche gevoelens bestaan, in elk geval voor zoo
ver de in aanmerking komende staten nog bij
machte zijn een rol tc spelen op 't gebied der
buitenlandsche politiek. Door de uitschakeling
van Rusland en Duitschlond is ook het bond
genootschap met Engeland doelloos geworden.
Dat beteckent alles in alles de isolatie van Ja
pon voor de mogendheden der wereld. In deze
positie gaat het aan de conferentietafel te
Woshington zitten. Eerst de rassenkwestie, door-
na Japan's vooruitgong op handelsgebied, zijn
bloeiende industrie, zijn geweldig ontwikkelde
scheepvaart en ook zijn wijd-vertokt bankwezen
hebben den wangunst der anderen gewekt,
Geeft men zich rekenschap van de aanvalspun
ten, die Japan met zijn politiek in China, zijn
ontreden in Siberië, zijn positie op de Zuidzee-
eilanden cn zijn geweldig ontwikkelde militaire
macht biedt, kun men den zin van den oproep
van den vermoorden premier Hara begrijpen,
waarin hij in verbond met de conferentie te
Washington aandrong op een rustige en waar
dige houding, moor tevens aanried zeer waak
zaam alle gebeurtenissen na te gaan."
Berichten.
DE CONFERENTIE TE WASHINGTON.
Washington, 9 Nov. (R.). In een door
den Senaat aangenomen motie wordt gezegd, dat
men al zijn invloed zal aanwenden om publico
tie van het verslag der vergaderingen van de
conferentie te verzekeren en dat de journo'itsen
toegong zullen hebben tot alle volledige zittin
gen. In de motie drukt de Senaat als zijn ge
voelen uit, dot de grootst mogelijke openbaar-
hcid zal bijdragen tot het welslagen der con
ferentie.
P a r ij s, 9 Nov. (H. R.) Havas seint uit
Washington: De komst van Briand zal in de poli
tieke geschiedenis van de Ver. St. een datum
zijn. Terwijl de afwezigheid van Lloyd Georgo
de Amerikaansche openbare meening teleur
stelde, wordt het gebaar van den Franschen
premier, die antwoordde op den dringenden
roep van Harding, bovenal gewaardeerd door
bet Amerikaonsche volk. Zijn boodschap, die
door alle blodcn werd overgenomen, heeft de
meest gunstige uitwerking gehad.
De leidende gedachte wordt aldus samenge
vat: Frankrijk heeft dc handen vrij. De kwestie
van de regeling der intergeallieerde schulden
moet opnieuw worden geregeld. Er zullen geen
Fransch-Engelsch-Amerikoansche woarborgen
worden gegeven. Frankrijk, dat Amerika hielp
zijn onafhankelijkheid tc bevechten en welks
hulp wederkeerig voor Frankrijk zoo buitenge
woon kostbaar zou blijken een eeuw later, komt
te Woshington om zijn onuitwischbare dankbaar
heid te betuigen voor den dienst, het in den
oorlog bewezen en om de wereld te toonen, dot
het voor geen enkele poging om de handhaving
van den vrede te verzekeren, onverschillig is.
De Fronsche vertegenwoordigers grepen met
graagte de gelegenheid aan om de partijen, die
met elkaar in geschil zijn, te helpen een oplos
sing en bevrediging te vinden in dat uitgebreide
gebied van onderhandeling, dat gevormd wordt
door het Verre Oosten, waar Frankrijk een vol
komen gevestigde en onaantastbare positie in
neemt.
Herdenking der Duitsche revolutie.
B e r 1 ij n, 9 Nov. (W. B.) De viering von
den derden verjaardag van de revolutie is in
Berlijn in alle opzichten rustig verloopen. Van
middag te 2 uur verlieten de werklieden hun fa
brieken en werkplaatsen en begaven zich in op
tochten naar zes verschillende plaatsen, waar
toespraken werden gehouden. Het aantal deel-
nemrs aan de optochten en vergaderingen was
gerint. Men sHiat het op ten hoogste 70.000.
's Avonds kwamen in een twintigtal lokalen dc
beloogers met hun gezinnen samen.
DE LAGE DUITSCHE MARK.
P a r ij s, 9 N o v. (Ha R.). De Parijsche pëVs
geeft blijken van ongerustheid over de daling
van den morkkoers en de gevolgen, die daaruit
kunnen voortvloeien, bovenal wat betreft het
vraagstuk der schadeloosstelling. Men wijst er
op, dot de Duitsche regecring dan uitvoer van
het kapitaal der Duitsche nijverheid aanmoe
digt en vergemakkelijkt, welk kapitaal dage
lijks in buitenlandsche waarde wordt omgezet.
Dit druischt in tegen de belofte van de Duit
sche regeering, die jegens de waarborgcommis-
sio de verplichting op zich nam do vordering*
der geallieerden tc woarborgen. In verband,
hiermede dringen de blodcn er op aan, dat
Frankrijk spoedig de noodige maatregelen znF
nemen om Duitschland te noodzaken zijn ver*'
plichtingon te eerbiedigen.
Dc Duitscho schadeloosstelling.
P o r ij s, 9 Nov. (H.-R.). De Echo de Pori£
meldt, dat Millerond cn de ministers, die recht*
strecks betrokken zijn bij de kwesties der scha*
devergoeding gisteren geruimen tijd beraad*!
staogd hebben. Zij zouden hoogst ernstige maaHj
regelen onder het oog hebben gezien.
Het occoord van Wiesbaden.
Londen, 9 Nov. (R.). De bloden kennel*
veel belang toe oon het door het ministerie van
buitenlandsche zaken gepubliceerde rapport
van Sir John Bradbury, het Britschc lid von d®
commissie van herstel over de uitwerking vun
do tusschen Frankrijk cn Duitschland op 6 Oct,
to Wiesbaden gesloten overeenkomst inzak®
de leveringen in natura.
No herinnerd tc hebben oon het feit dat het|
betolingsplun, dot in Mei j.l. werd vastgesteld^
als het maximum werd beschouwd, dat men
von Duitschlond meende tc kunnen verwachten,
zogt Bradbury, dat hijzelf cn dc Italiaonsch®
en Belgische leden van' de commissie von oor*
deel waren, dat het zou kunnen zijn, dat dezo
overeenkomst nadcelig zou worden voor d®
betaling volgens bovengenoemd plan, wesholv®
zij zekere waarborgen voorstellen in het belong
van de geallieerden cn zelfs in het belong vun
Frankrijk. Tot deze waarborgen zal behooren,
dat Frankrijk von tijd tot tijd en binnen zeker®
beperkingen op rekening vnn de algemeen®
schadeloosstelling zekere bedragen betault, oil
noodzakelijk voor de verzekering van do onH
vangst door de gcolliecrdcn van hun eigen
aandeel in de door Duitschlond volgens het
betalingsplan van 6 Mei verschuldigde bedru*
gen.
Dc economische onderhandelingen nopens
Oppcr-Silczië.
B e r 1 ij n, 9 Nov. (W. B.). Naar aanleiding
van de keuze van Gcnëve voor dc onderhnnde*
lingen over de Oppcr-Silezische economisch®
overeenkomst, schrijft het Berl. Togebl., dat in
verbond met den wisselkoers der Zwitsersch©
Franken dezo keuze beide landen tot grootc uit
gaven dwingt. Duitschlond cn Polen zouden het
dichterbij goedkooper kunnen hebben, ols men
b.v. Oppcln uitkoos.
Prins Löwcnstcin. f
B e r 1 ij n, 9 N o v. (N. T. A. Draadloos). Prins
Vorst Löwcnstcin, die longe jaren voorzitter il
geweest von den Katholiekendog in Piuiscn, ia
in het Dominiconcr klooster te Keulen gestow
ven in den ouderdom van 87 jaren.
Dc Lotharingschc zoutindustrie.
B e r 1 ij n, 9 Nov. (W. B.) De bladen te Met*
melden, dat de Lotharingsche zoutindustrie is
stilgelegd en dot duizenden arbeiders zijn ont*
slagen," daar zij geen andere morkt kan vinden
voor do verloren Duitsche afzetgebieden.
ENGELAND EN HET
FRANSCH-KEMALISTISCH ACCOORD.
P a r ij s, 19 Nov. (H.-R.). In de commissi*
van buitenlandsche zoken uit den Senaat hceff
een gedeputeerde gesproken over $e ondertec<
kening van de overeenkomst van Angora. Het
was voor ons van belang, zei hij, dot wij onztf
troepen zouden kunnen terugtrekken uit CilicïJf
en dat dc militaire en burgergevnngenen, die d®
Turken achterhielden, zouden worden uitgelei
verd. Een zoodanige regeling sloot het eindigen
der vijandelijkheden en het vostselien der gren
zen in zich. Franklin Bouillon legde den nadrulc
op het feit, dat hij zich steeds hield aan den
tekst van de overeenkomsten van Londen cn z®
als grondslag voor de besprekingen nam. D®
verbetering van de grens, waarin Frankrijk heeft!
toegestemd, is van geringe beteekenis en betcei
kent niets op de geheele grensafbakning en voofl
de Fronsche belangen. De voornaamste zorg van
de Fronsche regeering was het verzekeren vnn
de veiligheid der minderheden in de streken, di*
Frankrijk zal ontruimen. Franklin Bouillon ven
trouwt, dot de Turksche overheid hoor vernnt*
woordelijkheid zal beseffen en zich zal "beijveren
om moeilijkheden te voorkomen. Hii gelooft, dat
de thans gevonden formule beter is dan die van
de overeenkomst van Londen.
Geen gevaarlijker vijand voor de
waarheid, dan waarschijnlijkheid!
door
RUDOLPH STRATZ
uit het Duitsch door
Mevicuw A. E. NUIJS—POSTHUMUS,
32
Haar bloed kookte en zij voelde grooten lust
hem een oorveeg te geven. Haar verstand be
hield echter dc overhand. Zij keerde zich om
en liep zoo snel zij kon weer terug naar de aan-
ïegplaats der l>oot, in de hoop, dat hij haar nu
wel met rust zou laten.
Het gezelschap was reeds uit elkander ge
gaan. Alleen de drie studenten stonden er nog,
verdiept in de gewichtige vraag, hoe zij den
Zondagavond zouden doorbrengen. Zij keken
verbaasd op, toen zij Erna zagen terugkomen.
Otto Helmuth ging haar tegemoet.
„Heeft u iets verloren, freule?"
„Neen! zeide Erna half lachend, half boos.
„Op zijn hoogst mijn geduldl Daar is zoo'n on-
uitstaanbre mn, die het mij voortdurend lastig
maaktik zal hier dit steegje ingaan
dan verliest hij mogeb'jk mijn spoor I Adieul"
Haastig sloeg zij den hoek om. Juist toen de
Jonge student haar voor alle zekerheid toch
maar op eenigen afstand wilde volgen, kwam
vide Luxemburger te voorschijn, keek onderzoe
kend om zich heen, en sloeg, zijn fijnen neus
en zijn ervaring in zulke dingen volgend, dade
lijk den juisten weg in. Op den hoek liepen zij
tegen elkander aan.
Zij waren oude vijanden, reeds van den tijd,
toen het korps Cheruskia den dubbelzinnigen
knaap de vriendschap had opgezegd. Doch
Diedericks dacht daar nu niet aan. Hij had iets
belangrijkere te doen.
„Pardon!" mompelde hij buiten adem en wil
de voorbij loopen.
De student trad hem in den weg.
„Wees zoo goed een oogenblik te wachtenf
sprak hij, beleefd groetend.
„Excuseer mijik heb geen tijd!"
Weer trachtte hij den hoek om te komen,
doch opnieuw stond Otto Hellmuth hem in
den weg.
„U zult een oogenblik geduld moeten hebben,
mijnheer Diedericks!"
„Verspert u mij den weg, baron?"
„Zoo vrij zal ik zijn! Slechts voor een paar
minuten!"
„En waarom, als ik vragen mag?"
De twee jongelui werden hoe langer hoe be
leefder in het vooruitzicht van wat er komen
zou.
„Omdat ik niet verkies, dat u een dame lastig
valt. die bij mijn ouders aan huiS komt!"
De ander was een oogenblik overbluft. Toen
hij echter de spottende gezichten zag van de
andere twee studenten, kwam, behalve de erger
nis, dat hij in zijn jacht gestoord was, ook de
oude veete tegen de Cheruskia bij hem boven.
„U heeft mij niets te bevelen, baronf Ga uit
den wegl"
„Be denk er niet aan, mijnheer Diedericks!"
„Dan zal ik u daartoe dwingen!"
„Probeer dat Bever niet!" zeide de jonge stu
dent kalm.
Doch de onder had hem reeds met een half-.
gesmoorden Franschen vloek bij den schouder
gevat en trachtte hem op zijde te dringen.
Hij had de kracht zijner tegenpartij onder
schat. Hij kreeg een vuistslag in het gelaat, dat
alles hem voor de oogen danste, en hij achteruit
tuimelde, en een poos half bewusteloos tegen
den muur geleund stond. Eindelijk kwam cr
leven in zijn oogen een boosaardige, groene
glans.
„U zult van mij hoorenl" zeide hij zachtjes.
„Zeer gaarne!"
Zonder te groeten wahdelde Otto Hellmuth
VOORHANDEN
VOOR KINDEREN
VANAF f 2
1*4 Ni ÓF. STRAAT 8 O
langzaam met de twee anderen op. Nu eerst
begon ook hij langzamerhand te begrijpen wat
er gebeurd was. Een uitdaging was onvermijde
lijk. Een duel op pistolen, op leven en dood
dat was het gevolg van zulk een handtastelijke
ontmoeting. Er viel zelfs niet over te praten.
In plaats van, zooals hij gedacht had, morgen
voor het eerst op het oude, gezellige vechtter
rein in de Hirschgasse, bij een ridderlijk spel
den degen te kruisen, wachtte- hem, bij het op
gaan der zon, ergens in een hoek van het bosch
een sombere strijd op leven en dood.
Die gedachte stemde hem ernstig. Bang was
hij natuurlijk niet hij had alleen het gevoel,
dat er voor het eerst iets groots, iets van be
teekenis zijn leven was binnengetreden. En zoo
dachten er ook zijn twee makkers over. Zwij
gend en met ongewonen ernst op het gladde,
nog half jongensachtige gezicht, stapten zij
voort, om den eersten gechargeerde van hun
corps, den grimmigen, met litteekenen bezaai
den man van de drie linten het belangrijke be
richt te gaan brengen.
Van dit alles had Erna niets bespeurd. Een
heel eind voorbij den hoek waagde zij het even
voor den slagerswinkel te blijven stilstaan, waar
zij in de ruiten de geheele straat kon overzien.
Gelukkig: de indringer was verdwenen! Nu be
gon zij wat langzamer te loepen en vertraagde
onwillekeurig voortdurend haar gang. Als dat
gesprek met haar vroegere verloofde maar
eerst achter den rug was! Als zij tenminste maar
wist, wat hij in zijn schild voerde! Hij was een
gevaarlijk tegenstander. Altijd had hij een wa
pen bij de hand al was het maar vriendelijk
heid. Als hij wilde kon hij de menschen om dén
vinger winden.
Maar dat zou hem nu bij haar eens niet hel
pen. Zij beproefde zich te wapenen met stalen
onverschilligheid, alsof er slechts iets volkomen
noodzakelijks gebeurd was, zooals een verstan
dig mensch ols hij toch moest inzien. Dat was
tegenover hem het beste. Het was zakelijk
degelijk dus op zijn eigen gebied.
En toch en toch!Zij was niet recht op
haar gemakl Zij maakte een toornige beweging,
hief het hoofd op, stopte met meer veerkracht
voort. Och kom! Het moest gebeuren! En toen
zij voor zich uitkeek, zog zij opeens in de
verte iemand aankomen, die op hem leek!
Hij leek bespottelijk veel op heml Zij trachtte
zichzelf iets wijs te maken von een dubbelgan
ger, maar zij wist toch reeds dat hij het zelf
was. En toen kreeg zij eindelijk de zekerheid:
Ja. Dat is hij!
Dat was de beslissing! Het verwonderde haar.
dat zij opeens zoo kalm werd, en hoe zij plotse*
ling aan allerlei bespottelijke bijzaken dacht.
Als hij toch maar die afschuwelijke, Engelsch®
metaalgroene das wilde aflaten! Die worden in
Duitschland niet gedragen. Maar dat is hem
natuurlijk volkomen onverschillig en al mijn
proten helpt nietsl
Zij hooide diep adem, zette een onverschillig
gezicht, en bleef staan om hem op te wachten.
Haar hart bonsde en nog altijd hoopte zij: Als
hij vlok bij is, is hij het misschien toch niet
en tegelijk herinnerde zij zich, dot men hem
alleen aan zijn zenuwachtigcn-haostigen en tocV
noncholonten gang wel op een afstand van vijf*
honderd schreden moest herkennen. 4
ZEVENDE HOOFDSTUK.
Zeker, dot was John Henry von Lennep
Nu herkende hij haarhij verhaastte zijn stop|
en kwam naar hoor toe. Zij zog het en voeld®
met ergenis, hoe haar hart een oogenblik stil^
stond en toen als razend begon te kloppen.
Alsof daar wie weet welk een bovennatuurt,
lijke verschijning aankwam, in plaats von eet*
heel gewonen, slanken man van een goede den.
tig jaar, die naar hot uiterlijk te oordeelen, mei
zijn gebruind gelaat, den even opgedraaiden
knevel en zijn nonchalante energie in gang cn?
houding op een Pruisisch officier in burgerkleeij
ding geleek zoo'* kapitein uit Mainz otj
Straatsburg, die, om eens een dag vrij te wezen/
van zijn vrouw en zijn ckzfs, in het NeckarcUÊ
ronddwaalde.
(Wordt vervol gdJJf