AMERSFOORTSCH DAGBLAD „de eemlander" Reparatiën |rc i JOH. VAftI DIJK. BINNENLAND. ;i5 FEUILLETON. In den üsalsfroem aan Tennis-Rackets 21e Jaargang No. 76 Donderdag 28 September 1922 TWEEDE Bi*Q. Politiek Overzicht. Br gebeuren in Griekenland gewichtige dln- [engebeurtenissen waarvan de buitenwereld ilijkbaar onkundig moet worden gehouden, een >pzet evenwel die, zooals meestal, niet gelukt S. Er zijn reeds bizonderheden uitgelekt die er- >p wijzen dat er in Griekenland een belangwek- cendc beweging gaande is, hetzij eene onder het rollt, hetzij onder het leger, of misschien wel pide. De dag van gister begon onschuldig, met n gewoon kabinetscrisisje. Dit is de tweede innen korten tijd, doch in een ongeluksperio- a als de huidige is dit niets bizonders, voor riekenlond allerminst Aan deze crisis bleek •échter direct al meer vast te zitten. Het behoeft friet te verwonderen dat men in Griekenland |hans vraagt om een sterken man die b«t land pioet redden uit de impasse waar het ziob treeft Ingewerkt* v Telegrammen uit Londen maken melding van 0e revolutie - waarvan wij tot dusver taal noch teeken hadden vernomen. Dc regeering ontving 't nieuws van de revolutie met de gebruikelijke (koelbloedigheid". Ziedaar een kostelijke zin die froor Griekenland boekdeelen zegt. Maar de be weging waarop hier wordt gedoeld heeft toch Zooveel invloed gehad dat de regeering ervoor (geweken is. Te oordeelen naar de bizonderheden die tot dusver den censor zijn gepasseerd schijnt de omwentelingspoging uit te gaan van leger en vloot. Hoeveel oorlogsschepen er zich bij heb- ben aangesloten, zegt de regeering laconiek, weten we niet. Basissen der nieuwe beweging zijn o.a. Mitylene, het eiland in den Griekschen 'archipel, en Saloniki. Uit militaire vliegtuigen worden proclamaties geworpen waarin het af treden des koning wordt geëischt Dat deze afstand zou hebben gedaan van den troon ten Igunste van den kroonprins, werd gistermorgen dom- .cn Nederlandsch persbureau bericht, en flo er bevestigd. De censor is intusschen in Griekenland duch tig aan 't werk, de te Londen ontvangen telegram men drogen er de sporen van. Hierin vernemen We alleen dat Koning Konstantijn aan den pre mier zijn verlangen te kennen heeft gegeven om bij zijn troepen in Thracië te zijn, wat mis- ecliien bedoeld is als een nationalistische geste. Er schijnen echter breede kringen in vloot en legen te zijn, die over den koning ontevreden |zijn en van hem niet meer zijn gediend. Zoodat het per slot van rekening heusch geen wonder is indien Konstantijn daarvoor zwicht Wat een roemloos einde zou zijn van de vele even roemloos afgeloopcn avon tuurlijke ondernemingen van dezen vorst, die eenmaal zelfs Konstantinopel voor de Grieken veroveren wilde doch thans al zijn illusies en luchtkasteelen ziet opgaanin den rook van Smyrna. Het is op het oogenblik nog niet duidelijk of iVenizelos de inspirator der nieuwe revolutie is dan wel anderen, die geen bepaalde aanhan gers van den staatsman doch wel tegen koning Konstantijn zijn. In ieder geval, Griekenland, dat eenmaal een geruchtmakende officiers- en soldüten-revolu- tfe gehad heeft, ziet zich thans voor de tweede geplaatst. Enfin, de regeering toont de „gebrui kelijke koelbloedigheid" I Wanneer zal het roerige en woelige volkje dor Grieken eens tot rust komen en gaan werken aan een innerlijke economische consolidatie die zoo hard noodig is Chauvinisme en im perialisme blijven er troef, thans worden al «weer stemmen vernomen om in Thrarcië aan den vTurk het hoofd te bieden wanneer deze eens Sden Bosporus mocht overstekon. (Blijkens nadere berichten is dit ook het doel der revolutionairenDe Grieksche vloot en het Grieksche leger kunnen hem -dit log wel belettentenzij de geallieerden tus- schenbeide komen. Zoo ziet menbravour heeft het Grieksche volk nog genoeg. Met wijs heid en bezadigdheid alleen is het schaarsch ^toebedeeld. KOLONIËN. met 'de hoofden van Algemeen Bestuur de nood zakelijke bezuiniging tot stand bïengen, ral de Landvoogd genoodzaakt zijn zonder overleg en zonder onderzoek eenige begrootingsposten te schrappen. Alsdan freedt de Landvoogd op als bezuiniglngsdictator. De minister van koloniën won telegiefisch advies in van den Landvoogd over de mogelijkheid om bij wijzigingsnota als nog aanmerkelijk te bezuinigen op de begroo ting 1923. De minister is gekant tegen den post van vijf millioen voor woningbouw. fiCOT- BEZUINIGING IN 1NDIE. De Landvoogd bezuinigingsdictator? Aneta seint uit Weltevreden d.d. 25 dezer: De Landvoogd heeft een rondzendbrief ge acht to' de departementchems meldendeIn dien de btzuinigingscommissie er niet in slaagt Uit de Pers. DE LOONEN VAN HET SPOORWEG. PERSONEEL. Er dreigt bij de Nederlandsche Spoorwegen een zeer ernstig conflict, schrijft Dr. J. van Hettinga Tromp in de Tlegraaf: Een conflict, tusschen eenerzijds de di rectie, gesteund door commissarissen en de Regeering, anderzijds do samenwerkende or ganisaties van het personeel; een conflict, waarbij het publiek belong ook in zeer groote mate is betrokken. Het is dus zaak, over het wezen van dit conflict een zoo goed mogelijk gefundeerde publieke opinie te vormen, welke in het uiterste geval één van beide partijen kan steunen doch beter, beide partijen tot elkander brengen en zoodoende het uiterste kan voorkomen. Op zichzelf is het niets bizonders, meent de schrijver, dat het tekort op do exploitatie door de regeering moet worden bijgepast, of, anders; gezegd, dat de Staat thans de Spoorwegonder neming subsidieert Op zich zelf is dit niets bijzonders. De Staat heeft in den loop der jaren tal van instelling' i en ondernemingen van meer of minder openbaar nut gesubsidieerd. Hij heeft dit gedaan op groote schaal, principi eel met de tramwegen (buurtspoorwegen), met stoomvaartlijnen en doet dit nog indi rect voortdurend alle ondernemingen, die voor hun bedrijf van onze water- en land wegen gratis gebruik maken. Wat kost het, voor do landwegen ruïneus, verkeer met de steeds zwaarder wordende vrachtauto's den Staat jaarlijks niet I Desgelijks doen de Pro vincies, doen de Gemeenten? De subsidie aan het spoorwegbedrijf vergt evenwel een zeer in aanmerking komend deel van do Staatsuitgaven en het spreekt van zelf, dat de Regeering zich in deze tij den van noodzakelijke bezuiniging ernstig heeft afgevraagd of deze lastpost, dus het tekort op de spoorwegexploitatie, niet be langrijk zou kunnen vermindern of geheel verdwijnen. Een uiterst moeilijke vraag, die diepgaand onderzoek, veeizijdige overweging vordert; waarvan de beantwoording afhanke lijk schijnt mede van economische omstan digheden, die noch de spoorwegdirectie, noch do Regeering kunnen veranderen. De Regeering heeft evenwel in de Ope ningsrede medegedeeld, dat aan 't tekort op het spoorwegbedrijf een volstrekt einde z a 1 ■worden gemaakt. Een stellige mededeeling, die een ieder hoogelijk zal verblijden, indien het dei Regeering gegeven mag zijn deze woorden in daden om te zetten zonder dat zij het spoorwegpersoneel naur recht en bil lijkheid te kort doet. Die stelligheid doet n.l. gegeven de verschillende oorzaken van het tekort, welke de Regeering tot onstelligheid zouden nopen vermoeden, dat zij voor namelijk cén oorzaak wil bestrijden, welke zij kan meenen in haar macht te hebben, dat is de bezoldiging van het personeel. Reeds in den voorzomer van dit jaar heeft de Raad van Commissarissen in overeen stemming met do directie der spoorweg maatschappijen zich tot de Regeering ge wend met het betoog, dat de loonen van het spoorwegpersoneel noodzakelijk aanmerke lijk moesten worden verlaagd. De Regeering schijnt dezen aandrang thans te willen vol gen. Het personeel zet zich, sterk georgani seerd, schrap om de beoogde verlagingjvan zijn bestaanspeil af te wenden. Het komt er op aan, zoo lezen wij verder, vast te stellen of loonsverlaging van het spoor wegpersoneel, - escheiden van het tekort, rechtmatig, billijk, verdedigbaar is. Dat is zij, als de loonen thans te hoog zijn. Te hoog in ebsoluten zin zal men de loonen vooreerst wel niet kannen noemen; 'daarvoor is de maatschappelijke ongelijkheid nog te groot, wordt de verdeeling van het maatschappelijk inkomen nog te veel door het bezit, te weinig door prestatie behcerscht cn zijn de kansen om tot prestatie te komen te verschillend. Hier kan er echter slechts sprake van zijn, of onder de bestaande maatsrhappeli'ke verhoudingen de loonen relatief te hoo^ ziïn. Relatief, dat wil zerr- gen: in vergelijking tot vergelijkbare andere arbeiders. Voor die vergelijking komen nu in de eerste plaats in aanmerking de arbeiders in dienst van den S'aat zelf. De Regeering kan moeilijk vergen dat de spoorwcgloonen ter zelfder plaatse lager worden gesteld dan het Rijk aan gelijke categorieën betaalt. De organisaties van het spoorwegpeisoneel zou den der Regeering dan met recht kunnen toevoegen: „Tndicn Gij onzo loonen to hoog vindt, dan zijn de loonen van Uw eigen per soneel dat eveneens; begint don met dio loo nen te verlagen, aanvaaidt daarvan de moei lijkheden, alvorens Gij ons voor het behoud van onze loonen laat vechten." Omgekeerd kan do Regeering met alle recht tegen dc spoorwegorganisaties zeggen, indien do spoorwcrioonen hooger den de Rijlcslooncn zijn: „Gii gevoelt toch wel, dat Wij niet langer Rijksgeld kunnen uitgeven om U meer te laten verdienen, dan wij voor ons eigen personeel noodig, althans mogelijk achten; terwijl dat Rijksgeld mede moet worden opgebracht door de helastingpcn- ningen van dat eigen personeel". Indien de spoorwegorganisaties deze ver gelijking niet aanvaarden en alleen maar denken aan eigen voordeel zonder te letten op het nadeel dat andere groepen door hen lijden, dan kan, dunkt mij, dit van groeps-egoïsmo getuigend standpunt niet door do overige organisaties van personeel in openbaren dienst, nog minder door de I centrale vakverbonden worden gedeeld. En in elk geval moet de publieke opinie zich dan daartegen uiten. Een goede vergelijking der loonen kon men echter maar niet zoo één, twee, drie makenf Wat dus allereerst vcreischt wordt, is een degelijk onderzoek van de verhouding van de spoorwegloonen tot die van andere loonen, speciaal van Rijksloonen. Waar geen vergelijkbare Rijksloonen zijn, zal men een andere vergelijkingsbasis moeten vin den. Het is zeer te betreuren, dat geen on derling verband bestaat, geen betaling naar ongeveer gelijken maatstaf, zij het plaatse lijk verschillend, tusschen de loonen en andere arbeidsvoorwaarden van Rijksperso neel en van dat in gemeentelijken dienst; cn verder tusschen deze beide en de arbeids voorwaarden in het particuliere bedrijf. Tusschen de loonen in het particuliere be drijf bestaat echter een groot en een onge motiveerd groot onderling verschil, vooral onder de diverse vakwcrklieden, men verge lijke b.v. eens de hooge bouwvakloonen en do lage metaalarbeidersloonen, hetwelk men j bij het Rijk en bij de Gemeente en ook bij het spoorwegpersoneel zooveel mogelijk heeft vermeden; do belooningsgrondslog houdt daar veel meer rekening met vakbe kwaamheid en prestatie. Een vergelijkend onderzoek, als door mij bedoeld, kan dus slechts worden ingesteld door ter zake zeer deskundigen, die weten waar en hoe zij in korten tijd de noodige ge gevens kunnen verkrijgen om een behoorlijk rapport over deze belongrijke kwestie samen te stellen. Zonder zulk een te publiceeren rapport zal men striid in de ruimte Krijgen over een vaag doel en daarom door de spoorwegorganisaties met de uiterste hard nekkigheid gevoerd; zij weten immers niet, wat voor hen 't einde zal kunnen zijn. Zij weten dat wèl, als een eventueele reductie tot op het peil van gelijkwaardige medearbei ders als doel voorop wordt gesteld. De regeering verzuime niet, Jongs dien weg naar algemeene bevrediging te streven. waarde van de ingevoerde Duitsche sigaren grootendeels verloren g «in .Zij is te herstel len, door naast het wanrderecht, alternatief een specifiek recht te stellen van T5 op 1000 sigaren, met dien verstande 'dat dit lontsto recht verschuldigd zal zijn indien 30 pet. d<*r waar de minder bedwingt dan f 15 per 1000 stuks. Het cijfer van 15 komt ongeveer overeen met 30 pet van de waarde van Duitsche sigaren, zooals deze was tijdens de invoering van voor melde wet Artikel 1 van het ingediende wets ontwerp strekt hiertoe. Bij de vaststelling van i minimumrecht si garen. moet rekening worden gehouden met de bepalingen van de Woordewet 1006, ingevolge welke, bij te loge aangifte van de waarde, meer der invoorrecht^verhooging van invoerrecht cn I casu geen kosten van de beslissing van de com- missie van behoordceling of von den road van beroep voor de invoerrechten verschuldigd zijn. I Esn voorgesteld artikel 2 strekt tot uitsluiting van dc door den invoerder verschuldigde meer dere rechten, enz., voorzoovcr die verband houden met het feit, dof sigaren tegen minder dan 50 per 1000 stuks ten uitvoer worden aangegeven Immers hij eene aangegeven waar de van 50 per 1000 stuks is het minimum recht vaischuldigd. Een ontworpen artikel 3 heeft ten doel te voorkomen, dat sigaren van een mindere waar de dnn 5 per 1000 stuks ter ontduiking van het hiervoor verschuldigd minimum-recht te zamen in eeno partij worden aangegeven met sigaren van hoogere waarde. ONTGINNING IJZERERTSLAGEN IN INDIË. Schriftelijk beantwoorde vragen. Op vragen van den heer Alborda betreffende het aanvragen van concessies voor de ontgin ning van ijzerertsvelden in NederL-Indië, in hef bijzonder voor die van de ijzererts-beddingen van Middeh-Celebes, die luidden I. Kun de minister meedeelen, of voor de ontginning van ijzerertsvelden in Nederl.-Jndië, in het bijzonder voor die van dc rijke ijzererts- beddingen van Midden-Celebes, reeds conces sies zijn gevraagd II. Is de minister niet van oordeel, dat gezien het buitengewoon groote belang dat, ook uit een oogpunt van financiën, bij de exploitatie van de bedoelde ijzervelden voor Nederl.-Indië betrokken is tot het verleenen van concessie niet dient te worden overgegaan, alvorens de Volksraad en de StntenrGeneraal over deze aan gelegenheid hun meening hebben kunnen uit- spreken is het antwoord van den minister van kolo niën I. Zooals kan blijken uit bijlage BBB van den regeeringsalmanak voor Ncdcrlandsch-Indië voor 1922 (eerste gedeelte, blz. 683 enz.), zijn in den loop der jaren bereids een aantal con» cessiën voor de winning van ijzer en/of ijzcr- Bwicfofea. .Wijziging van het invoerrecht op sigaren. Ingediend is een wetsontwerp tot wijziging van het invoerrecht op sigaren. Bij de wet van 6 Mei 1921 werd, zoo wordt in de memorie van toelichting opgemerkt, een invoerrecht op sigaren vastgesteld van 30 pet. van de waarde, ten einde de Nederlandsche si garenindustrie eene billijke compensatie te geven voor de nadoelen, haar door de invoering van den ta baksaccijns berokkend. De beteekenis van deze compensot'e is door de enorme daling van de •bekend, of buitendien nog aanvragen voor een zoodanige concessie bij de Indische regeering aanhangig zijn. Wat de ijzerertsterreinen op Midden-Celcbos betreft, kan dit laatste intusschen niet het geval zijn. Deze terreinen toch zijn ten aanzien o.a. van ijzer gereserveerd voor opsporingen en ont ginningen van gouvernementswege. In verband met de bepalingen op dit stuk in de Indische Mijnwet kan er dus geen sprake zijn van aan vragen van concessie in den zin dier wet voor de winning van delfstoffen, met betrekking waar toe die terreinen gereserveerd zijn, vermits der gelijke aanvragen zouden moeten uitgaan van houders van opsporingsvergunningen welke ver gunningen in dit geval uitgesloten zijn. II. Ingevolge art. 13 van voormelde wet is de gouverneur-generaal bij uitsluiting en volledig bevoegd concessiën voor de winning van in artikel 1 dier wet genoemde delfstoffen (waar onder ijzer, hetzij gedegen, hetzij als erts) te verleenen. Medezeggenschap ten deze van den Volksraad of de Staten-Gcneraal zou met de wet niet vereenigbaar zijn. Intusschen moge de ondergeteekende er op wijzen, dat evengenoemde lichamen in de gele genheid zullen zijn zich uit te spreken over re- geeringsvoorstellen, welke ontginning beoogen van de gereserveerde terreinen, hetzij op den voet van het 2de lid van art. 5n der Indische Mijnwet, hetzij volgens een met particulieren te sluiten speciaal contract, hetwelk aan de Mijn wet derogeert. HET CONFLICT IN DEN DRUKKERSBOND. De aangesloten drukkers van Gouda cn om geving hadden Dinsdag alle aangesloten boek drukkers uitgenoodigd tot een vergadering in m ,De Kroon" te Amsterdam, waar erover bei modslaagd zou worden of men cn bloc uit dei bond zou treden. Er waren ongeveer vijfl* personen opgekomen. Het doel van de vergadering werd blljkei het verslag in de Tel., uiteengezet door dep voorzitter van de afd. Gouda, die de bijeen* komst leidde. Hij betoogde, dat de boekdruk» kcis indien zij geen lid van de organisatie wcnschten te blijven, vóór 1 October hun lid maatschap moeten opzeggen. Op dien datum i* do nieuwe collectieve overeenkomst nog niet bekend. Doortogen richt zich do actie van Goujj da. Het hoofdbestuur heeft ruiterlijk erkend, dat or een fout is begaan, doch het euvel i* dnnr«i mede niet verholpen. Wij wenschcn, vervolgde spr., een collccticvo overeenkomst, waarin aan ons bestaan een goede bcstannskons wordt ge* geven, cn dit contract had vóór 1 October ge-c reed moeten zijn. Do voorzitter van den Bon cv do heer Korthuis, is te Gouda met ons k rnert! onderhandelen, doch inplnnts van verzoen'r ys*j gezinde woorden te spreken, dreigde hij ons dat, als wij zouden uittTcdcn, tegen onze or organiseerde bedrijven, strenge maatregelen zouden worden toegepast. Een nieuwe besprek king met de hoeren Korthuis cn Van Rijn leidde' evenmin tot een resultaat. Thans legde -spreker aan do vergadering dol vraag voor: Moeten wij on bloc ons lidmaat* schap opzeggen? Indien het zoover mocht ko*' men, zullen de dissidenten schouder nnn«€chou*| der moeten staan en elkander onder allo om* stondigheden moeten blijven steunen. Spreker las ten slotte een brief van het hoofd* bestuur voor, waarin het verklaart dat het een goorganiscerde actie tot opzegging van het lid* maatschap niet lijdelijk zal kunnen aanzien. Verschillende sprekers voerden hierna het woord, sommigen vóór, anderen tegen de actio van Gouda. De voorzitter antwoordde uitvoerig do sprekers cn kreeg het op een oogenblik aan den stok met den heer Mosereeuw, wicn hij ver*j weet, dnt deze van de geheelc geschiedenis een grap had gemankt. 't Is toch ook een grap!" antwoordde do heer Mascrccuw. „'t Is gewoonweg idioot We had* den evengoed naar dc bioscoop kunnen gaan De vootzittcr verzocht ten slotte hun, dio met de actio von Gouda sympathiseeren, te blij* ven, om tc bcraodslagcn over de stappen, diot vorder gedaan moeten worden, cn den onderen^ do vergadering te verloten. Ruim do helft der aanwezigen gingen dnnrop heen. Dc arbeidswet voor het slagcrsbcdrijf. Bij het inwerkingtreden van de Arbeidswet 1919 heeft de minister de slagerijen onder het overgangsbesluit gebracht, teneinde dit bedrijf niet direct onder den 8-urcndog te brengen. Als gevolg van verzoekschriften enz. von do zijde der slagerspntroons, is de overgangster* mijn, die aanvankelijk op een jaar gesteld wos^ twee keer met een half jaar verlengd. De gezellenorgonisaties zijn van oordeel, dat thans zeker wel het tijdstip is aangebroken^ waarop ook het slagcrsbedrijf onder de bcpa* lingen der wet wordt gebracht. De besturen van den Nederl. Bond van arbeiders in dc slagers* en aanverwante bedrijven, Ned. R. K. Slagers* gezellenbond St. Joris, .den Neutralen Bond vutt personeel in de vbcdingsbcdrijven, Ned. Centrales Bond van Chr. arbeiders in de bedrijven van vocdings- cn genotmiddelen, hebben zich dnnr* om tot den minister von Arbeid gewend met een verzoekschrift, waaraan wij het volgen Ja ontleenen Bij de invoering van dc Arbeidswet 1919 werd bij Kon. besluit van 27 Sept. 1920, Staatsblad 757 (overgangsbesluit) bepnold, dat voor sla* gerijen zou gelden voor mannelijke arbeiders van 16 jaar en ouder een werkweek van 55 uur! voor het eerste halfjaar, te rekenen vanaf 2H October 1920, en 50 uur voor het daarop vol* gende hulfjaar. De motieven, welke Uwe Exc. hiertoe hebben geleid waren, dat de werkgevers in het slagers* bedrijf door deze langere werkweek de gele genheid zouden hebben de gezellen dermate vak' kundig op te leiden, waardoor de werkgevers na verloop van een jaar volkomen in staal zou* den zijn het bedrijf aan de gewijzigde omstnn* digheden onn te passen. De vraag, of de sla* gerspatroons met uwe motieven hebben reke* ning gehouden, willen wij hier buiten bespre* king loten, doch wonrnu, als gevolg van het Overgangsbesluit van 27 Seotember 1920, gc* wijzigd bij K. B. von 12 September 1921 en 20 April 1922, twee jnren verloopen zijn waarin' genoemde werkgevers in staat waren hun be drijf onn de gewijzigde omstandigheden aan tö passen, meenen adressanten, dot thans het ?i:d* Niemand staat zoo hoog, dat het hem tot feen schande zou strekken, ongelijk te erken- Roman van OLGA WOHLBRüCK. Geautoriseerde vertaling van Mevrouw Wesselinkvan Rossum. 19 Ook moeten er voor het raam wat operetten er. lichte muziek liggen. De verguld op snee bar.den nemen wij meer voor decoratie, begre pen En een paar nieuwe romans met goeden titel, leggen wij in het midden." In ieder geval moest het uit zijn met den (Duden sleur. Daar zou zij wel voor zorgen. Vanaf morgen zou zij in de zaak werken zooals haar vader dat vroeger deed, toen Hahnke nog de bediende bij hen was. Ja, dat waren nog de goede oude tijden ge weest, dacht Hahnke, maar nu kon men het al leen niet meer af met het degelijke werk. Nu moest men er een zeker vertoon bij maken. Te genwoordig reisde iedereen naaj- Berlijn en was £van alles op de hoogte. Vroeger strekte Breslau 'tot voorbeeld, toen was het gemakkelijker. Alma Frank klopte den ouden kleinen man goedig op den schouder. „Wees maar gerust, Hahnke, wat het vertoon San gaat, dat kan ik ook wel F hahnke glimlachte. Zoo vroolijk en jong als dezen avond had Alma Frank zich in lang niet gevoeld. Op dezen eersten avond zonder haar man, waar tegen zij zoo had opgezien J En het foit, dat zij, bij het uitkieeden en naar bed brengen der kinderen haar zesjarig Paul.je voor een groote ongehoorzaamheid over de knie moest leggen om hem iret haai blanke, krachtige hand een naar flinke slagen toe te dienen, veranderde daaraan ook niets. „Orde moet er zijn", zei zij tegen haar schoonzuster, toen zij een half uur later bij het rijkelijk vorziene, koude souper tegenover haar zat. „Met den stok of met de roe raak ik de kinderen niet aan men merkt het het best aan zijn eigen hand hoe ver men kan gaan, en een paar klappen doen geen afbreuk aan de liefde. Maar als Felix haid tegen hen uitvalt of lange zedepreeken houdt, ontloopen zij hem dagen lang angstig, of maken leelijke opmerkingen in een hoek". Alma Frank streek liefkoozend over Ottilie's magere geelachtige hand. „Waaj zou hij nu zijn, Tille Wat denk je?" „Berlijn is groot," antwoordde Ottilie ont wijkend, c»t zij docht terug aan die jaren, toen zij zich avond op avond had afgevraagd „Waar zou hij nu zijn?" De groote hangjsmp in de ouderwetsche, ge zellige eetkamer met donkergepolijste noten houten paneelen wieip haar warm, geel licht op de nette, eenvoudig gedekte tafel, op de portretten in zwarte lijsten van Alma's ouders, zooals zij i4ch op hun tienden trouwdag had den laten photographeeren en op de vergulde lijsten van Alma s grootouders. „Felix houdt eigenlijk niet van familieportret* ten aan den muur", zei Alma, en groette met de 10ogen de haar zoo vertrouwde gezichten, „maar ik wil ze niet wegnemen en ergens op den zolder zetten. Die behooren in de kamer, waarin zij zelf altijd geleefd hebben. Die heb ben ten slotte de zaak tot deze hoogte ge bracht waarvan wij genieten en die wij nog kunnen «bbreideru Later komt er ivo? een groot portret van Felix en mij bij, zoo krij gen de kinderen zoo iets als een voorouders- galerij". Haar mooi, breed gelaat had een ernstige, trotsche uitdrukking ondanks den schertsenden toon, waarop zij de laatste woorden zeide. Ot tilie ontweek haar bhk, omdat het haar leed deed, dat Felix dit alles zoo weinig naar waar de schatte, en al de jaren had geleefd als een, die een te nauwe jas aanheeft, en bij elke be weging wordt gehinderd. De oude angst was ook haar hart weer binnengeslopen, toen het een voldongen feit was, dat hij eenige maanden alleen naar Berlijn zou gaan. Want zij wist, dat SPOEDIG RETOUR. I Lancesfraat 116 Te!. 70 hij hij de eerste gelegenheid de beste de nauwe jas zou wegwerpen, die hij twaalf jaren lang met gelatenheid had gedragen. „Morgen slaap je dus reeds hier", zeide Al ma en pakte haar met zorg in. „Je zult eens zien hoe gezellig ik die koude, prachtige kamer voor je inricht F Maar Ottilie dacht niet aan zich zelf. Zij dacht aai haar broer, dien zij voor zijn thuis en zijn vrouw moest behouden, =t= ook tegen zijn wiL „Ja, van af morgen blijf ik bij je", zeide zif en zij had een 'dankbaar gevoel, toen Alm: haar Bij hot afgaan der trap steunde en haar roen nog uit het geopende Taam nariep„Kom goed thuis, Tille F Wie had zich ooit zoo om haar bekommerd? Wie wö" ooit zoo bezorgd geweest voor haar welzijn Noch vader, noch broeder I En een golf von warme teederhei'd doorstroomde het hort van het oude gebrekkige meisje. Maar Alma Frank ontwaakte plotseling mid den in den nachtwaarlijk, daar had zij het telegram aan Felix vergeten I Dat haar zoo iets kon overkomen I Nu, misschien was het beel goed zoo. Als hij het niet zoo .gemakke lijk had als thuis, kwam hij spoediger terug. Zij moest iets bedenken, dat hem kon aanlok ken. „Het kleine winkelgedoe" mocht hij niet meer terugvinden een groote, nieuwerwetsche zaak moest het zijn f In elk geval liet zij wat verbouwen, een modern, Amerikannsch, privé kantoor voor hem inrichten f Misschien hinder de het hem ook, dat zijn naam niet op het Fir mabord stond I Ook dat was immers te veran deren 1 Zij zou eens met haar advckaat spre ken. Men kon immers zeggen „Felix Frank, firma Kurthe". Ook voor de kinderen was het zoo beter f Zij glimlachte bij zich zelf in het duister van den nacht. Het was ook heerlijk voor iemand, die men liefheeft een verrassing klaar te maken, en dan nog wel zoo'n groote, een die weken en maanden werk kostte I Dat gaf haar een gevoel als zij in haar bruidstijd dikwijls had gehad. Dat maakte haar weer jong, hoopvol en gelukkig. „Mijn goede, beste man", fluisterde zij bij zich zelf en streek teeder met haar hand over het leege bed naast haar. Daarna stak zij een lucifer aan. Het was twee uur. Maar nu moest zij verstandig zijnEr was zoo veel te doen, zoo veel heerlijks! Haar lippen bewogen zich, alsof zij nog eens „mijn goede, beste man" zeide, daarna sliep zij vost en rustig in met een jeugdigen vrcolijken. glimlach Elke zenuw deed Otto Gracbner pijn. Z'jn zenuwachtig bleek geloot met dc vluchtig ge* schoren wangen, trilde bij eiken valschen toon* Niettegenstaande in den prospectus wos voor gespiegeld, dot de deuren geen enkel geluid doorlieten, mengde zich een H-Moll etude uit de pionoklasse met dc B dur Andante van zijn' vioolleerling, klonk plotseling schril een Kongo sopraan in nog onzuiver gezongen gnrnrnü'S triompheerend over de instrumentale dishar monie. Aan het eind van de namiddoglesuien zegden twee -crlingen de lessen met 1 April op. D<J eene, omdat hij voelde het nooit t virtue^ to zullen brengen, en de andere omdat hij kr.ns had spoediger te verdienen door een eng - ment in een koffiehuisstrijkje. Daarna kwartt nog de moeder van een zangeres en beklaagde zich, dat men haar dochter nog niet toeslo;. in gezelschap te zingen. „Nu heeft zij toch al zes maanden les I Fan nicht van mij studeert pas twee weken bij eerv piofessor en gisteren heeft zij reeds een liedj van MeijerHellmund gezongenMaar voti heeft die professor ook een methode I Koe dial den toon mooi vormen kan I Ziet u, mijnheer! Gracbner, men heeft zich maar voor te stellen^ dat er op het middenrif een metalen plaat ligt,; en nu moet men bij het ademen er altijd op/ letten, dat zich die metalen plaat verheft cn da gezongen toon daar door gaat. Daardoor krijgtj de toon zelf een metalen klank, verbreidt zichf door het geheele lichaam, tot in de armenj zoodat om zoo te zeggen het geheele lichaam meezingt begrijpt u het, mijnheer Gracbner f Dat is dan lang niet zoo inspannend en de sterol wordt veel krachtj^er I (Wordt vervolgd)^

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1922 | | pagina 5