s BRAHDSTOITEIVHAVDEL
UTfêECHTSCMEWEG 71
TEL. 539 - SOESTERWEG-SPOOR - BestelhuizenPuntenb.lsan 6 en Sumatrastraat 20.
BESTE BR&^DSTOFFEI^ voor Kamer, Kantoor en Centrale verwarmingen.
Accurate Bediening.
C0HGURREEREMDE PRIJZEN
EP8F* Probeert eens onze Haardstukken voor open Haarden a ff 3.25 per Hectoliter.
BINNENLAND.
=*-•*»
A. Schoterman en Schulte Nordholt door het
gemeentebestuur aangezocht een rapport in te
dienen betreffende een eventueelc reorganisa
tie der brandweer. Door het overlijden van den
heer jchoterman werd de heer Blok aangezocht
diens plaats in te nemen.
De beide rapporteurs hebben een ernstige
studie gemaakt van de reorganisatie.
Drie punten brachtén zij sterk naar voren,
te weten:
Doelmatig gebruik maken van de destijds
nieuwe waterleiding der gemeente;
b. Organisch inschakelen van het politic
korps;
c. Invoeren van een modern alarmsysteem.
In verband met de tot stand koming der
nieuwe waterleiding bereikte het rapport eerst
op 3 Juni 1012 den Raad.
Onder bijzondere dankzegging aan de heeren
Schultc Nordholt en Blok keurde de Raad na
ampele bespreking in zijn vergadering van 14
Augustus 1912 het geheele reorganisatieplan
goed. Zoo kon dus na de noodigc voorberei
dingen op 1 Januari 1913 de reorganisatie inge
voerd worden.
Wat hield deze reorganisatie nu toch. wel
eigenlijk precies in. Om dit duidelijk weer te
geven, lijkt het ons het beste ons eens aan de
praktijk te toetsen.
Laat ons eens aannemen dat een achteloos
wandelaar loopt in de Langestraat en plotseling
uit de torentjes van de Kamperbinnenpoort de
vlammen ziet slaan. Vlug loopt hij een winkel
binnen, belt op .onder: „Uitslaande brand in de
Kamperbinnenpoort."
De telefoonjuffrouw weet wat haar te doen
staat.
Op de waarschuwing uitslaande, dus zware
brand, brengt zij met een beweging de 29
ifarmschellen in functie, waarvan bij elk brand
weerman één aan huis is aangebracht. Tele
fonisch worden het kader en de autoriteiten ge
waarschuwd. Na het alarm begeven alle brand
weer mannen zich naar het hoofdbrand
wacht achter Davindshof.. Hier is alles tot
hun beschikking. Deze brandweerkazerne is
uiterst praetisch ingericht. Naast de spuiten
tieft. men de eigen werkplaats, magazijn en
uitkijktoren enz.
Nog zijn pas vier man ter plaatse of de
ilangenwagen no. 1 kan reeds uitrukken.
Van alles is op dezen wagen aanwezig. Op
het terrein van den brand krijgt men bij aan
komst van dezen wagen aanstonds de beschik
king over 4 straalpijpen. 2 opzetstukken, slangen
lantaarns, fakkels en fgereedschappen.
Dadelijk kan men dus zooals het heet, met 4
stralen op de waterleiding het vuur aanpakken.
Zoodra zich weer meer personeel aan de
hoofdbrandwacht meldt, vertrekt wagen no. 2
(de gereedschapwagen).
Hierop is, naast een algeheele aanvulling van
het materieel van wagen no. 1, al het denkbare
gereedschap aanwezig. Een zware carbidlamp
met reflector, verbandtrommcl, schoppen, bijlen,
benzine voor de vasten deksel van brand
putten bij vorst. enz. enz.
No. 3 verschijnt bij den brand, de bekende
ladderwagen, welke totaal 21 meier ladder de
lucht in kan werken. Het gebruik hiervan is
voldoende bekend.
Dan kan nog een gewone ladder volgen, welke
ter aanvulling dient.
Voor hooibranden e. d. heeft men de beschik
king over de z. g. buitenspuit, welke getrokken
wordt door twee paarden en waar het personeel
op den wagen plaats kan nemen.
Frisia heeft ter plaatse een slangenwagen,
welke zoo noodig door de bewoners bediend
wordt.
Voor het Bergkwartier maakt men gebruik
van den auto-sproeiwagen, welke door een l^tn-
dige verbouwing voor brandblussching geschikt
gemaakt is. Zoowel aan het hoofdbureau van
politie als aan de posthuizen Soesterweg en
Hoogeweg beschikt men naast geoefend perso
neel, over een slangenwagen en eenige mini-
maxen voor eerste hulp.
Onze waterleiding geeft een dusdanigen druk,
welke ingeval van brand nog opgevoerd kan
worden, dat men steeds over voldoende water
en f?en krachtigen straal beschikt.
Dit alles blijkt, dat Amersfoort trotsch op
haar brandweer mag wezen. Het korps bestaat
uit den commandant, den heer A. J. Schulte
Norcfiiolt, de brandmeesters de heeren J. Rein-
boud en S. Massa, den chef van het materieel
den heer A. Blok, den adjunct-brandmeester,
den heer \V. van Haselen, den ladderchef, den
heer H. van Keulen en 29 brandweermannen,
die allen een speciale opleiding gevolgd hebben.
De geest in dit kleine, wakkere korps is bui
tengewoon goed. Ook de samenwerking met het
politiekorps laat niets te v/enschen over.
Amersfoort heeft thans ruim 33.000 inwoners.
Men kan echter gerust zijn. Het brandweerkorps
waakt dagelijks over de ruim 6700 woningen en
700 pakhuizen, scholen, kerken, e. d.
In de eerste dagen van het 10 jarig bestaan
hoopt men het jubileum te herdenken door een
groote oefening, waarbij al het personeel tegen
woordig is. Wij vertrouwen dat de burgerij haar
belangstelling zal toorren.
Nog zij vermeld, dat 1922 geen groote bran
den bracht met uitzondering van den iiitslaan-
den brand in het rijwielmagazijn in dc Utrecht-
schcstraat en dit groofendeels is toe te schrij
ven aan het spoedig ter plaatse zijn van onze
brandweer. W.
OyerheidsbemoeiïDti mst bosch-
cnltnur.
individuecle krochten zich volledig1 kunnen ont
plooien. In den loop der tijden heeft het parti
culiere initiotief den landbouw en de industrie
tot groote ontwikkeling gebracht, maar voor
den boschbouw moet men er niet al te groote
veiwcchtingen van koesteren.
In hef begin der Töe eeuw was men, onder den
invloed von dc leer van Adam Smith, in vrijwel
geheel Europa de mecning toegedaan, dat ook
het boscli in particuliere handen behoorde te
komen. Uitgestrekte Staatsbosschen v/erden dan
ook verkocht I In het buitenland kwam men al
ras tot het inzicht, dat die verkoop van bosschen
dikwijls tot verwaarloozing leidde of wel tot
velling, zonder dat voor herbebossching werd
zorggedragen en dikwijls werd het verkochte
spoedig van Staatswege teruggekocht, zooals o.o.
met hef bekende Forèt de Soigncs bij Brussel
het geval was. In Nederland echter ging men
door met de domeinen, waaronder uitgestrekte
Staatsbosschen, te verkoopen.
In 1863 kwam er voor het eerst kentering,
toen de Hoog-Soercnsche bosschen, die in 1843
al eens in veiling waren gebracht, maar toen
werden opgehouden, omdat 't bod te laag was,
aan het Kroondomein werden toegevoegd. In de
Memorie van Toelichting zegt de Regcering, dat
door die toevoeging het behoud 'dier bosschen
verzekerd was, hetgeen zij van groot belang
achtte. De regcering begon dus te begrijpen, dat
een groot gevaar voor het behoud der bosschen
dreigde, als deze door den Staat werden ver- j
vreemd. Maar dat boschbeheer en het ontginnen
van woeste gronden inzonderheid op den weg
van blijvende lichamen, als het Rijk en de ge
meente, liggen, daaroon dacht mcn no» wet.
Nederland en Engeland stonden daarin bij de
andere Europecsche landen zeer ten achter. Mo
gelijk was men wel overtuigd van dc beteckenis
van het bosch voor de volksgezondheid en voor
het klimaat en zag men ook wel in, dat het bezit
van hout van evenveel belang is voor4 elk land
als steenkolen en andere delfstoffen, ook al had
men dit nog niet zoo sterk gevoeld als het tegen
woordige geslacht in den oorlog, die ochter ons
ligt. Maar dat deze voordeden slechts duurzaam
zijn, indien het bosch zich bevindt in de vaste
honden van een blijvend lichaam, dot het alge
meen belang behartigt, daarvan was men blijk
baar nog niet genoegzaam overtuigd I Men leze
bijv. no. 2 van de in T92I verschenen Rapporten
en Voorstellen van de Commissie van Advies
inzake Ontginning van woeste gronden (Com
missie Lovink) I Hef was een commissie uit de
Maatschappij van Nijverheid, eerst onder voor
zitterschap van Mr. M. Pierson, later onder dot
van Mr. P. W. A. Cort van der Linden, die in
Nederland op het gebied van den boschbouw
nieuwe denkbeelden verkondigde. De kern van
hoar betoog ligt in de volgende beschouwingen,
die nog niets van heur waarde hebben verloren
„De Staat, de vertegenwoordiger van de duur
zame belangen der Natie, kent den grootcn prik
kel niet van zijn bezittingen in geld te zien om
gezet en kan dus geduldig den tijd afwachten, die
hem voor den houw het meest gewenscht voor
komt. Hij kan (daar hij niet bevreesd behoeft te
zijn voor een ingrijpende verstoring in zijn werk
plan door onzoorziene omstandigheden, als
sterfgevallen, fortuinverlies, enz.) de geheele ex
ploitatie inrichten naar een vaststaand beginsel,
met dit productieve einddoel voor oogen hij
kan door den aanleg van verkeerswegen of het
wijzigen van de richting daarvan de kosten van
vervoer beperken en daardoor de productiviteit
van zijn onderneming verhoogen in één woord
hij vermag aan zijn cultuur zulke voordeelen te
verschaffen, dat <le houtteelt onder zijn beheer
een bij uitstek voorspoedige kan zijn."
De ideeën, in het rapport uiteengezet, begon
nen langzamerhand door te werkendaarbij
kwam, dat de overtuiging, dat het niet aangaat
om gronden, die voor ontginnen of bebossching
geschikt zijn, woest te loten liggen, meer veld
won, naarmate de bevolking toenam en de prij-
zij der productie rezen, te meer, waar de wereld
voorraad aan hout verminderde. Ook in Neder
land, waar jaarlijks voor tientallen milüoenen
hout wordt ingevoerd, gingen in dit opzicht de
oogen open. Het zou te ver buiten het bestek van
dit, noodzakelijkerwijs beknopte artikel gaan, in
dien ik de verdere ontwikkelingsgeschiedenis van
die ideeën op dit gebied en. de wijze, waarop zij
werden belichaamd, poogde te schetsen. Dc wil
slechts in korte trekken vermelden, hoe de toe
stand op dit oogenblik is en vestigt er daarbij
nog even de aandacht op, dat vóór ongeveer 55
jaren van Staatswege nog niets voor den bosch
bouw werd gedaandat men hier te lande ook
geen goede stelselmatige opleiding voor lager
technisch personeel (boschwachters) bestond.
Wel was in 1887 door de Maatschappij van wel
dadigheid te Frederiksoord een school opge
richt ter opleiding van boschwachters, maar deze
werd in 1902 opgeheven. De Ned. heidemaat
schappij organiseerde toen cursussen, waar o. a.
gelegenheid tot opleiding van boschwachters
bestaat. Deze cursussen nu worden van Staats
wege krachtig gesteund. In hetzelfde jaar werd
aan de toenmalige Rijks hoogere land-, tuin
en boschbouwschool te Wageningen een afdee-
ling „Nederlandsche boschbouw" ingesteld,
waardoor de mogelijkheid eener wetenschappe
lijke opleiding voor dezen tak van bodemcul-
luur in ons eigen land door den Staat werd ge
opend. In 1899 werd het Slaatboschbeheer (se
dert 1 Januari 1922 Stoatsboschbedrijf) opge
richt. Daarbij werden de bosschen en heiden en
een deel der duingronden, welke door den Staat
nog niet waren verkocht en de in 1897 aange
kochte zandverstuivingen en heidevelden onder
gebracht. Op 1 Januari 1900 telde deze jonge
tok van dienst 13.315 H.A. waarvan 2764 in
cultuur. Bij de oprichting waren er 11 technische
ambtenaren (n.l. I inspecteur, 1 tijd. ambtenaar,
I opperboschwachter en 8 boschwachters), op 1
Januari 1922 bedroeg dit getal 53.
In 1907 besloot de regeering tot het verleenon
op hoogstens 0.50 per H. A. werd geschat,
voor zoover deze niet voor landbouwdoeleinden
geschikt zijn, in bosch te veronderen. De oldus
aangelegde bosschen zouden onder blijvend
Staatstoezicht komen om zoodoende te vermij
den, dat daarin, zooals in de bestaande gemeen-
tcbosschen veelal hef geval was, een soort van
systematische roofcultuur zou worden bedreven.
In 1907 werden in de gemeenten Vcnray cn Dui
zel en Stcenzel een aanvang met de uitvoering
van dezen nieuwen regeeringsmoatregel ge
maakt. Geleidelijk heeft het aantal gemeenten,
die van dezen vorm van Stoatshulp gebruik ma
ken, zich uitgebreid cn thans wordt door 40
gemeenten cn door één vereeniging van alge
meen nut onder leiding van het Steatsboschbc-
drijf op bovenvermelde wijze gewerkt. Op 1
Januari 1922 waren 9787 H.A. ter bebossching
onder Staatstoezicht gesteld, waarvan 3275 in
cultuur waren gebracht. Ook op andere wijze
wordt getracht de algemcene belangstelling in
het bosch en zijn behandeling levendig te hou
den. Het Staatsboschbcdrijf heeft daarom ver
schillende platen en vlugschriften uitgegeven
over schadelijke insecten en zwammen, de be
teckenis van de herkomst van het dennenzaad,
enz. Bovendien worden tal van adviezen uitge
bracht aan Departementen van Algemeen Be
stuur, alsmede aan Provinciale en Gemeente
besturen. In een aan het bureau van het Stants-
boschbedrijf (e Utrecht verbonden museum zijn
allerlei belangrijke bijzonderheden over onze
bosschen, heiden en duinen en hunne fauna bij
eengebracht, terwijl bovendien een beeld wordt
gegeven van het werk van het Staatsboschbc
drijf.
Doordat zich bij dc boschcultuur tal van moei
lijke vraagstukken voordoen, aan welker
oplossing, die vaak jaren lang arbeid
vereischt, uit tijdsgebrek niet altijd vol
doende aandacht lean worden besteed door hen,
die in de practijk werkzaam zijn, werd door den
Staat een rijksboschbouwproefstation opgericht,
dat voorloopig in Amersfoort is gevestigd. Ein
delijk werd dit voorjaar door de Wetgevende
Mocht een Boschwct in het leven geroepen, die
sedert 1 Augustus 1922 in werking is getreden.
Daarin worden verschillende belangrijke maat
regelen getroffen, zoowel voor de bosschen in
het algemeen als ten aanzien van het beheer van
bosschen en andere houtopstanden, behoorende
non publiekrechtelijke lichamen en Vereenigkv
gen cn Stichtingen van algemeen nut. Ik moe'
volstaan met deze wet slechts te noemen.
Zoo is de Nederlandsche Regeering, die zich
in tegenstelling met die vnn ander Europecscho
Sloten, zoolang afzijdig heeft gehouden van het
streven om van Staatswege de boschcultuur te
bevorderen, thans krachtig op dit gebied werk
zaam I
Over dit onderwerp schrijft de, heer E. D. van
Dissel, inspecteur van het Stoatsboschbedrijf in
de Veldbode:
Onder het ^ele, dat de oorlogsomstandigheder
ons hebben geleerd, is ongetwijfeld dit, dat nocV van rentelooze voorschotten en technische hulp
de Staat, noch dc gemeenten in het algemeen aan Gemeenten voor de bebossching van haar
de noodige geschiktheid bezitten om een pro
ductief bedrijf uit te oefenen en opnieuw is in
ons het besef levendig geworden, dat de Over-
woeste gronden, teneinde de groote uitgestrekt
heden heidegrond, die deze vooral in het Zuiden
des lands en in Gelderland bezitten, waarvan
hcid alles in het werk moet stellen, opdat de de gemiddelde jaarlijksche opbrengst per H.A.
De aardappel vertelt een verhaal
van opvoedknndige otrekktng.
Daar liggen wij nu met ons vijven in den vuil
nisbak, man, vrouw en drie jongere collega's en
geen van ons allen kunnen goed begrijpen wat
er eigenlijk is gebeurd.
„Wat is het leven toch een raadsel,
maar nog grooter raadsel is de mensch, die ons
van jongs af koestert, overvloedig voedt, daar
na martelt, don weer allerlei bewerkingen
laat ondergaan, die ons het bloed in de aderen
doet stollen."
„Eén bewerking is er bij, die voor ons bijzon
der wreedaardig is.
Dat is wanneer het groene dok boven ons
hoofd begintaf te sterven. Dan komen zij met
een allergemeenst ding, dot zij geloof ik „een
greep" noemen, een vork met vijf vreeselijk
scherpe punten en steken naar ons met een
woede, een betere zaak ^waardig. Wel is waar
brengen velen het er goed af, maar er zijn er
toch ook bij, die een leelijke prik ir. hun hersen
pan krijgen en voorgoed dol worden. Anderen
krijgen een priem door hun longen en zijn daar
na zoo gevoelig gebleven, dot zij bij een paer
graden onder nul al bevriezen cn net als wij
in den vuilnisbak terecht komen
Om aan het verzoek van onze jongste col
lega te voldoen, die helaas ook in dit hol van
pestilentie is terecht gekomen, zal ik eens ge
regeld vertellen wat er allemaal van af de ge
boorte met ons gebeurd is; hoe de mensch een
groote plaats in ons leven inneemt en welk lot
ons ten slotte te wachten staat.
„Ik zeg maar: alles be;er dan in dezen ellen-
digen conischen of liever draconischen bak."
„Nu mijn drie jongere vrienden, nu moeten
jullie eens goed luisteren. Ik zal het zoo kort
mogelijk vertellen, en ik verzoek mijn vrouw
mij niet telkens in de rede tc vallen, met te
zeggen dat ik het al zoo dikwijls verteld heb.
Laat ze dan maar zojo lang gaan slapen, maar
de verpestende atmosfeer in dezen bak zal het
hoar wel beletten.
Ik heb jullie vroeger al "eens verteld, hoe bij de
menschen de kinderen geboren worden; bfj ons
gaat dat anders.
Onze moeders worden in een kuiltje in de
aarde gegooid, ieder in zijn eigen kuiltje en
dan wordt later de aarde boven moeders hoofd
dicht getrapt, meestal door een ruwen man op
klompen.
Die aarde is door den mensch eerst twee
keef gespit, doarna fijn geharkt, om onze moe
ders keurig te ontvangen. Een heel werk is dit
geweest, als je bedenkt dat de meeste menschen
liever lui dan moe zijn.
Wanneer moeder don een paar maanden in
de aarde heeft gelegen, komen haar kindertjes
als van zelf uit haar uitspruiten. Het zijn
meestal groote gezinnen, twintig kinderen en
meer is geen zeldzaamheid, vooral als de
mensch voor goede voeding heeft gezorgd in
den vorm van zuivere koemest. Soms geven zij
ons ook wel eens kunstmest, ook zeer voed
zaam, maar de meesten vinden het te droog
eri te poederachtig. Er zijn nog van die oude
ocr-conservatieven bij ons, die toch maar het
liefst stalmest willen hebben en vooral niet te
droog, want dan lusten wij het niet.
Dus liefst wat regen in den zomer, niet te
veel, zoo net tusschen in is het beste. Bij veel
regen groeit er ontzettend veel onkruid om ons
heen. Dat verzwakt ons zoo, dot diezelfde ake
lige man weer komt met een schoffel of hak om
dat allemaal weg te schoffelen of door te hak
ken, zooals die eigenwijze kerels op twee bee-
nen dat noemen.
Van die geheele bewerking, die in natte zo
mers wel tot driemaal herhaald moet worden,
hebben w ij niet de minste last, want w ij zitten
gezellig allemaal onder den gror.d veilig en
wel naar de verhalen van onze moeder te duis
teren. Hoe het toppunt van haar ideaal was
geweest om nog eens met een „muis" te trouwen,
maar dat zij zelve uit het geslacht der „late"
aardappels daar nooit kans op had gehad. Het
was net zoo iets als bij de menschen, wanneer
een eenvoudig meisje droomt om met een heele
mooie rijke prins te trouwen, maar veel vertellen
kon moeder niet meer. Hoe grooter wij werden,
hoe ouder en suffer werd zij, en toen wij einde
lijk zoo ver waren, dat wij met de menschen in
aanraking zouden komen, stierf zij aan uitput
ting van krachten.
Dat was maar goed, nu behoefde zij de
wreede marteling niet bij te wonen, waar ik jul
lie zooevcn van verteld heb. Ik ril nog als ik aan
die „greep" denk.
Zijn wij er levend afgekomen, dan komt. een
lijdelijke verademing.
Aardige kinderen nemen ons op en gooien
ons in manden. Daarna worden wij (net als de
slaven vroeger) aan de menschen verkocht. Je
moet niet denken, dot zij een gezin bij elkaar
„Och man hou je nou toch eindelijk stil met
dat bolsjewistisch gemopper. Je lijkt wel Wijn
koop I en het voornaamste heb je nog vergeten
ook I"
„Wat ^an heve
„Je hebt niet verteld, dat ze met ol bun cigen-
wijzigheid het zout vergeten hadden en dat mijn
heer nog zei, wat zou dat weggegooide eten een
zegen voor een Russisch kind zijn geweest. Maar
jullie denkt altijd om je zelf."
Amersfoort, 26 Dec. 1922.
E. ROODHUUZEN,.
Prinses Marielaan 18.
TEGEN DE HOOGE BUITENLANDSCHE
VISA.
Wij lezen in het Vaderland
Een onzer lezers schrijft ons uit Keulen, dat
hij op een vroegen morgen uit zijn bed geklopt
werd voor de puscontrole. Zijn Duitsch visum
was afgeloopen, dus werd hij meegenomen naar
de hooge heeren waar hij een nieuw visum kon
kiijgen maar: slechts voor 5 dagen en voor 9
of 22.500 mark. Hij wijst in dit verband op de
lage kosten van het Nederlandsche visum voor
buitenlanders 3.75) cn vraagt of daar nu
niets aan te doen is.
Op Buitenlandsche Zaken deelde men ons toen
houden, het is bloot toeval dat iV en mijn vrouw W,J oa* daarJ om inlich,iriBcn vervoeeden het
samen hier in dit muffe vat liggen. 1 TO,Sende mede
„Is het niet waar vrouw?" Toen wij trouwden, I
Geregeld wordt er, wanneer er klachten ko-
m' -i i i ij' men, naar den Nederlandschen gezant te Berlijn
zeide ik: „ik zal je nooit verlaten maar als de 4__ j_J'
wreede menschen ons gescheiden hadden, was
er niets aan te doen geweest.
Ik zal maar niet uitwijden, hoe wij nu telkens
verhuisden, meestal in zakken op open wagens of
in schepen of met wagonshet was een reizen
cn trekken, waar je gek van werd. Het slot van
de zaak was, dat wij in een kelder terecht kwa
men in een zoogenaamd net gezin.
Waarom wij daar zoo blijde mede waren, weet
ik nog niet, want eenvoudige arme menschen, be
handelen ons niet, zooals wij nu behandeld zijn
geworden.
Wij waren dan bij nette menschen aangeland.
Een net dienstmeisje kwam in den kelder, nam
ons mede in een bokje naar de keuken op haar
schoot; wij dachten 'alwij hadden het slechter
kunnen treffen.
geschreven, die de klachten ter bevoegde» plaat
se indient.
Verder behoeven we niet te Weten. We kennen
dat I De klacht gaat van de eene afdeeling naar
de andere, enz. en als het slachtoffer allang
weer op vrije voeten is, komt het vriendelijk
antwoorddot het ze spijt, of dat er niets aan
te doen is, of dat de betrokken ambtenaar op zijn
fout gewezen is.
Het is en blijft een feit dat aan de Duitsche
regeering de inkomsten aan pasvisa aangenaam
zijn en zij vindt 'daarbij steun bij het groote
publiek, dat de vreemdelingen als opeters be
schouwt en ze liefst zou willen wegkijken. Bui
tenlandsche Zaken is nu echter tot een maatregel
besloten die wellicht goede gevolgen zal hebben:
met 1 Januari treedt n.l. een wijziging van de
I wét op de kanselarijrechten in werking. Daarin
Maar heerejee, wat een wreede vergissing. Zij - de mogelijkheid opengelaten om de prijzen
neemt mes uit 'n naar ons geslocht ge- j der visa te verhoogen. Thans reeds is aan ver
noemd) en gaat ons bedaard, zitten schillen. Zij schillende staten, die hoogere bedragen vooi
drijft de brutaliteit zoover om onder dat wreede viso vragen dan ons land, voorgesteld deze kos-
werk er bij te gaan zingen of neuriën. In een half ten in overeenstemming te brengen met onzen
uur is ons geheele corpus geschild. En hadden prjjs van 3.75. Doen die landen dat wet, dan
wij daarna nog een vuiltje in ons neusje of op zaj worden overwogen de kosten van het Hol-
onze wangetjes, dan werd dat door het dienst- lendsche visum voor onderdanen van die staten
meisje met het mesje er handig uitgewipt. op te voeren tot het bedrag daf zij zelf vrogen.
Dood vermoeid van al deze verfijnde marte- Voor sommige landen is dat werkelijk hoog
lingen, gooit zij ons om wat bij tc komen in een Letland vraagt f 10, Finland 6 ongeveer,
emmer met koud water. j Spanje 7.50 en 10 buiten de bureau-uren,
Dat is de eenigste goede rationeele behande- Tsjecho-Slovokije 6 voor 3 maanden, 12
ling, die zij ons doet ondergaan.
Warempel, wij kwamen weer wat bij. Heerlijke
rust, niemand dio ons 's nachts verstoort.
Zelfs den volgenden dag genieten wij nog vol
opHet zal zoowat vijf uur zijn geweest, daar
hoor ik de stem van de vrouw des huizes tegen
de dienstbode en hoor meteen dat zij „Keetje"
heet.
„Keetje I wil je dc aardappels alvast maar op
zetten, want mijnheer komt tegen half zes, uiter
lijk kwart voor zessen thuis 1"
„Heerejee wat zal er nou met ons gebeuren I
Het valt mede, want wij komen nu in een ke
tel met lauw water, ik hoor mevrouw nog zeg
gen Keetje, denk er om, dat ik nog wat watei
heb op de kachel binnen, neem dat, dan zijn ze
wat eerder klaar, want mijnheer is Donderdags
altijd precies op tijd."
Wij in den ketel, het wordt al warmer en war
mer, eindelijk is het om te besterven. Wij koken
op twee manieren. Eerst uitwendig door toe
doen van Keetje, en toen inwendig van smart
en woede.
Keetje met haai coquet snoetje is een wreed
katje. Af en toe prikt zij ons met een keuken-
vork om ons bovendien nog te sarren ook. Ge
meen, hè
Eindelijk smijt ze het kokende water weg „af
gieten" noemt zij dot en schudt ons door elkaar
of zij gek geworden isdan weer op het vuur
om na te drogen.
Een fijne behandeling, ik had gelukkig een
daaldersplaatsje bovenaan, want heelemaal on
deraan kan je nog aanbranden ook als Keetje
ie vergeet, of onder de hand iets anders gaat
doen. Maar het liep gelukkig goed af. Zij had
haast, want ze moest dien avond vroeg uit naar
de dansclub.
Eindelijk zijn wij gaar en kruimig. Maar ik
wist wel wie er niet gaar was.
Wij komen op een nette schaal, ook genaamd
naar ons geslocht en worden „opgedaan".
Wij komen op het bordje van den oudsten
jongen met ons vijven en nu zal bet vreeselijke
gebeuren, hij zal ons net als de wolf in Rood
Kapje heelemaal opeten na ons eerst met zijn
vork in kleine stukjes gebroken te hebben.
Zij noemen dat „netjes eten."
De Jongeheer heeft echter geen trek in eten
zit er zoo'n beetje mede te knoeien. Zeker te
veel gesnoept in deze Keistdogen.
Moeder verzoekt, moeder moedigt aan, moe
der gebiedt. Moeder wijst op het zondige om
eten te laten staan waarvan je al geproefd hebt
en dus niet meer aan een ander kunt geven.
Niets helpt, de nette jongeheer laat alles be
slist staan.
Geen kippen, honden of andere dieren in huis,
verhuizen wij naar den vuilnisbak
„En nu vraag ik jullie in gemoede waf is de
mensch toch eigenlijk voor een schepsel. Als
jullie nu alles weten wat vooraf met ons ge
beurd is, en ze ons dan weg gooien, zou je dc
geheele bende dann iet liever in een gekkenhuis
opsluiten
voor 6 maanden en 24 voor I jaar, Brazilië
6.16 of 4000 gouden reis, Japan 5. Enge
land vraagt de tegenwaarde van 10 gouden fran
ken, maar de verwachting is, dat binnenkort de
visa tusschen ons land en Engeland zullen ver
vallen. Polen spant de kroon. Tot voor kort
vroeg dat lw\d f 32.50 voor een heenreis en
een evengroot bedrog voor de uitreis. Nu schij
nen deze taxes verlaagd te zijn.
Noodig blijkt het dus wel bij de buitenland
sche regeeringen eens op herziening aan te drin
gen, en wij zijn dan ook belangstellend naar het
verloop der onderhandelingen.
NIEUWE UITGAVEN.
IVapi de Walrus door J. O. Curwood.
Uitg. N. V. Joh. Muller, Amsterdam.
Dit verhaal doet aan Kazan denken. Ook in
Wapi'leeft het hartstochtelijk verlangen zich op
te offeren, om heel zijn grooqte kracht te ge
bruiken ter bescherming van dat vage iets,
waarin hij zich als het ware zou oplossen. En
dat iets is voor Wapi de blanke vrouw, Mevr.
Keith, die hij, met haar zieken man, redt uit
de klauwen van den woesteling, kapitein Rydal.
Zoo eenvoudig en mooi als de winternatuur der
streek is, waarin het speelt, is dit verhaal. Niet
tegenstaande het boek geheel in Nederland is
samengesteld is de prijs gering, n. 1. 1.25 en
geb. 1.90.
Het Geheim van de Lola door William
le Queux, Uitg. N. V. A. W. Segboer's
Uitg. Mij., den Haag.
Wij houden niet van dit soort lectuur, waarin
het sensationeele het begin en het eind is. Niet
temin moeten wc verklaren dit boek aan één
stuk te hebben doorgelezen, geïnteresseerd als
we werden door den spannenden loop van het
verhaal. Het is dan ook met groote handigheid
geschreven, terwijl er een romantische draad
doorloopt, welke vaak boeiende stof levert.
De Spookstraat, door G. Lerouge.
Uitg. N. V. A. W. Segboer's Uitg. Mij.
den Haag.
Een mysterie-roman, welke, ons maar weinig
kan bekoren. Het ontbreekt natuurlijk niet
aan misdaden welke echter te veel maak
werk zijn gebleven zoodat de mogelijkheid
ervan moeFijk aan te nemen is.
Ook het tweede verhaal „De Geheimzinnig*
maskers" lijdt aan hetzelfde euvel.