s BRAHDSTOITEIVHAVDEL UTfêECHTSCMEWEG 71 TEL. 539 - SOESTERWEG-SPOOR - BestelhuizenPuntenb.lsan 6 en Sumatrastraat 20. BESTE BR&^DSTOFFEI^ voor Kamer, Kantoor en Centrale verwarmingen. Accurate Bediening. C0HGURREEREMDE PRIJZEN EP8F* Probeert eens onze Haardstukken voor open Haarden a ff 3.25 per Hectoliter. BINNENLAND. =*-•*» A. Schoterman en Schulte Nordholt door het gemeentebestuur aangezocht een rapport in te dienen betreffende een eventueelc reorganisa tie der brandweer. Door het overlijden van den heer jchoterman werd de heer Blok aangezocht diens plaats in te nemen. De beide rapporteurs hebben een ernstige studie gemaakt van de reorganisatie. Drie punten brachtén zij sterk naar voren, te weten: Doelmatig gebruik maken van de destijds nieuwe waterleiding der gemeente; b. Organisch inschakelen van het politic korps; c. Invoeren van een modern alarmsysteem. In verband met de tot stand koming der nieuwe waterleiding bereikte het rapport eerst op 3 Juni 1012 den Raad. Onder bijzondere dankzegging aan de heeren Schultc Nordholt en Blok keurde de Raad na ampele bespreking in zijn vergadering van 14 Augustus 1912 het geheele reorganisatieplan goed. Zoo kon dus na de noodigc voorberei dingen op 1 Januari 1913 de reorganisatie inge voerd worden. Wat hield deze reorganisatie nu toch. wel eigenlijk precies in. Om dit duidelijk weer te geven, lijkt het ons het beste ons eens aan de praktijk te toetsen. Laat ons eens aannemen dat een achteloos wandelaar loopt in de Langestraat en plotseling uit de torentjes van de Kamperbinnenpoort de vlammen ziet slaan. Vlug loopt hij een winkel binnen, belt op .onder: „Uitslaande brand in de Kamperbinnenpoort." De telefoonjuffrouw weet wat haar te doen staat. Op de waarschuwing uitslaande, dus zware brand, brengt zij met een beweging de 29 ifarmschellen in functie, waarvan bij elk brand weerman één aan huis is aangebracht. Tele fonisch worden het kader en de autoriteiten ge waarschuwd. Na het alarm begeven alle brand weer mannen zich naar het hoofdbrand wacht achter Davindshof.. Hier is alles tot hun beschikking. Deze brandweerkazerne is uiterst praetisch ingericht. Naast de spuiten tieft. men de eigen werkplaats, magazijn en uitkijktoren enz. Nog zijn pas vier man ter plaatse of de ilangenwagen no. 1 kan reeds uitrukken. Van alles is op dezen wagen aanwezig. Op het terrein van den brand krijgt men bij aan komst van dezen wagen aanstonds de beschik king over 4 straalpijpen. 2 opzetstukken, slangen lantaarns, fakkels en fgereedschappen. Dadelijk kan men dus zooals het heet, met 4 stralen op de waterleiding het vuur aanpakken. Zoodra zich weer meer personeel aan de hoofdbrandwacht meldt, vertrekt wagen no. 2 (de gereedschapwagen). Hierop is, naast een algeheele aanvulling van het materieel van wagen no. 1, al het denkbare gereedschap aanwezig. Een zware carbidlamp met reflector, verbandtrommcl, schoppen, bijlen, benzine voor de vasten deksel van brand putten bij vorst. enz. enz. No. 3 verschijnt bij den brand, de bekende ladderwagen, welke totaal 21 meier ladder de lucht in kan werken. Het gebruik hiervan is voldoende bekend. Dan kan nog een gewone ladder volgen, welke ter aanvulling dient. Voor hooibranden e. d. heeft men de beschik king over de z. g. buitenspuit, welke getrokken wordt door twee paarden en waar het personeel op den wagen plaats kan nemen. Frisia heeft ter plaatse een slangenwagen, welke zoo noodig door de bewoners bediend wordt. Voor het Bergkwartier maakt men gebruik van den auto-sproeiwagen, welke door een l^tn- dige verbouwing voor brandblussching geschikt gemaakt is. Zoowel aan het hoofdbureau van politie als aan de posthuizen Soesterweg en Hoogeweg beschikt men naast geoefend perso neel, over een slangenwagen en eenige mini- maxen voor eerste hulp. Onze waterleiding geeft een dusdanigen druk, welke ingeval van brand nog opgevoerd kan worden, dat men steeds over voldoende water en f?en krachtigen straal beschikt. Dit alles blijkt, dat Amersfoort trotsch op haar brandweer mag wezen. Het korps bestaat uit den commandant, den heer A. J. Schulte Norcfiiolt, de brandmeesters de heeren J. Rein- boud en S. Massa, den chef van het materieel den heer A. Blok, den adjunct-brandmeester, den heer \V. van Haselen, den ladderchef, den heer H. van Keulen en 29 brandweermannen, die allen een speciale opleiding gevolgd hebben. De geest in dit kleine, wakkere korps is bui tengewoon goed. Ook de samenwerking met het politiekorps laat niets te v/enschen over. Amersfoort heeft thans ruim 33.000 inwoners. Men kan echter gerust zijn. Het brandweerkorps waakt dagelijks over de ruim 6700 woningen en 700 pakhuizen, scholen, kerken, e. d. In de eerste dagen van het 10 jarig bestaan hoopt men het jubileum te herdenken door een groote oefening, waarbij al het personeel tegen woordig is. Wij vertrouwen dat de burgerij haar belangstelling zal toorren. Nog zij vermeld, dat 1922 geen groote bran den bracht met uitzondering van den iiitslaan- den brand in het rijwielmagazijn in dc Utrecht- schcstraat en dit groofendeels is toe te schrij ven aan het spoedig ter plaatse zijn van onze brandweer. W. OyerheidsbemoeiïDti mst bosch- cnltnur. individuecle krochten zich volledig1 kunnen ont plooien. In den loop der tijden heeft het parti culiere initiotief den landbouw en de industrie tot groote ontwikkeling gebracht, maar voor den boschbouw moet men er niet al te groote veiwcchtingen van koesteren. In hef begin der Töe eeuw was men, onder den invloed von dc leer van Adam Smith, in vrijwel geheel Europa de mecning toegedaan, dat ook het boscli in particuliere handen behoorde te komen. Uitgestrekte Staatsbosschen v/erden dan ook verkocht I In het buitenland kwam men al ras tot het inzicht, dat die verkoop van bosschen dikwijls tot verwaarloozing leidde of wel tot velling, zonder dat voor herbebossching werd zorggedragen en dikwijls werd het verkochte spoedig van Staatswege teruggekocht, zooals o.o. met hef bekende Forèt de Soigncs bij Brussel het geval was. In Nederland echter ging men door met de domeinen, waaronder uitgestrekte Staatsbosschen, te verkoopen. In 1863 kwam er voor het eerst kentering, toen de Hoog-Soercnsche bosschen, die in 1843 al eens in veiling waren gebracht, maar toen werden opgehouden, omdat 't bod te laag was, aan het Kroondomein werden toegevoegd. In de Memorie van Toelichting zegt de Regcering, dat door die toevoeging het behoud 'dier bosschen verzekerd was, hetgeen zij van groot belang achtte. De regcering begon dus te begrijpen, dat een groot gevaar voor het behoud der bosschen dreigde, als deze door den Staat werden ver- j vreemd. Maar dat boschbeheer en het ontginnen van woeste gronden inzonderheid op den weg van blijvende lichamen, als het Rijk en de ge meente, liggen, daaroon dacht mcn no» wet. Nederland en Engeland stonden daarin bij de andere Europecsche landen zeer ten achter. Mo gelijk was men wel overtuigd van dc beteckenis van het bosch voor de volksgezondheid en voor het klimaat en zag men ook wel in, dat het bezit van hout van evenveel belang is voor4 elk land als steenkolen en andere delfstoffen, ook al had men dit nog niet zoo sterk gevoeld als het tegen woordige geslacht in den oorlog, die ochter ons ligt. Maar dat deze voordeden slechts duurzaam zijn, indien het bosch zich bevindt in de vaste honden van een blijvend lichaam, dot het alge meen belang behartigt, daarvan was men blijk baar nog niet genoegzaam overtuigd I Men leze bijv. no. 2 van de in T92I verschenen Rapporten en Voorstellen van de Commissie van Advies inzake Ontginning van woeste gronden (Com missie Lovink) I Hef was een commissie uit de Maatschappij van Nijverheid, eerst onder voor zitterschap van Mr. M. Pierson, later onder dot van Mr. P. W. A. Cort van der Linden, die in Nederland op het gebied van den boschbouw nieuwe denkbeelden verkondigde. De kern van hoar betoog ligt in de volgende beschouwingen, die nog niets van heur waarde hebben verloren „De Staat, de vertegenwoordiger van de duur zame belangen der Natie, kent den grootcn prik kel niet van zijn bezittingen in geld te zien om gezet en kan dus geduldig den tijd afwachten, die hem voor den houw het meest gewenscht voor komt. Hij kan (daar hij niet bevreesd behoeft te zijn voor een ingrijpende verstoring in zijn werk plan door onzoorziene omstandigheden, als sterfgevallen, fortuinverlies, enz.) de geheele ex ploitatie inrichten naar een vaststaand beginsel, met dit productieve einddoel voor oogen hij kan door den aanleg van verkeerswegen of het wijzigen van de richting daarvan de kosten van vervoer beperken en daardoor de productiviteit van zijn onderneming verhoogen in één woord hij vermag aan zijn cultuur zulke voordeelen te verschaffen, dat <le houtteelt onder zijn beheer een bij uitstek voorspoedige kan zijn." De ideeën, in het rapport uiteengezet, begon nen langzamerhand door te werkendaarbij kwam, dat de overtuiging, dat het niet aangaat om gronden, die voor ontginnen of bebossching geschikt zijn, woest te loten liggen, meer veld won, naarmate de bevolking toenam en de prij- zij der productie rezen, te meer, waar de wereld voorraad aan hout verminderde. Ook in Neder land, waar jaarlijks voor tientallen milüoenen hout wordt ingevoerd, gingen in dit opzicht de oogen open. Het zou te ver buiten het bestek van dit, noodzakelijkerwijs beknopte artikel gaan, in dien ik de verdere ontwikkelingsgeschiedenis van die ideeën op dit gebied en. de wijze, waarop zij werden belichaamd, poogde te schetsen. Dc wil slechts in korte trekken vermelden, hoe de toe stand op dit oogenblik is en vestigt er daarbij nog even de aandacht op, dat vóór ongeveer 55 jaren van Staatswege nog niets voor den bosch bouw werd gedaandat men hier te lande ook geen goede stelselmatige opleiding voor lager technisch personeel (boschwachters) bestond. Wel was in 1887 door de Maatschappij van wel dadigheid te Frederiksoord een school opge richt ter opleiding van boschwachters, maar deze werd in 1902 opgeheven. De Ned. heidemaat schappij organiseerde toen cursussen, waar o. a. gelegenheid tot opleiding van boschwachters bestaat. Deze cursussen nu worden van Staats wege krachtig gesteund. In hetzelfde jaar werd aan de toenmalige Rijks hoogere land-, tuin en boschbouwschool te Wageningen een afdee- ling „Nederlandsche boschbouw" ingesteld, waardoor de mogelijkheid eener wetenschappe lijke opleiding voor dezen tak van bodemcul- luur in ons eigen land door den Staat werd ge opend. In 1899 werd het Slaatboschbeheer (se dert 1 Januari 1922 Stoatsboschbedrijf) opge richt. Daarbij werden de bosschen en heiden en een deel der duingronden, welke door den Staat nog niet waren verkocht en de in 1897 aange kochte zandverstuivingen en heidevelden onder gebracht. Op 1 Januari 1900 telde deze jonge tok van dienst 13.315 H.A. waarvan 2764 in cultuur. Bij de oprichting waren er 11 technische ambtenaren (n.l. I inspecteur, 1 tijd. ambtenaar, I opperboschwachter en 8 boschwachters), op 1 Januari 1922 bedroeg dit getal 53. In 1907 besloot de regeering tot het verleenon op hoogstens 0.50 per H. A. werd geschat, voor zoover deze niet voor landbouwdoeleinden geschikt zijn, in bosch te veronderen. De oldus aangelegde bosschen zouden onder blijvend Staatstoezicht komen om zoodoende te vermij den, dat daarin, zooals in de bestaande gemeen- tcbosschen veelal hef geval was, een soort van systematische roofcultuur zou worden bedreven. In 1907 werden in de gemeenten Vcnray cn Dui zel en Stcenzel een aanvang met de uitvoering van dezen nieuwen regeeringsmoatregel ge maakt. Geleidelijk heeft het aantal gemeenten, die van dezen vorm van Stoatshulp gebruik ma ken, zich uitgebreid cn thans wordt door 40 gemeenten cn door één vereeniging van alge meen nut onder leiding van het Steatsboschbc- drijf op bovenvermelde wijze gewerkt. Op 1 Januari 1922 waren 9787 H.A. ter bebossching onder Staatstoezicht gesteld, waarvan 3275 in cultuur waren gebracht. Ook op andere wijze wordt getracht de algemcene belangstelling in het bosch en zijn behandeling levendig te hou den. Het Staatsboschbcdrijf heeft daarom ver schillende platen en vlugschriften uitgegeven over schadelijke insecten en zwammen, de be teckenis van de herkomst van het dennenzaad, enz. Bovendien worden tal van adviezen uitge bracht aan Departementen van Algemeen Be stuur, alsmede aan Provinciale en Gemeente besturen. In een aan het bureau van het Stants- boschbedrijf (e Utrecht verbonden museum zijn allerlei belangrijke bijzonderheden over onze bosschen, heiden en duinen en hunne fauna bij eengebracht, terwijl bovendien een beeld wordt gegeven van het werk van het Staatsboschbc drijf. Doordat zich bij dc boschcultuur tal van moei lijke vraagstukken voordoen, aan welker oplossing, die vaak jaren lang arbeid vereischt, uit tijdsgebrek niet altijd vol doende aandacht lean worden besteed door hen, die in de practijk werkzaam zijn, werd door den Staat een rijksboschbouwproefstation opgericht, dat voorloopig in Amersfoort is gevestigd. Ein delijk werd dit voorjaar door de Wetgevende Mocht een Boschwct in het leven geroepen, die sedert 1 Augustus 1922 in werking is getreden. Daarin worden verschillende belangrijke maat regelen getroffen, zoowel voor de bosschen in het algemeen als ten aanzien van het beheer van bosschen en andere houtopstanden, behoorende non publiekrechtelijke lichamen en Vereenigkv gen cn Stichtingen van algemeen nut. Ik moe' volstaan met deze wet slechts te noemen. Zoo is de Nederlandsche Regeering, die zich in tegenstelling met die vnn ander Europecscho Sloten, zoolang afzijdig heeft gehouden van het streven om van Staatswege de boschcultuur te bevorderen, thans krachtig op dit gebied werk zaam I Over dit onderwerp schrijft de, heer E. D. van Dissel, inspecteur van het Stoatsboschbedrijf in de Veldbode: Onder het ^ele, dat de oorlogsomstandigheder ons hebben geleerd, is ongetwijfeld dit, dat nocV van rentelooze voorschotten en technische hulp de Staat, noch dc gemeenten in het algemeen aan Gemeenten voor de bebossching van haar de noodige geschiktheid bezitten om een pro ductief bedrijf uit te oefenen en opnieuw is in ons het besef levendig geworden, dat de Over- woeste gronden, teneinde de groote uitgestrekt heden heidegrond, die deze vooral in het Zuiden des lands en in Gelderland bezitten, waarvan hcid alles in het werk moet stellen, opdat de de gemiddelde jaarlijksche opbrengst per H.A. De aardappel vertelt een verhaal van opvoedknndige otrekktng. Daar liggen wij nu met ons vijven in den vuil nisbak, man, vrouw en drie jongere collega's en geen van ons allen kunnen goed begrijpen wat er eigenlijk is gebeurd. „Wat is het leven toch een raadsel, maar nog grooter raadsel is de mensch, die ons van jongs af koestert, overvloedig voedt, daar na martelt, don weer allerlei bewerkingen laat ondergaan, die ons het bloed in de aderen doet stollen." „Eén bewerking is er bij, die voor ons bijzon der wreedaardig is. Dat is wanneer het groene dok boven ons hoofd begintaf te sterven. Dan komen zij met een allergemeenst ding, dot zij geloof ik „een greep" noemen, een vork met vijf vreeselijk scherpe punten en steken naar ons met een woede, een betere zaak ^waardig. Wel is waar brengen velen het er goed af, maar er zijn er toch ook bij, die een leelijke prik ir. hun hersen pan krijgen en voorgoed dol worden. Anderen krijgen een priem door hun longen en zijn daar na zoo gevoelig gebleven, dot zij bij een paer graden onder nul al bevriezen cn net als wij in den vuilnisbak terecht komen Om aan het verzoek van onze jongste col lega te voldoen, die helaas ook in dit hol van pestilentie is terecht gekomen, zal ik eens ge regeld vertellen wat er allemaal van af de ge boorte met ons gebeurd is; hoe de mensch een groote plaats in ons leven inneemt en welk lot ons ten slotte te wachten staat. „Ik zeg maar: alles be;er dan in dezen ellen- digen conischen of liever draconischen bak." „Nu mijn drie jongere vrienden, nu moeten jullie eens goed luisteren. Ik zal het zoo kort mogelijk vertellen, en ik verzoek mijn vrouw mij niet telkens in de rede tc vallen, met te zeggen dat ik het al zoo dikwijls verteld heb. Laat ze dan maar zojo lang gaan slapen, maar de verpestende atmosfeer in dezen bak zal het hoar wel beletten. Ik heb jullie vroeger al "eens verteld, hoe bij de menschen de kinderen geboren worden; bfj ons gaat dat anders. Onze moeders worden in een kuiltje in de aarde gegooid, ieder in zijn eigen kuiltje en dan wordt later de aarde boven moeders hoofd dicht getrapt, meestal door een ruwen man op klompen. Die aarde is door den mensch eerst twee keef gespit, doarna fijn geharkt, om onze moe ders keurig te ontvangen. Een heel werk is dit geweest, als je bedenkt dat de meeste menschen liever lui dan moe zijn. Wanneer moeder don een paar maanden in de aarde heeft gelegen, komen haar kindertjes als van zelf uit haar uitspruiten. Het zijn meestal groote gezinnen, twintig kinderen en meer is geen zeldzaamheid, vooral als de mensch voor goede voeding heeft gezorgd in den vorm van zuivere koemest. Soms geven zij ons ook wel eens kunstmest, ook zeer voed zaam, maar de meesten vinden het te droog eri te poederachtig. Er zijn nog van die oude ocr-conservatieven bij ons, die toch maar het liefst stalmest willen hebben en vooral niet te droog, want dan lusten wij het niet. Dus liefst wat regen in den zomer, niet te veel, zoo net tusschen in is het beste. Bij veel regen groeit er ontzettend veel onkruid om ons heen. Dat verzwakt ons zoo, dot diezelfde ake lige man weer komt met een schoffel of hak om dat allemaal weg te schoffelen of door te hak ken, zooals die eigenwijze kerels op twee bee- nen dat noemen. Van die geheele bewerking, die in natte zo mers wel tot driemaal herhaald moet worden, hebben w ij niet de minste last, want w ij zitten gezellig allemaal onder den gror.d veilig en wel naar de verhalen van onze moeder te duis teren. Hoe het toppunt van haar ideaal was geweest om nog eens met een „muis" te trouwen, maar dat zij zelve uit het geslacht der „late" aardappels daar nooit kans op had gehad. Het was net zoo iets als bij de menschen, wanneer een eenvoudig meisje droomt om met een heele mooie rijke prins te trouwen, maar veel vertellen kon moeder niet meer. Hoe grooter wij werden, hoe ouder en suffer werd zij, en toen wij einde lijk zoo ver waren, dat wij met de menschen in aanraking zouden komen, stierf zij aan uitput ting van krachten. Dat was maar goed, nu behoefde zij de wreede marteling niet bij te wonen, waar ik jul lie zooevcn van verteld heb. Ik ril nog als ik aan die „greep" denk. Zijn wij er levend afgekomen, dan komt. een lijdelijke verademing. Aardige kinderen nemen ons op en gooien ons in manden. Daarna worden wij (net als de slaven vroeger) aan de menschen verkocht. Je moet niet denken, dot zij een gezin bij elkaar „Och man hou je nou toch eindelijk stil met dat bolsjewistisch gemopper. Je lijkt wel Wijn koop I en het voornaamste heb je nog vergeten ook I" „Wat ^an heve „Je hebt niet verteld, dat ze met ol bun cigen- wijzigheid het zout vergeten hadden en dat mijn heer nog zei, wat zou dat weggegooide eten een zegen voor een Russisch kind zijn geweest. Maar jullie denkt altijd om je zelf." Amersfoort, 26 Dec. 1922. E. ROODHUUZEN,. Prinses Marielaan 18. TEGEN DE HOOGE BUITENLANDSCHE VISA. Wij lezen in het Vaderland Een onzer lezers schrijft ons uit Keulen, dat hij op een vroegen morgen uit zijn bed geklopt werd voor de puscontrole. Zijn Duitsch visum was afgeloopen, dus werd hij meegenomen naar de hooge heeren waar hij een nieuw visum kon kiijgen maar: slechts voor 5 dagen en voor 9 of 22.500 mark. Hij wijst in dit verband op de lage kosten van het Nederlandsche visum voor buitenlanders 3.75) cn vraagt of daar nu niets aan te doen is. Op Buitenlandsche Zaken deelde men ons toen houden, het is bloot toeval dat iV en mijn vrouw W,J oa* daarJ om inlich,iriBcn vervoeeden het samen hier in dit muffe vat liggen. 1 TO,Sende mede „Is het niet waar vrouw?" Toen wij trouwden, I Geregeld wordt er, wanneer er klachten ko- m' -i i i ij' men, naar den Nederlandschen gezant te Berlijn zeide ik: „ik zal je nooit verlaten maar als de 4__ j_J' wreede menschen ons gescheiden hadden, was er niets aan te doen geweest. Ik zal maar niet uitwijden, hoe wij nu telkens verhuisden, meestal in zakken op open wagens of in schepen of met wagonshet was een reizen cn trekken, waar je gek van werd. Het slot van de zaak was, dat wij in een kelder terecht kwa men in een zoogenaamd net gezin. Waarom wij daar zoo blijde mede waren, weet ik nog niet, want eenvoudige arme menschen, be handelen ons niet, zooals wij nu behandeld zijn geworden. Wij waren dan bij nette menschen aangeland. Een net dienstmeisje kwam in den kelder, nam ons mede in een bokje naar de keuken op haar schoot; wij dachten 'alwij hadden het slechter kunnen treffen. geschreven, die de klachten ter bevoegde» plaat se indient. Verder behoeven we niet te Weten. We kennen dat I De klacht gaat van de eene afdeeling naar de andere, enz. en als het slachtoffer allang weer op vrije voeten is, komt het vriendelijk antwoorddot het ze spijt, of dat er niets aan te doen is, of dat de betrokken ambtenaar op zijn fout gewezen is. Het is en blijft een feit dat aan de Duitsche regeering de inkomsten aan pasvisa aangenaam zijn en zij vindt 'daarbij steun bij het groote publiek, dat de vreemdelingen als opeters be schouwt en ze liefst zou willen wegkijken. Bui tenlandsche Zaken is nu echter tot een maatregel besloten die wellicht goede gevolgen zal hebben: met 1 Januari treedt n.l. een wijziging van de I wét op de kanselarijrechten in werking. Daarin Maar heerejee, wat een wreede vergissing. Zij - de mogelijkheid opengelaten om de prijzen neemt mes uit 'n naar ons geslocht ge- j der visa te verhoogen. Thans reeds is aan ver noemd) en gaat ons bedaard, zitten schillen. Zij schillende staten, die hoogere bedragen vooi drijft de brutaliteit zoover om onder dat wreede viso vragen dan ons land, voorgesteld deze kos- werk er bij te gaan zingen of neuriën. In een half ten in overeenstemming te brengen met onzen uur is ons geheele corpus geschild. En hadden prjjs van 3.75. Doen die landen dat wet, dan wij daarna nog een vuiltje in ons neusje of op zaj worden overwogen de kosten van het Hol- onze wangetjes, dan werd dat door het dienst- lendsche visum voor onderdanen van die staten meisje met het mesje er handig uitgewipt. op te voeren tot het bedrag daf zij zelf vrogen. Dood vermoeid van al deze verfijnde marte- Voor sommige landen is dat werkelijk hoog lingen, gooit zij ons om wat bij tc komen in een Letland vraagt f 10, Finland 6 ongeveer, emmer met koud water. j Spanje 7.50 en 10 buiten de bureau-uren, Dat is de eenigste goede rationeele behande- Tsjecho-Slovokije 6 voor 3 maanden, 12 ling, die zij ons doet ondergaan. Warempel, wij kwamen weer wat bij. Heerlijke rust, niemand dio ons 's nachts verstoort. Zelfs den volgenden dag genieten wij nog vol opHet zal zoowat vijf uur zijn geweest, daar hoor ik de stem van de vrouw des huizes tegen de dienstbode en hoor meteen dat zij „Keetje" heet. „Keetje I wil je dc aardappels alvast maar op zetten, want mijnheer komt tegen half zes, uiter lijk kwart voor zessen thuis 1" „Heerejee wat zal er nou met ons gebeuren I Het valt mede, want wij komen nu in een ke tel met lauw water, ik hoor mevrouw nog zeg gen Keetje, denk er om, dat ik nog wat watei heb op de kachel binnen, neem dat, dan zijn ze wat eerder klaar, want mijnheer is Donderdags altijd precies op tijd." Wij in den ketel, het wordt al warmer en war mer, eindelijk is het om te besterven. Wij koken op twee manieren. Eerst uitwendig door toe doen van Keetje, en toen inwendig van smart en woede. Keetje met haai coquet snoetje is een wreed katje. Af en toe prikt zij ons met een keuken- vork om ons bovendien nog te sarren ook. Ge meen, hè Eindelijk smijt ze het kokende water weg „af gieten" noemt zij dot en schudt ons door elkaar of zij gek geworden isdan weer op het vuur om na te drogen. Een fijne behandeling, ik had gelukkig een daaldersplaatsje bovenaan, want heelemaal on deraan kan je nog aanbranden ook als Keetje ie vergeet, of onder de hand iets anders gaat doen. Maar het liep gelukkig goed af. Zij had haast, want ze moest dien avond vroeg uit naar de dansclub. Eindelijk zijn wij gaar en kruimig. Maar ik wist wel wie er niet gaar was. Wij komen op een nette schaal, ook genaamd naar ons geslocht en worden „opgedaan". Wij komen op het bordje van den oudsten jongen met ons vijven en nu zal bet vreeselijke gebeuren, hij zal ons net als de wolf in Rood Kapje heelemaal opeten na ons eerst met zijn vork in kleine stukjes gebroken te hebben. Zij noemen dat „netjes eten." De Jongeheer heeft echter geen trek in eten zit er zoo'n beetje mede te knoeien. Zeker te veel gesnoept in deze Keistdogen. Moeder verzoekt, moeder moedigt aan, moe der gebiedt. Moeder wijst op het zondige om eten te laten staan waarvan je al geproefd hebt en dus niet meer aan een ander kunt geven. Niets helpt, de nette jongeheer laat alles be slist staan. Geen kippen, honden of andere dieren in huis, verhuizen wij naar den vuilnisbak „En nu vraag ik jullie in gemoede waf is de mensch toch eigenlijk voor een schepsel. Als jullie nu alles weten wat vooraf met ons ge beurd is, en ze ons dan weg gooien, zou je dc geheele bende dann iet liever in een gekkenhuis opsluiten voor 6 maanden en 24 voor I jaar, Brazilië 6.16 of 4000 gouden reis, Japan 5. Enge land vraagt de tegenwaarde van 10 gouden fran ken, maar de verwachting is, dat binnenkort de visa tusschen ons land en Engeland zullen ver vallen. Polen spant de kroon. Tot voor kort vroeg dat lw\d f 32.50 voor een heenreis en een evengroot bedrog voor de uitreis. Nu schij nen deze taxes verlaagd te zijn. Noodig blijkt het dus wel bij de buitenland sche regeeringen eens op herziening aan te drin gen, en wij zijn dan ook belangstellend naar het verloop der onderhandelingen. NIEUWE UITGAVEN. IVapi de Walrus door J. O. Curwood. Uitg. N. V. Joh. Muller, Amsterdam. Dit verhaal doet aan Kazan denken. Ook in Wapi'leeft het hartstochtelijk verlangen zich op te offeren, om heel zijn grooqte kracht te ge bruiken ter bescherming van dat vage iets, waarin hij zich als het ware zou oplossen. En dat iets is voor Wapi de blanke vrouw, Mevr. Keith, die hij, met haar zieken man, redt uit de klauwen van den woesteling, kapitein Rydal. Zoo eenvoudig en mooi als de winternatuur der streek is, waarin het speelt, is dit verhaal. Niet tegenstaande het boek geheel in Nederland is samengesteld is de prijs gering, n. 1. 1.25 en geb. 1.90. Het Geheim van de Lola door William le Queux, Uitg. N. V. A. W. Segboer's Uitg. Mij., den Haag. Wij houden niet van dit soort lectuur, waarin het sensationeele het begin en het eind is. Niet temin moeten wc verklaren dit boek aan één stuk te hebben doorgelezen, geïnteresseerd als we werden door den spannenden loop van het verhaal. Het is dan ook met groote handigheid geschreven, terwijl er een romantische draad doorloopt, welke vaak boeiende stof levert. De Spookstraat, door G. Lerouge. Uitg. N. V. A. W. Segboer's Uitg. Mij. den Haag. Een mysterie-roman, welke, ons maar weinig kan bekoren. Het ontbreekt natuurlijk niet aan misdaden welke echter te veel maak werk zijn gebleven zoodat de mogelijkheid ervan moeFijk aan te nemen is. Ook het tweede verhaal „De Geheimzinnig* maskers" lijdt aan hetzelfde euvel.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1922 | | pagina 6