bepnalde omtrent het Vervallen van een ander
ambi of betrekking, enz. het wachtgeld gelijk
zou v/orden aan oï dalen beneden het bedrag,
hetwelk de op wachtgeld gestelde als pensioen
uithoofde van het bepaalde in artikel 2, punt
4, onder b. cn d., van de Fensioenv/et voor de
landmacht (Staatsblad 1922, no. 0(3), kon ge
nieten, dan vervalt voor den duur danrvnn h"t
wachtgeld tot het volle bedrag. Dit vervol gaat,
evenals een vermindering met of eon verval van
het volle bedrag, dan wel een schorsing van
het wachtgeld als rechtstreeksch gevolg van
het bepaalde omtrent liet aanvaarden van an
dere ambten, enz. in met den dag, voorafgaande
rfan dien, waarop de reden van vermindering,
verval of schorsing intreedt.
Voorts kon hef wachtgeld worden verval
len verklaard, indien de op wachtgeld gestelde
zich zoodanig gedraagt, dot hij ware hij in
dienst gebleven, zou zijn ontslagen of indien
hij zich zonder toestemming van den minister
van Oorlog in het buitenland vestigt of geacht
moet worden aldaar duurzaam te verblijven.
De verhooging van het wachtgeld wordt aan
den reservist-wachtgelder niet toegekend in de
gevallen waarin geen toelagen worden genoten
door het reserve-personeel, dat daarop overi
gens aanspraak heeft. Aon hen, die op wacht-
geld zal worden of is gesteld, kan, indien hij
elders arbeid of bedrijf gaat ter hand nemen,
ter zake van de kosten, die voor hem aan de j
daartoe noodig verhuizing zijn verbonden, een
fcedrag worden toegekend, indien bij gebreke
van die toekenning die arbeid, of dat bedrijf
door hem redelijkerwijze niet zou zijn te aan-
vaarden.
De commissie, ingesteld ingevolge het be
paalde' in het K. B. van 3 Augustus 1922 brengt
advies uit omtrent den belanghebbende nopens
de toepassing van dit besluit in het midden ge-
brachte bezworen en wordt in dat geval uit
gebreid met twee officieren van de landmacht.
Dit besluit wordt mede toegepast ten aan
zien van de militairen, wien vóór het in wer-
king treden van dit besluit een uitslag als be
deeld in de aanvangsbepaling er van, is aan
gezegd.
EEN WACHTGELDREGELING
BIJ DE SPOORWEGEN.
Tn verband met noodzakelijke bezuinigings
maatregelen heeft, naar de Tel. verneemt, de
directie der Nederlondsche spoorwegen oen
wachtgeldregeling voor het personeel ontwor
pen, dat mogelijk op de een- of andere wijze
overcompleet geraakt. Het is niet de bedoeling
deze regeling dirct toe te passen. Slechts in dè I
uiterste noodzakelijkheid zal er toe worden
overgegaan.
Aangezien de wachtgeldregeling een deel der i
rechtspositie ven het personeel vormt, zal het
Reglement Dienstvoorwaardcn v/orden uitge
breid met eenige artikelen de wachtgeldregeling
betreffende.
Het voornaamste daarvan is art. 110a, dat
'luidt
1. Aan den ambtenaar of beambte, wiens
dienstbetrekking door opzegging van de zijde
der maatschappijen is geëindigd wegens omstan
digheden, waardoor zijn dienstverrichting over
bodig geworden is, wordt met ingang van den
dag van ontslag, voor zoover hij alsdan niet in
de termen valt om pensioen of onderstand voor
het leven te genieten, een wachtgeld toegekend.
2. Een zoodanig wachtgeld kan ook worden
toegekend aan den ambtenaar of beambte, d:e
ontslag verzoekt, nadat hem het voornemen is
medegedeeld, om hem de dienstbetrekking op
te zeggen wegens omstandigheden, waardoor
zijn dienstverrichting overbodig geworden is of
zal worden.
3. Het wachtgeld wordt aan ambtenaren of be
ambten, die uit hoofde van den aard hunner
werkzaamheden redelijkerwijze geacht moeten
worden een gelijksoortige positie anders dan in
spoorwegdienst niet binnen een redelijken ter
mijn te kunnen verkrijgen, toegekend gedurende
een tijdvak, gelijk aan den diensttijd, en be
draagt
a. Indien de ombtenar of beambte ten tijde
van het ontslag kostwinner is van een gezin,
gedurende de eerste drie maanden de laatstelijk i
door hem genoten bezoldiging, gedurende de
volgende drie meanen 65 ten honderd en daarna
70 ten honderd van de laatstelijk door hem ge
noten bezoldiging.
b. In de overige gevallen, gedurende de eer
ste drie maanden de laatstelijk door hem ge
noten bezoldiging, gedurende de volgende drie
maanden 75 ten hoinderd en dema 60 ten hon- I
derd van de laatstelijk door hem geniten bezol- j
diging.
4. Aan andere ambtenaren en beambten, dan
genoemd in 't vorig lid, wordt het genot van het
wachtgeld toegekend gedurende drie maanden,
vermeerderd voor hen, die ten tijde van het
ontslag kostwinner van een gezin was, met een
maand voor elk jaar door hem volbrachten
diensttijd, tot een maximum van in totaal één
jaar. Het wachtgeld voor de hier bedoelde
ambtenaren en beambten bedraagt gedurende
do eerste drie maanden het bedrag van do laat
stelijk door den betrokkene genoten bezoldiging
en daarna 70 ten honderd daarvan.
5. In buitengewone gevallen, ter beslissing van
de directie, kan het wachtgeld tot een bedrag
Van ten hoogste 70 ten honderd' van het laatste
lijk genoten wachtgeld voor een bepaalden tijd
na het verstrijken der voren omschreven termij
nen worden voortgezet.
6. Onder diensttijd wordt in dit artikel ver
staan do aan het ontslag voorofgaanden tijd,
welke de amblnaar of beambte in dienst dei
Maatschappijen of een harer, of van N.C.S. of
N.B.D.S. heeft doorgebracht, met dien verstande
echter, dat
a. diensttijd vóór het bereiken van den acht
tienjarigen leeftijd doorgebracht, buiten aanmer
king blijft
b. indien de diensttijd onderbroken is geweest,
de tijd vóór de onderbreking slechts medetelt,
indien de onderbrekine minder dan een jaar
heeft geduurd.
7. Onder laatstelijk genoten bezoldiging wordt
voor de toepassing van dit en de beide volgende
artikelen verstaan de bezoldiging, welke in de
verlaten betrekking op den dag vóór het ontslag I
werd toegekend, met inbegrip van
a. voste toelagen en premiën (oygrgeld. bij
premiewerk niet inbegrepen), de laatste tot een
door de directie te bepalen bedrag
b. de toelage, bedoeld in art. 40, welke door
den betrokkene zou zijn genoten, indien hij op
de evenbedoelde bezoldiging in dienst ware ge
bleven
c. de uitkering, welke uit een der in art. 9 be
doeld© pensioenfondsen genoten wordt
<L het bedrag, waarmede d^ gewone bezoldi
ging verminderd is (art. 26 sub 3).
8. Bij de vaststeling van de laatstelijk genoten
bezoldiging, wordt op de bezoldiging in minde
ring gebracht het bedrag, dat de ambtenaar of
beambte, ware hij op die bezoldiging in dienst
gebleven, aan de maatschappijen ingevolge het
bepaalde bij art. 183 pet. pensioenstorting)
zou schuldig zijn of hetwelk ingevolge eener
wettelijke regeling van hem zou zijn geheven.
9. Indien in de regelingen der bezoldigingen
een wijziging komt, welke in de bezoldigng der
betrokkene, wore hij in dienst der maatschap
pijen gebleven, wijziging had gebracht, geldt
van de inwerkingtreding dier wijziging af, het
aldus gewijzigde bedrag als laatstelijk genoten
bezoldiging.
De volgende artikelen .(ITO b110h) preci
seeren deze bepalingen voor bijzondere geval
len of omstandigheden.
DE S. D. A. P.
Verslag over het jaar 1921.
Aan dit verslag ontlcenen wij het volgende:
„In tegenstelling met het jaarverslag der
partij over 1920, kunnen deze keer onze be
schouwingen een optimistisch karakter dragen.
Toen toch moesten we constoteeren, dot over
de geheele linie verslapping, gebrek aan werk
lust en ledenverlies te bespeuren viel.
In 't begin van 1921 waren we dit verschijnsel
nog lang niet te boven. Doch 't schitterend suc
ces, behaald bij de Amsterdamse he gemeente
raadsverkiezingen in Mei '21, scheen een keer
punt te zullen zijn.
De kwartaolstaat per 31 Juni gaf dan ook een
aanmerkelijke stijging uan van ons ledental. Die
van 31 September vertoonde helaas weer een
kleinen teruggang.
Doch uit verschillende oogcnschijnlijk
kleine teekenen maakten we op, dat de
goede geest, de behoefte aan actie, de werklust
en de accuratesse bij de afdcclingen bezag wa
ren terug te keeren.
Ongetwijfeld heeft daartoe bijgedragen 't
besef, dat de opdringende reactie gemakkelijk
spel zou hebben met een arbeidersklasse, die
niet paraat zou zijn.
De imposante 5-Juni-betooging, door Partij
en Vakbeweging georganiseerd, was een bewijs,
dat de beweging hoogstens even dommelen,
doch niet slapen kan.
Het aantal ofdeelingen der Partij bedroeg op
31 Dec. 1917 455
31 Dec. 1918 594
31 Dec. 1919 645
31 Dec. 1920 613
31 Dec. 1921 559
Het aantal afdeelingslcden der Partij bedroeg
op:
31 Dec. 1920 37412
31 Dec. 1921 41472
Hierbij komen 67 verspreide leden, zoodat de
Partij op 31 December 1921 totaal 41539 leden
telde. Het aantal ging dus in den loop van 1921
met 4061 vooruit: dit is met 10.8 pet.
Hoewel het aantal afdeelingen dus in den
loop van 1921 is verminderd met 54, is het
ledental aanmerkelijk toegenomen.
Ledental vanaf 31 December 1917:
31 Dcc. 1917 26987
31 Dcc. 1918 37628
31 Dcc. 1919 47870
31 Dec. 1920 37412
31 Maart 1921 36580
LIdt bovenstaand staaltje blijkt, dat de daling,
die zich in 1920 ingezet heeft, is doorgegaan
tot 31 Maart 1921. Dit is echter het laagste
punt geweest.
Vanaf dien datum blijft ons ledental een ge-
stadigen groei vertoonen. De ledenopgave, die
wij de volgende kwartalen van 1921 ontvingen,
zijn als volgt:
31 Maart 1921 36580
30 Juni 1921 38284
30 September- 1921 37867
31 December 1921 41472
De winst, die wij in het tweede kwartaal boek
ten, is grootendeels een gevolg van de ontwik
kelde actie bij de Amsterdomsche gemeente
raadsverkiezingen.
De teruggang op 30 Sept. '21 is grootendeels
te wijten aan het gezonde denkbeeld van de Am
sterdomsche federatie om voortdurend niet be
talende leden van de ledenlijst te verwijderen.
De stijging' van 30 Sept. tot 31 Dec. danken
wij aan de krachtige roode-week-actie in de ver
schillende gewesten gevoerd.
Hoewel het aantal der mannelijke le<ïen nog
op 30 Sept. 1921 een kleine inzinking vertoont,
is het aantal vrouwelijke leden voortdurend toe
genomen.
Mr. Marchant te Groningen,
Voor de Vrijzinnig-Democratische Kiesver-
eeniging „Burgerplicht" te Groningen is als
spreker opgetreden de heer mr. H. P. Merchant,
lid van de Tweede Kamer, met het onderwerp:
Nederlandsche en Indische soberheid.
Spr. begon met een herinnering aan hetgeen
hij in de verkiezingscampagne in 1922 zoo her
haaldelijk heeft gezegd, dat de alles beheer-
schendc noodzakelijkheid was de begrooting
sluitende te maken, dat de eerste eisch zou zijn
het gezond maken van onzen financieelen toe
stond. Als wij maar een oogenblik er aan den
ken hoe groot het tekort is, dan zal men begrij
pen dat men niet kan volstaan met eenige mil-
lioenen le bezuinigen door minder ambtenaren te
nemen of met andere kleine maatregelen. Het
groot gat, dat er is, zal moeten worden gestopt
door tientallen mi'lioencn te besparen op de
militaire departementen. De strijd van de V.-D.
was er op gericht de reactie te keeren en de
daling van het levenspeil tegen te houden. Het
gaat echter thans precies den verkeerden kant
uit cn Poincaré zal ons nog een eindje verder
dien verkeerden weg ophelpen, alsof Foch, het
militaire genie, ook een staatkundig genie zou
zijn. Spr. begrijpt deze menschen niet, tenzij
het hunne bedoeling is om te zeggen: „als
jullie niet betaalt, gaan wij kapot en daarom
zullen wij jullie nog meer kapot maken". Als
het zoo doorgaat, zooals het gaat, dan zal de
misère nog grooter gorden don zij reeds is. Dat
wij den invloed zullen ondervinden van wat in
Duitschland geschiedt, staat voor Spr. als een
paal boven water.
Het hoofdmotief der regeering: de strijd voor
de gaafheid van den gulden, deelt ook spreker.
Daarover is in den lnatsten tijd veel geleerd
heid gehoord cn gelezen. Het gevolg van al die
geleerde betoogen over de inflatie van den gul
den is geweest, dat de menschen, welke die
geleerdheid niet konden begrijpen en ook geen
moeite meer doen om het te vatten, bong wor
den. De vrees gaf aanleiding tot allerlei ver
schijnselen als het verhypothekeeren in dollars
en het terughalen van gelden waar ze waren
belegd. Die ongerustheid was niet noodig ge
weest. Want vóór alles is de vraag, welke de
waarde is waarop het geldelijke ruilmiddel
steunt, of het vermogen van het rijk en de werk
kracht van het volk achteruit zijn gegaan. Te
gen dezen achteruitgang moet worden gewaakt.
Wat de regecring gedaan heeft, een percen
tage-bezuiniging vaststellen van 17 acht
spreker verkeerd, omdat daarbij geen verschil
I wordt gemaakt tusschen den aard van do uit
gaven. Wij moeten systeem in de bezuiniging
i trachten te brengen. En de minister van kolo-
niën, die als een kind zoo blij is, dat hij kon
mededeelen, dat de begrooting van 1925 geen
tekort meer zal opleveren, toekent zich zelf als
een man zonder zenuwen, zonder gemoed, als
een administrateur en meer niet. Men dient
zich niet alleen af te vragenwat win ik met
mijn bezuiniging, maar vooralwat zal ik er
straks mee verliezen.
Naar spreker's meening moet in de eerste
plaats worden bezuinigd op de militaire de
partementen. Die zitten hem neg altijd dwars.
I En hij meent dat daarop bezuinigd moei wor
den, onidat de uitgaven voor de militaire doel-
1 einden weggegooid geld zijn. Om dat aan te
toonen, wees spreker op het verschil van in
zicht ten opzichte van de waarde van de stcl-
I ling van Amsterdam en de vesting Holland en
j tevens op het gebruik daarvan. Maar bovcn-
I dien bestaat er verschil van inzicht omtrent de
beteekenis van het bolwerk. De-eene par ij acht
het gevaarlijk voor ccn buiten de stelling vcch-
1 tend leger als het strijd met een dergelijke
j schuilplaats in den rug, omdat het zich duarin
z^o spoedig mogelijk veilig zal terugtrekken
de ander wil die stelling gebruiken als punt van
uitval tegen een opdringenden vijand, met de
I bedoeling den vijand van daaruit terug te drin
gen. Men moet dus zijns inziens wel tot dc
conclusie komen, dat wij hier staan voor een
wanhopige zaak.
Ten aunzien van de marine is spreker even
I critisch gestemd. Spr. ging na wat in den loop
der jaren door verschillende ministers van ma
rine als het beste is verdedigd. De een achtte
den bouw van zes „Heemskercken" het beste
de volgende wilde dreadnoughts, de derde
vond in den aanbouw van kruisers de oplos
sing, een vierde wilde klein materiaal, de vijfde
kwam met de Vlootwet. Men kon dus op de
deskundigen niet meer afgaan.
Maar stel eens, dat men aan een dergelijke
vloot, als men nu de ware acht, iets heeft, don
nog kan zij uit ccn oogpunt van handhaving
der onafhankelijkheid niet dienen. Wat moeten
wij doen bij een zoogenaamde coup de main van
eenige oorlogvoerende partijen, wanneer zij op
een punt van onzen archipel, die een uitge
strektheid heeft als geheel Europa, zich nes
telen Het hangt er alleen maar van af wie
dat het eerst zal doen, wie onze vijand zal zijn.
Verhinderen kunnen wij het niet, maar één
ding staat vost, dat wij dan in oorlog zullen
zijn. Men zal onse later de wetten voorschrijven
ten aanzien van or.ze medewerking en wij zullen
komen in een positie als thans België tegenover
Frankrijk, en daarmee zullen wij dan absoluut
niets gewonnen hebben.
Sprekers conclusie is dus, dat wij in Indië
niets anders behoeven, dan een macht voor een
politietaak, evenals hier te lande het doel Van
het leger moet zijn. En daarmee zal men dan
geweldige sommen bespargn op beide departe
menten.
Na dc pauze zette spreker in de eerste plaats
zijn standpunt uiteen ten opzichte var de loonen
in de bedrijven en de salorisVwcslie. Hij betoog
de dat dc V. D. niet willen meedoen aan de stel
selmatige propagar^a voor loonsverlaging, doch
dat zij zich danrte^Ön 'zoolang mogelijk zullen
verzetten. Hij was het Biet eens met hen die be
weren, dat sloornissen in het bedrijf tengevolge
van loonkwesties niets dan particulier belang
zijn ert de regecring zich daarmee niet mag be
moeien. Zeer zeker mag de regecring trachten
het conflict fot een goed einde te brengen, als
daarbij zooals b.v. bij dc havenstaking, heel de
handel en industrie ten nauwste is betrokken.
Daar waar de belangen der gemeente het
eischen, mogen de V. D. medewerken tot ver
laging der salarissen, maar zij zullen dearvoor
geen propocanda maken zoonïs andere par
tijen, doch die vcrlging zoo lang mogelijk tegen
houden.
Ten slote behundclde spreker de Indische so
berheid. Indië stoot precies in hetzelfde tceken
als Nederland, doch daar is de toestond dubbel
zoo moeilijk. Scherp veroordeelde spreker de
op Indië toegepaste methode van bezuiniging.
Op Oorlog en Marine behoort ook hier te wor
den bezuinigd en niet op dingen, waarop niet
bezuinigd moest worden. De pol tiek, die daar
wordt gevoerd tegenover de inlandsche bevol
king, noemde hij een groot gevaar. Door het op
treden tegen de organisaties van inlanders v/or-
den deze menschen in den revolutionairen hoek
geduwd. Zij werken thans in piaats van zooals
vroeger in het openbaar, thans in het geheim.
Door een stelsel van spionaage cn vervolging
jaagt men zelfs de efematigde elementen tegen
zich in het harnas en het gevolg zal zijn, dat
dezen zullen zeggen: nu is het nog tijd, dat gij
ons leiden kunt, maar als gij ons r.iet leidt, don
zullen wij onzen eigen weg gaan.
j Spr. eindigde met een peroratie op dc begin
selen van den Vrijzinnig-Democratischen Bond.
Inwisseling van pasmunt.
De Minister van Financiën maakt bekend, dat
als kantoren, waar de Nederlandsche pasmunt,
mits voor niet minder dan vijftig gulden voor
de zilveren en tien gulden voor de nikkelen en
bronzen, kan worden ingewisseld tegen rijks
daalders, guldens cn halve guldens of wel bank
papier en/of zilverbons, zijn aangewezen: de
Nederlondsche Bank te Amsterdam; de kanto
ren der betaalmeesters en verscheidene kanto
ren der directe belastingen, der directe belas
tingen, invoerrechten en accijnzen cn der re
gistratie cn domeinen, welke in Stct. no. 7 wor
den genoemd, alsmede de uren van openstel
ling dezer kantoren.
De pensioenraad.
Men verzoekt ons mede te declen, dat de
Pensioenraed, in verband met de talrijke aan
vragen om inlichtingen, in het vervol des Vrij
dagsmiddags van 2—4 uur in het gebouw Lange
Houtstraat 11 te 's-Gravenhage voor belang
hebbenden te spreken zal zijn.
Finantiëel Overzicht.
Dc mislukking der Parijschc conferentie is
door de fondsenmarkt vrij kalm opgenomen. Wel
is de omvang van zaken opnieuw ^enigszins in
gekrompen, doch de grondstemming is ook in
de afgeloopen week vast gebleven Men heeft
reeds zoo lang onder den druk der politieke ver
wikkelingen geleefd, en de onz"k°rheid ten aan
zien der kwestie der oorlogsschatting heeft reeds
zulk fcen langen tijd een belemmering voor de
opleving.van zaken gevormd, dat thqns, nu dat
gene staat te geschieden, waarvoor reeds sinds
jaar en dag was gevreesd, eerder een gevoel van
opluchting valt waar tc nemen, dat men althans
weet, waaraar men zich te houden zal iiebbec.
Zooals zoo dikwijls, is de beurs ook thans ge
neigd, iedere onzekerheid liever te zien dan
aanhoudende onzekerheid.
Hieruit alleen is dan ook het voortduren van
de gunstige tendenz ter beurze te verklaren. Op
zich zelf zou de toestand, zooals deze zich thans
op politiek gebied ontwikkeld heeft, eerder tot
uiterste terughouding aanleiding moeten geven.
Nu de Franschen inderdaad het Ruhrgebied zijn
binnengetrokken, en tot een bezetting der in-
dustricele ondernemingen overgaan, zal dit niet
alleen tot een algeheele ontwrichting van het
economisch leven in Duitschland moeten leiden,
doch ook de politieke gevolgen ervan zullen niet
zijn te overzien.
Tot het laatste oogenblik had men gehoopt,
dat Frankrijk niet tot de bedoelde maatregelen
zou overgaan. Deze hoop putte men uit de ine-
dedeeling, dat dc regeering der Vereenigde Sta
ter openlijk haar, afkeurig over de door Frank
rijk beraamde plannen tc kennen zou hebben
gegeven, welk bericht echter later is tegenge
sproken. Dat de doorvoering der „sancties" even
wel volstrekt niet de instemming van Amerika
heeft, blijkt intusschen wel uit het besluit tot het
terugtrekken der Amerikaansche bezettingstroe
pen.
De voorbereidingen, die door de Duitsche
groot-industrie in het Ruhrbekken zijn getroffen,
teneinde de Fransche plannen zooveel mogelijk
te dwarsboomen, wijzen er wel op, dat men zich
in Duitschland niet zonder meer bij de nieuwe
bezetting zal neerleggen. Ofschoon de kans
geenszins uitgesloten is, dat de bevolking spon
taan in verzet zal komen, en de mogelijkheid van
revolutionaire woelingen dus blijft bestaan, ziet
men in de Duitsche leidende kringen wel in,
dat met geweld tegen den overmachtigen over
winnaar niets te bereiken zal zijn. Men schijnt
het in Duitschland dan ook te zullen gaan zoe
ken in een soort lijdelijk verzet. Reeds is ge
meld, dat het Rijnsch-Westfaalsche Kolensyndi-
caat zijn zetel van Essen naar Hamburg heeft
verplaatst, en dat het in het voornemen ligt,
dit syndicaat per 31 Maart geheel te ontbinden.
I Dit laatste zou een volkomen disorganisatie
voor de kolenindustrie in Rijnland-Westfalen be-
tcckenen. Het syndicaat toch kan feitelijk be
schouwd worden als het denkende hoofd der in
dustrie, dat de productie voor elke onderneming
afzonderlijk, evenals den afzet, regelt, de prij
zen vaststelt, enz. Uit het actenmateriaal, de
boeken enz. van het kolensyndicaat kan dus al
leen nagegaan worden, wie de afnemers voor
bepaalde producten zijn, hoeveel een bepaald
men produceeren kan, welk deel hiervan voor de
gedwongen leveringen aan de Entente in aan
merking komt, enz. Zonder deze gegevens zou
het dus reeds uiterst moeilijk voor de Franschen
worden, de verplichte leveringen te regelen. Veel
ingewikkelder zou de toestand echter worden,
wanneer het bericht juist mocht blijken, volgens
hetwelk van Duitsche zijde besloten zou zijn, dat
alle leiders der Ruhrindustrie, hoofdingenieurs
etc. het Ruhrgebied bij het binnentrekken der
Fransche troepen zouden verlaten. Wel zullen
de Franschen hun eigen ingenieurs en technici
medebrengen of deze echter in staat zouden
zijn, zonder eenige voorlichting van ingewijden
de leiding geheel over te nemen, mag stellig
worden betwijfeld. In elk geval moet de produc
tie onder een en ander sterk te lijden hebben.
Een vermindering der voortbrenging van kolen
in het Ruhrbekken zou natuurlijk ook voor de
industrie in de andere declen van Duitschland
cataslrophale gevolgen moeten hebben. Reeds tot
nu toe werd de kolenvoorzicning, in verband met
de gedwongen leveringen aan de Entente, zeer
bemoeilijkt, zoodat in het tekort voorzien moest
worden door invoer van kolen uit Engeland.
Door het afscheiden van een deel van Opper-Si-
lezië en het Saargebied is de geheele Duitsche
industrie thans van de productie in het Ruhr-
district afhankelijk, en wanneer deze aanzienlijk
mocht worden ingekrompen, zou dit tevens moe
ten bcteekenen, dat tal van andere ondernemin
gen hun bedrijf geheel of gedeeltelijk zullen moe-
ten staken.
I Hoopvol stemt dit alles niet, en het is dan
ook niet te verwonderen, dat de koers van de
Mark een nieuwe inzinking heeft ondergaan, en
zelfs voorbijgaand, met een noteer mg van 2.37
cent per 100 Mark, op het laagste, tot nu toe be
reikte peil was aangeland. Of deze verdere da
ling opnieuw een verscherping der Duitsche con
currentie tengevolge zal hebben, staat intusschen
te bezien. In het licht van bovenstaande beschou
wingen is het wel zeer de vraag, of bij de te
vreezen ontwrichting van het geheele economise!'
leven in Duitschland van leveringen aan het bui
tenland zelfs sprake zal kunnen zijn. Bovendien
blijken dc prijzen in Duitschland zich in een hoe
langer hoe sneller tempo aan het niveau der
wereldmarkt aan te passen. Blijkens het jongst
gepubliceerde eindcijfer van de prijzen in den
groothandel zijn deze in de maand December nog
aanzienlijk verder gestegen, hoewel in deze pe
riode de Duitsche wisselkoers vrijwel stabiel is
I geweest. Thans is de toestand zoodanig, dat
iedere verdere teruggang van de Mark vrijwel
onmiddellijk door en overeenkomstige priisver-
hooging voor verschillende goederen gevolgd
wordt.
I De nieuwe daling van den Marktnkocrs heeft
da'n ook niet, zooals vroeger het geval was, tot
een flauwe stemming voor industrieëele waarden
op de Amsterdamsche beurs geleid. Slechts een
enkel fonds, zooals Jurgens, is de laatste dagen
eenige percenten in koers afgebrokkeld, terwijl
de overige het behaalde avans vrijwel konden
handhaven.
Ook in de meeste andere afdeelingen heeft,
met kortstondige onderbrekingen, een vaste stem
ming de overhand gehouden, zelfs aan het ein
de der week, toen de mark zich geheel heeft
kunnen blijven onttrekken aan de alarmeerende
politieke berichten. De mededeelingen betreffen
de een belangrijke overteekening der nieuwe
Staatsleening niet veel invloed kunnen uitoefe
nen. Blijkens de officieele opgaven is de lee-
ning c a. 5 maal overteekend, zoodat slechts
20% zal worden toegewezen. Dit resultaat blijft
niet belangrijk ten achter bij de emissie van het
vorige jaar, toen om de stukken als het ware
gevochten is, cn de obligation vóór de uitgifte
reeds een paar percent agio deden. Destijds was
bij voorbaat een belangrijk deel der leening in
de Vereenigde Staten geplaatst, terwijl men
thans geheel op de Nederlandsche markt was
aangewezen
Is het thans verkregen resultaat dan ook op
zich zelf zeer bevredigend, minder reden tot
voldoening is wanneer men bedenkt, dat de
St??t thans nog een rente van 6% moet betalen,
terwijl verschillende gemeenten en provinciën
met een 5/2 rentevoet kunnen volstaan, zoo
als dezer dagen de provincie Gelderland, die
even vóór de uitgifte der Staatsleening ruim
21/2 millioen 5V2 obligation tot den koers
van 99'4 heeft kunnen plaatsen. Zelfs is thans
ook een emissie aangekondigd van een 5/2
le hypothécaire leerling der Amerikaar.ache pac-
kingfirma Armour en Co., tot den koers van
96J/2 In plaats dus dat de Vereenigde Staten
op het oogenblik onze beleggingsmarkt ontlas
ten, dóen zij daarop thans voor hun eigen emis
sies een beroep.
Overigens is ook een groot deel der bedragen
Nederlandsche Staatsobligatiën, die destijds in
Amerika geplaatst zijn, weder naar ons land te
ruggevloeid. Profiteerend van dc valuta-winst,
ontstaan door het terugloopen van den dollar,
waardoor dus voor de destijds gekochte gulden-
j obligation grootere dollarbedragen konden wor-
den teruggekregen dan ervoor betaald waren,
hebben de Amerikanen groot! bedragen der lee-
ning weder naar hier gespuid. Deze Amerikaan-
ische verkoopen hebben een druk op het koers-
peil onzer Staatsfondsen uitgeoefend, en het is
stellig wel voor een deel hieraan toe tc schrij-
j ven, dat de Staat thans zijn geldbehoeften moet
j dekken tot ongunstigere voorwaarden dan Waar-
i toe de gemeenten etc. dit kunnen doen,. al is
dit ongetwijfeld niet de eenige reden. De Neder
landsche Staat heeft in de laatste jaren voor zul
ke enorme bedragen een beroep op de geldmarkt
moeten doen, tijdens en na den oorlog in den
vorm van heel of half gedwongen leeningen, dat
de meeste beleggingsportefeuilles thans over
vol Staatsobligatiën zijn, en het animo voor het
nemen van nieuwe stukken niet groot is, vooral
omdat men met de Staatsfondsen in het alge
meen geen aangename ondervindingen heeft op
gedaan.
1 Intusschen zal thans, naar de Minister van Fi
nanciën onlangs heeft medegedeeld, de periode
van groote Staatsleefiingen weldra tot het ver
leden bchooren. Wel is de vlottende schuld op
liet oogenblik nog zeer groot, doch na aftrek
van de voorschotten aan de koloniën, gemeen
ten etc. zal het bedrag van 350 millioen, tot
uitgifte waarvan de regeering onlangs gemach
tigd is, en waarvan de thans geëmitteerde 100
millioen de eerste tranche vormen, voldoende
zi'in, om deze schuld bijna geheel te consoli-
deeren. Of de resteerende 250 millioen geheel
hier te lande zullen worden uitgegeven, dan wel
of men er in zal slagen, een deel in het buiten
land onder te brengen, blijft af te wachten.
I De kans, dat dit laatste het geval zal zijn, is
wel grooter, nu Ned. Indië er in geslaagd is,
naast de New Yorksche ook de Londensche geld
markt voor zich te openen. Blijkens berichten
uit Londen zal aldaar een 6 Ned. Indische
leening, ten bedrage van 4 millioen Pond Ster
ling worden uitgegeven. Of Engeland en de
Ver. Staten zich ook verder voor de Nederland
sche en Ned. Indische leeningen zullen blijyen in-
teresseeren, zal natuurlijk ook voor een groot
deel afhangen van de mate, waarop handel en
1 industrie in die landen zelf weder beslag op de
beschikbare middelen zullen gaan leggen.
I Voorloopig blijft de geldmarkt, ook in het bui
tenland, nog ruim, doch bij een verder voort
schrijden van het herstel in het bedrijfsleven zal
hierin een verandering moeten intreden. Wat de
Vereenigde Staten betreft, blijven de berichten
uit verschillende takken van industrie gunstig.
Des te meer teleurstelling heeft het gewekt, dat
de onuitgevoerde orders der Steeltrust, evenals
de vorige maand, een vermindering aan toonen,
die weliswaar niet groot is, n.l. 94.000 ton, maar
er toch wel op wijst, dat men zich vooralsnog
I niet aan overdreven verwachtingen, wat het tem
po van het herstel aangaat, dient over te geven.
Wat de verschillende afdeelingen der Amster
damsche beurs betreft, heeft vooral de rubber-
afdeelïng zich weder door een vaste stemming
'gekenmerkt. De prijs van het product te Londen
is tot 1 sh. 3J/2 d. gestegen, en verschillende
maatschappijen hebben nieowe afdoeningen kun
nen bewerkstelligen, tot oploopende prijzen, zelfs
I reeds voor levering uit oogst 1922. Zoo heeft
de Padang Rubber Mij. een gedeelte van dien
oogst verkocht voor 84 cent, andere onderne-
miogen moeten zelfs contracten hebben geslote*»
voor 87cent per K.G., terwijl, naar verluidt,
zelfs biedingen voor 90 cent zijn binnengekomen
i Dit wijst er wel op, dat men in dc rubberkringen
voor de eerstvolgende jaren nog een verdere
prijsstijging verwacht.
- De Amerikaansche rubberfabrikanten begin-
nen zich dan ook reeds ongerust te maken over
den verderen gang van zaken op de rubbermarkt,
bij een voortzetting der gedwongen inkrimping
in de Britsc'ne koloniën. Men wijst er op, dat
wanneer dit systeem gehandhaafd zou blijven,
de rubberprijs dermate zou stijgen, dat de prijs
van automobielbanden in de eerstvolgende twee
jaar zou moeten worden verdubbeld. Binnen
kort zal een conferentie plaats vinden tusschen
dc Amerikaansche rubberfabrikanten en ver
tegenwoordigers van de Britsche Rubber Gro
wers' Association, waarin van Amerikaansche
zijde op een wijziging van het thans bestaande
schema der productie-beperking zal worden aan
gedrongen.
I Terwijl het Engelsche restrictiestelsel geba
seerd is op een wercidverbruik van 300.000 tons
per jaar, wordt de were(dconsumptie door de
Amerikanen voor 1923 op ca. 400.000 ton gc-
raamd. Aangezien tengevolge van de gedwon-
1 gen inkrimping slechts op een productie van ca.
i300.000 ton gerekend zou kunnen worden, zal
volgens de Amerikaansche becijferingen een aan
zienlijk tekort moeten ontstaan, tenzij alsnog in
de tegenwoordige bepalingen wijziging zou wor
den gebracht. Of dit inderdaad zal geschieden,
blijft af te wachten. Intusschen profiteeren onze
rubbermaatschappijen van de thans heerschende
vraag, en de koersen der aandeelen zijn dan ook
weder belangrijk verbeterd.
Cultuurwaarden zijn in de afgeloopen week
weinig veranderd. Wel heeft de V. I. S. P. ceni-
ge nieuwe afdoeningen kunnen bewerkstelligen,
doch de suikermarkt blijft kalm, en van bijzon
dere verrassingen als die, welke op de rubber-
markt hebben plaats gevonden, kan hier geen
sprake zijn.
j Scheepvaartaandeclen blijven goede kooplust
'trekken. Vooral de Indische lijnen hebben de hoo-
gere koersen zich vrij goed kunnen handhaven,
ondanks de verlaging der vrachtprijzen op Ncd.
Indië, welke op 6 dezer voor verschillende arti
kelen in werking is getreden. Tegen het einde
der week is een scherpe daling in de aandee-
j len, en vooral ook in de 7 obligation Kon.
j Hollandsche Lloyd ingetreden, op het gerucht,
dat binnenkort een reorganisatieplan zou wor
den voorgesteld. Van goed ingelichte zijde wordt
dit gerucht echter tegengesproken. Wel moet de
maatschappij nog voortdurend met verlies wer
ken, doch men schijnt betere tijden te willen
afwachten, alvorens den toestand te consolidee-
ren. Het wordt vrijwel zeker geacht, dat de vol
gende coupon 'der obligatiën zal worden be
taald.
Tabakken hebben zich bij het algemeen gun
stige verloop aangesloten. Ook olie-waarden
sluiten, na vrij scherpe fXictuatiën, boven het
niveau der vorige week.
Het algemeene koersverloop ter beurze blijkt
uit het volgende staatje.