j, rcringf vastgesteld beneden poil waren. Er gaat van deze rcgccring geen drijfkracht uit. Spr. laakt de houding van den Rotterdamschcn Wethouder De Meester, lid van den Vrijheids bond, die thans met zijn woningbouwplonnen nog teert op de erfenis van zijn voorganger, sprekers partijgenoot Heykoop. Dit ongelukkige wetsontwerp moet naar sprekers meening wor den verworpen. De heer Hermans (R. K.) neemt den mid denweg. Crisiswetten moeten langzamerhand verdwijnen en zoo zal het ook moeten gaan met de Huurcommissiewct. Het doet Spr. leed dat or zulke wantoestanden bestaan. Sommige huurders .van woningen die niet vollen onder de huurwet ten, moeten zelfs tot yK van hun inkomen aan huur betalen. Huurders van andere woningen hadden het over 't algemeen niet zoo slecht, of schoon ook daar de toestand geheel van het in zicht der Huurcommissic afhangt. Onder deze loatsten zijn er die wegens hun inkomen de be scherming der huurwetten hcelemaol niet noo- dig hebben, zooals het rapport van den heer Keppler te Amsterdam aantoont. Spr. is geen principieel bestrijder van het wijzigingsontwerp, moer hij is van meening dat dit ontwerp niet on middellijk voor alle gemeenten en alle woning groepen moet worden doorgevoerd. Spr. wenscht een uitzondering te maken voor plaatsen waar een groot woningtekort bestaat. Zulks zou niet in strijd zijn met dit wetsontwerp. Het vrije per centage zou daar eerst later en meer geleidelijk kunnen worden ingevoerd. De heer Sm c enk (A. R.) oordeelt dat het ontwerp te ver gaat. De sociale toestanden zijn wel niet zoo ongunstig als in 1917, maar zij b'ij- ven critiek, vooral door de loondaling waarmee een daling van het levensonderhoud niet altijd gelijken tred houdt. Gaat het nu aan om de kosten van het levensonderhoud door dit wets ontwerp omhoog te brengen? Spr. meent van niet. Spreker critiseert de huurverhooging van 50 over de goheele linie en wenscht een vrij percentage van slechts 35 De heer Van Vooist tot Voorst be pleit de vrijlating aan het platteland, opdat de woningbouw daar worde bovorderd. Vrogeftdag. De heer Van Roppard vraagt waarom bij de burgemeestersbenoemingen van Wade- noyen en Hedel de regel niet is gevolgd, dat de politieke klcirr der gemeente den doorslag geeft en waarom geen sollicitanten zijn opge roepen. Minister Ruys antwoordt, dot de bur gemeester van Wadenoycn een zeer geschikte candidaat was, zonder politieke kleui. Te He- del is benoemd de burgemeester van Kerkwijk, die de voorkeur boven candidaten van elders had. Het oproepen van sollicitanten was niet noodig, waardoor kosten en moeite werden ge spaard, Huurcommissiewet De heer Van R a v e s t e i n (C. P.) erkent de zegenrijke gevolgen der Huurcommissie, wel ker samenstelling hij echter becritiseert. De cri sistoestand is nog niet voorbij eri de crisiswet ten moeten dus gehandhaafd blijven. Hij be toogt, dat verhooging der huur inkorting der voeding beteekent. Hij is tegen het ontwerp om de directe gevolgen en omdat het een stap is naar de afschaffing van de Huurcommissiewet. De heer Oud (V. D.) oordeelt, dat de om standigheden sedert 1921 weinig gewijzigd zijn. De sprong is te grootde crisistijd is nog niet voorbij. In plaats van 50, moet het vrije per centage op 35 worden gesteld. Geleidelijk heid moet blijven. De heer Van G ij n (v. b.) is teleurgesteld door het ontwerp. Uit de Pers. SOCIAAL-DEMOCRATISCH LEVENSMIDDE LEN POLITIEK. Het Amsterdamsche Vrijzinnig-democratische raadslid E. J. Abrahams, oefent in D e O p- b o u w kritiek op de mislukte levensmiddelen- politiek der Amsterdamsche sociaal-democr. 'en. Hij releveert daartoe het gebeurde met de brand stoffen- en de meel voorziening en met het ge meentelijk winkelbedrijf, en concludeert dan Het instellen van een gemeentelijk levens- middelenbedrijf op behoorlijken leest ge schoeid, schijnt wel, dat de particuliere han del krachten bevat, bijv. dc prikkel lot wer ken voor eigen welvaart, die met alle bere keningen spotten. Wie de geschiedenis na gaat van de coöperatie in Nederland, zal tot de erkenning komen dat, ondanks het zuinig beheer, vele dezer organisaties de grootste moeite hebben zich staande te hou den en het fiasco van de Rotterdamsche Handelskamer ligt ons allen zekeT nog versch in het geheugen. Men moet wel tot dc overtuiging komen, dat de handel toch nog iels anders is dan een rekensom en dat daarbij krochten en factoren in het spel zijn, die van maatschappelijk nut moeten worden geacht. Ten opzichte van het bedrijf, dooT de ge meente beheerd, is dubbele voorzichtig heid bij de beoordeeling geboden, o. o. door het feit, dot het zoo buitengewoon moeilijk is de bedrijfsresultaten te controleeren, waar het zoo gemakkelijk geschieden kan, dat men de balans geflatteerd opmaakt. Men kan b.v. zooals dit te Amsterdam dreigt te geschieden, gedeeltelijk reeds ge beurt, de gemeentelijke instellingen verplich ten gebruik te maken van zulk een centra- len dienstdan gaat iedere zuivere bcoor- deeling van de bedrijfsresultaten verloren. t Er bestaat bijv. in Amsterdam een gemeen telijke waschinrichting die oorspronkelijk werd opgericht om de minder gegoeden te hel pen. Daar op deze wijze echter de fabriek niet „rendabel" kon worden gemaakt, wascht men ook voor anderen cn ook voor ge- meente-inrichlingcjT. Nu maakt de wassche- rij volgens de rekening '21 een winst van 35.000, doch de gemeente-instellingen be- talen nu, naar betrouwbare inlichtingen, on geveer 10 cent. per K.G. wasch meer dan bij particulieren, waordoor de winst in een flink verlies wordt omgezet. Met de leverantie van het bevroren vleesch is het weer wat anders. Hier haeft zich de gemeente het monopolie verzekerd. Slagers, met wie contracten zijn aangegaan, leveren dit vleesch aan de burgerij, en de gemeente heeft een winst van ongeveer 90.000 te boeken. Het blijkt echter, dat door dit gemeentelijk monopolie het vleesch voor den consument duurder is dan elders, getuige de mededeeliogen, <8e Burgemees ter en Wethouders van Rotterdam onlangs deden in de memorie van entwoord op de begrooting 1923. Uit al het bovenstaande blijkt wel, dat dc door de sociaal-democraten te Amsterdam gevolgde weg de juiste niet wezen kan. Deze manier van prijsregelen fvocrt tot oneerlijke concurrentie, tot verkopte verlie zen, tot het noodeloos vernietigen van een nuttigen middenstand. Wil men met vrucht prijswoeker met levensmiddelen tegengaan, dan behoort men de prijsvorming aan de publieke controle te onderwerpen. Door het openstellen van behoorlijke marktterreinen, waar men de aanvoer kon bevorderen en voor openbare veilingen zorg kon dragen, is dit te bereiken. Het voorstel om daartoe te geraken ligt er in Amsterdam reeds lang, met de uit voering hebben zich de sociaal-democraten niet gehaastzij hebben er dc voorkeur aan gegeven, met allerlei andere proefnemingen politieke voordeelcn te behalen. Wij hebben eerst dc beruchte groentenvoordracht ge had, die vlak voor de verkiezingen van '19 moest worden ingediend, doch waarover nu niemand meer durft spreken, daarna heb ben we het gepruts van de „prijsregeling'* aanschouwd, thans is eindelijk door B. en W. het voorstel aanhangig gemaakt een be hoorlijke flinke centrale markt in ie richten. Bij deze soort prijsregeling zullen de demo craten elkander weer kunnen vinden. BeHchte*. COMMISSIE VOOR GEORGANISEERD OVERLEG VOOR DE LANDMACHT. A. Officieren. (Officieel). In de Xdo vergadering van de Commissie voor Georganiseerd overleg Land macht (A officieren), werden dc notulen der VIIIo en IXde vergaderingen goedgekeurd," na het aanbrengen van enkele wijzigingen. Mededeeling werd gedaan van het aan den Minister van Oorlog uit te brengen advies over verslag van dc Militaire Commissie in zake de herziening van het militair onderwijs. Ingekomen was de mededeeling van den mi nister van Oorlog van diens beslissing in zake de verschillende toelagen. Besloten werd den Minister van Oorlog te ver zoeken: a. Zoodro door Z.Exc. in beginsel besloten mocht zijn tot de invoering van donker uniform, hiervan bij legerorder mededeeling te doen, zoo mogelijk met gelijktijdige mededeeling van den vermoedelijken datum dezer invoering. b. De vergunning om de bestaande donkere uniform of te dragen voor onbepoolden tijd te willen verlengen en de beschikking op dit ver zoek spoedig algemeen ter kennis te willen brengen. Beide verzoeken hebben de bedoeling den of ficieren groote uitgaven te besparen. Besloten werd verder den Minister te verzoe ken het vraagstuk der pensioenkorting voorals nog aanhangig te maken bij de Commissie voor Georganiseerd Overleg Landmacht, ten einde dit vraagstuk door dc belanghebbenden te doen belichten. De stemmen staakten over een voorstel der Vereeniging van Officieren der Nederlandsche landmacht tot redactie-wijziging van het Hospi taal-reglement. Besloten werd nog den Minister van Oorlog te verzoeken bij den Ministerraad uit te lokken een besluit. lo. tot intrekking van het K. B. ven 27 Maart 1918 (Staatsblad no. 222), betreffende gedeel telijke intrekking van traktement van staats ambtenaren gedurende hun verblijf onder de wapenen, en 2o. om aan verlofsofficieren, die staatsamb tenaar zijn en die onder de wapenen moeten ko men, een minimum jaarlijksch vacantieverlof te waarborgen van een periode, waarin 12 werk dagen zijn of van 21 dagen in 't geheele jaar. B. Onderofficieren, (Officieel). In dc 9e vergadering der Com missie voor Georganiseerd Overleg Landmacht (B. onderofficieren) werden de notulen der 8e veTgadering na enkele wijzigingen goedgekeurd. Ingekomen waren mededeelingen van den mi nister van Oorlog van diens beslissing inzake verschillende toelagen, zulks naar aanleiding van het advies der commissie, alsmede nopens jaorweddevermindering van jeugdige militairen. Ook was een antwoord van dezen bewindsman ontvangen op een advies der commissie nopens toepassing van de wachtgeldregeling voor mili tairen der landmacht beneden den rang van officier. Vragen zijn ontvangen van enkele belangheb benden, om bij het eventueel adviseeren nopens een wetsontwerp tot wijziging van de pensioen wet voor reservepersoneel der landmacht, ook op hun belangen te letten. Aangenomen werd een voorstel van den Ned. R. K. Onderofficierenbond St. Martinus om den minister uit te noodigen, in de A. D. L. een be paling op te nemen, krachtens welke de onder officieren voor eene opleiding tot hoogeren rang in aanmerking komen in volgorde van hun ouderdom als onderofficier. Vervolgens werd een voorstel ingediend van dezen Bond om dezen minister te verzoeken be palingen in het leven te roepen, opdat de volg orde waarin examen gedaan is voor een hooge ren rang invloed zal uitoefenen op de data van benoeming tot dien hoogen rang. Aangenomen is een voorstel van de Vereeni ging van Onderofficieren Ons Belang om den minister uit te noodigen een wetswijziging uit te lokken tot aanvulling van de Pensioenwet voor de landmacht 1922: 1. met eene bepaling krachtens welke voor den pensioensgrondslag van militairen de ge middelde jaarwedde geldt van de laatste 3 jaren, indien dit voordeeliger is voor den belangheb bende dan de jaarwedde over het laatste jaar. Deze laa'ste bepaling, welke juist was opgeno men in het belang der militairen, is door den loop der omstandigheden een nadeel geworden; 2. met een overgangsbepaling overeenkomstig art. 143 der burgerlijke pensioenwet: Beëindigd werden de beraadslagingen nopens het uit te brengen advies inzake de voorgeno men wijzigingen van het Bevorderingsvoor schrift. Besloten werd den Minister te advisee ren bij de samenvoeging van de candidatenlijs- ten voor pontonniers en torpedisten verkregen rechten niet te schaden. Besloten werd voorts op voorstel van de Nat. Christen Onderofficierenvereeniging d?n Minis ter uit te noodigen gedrukte ranglijsten van de onderofficieren in de plaats van de tegenwoor dige candidatenlijsten te stellen. Ingekomen was een voorstel van de vereeni ging van onderofficieren „Ons Belang", om den minister uit te noodigen de verplichte afvloeiing van onderofficieren vooralsnog uit te stellen, zulks in verband met door die vereeniging ver kregen gegevens in zake de rangschikkingsrege ling, welk voorstel op dc eerstvolgende spoedig te houden vergadering behandeld zal worden. Besloten werd ten slotte de behandeling van ingekomen vragen in zake toepassing der wacht geldregeling uit te stellen, tot meerdere derge lijke in uitzicht gestelde vragen zullen zijn in gekomen. PENSIOENZAKEN. 16 dezer hebben namens het Comité van Zes uit de ambtenaarscenlralen A. C. O. P. en C. N. O. P. de heeren Lamers, van der Jagt en Waterberg een onderhoud met de Minister van Financiën gehad, omtrent de interpretatie van eenige artikelen uit de Pensioenwet.. In hoofdzaak liep de bespreking over de interpretatie door de Pensioenraad van ar tikel 56. Een onderwijzer is achtereenvolgens, als zoodanig werkzaam geweest aan verschillende scholen, in verschillende gemeenten, of in de zelfde gemeente. Hij heeft de laatste jaren een bijbetrekking gehad b.v. bij het vcrvo!g-(her- halings-Jonderwijs, die echter is opgeheven. Hij vraagt nu ingevolge ortikel 48 lid 2 voor die bijbetrekking pensioen. Dit wordt hem verleend, cn daarbij worden meegeteld zijn dienst jaren in al zijn vroegere betrekkingen als onderwijzer in andere of in dezelfde gemeente, met dit ge volg echter, dot wannee. hij later wegens in validiteit, of wegens het bereiken van den 65-jarigen leeftijd gepensioneerd wordt voor zijn hoofdbetrekking, al die vroegere, nu mee getelde diensten buiten berekening blijven. Daar de 'onderwijzer als hij overgaat van de eene plaats naar de andere, vroeger zelfs var. de eene school naar do andere, of als hij van klasseonderwijzer hoofd wordt, of van een gewone lagere school gaat naar een U. L. O.- school, daarbij telkens wordt ontslagen en be noemd, beschouwt de Pensioenraad dit als even zoovele verschillende betrekkingen en is de aangehouden betickking alleen de laatste. Deze interpretatie wordt natuurlijk voor de betrokkene fataal, als hij later pensioen neemt voor zijn hoofdbetrekking. Het Comité had over deze kwestie 18 Dec. j.l. reeds een onderhoud met den Minister ge komen gerust gesteld had, doch hier was een misverstand in het spel. Toen daarna echter bleek, dat de Pensioen- rand toch aan de gewraakte interpretatie bleef vasthouden, is opnieuw een audiëntie bij den Minister aangevraagd, die 16 Febr. plaats heeft gehad. Het bleek nu dat óf dc Minister den Pensioen raad, öf het Comité den Minister verkeerd had begrepen, maarde Pensioenraad blijft bij zijn interpret ïtie. De Minister, die we! inzag hoe onbillijk deze echter toe te zullen overwegen, om bij de ko mende novelle art. 56 zoo te wijzigen, dat een dergelijke interpretatie niet meer mogelijk is. Bij de verdere besprekingen zegde hij toe, bij deze novelle ook te zullen verlengen den termijn bedoeld in art. 136, dat is dus voor hen die de bekende verklaring in 1906 hebben afgelegd om niet in het Weduwe- en Weezenfonds te worden opgenomen, en verzuimd hebben die in 1922 te herhalen. Ter sproke kwam hier ook de mogelijkheid om ook hen, die in 1906 bedoelde verklaring niet konden afleggen omdat zij reeds automa tisch buiten die wet vielen onderwijzeressen wegens 39-j. leeftijd ook dit zelfde recht te geven. De Minister was echter van oordeal. dat dit geen doel zou hebben, daar zij toch alU-a dus ook de bovenbedoelden na 1 jon. 1922, de 5y pCt. voor het Weduwen- en Weezenfonds moesten betalen, en de /erklaring alleen dient om vrij te komen van dc betaling binnen vier ja-en van het bedrag, dot in het geheel, door of voor he'* voor Weduwen- en Weezenpen- sioen zou zijn bijgedragen, indien zij zoodanige verklaring niet hadden afgelegd." Van die bijbetaling is immers, aldus de Mi nister, voor hen geen sproke. Het Comité stemde toe, doch gaf als zijn meening te kennen, dot al. 2 artikel 156 de „vrijgestelden" ook vrijstelt van premieheffing voor Weduwen- en Weezenpensioen in de toe komst. Dit zal dan ten slotte de Raad van Be roep to Utrecht moeten uitmaken. Eindelijk zeg de de Minister toe de ernstige overweging van een wijziging in de Pensioenwet, waordoor in „zeer bizondcre gevallen" ongehuwden ten be hoeve van derden kunnen beschikken over een iritkeering uit het Weduwe- en Weezenfonds. TIJDELIJK BEPERKING VAN DEN INVOER VAN SCHOENWERK. Een adres der Ned. Vereen, v. Huisvrouwen. Het hoofdbestuur van de Nederlandsche Ver eeniging van Huisvrouwen zegt in een adres tot de Tweede Kamer, dat aanneming van het wetsontwerp" tot tijdelijke beperking van den invoer van schoenwerk vooi alle gezinen in Nederland zeer bezwarend zal zijn, omdat het de prijzen van schoeisel zal doen stijgen. De fabrikanten in deze industrie beweren wel, dot dit nauwelijks het geval zal zijn, maar de erva ring leert, dat uitschakeling van concurrentie steeds hooge prijzen met zich brengt. De betrokken fabrikanten zullen door onder linge overeenstemming het publick in hunne macht hebben. Dc oorlogsjaren hebben geleerd tot welk een hoogte men in zulke omstandig heden de prijzen weet op te voeren en welke v/insten er toen door dc betrokken ondernemin gen zijn gemaakt ten kosten van de verbruikers. In ieder gezin is schoenwerk een post van ketcekenis. Vooral in gezinnen met een getal schoolgaande kinderen drukken deze uitgaven 2waar. Men houde hierbij in het oog, dat de icparalieprijzen, die bij vroeger vergeleken veelal nu nog hoog zijn, door het aannemen van deze wet ook zullen stijgen. Juist voor de minst gegoeden is zulk een ver meerdering van noodzakelijke uitgaven het meest drukkehd. Want het geldt hier een on miskenbare levensbehoefte, die men niet kan uitschakelen of op goedkoopere wijze venran gen. Wordt dit wetsontwerp aangenomen, dan is het zeer waarschijnlijk dat op ander gebied door de betrokkenen voor rich hetzelfde zal worden gevraagd, met verwijzing naar de be scherming der schoenfabrikanten, zoodot de ievenskosten ook in andere opzichten zullen toenemen. De moeilijke omstandigheden waarin de zware belastingen en hooge huishoudelijke uit gaven de gezinnen brengen, noodzaakt het hoofdbestuur de Kamer dringend te verzoe ken hare goedkeuring aan dit wetsontwerp te onthouden. De kwestic-Dr. Stürkop. Reeds sinds lang komen er uit het personeel der PoPstcrijen, Telegrafie en Telefonie en dat der Spoorwegen te Amsterdam ernstige klach ten regen het optreden van den controleerend geneesheer Dr. Stürkop. Zoowel in de dagbladen als in de vakpers Is herhaaldelijk over deze zaak geschreven en ver schillende malen is deze kwestie bij de behan deling der Staotsbegrooting in de Tweede Ka mer ter sprake gekomen. Herhaaldelijk rijn klachten tegen Dr. Stürkop in de commissie van overleg voor het P- T. T.-bcdrijf en voor het postale scheidsgerecht behandeld en wat de uit spraken van dit laatste college betreft, is bijna in allo gevallen dr. Stürkop in 't ongelijk ge steld. De vakorganisaties, waarin h©t betrokken personeel georganiseerd is, hebben zich met de zaak bemoeid, doch de actie tegen dr. Stürkop hed niet het gewenschte resultaat en daarop is in het voorjaar van 1922 het Stürkop-comité gevormd, waarin vertegenwoordigers van alle betrokken organisaties van uiterst rechts tot uiterst links zitting hadden. Dit Stürkop-Comité, waarvan de heer S. v. d. Woude (van de Neutr. Ambtenaarsorganisatie) voorzitter en de heer J. Wiarda (van don Centr. Ncd. Ambtenoarsbond) secretaris is, heeft 0an alle leden der organisaties vragenlijsten gezon den, waardoor het de beschikking kreeg over uit gebreid feitenmateriaal. Een gedeelte van dit inmiddels geheel gecontroleerde feitenmate riaal is toen verwerkt in een 6 Nov. 11. aan de Tweede Kamer gezonden adres, in welk adres gevraagd werd een ernstig onderzoek in te stel len naar de gestie van dr. Stürkop, welk onder zoek naar dc meening van adressanten (de ver schillende organisaties) ongetwijfeld tot het ont slag van dien controleerend geneesheer zou moeten leiden. Onafhankelijk van de actie van het Stürkop- comité heeft een Amsterdamsche arts, dr. Voor hoeve, juist ht dienzelfden tijd in het Hbld. een ingezonden stuk geplaatst, waarin hij protesteer de tegen de wijze, waarop dr. Stürkop als con troleerend geneesheer optrad. Deze heeft daar op bij den afdeelingsraad van den Geneeskundi gen Kring een klacht tegen dr. Voorhoeve in gediend, welke klacht drieledig was nl. 1ste: het behandelen van fouten van een medicus in het publiek, ten 2de: het belemmeren der controle door dit optreden, ten 3de: het valschelijk be schuldigen van dr. Stürkop, dat ^ezc patiënten, die hij moest controleeren, niet zou onderzoeken. De afdeelingsraad van den Geneesk. Kring heeft naar aanleiding van deze klacht een ern stig onderzoek ingesteld, waaromtrent echter tot op heden niets publiek is geworden. Het Stürkop-comité heeft echter de vertegen woordigers van verschillende dagbladen tot een conferentie uitgenoodigd, welke Maandag heeft plaots gehad en daarin heeft het, zoowel over de actie van het comité als over het verloop van de procedure voor den afdeelingsraad van den Geneesk. Kring (welk verloop het comité uit bltrouwbare bron bekend is) mededeelin- gen gedaan. In die persconferentie is medegedeeld, dat reeds in de tweede zitting van den afdeelings raad (die raad heeft verschillende tegen dr. Stür kop ingebrachte klachten ernstig onderzocht en de betrokken ambtenaren en huisartsen gehoord) een der leden van dien Raad dr. Stürkop heeft geadviseerd zijn klacht in te trekken. Dr. Stür kop heeft dit eerst geweigerd, doch later ver klaarde hij zich daartoe bereid, mits dr. Voor hoeve zijn beschuldiging openlijk herriep, wat deze echter weigerde. Toen is het onderzoek voortgezet, nog enkelo malen is getracht een verzoening tusschen de beide doctoren tot stand te brengen, echter zonder resultaat, en in Januari 11. heeft de slotzitting van het onder zoek plaats gehad. Het rapport van den afdee lingsraad is echter niet gepubliceerd, blijkbaar omdat het reglement van den Geneesk. Kring zich daartegen verzet, doch ook de uitspraak, welke volgens» dat reglement niet geheim be hoeft te blij\/.\, is niet bekend gemaakt. Die uitspraak moet voor dr. StüTkop vernieti gend zijn geweest. Het ^ste gedeelte van zijn klacht (tegen de publieke behandeling werd ge grond geacht), doch het 2de en 3de gedeelte van de klacht moet door den Raad geheel zijn afgewezen en dr. Stürkop moet voor dien Raad mondeling hebben beloofd, dat Wj wijze, waarop hij zijn controle uitoefende, zou vei be teren. Waar bij de a.s. behandeling der Waterstnats- begrooting deze zaak ter sprake zal komen en naar het Stürkop-comité hoopt tot een oplossing zal worden gebracht, heeft het comité thans, waar zoo groote belangen met deze zaak gemoeid zijn, aan de Pers een en ander mede gedeeld. Hiervan zij nog medegedeeld, dat uit de bij het comité ingekomen ingevulde vragenlijsten telkens blijkt, dot de patiënten, die dr. Stürkop te controleeren had, door hem bijna geen van allen werden onderzocht. Welke gevolgen een dergelijk optreden kan hebben, wordt geillustreerd door een van drie door het Stürkop-comité medegedeelde (door dat comité gecontroleerde) gevallen. Het betreft een commies-titulair der Poste rijen, die 't was in 1920 leed aan kanker aan den endeldarm en wel zoo ernstig, dat de verwijdering der uitwerpselen en de urine bij dezen patiënt niet meer langs de normale wegen kon geschieden. Deze ambtenaar heeft op lost van dr. Stürkop bijna tot het laatste van zijn leven hal ven dienst moeten doen, alhoewel hem dat bijna onmogelijk was en zijn werk vrijwel re gelmatig door zijn collega's voor hem werd waargenomen. Gelukkig kreeg de patiënt zijn jaarlijksch verlof, toen zijn toestond zeer ernstig was en tijdens dit verlof is hij overleden. Toen dr. Stürkop hem in die laatste dagen bezocht, moet hij aan dit sterfbed zich hebben loten ont vallen: „ïk wist niet, dat het zoo ernstig was." Dit is een van de drie gevallen, welke het Stürkop-comité ons ter publicatie heeft mede gedeeld, welke feiten nog niet konden worden verwerkt in het non de Tweede Kamer gezon den adres. Naar de meening van het comité, dat het zij hier nog eens herhaald bestaat uit ver tegenwoordigers van de betrokken Prot. Chr., R.-Kath., Moderne, Neutrale en Syndicalisti sche organisaties is het bijeengebrachte feit materiaal van dien aard, dat een ernstig on ■zoek op last der Regeering moet ultloo op een ontheffing van dr. Stürkop van zijn tc als controleerend geneesheer van zoo groc groepen van Rijksambtenaren. Naar aanleiding van bovenvermelden pu' catie schrijft Dr. Stürkopp in een ingezon*. stuk in de Amsterdamsche bladen o. m.: „De mededeeling die de heeren v. d. Wou en Wiarda gemeend hebben aan de pers moeten doen omtrent den stand van hun agitat tegen mij, heeft twee groote fouten In de eerste plaats is zij bij zeer weinig woe heid, voor het overgroote gedeelte beslist or juist. Als proeve hiervan wijs ik erop, dat hcc-ren zich beklagen over dc niet-publicatic v de beslissing van den Afdcelings-Raad en med deelingen doen over hetgeen in dat rappe voorkomt, terwijl in waarheid de beslissing c motiveering (dit laatste zullen zij bedoelen m het „rapport") nog niet is gegeven I Het zou t veel ruimte vergen, wanneer ik olie andere tas bare onwaarheden opsomde. In de tweede plaats is het geheele stuk, dat d schijn heeft een beslissing der Tweede Kamer i willen uitlokken, volkomen overbodig. De beic hperen kunnen zeer goed weten, dot op het ver zoek der vakbonden ter benoeming van een Commissie van onderzoek van onpartijdige des kundigen naar de wijze, waarop ik mijne con- tróle uitoefen, welk verzoek ik terstond met alle kracht heb ondersteund, reeds door den Minis ter gunstig is beschikt en wel door de benoe ming van een deskundige commissie. Er bestaat dus voor do Komci oen reden dit reeds voldane verzoek te ondersteunen, terwijl men stellig niet zal willen vooruitloopen op het resultaat. Ook ik wenschtc de inwilliging van het ver zoek, omdat dit het beste middel zal zijn, om aan alle lasterpraatjes, die men in ingezonden stukken, mededeeiingen aan de pers en nog veel meer in mondelinge verhaaltjes omtrent mijne wijze van controleercn rondstrooit, voor goed een einde te maken. Deze Commissie zal alle gevallen kunnen onderzoeken, zoowel die, welke bij den Afdeelings-Raad ter sprake zijn gekomen, als die, welke vermeld zijn in de toelichting van het adres der vakbonden en die nog later moch ten worden te berde gebracht." INTERNATIONALE CONFERENTIE OVER PLANTENZIEKTEN EN TOEGEPASTE EN TOMOLOGIE TE WAGENINGEN. Men schrijfi ons Enkele jaren geleden heeft prof. dr. H. M. Quanjer, Hoogleeraar in phytopathologie aan de Landbouwhoogeschool een reis gemaakt naar Amerika, later gevolgd door reizen naar Spanje, Frankrijk en Engeland, waarbij Veel be langstelling bleek te bes,aan voor het onder zoek van verschillende aardappelziekten hier te lande, de werking en de organisatie van den Plantcnziektenkundigen dienst en voor wat in de practijk op het gebied van bestrijding van ziekten en plagen bij planten in het bijzonder aardappelen reeds bereikt is. Daarbij is tevens gebleken,, dat allerlei vraagstukken phytopa- thologisch gebied, bij welker oplossing feite lijk de geheele wereld belang heeft, misschien eerder zouden kunnen worden opgelost, door onderlinge bespreking van phytopathologen en entomologen zoowel uit oude als de nieuwe wereld, dan door uitwisseling van litteratuur alleen. Aldus is men gekomen tot het plan van het houden eener internationale conferentio als boven gemeld is. In verband met de politieke omstandigheden achtte men allerzijds Nederland daarvoor het meest geschikt. Bovendien was op die keuze van invloed het feit, dat hier te lande een in tensieve landbouw, een hoog ontwikkelde tuin bouw cn fruitteelt worden gevonden, terwijl hier reeds belangrijke onderzoekingen op phy- topathologisch gebied zijn verricht, men er een uitstekend ingerichten Plantenziektenkundigen dienst heeft, en in dc practijk vooral, ook door selectie belangrijke resultaten ter voorkoming van sommige ernstige aardappelziekten zijn verkregen. Aanvankelijk zou de conferentie in 1922 zijn gehouden, maar onvoorziene omstandigheden hebben dit belet, zoodot besloten wt'd haar tc bepalen op 24—30 Juni van dit jaar. Er is ecu comité gevormd waa. in 2itting hebben ge komen prof. dr. M. Qw anjer, voorzitter, W"£.rn. directeur vn het Institut voo: Phyto pathologie te Wagen:ng°n p:of. dr. Joh. Wes- te*<?ijk, directrice van het Phy.opathologisch lehoratorium W. C. Schorten, Baarn N van Poeroren. l.i. Inspec.cur, Hoofd var. d*n plcn- tenziektenkundlgen dienst te WageningenT. A. C. Schoeve-.s, pljotsverv. Hoofd van tremel- den dienst, secretaris, Wageningen J. Hudig, s.i., directeur van de Tweede afdeeling van het V.r.dbouwproefstation voor bodemonderzoek te Groningen dr. E. van Slogteren, phytopatho- loog voor de bloembollenstreek tc Lisse; G. Kru- seman. vice-voorz. van de Hollandsche Maatsch. van Landbouw, te Halfweg J. C. Dorst, 1. i., consulent voor de Plantenvcrdeeling van de Friesche Maatschappij van Landbouw, tc Leeu warden J. G. Hazeloop, 1. i., R. Tuinbouwcon- sulent. Directeur van de R. Tuinbouwwinter- school tc AlkmaarE. tl. Krelage, voorz. van de Algemeene Vereeniging voor bloembollen cultuur, Haarlem J. H. van Straaten van Nes, voorz. van de Pomologische vereeniging te Boskoop. Er werden ongeveer 250 uitnoodigingen ver zonden naar alle rijken in Europa, naar Ame rika, naar Japan enz. Positieve toezeggingen de conferentie te zullen bijwonen zijn reeds ontvangen uit Engeland, Amerika, Duitschland, Frankrijk, Hongarije, Denemarken, Ned. Indië, terwijl telkens nog meerdere binnenkomen. Verschillende vraagpunten die mén aan de or de wenscht gesteld te zien, zijn reeds ingezon den. De inzenders zullen die zelf inleiden. Het volgende voorloopig programma, waarin dus nog wijzigingen plaats kunnen hebben, is opgemaakt. De eerste twee dagen, 25 en 26 Juni, wordt te Wageningen vergaderd, waar dan tevens verschillende demonstraties zullen worden gehouden. Daarna worden in twee of drie groepen tochten gemuakt naar enkele stre ken van ons land (Friesland, Groningen, Bos koop, Aalsmeer, het bloembollendistrict, (het Westland), welke twee of 2y, dagen zullen du ren. Vrijdag 29 Juni komt men te Baarn op nieuw bijeen, waar de conferentie wordt hervat en tevens het geziene eventueel wordt bespro ken. Zaterdagmiddag 30 Juni volgt een tocht naar Den Haag, waar het gezelschap op het Departement van Binnenlandsche Zaken, afd. Landbouw, ofideel zal ontvangen worden, waarna een gemeenschappelijke maaltijd te Scheveningen de conferentie zal besluiten.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1923 | | pagina 6