j, rcringf vastgesteld beneden poil waren. Er
gaat van deze rcgccring geen drijfkracht uit.
Spr. laakt de houding van den Rotterdamschcn
Wethouder De Meester, lid van den Vrijheids
bond, die thans met zijn woningbouwplonnen
nog teert op de erfenis van zijn voorganger,
sprekers partijgenoot Heykoop. Dit ongelukkige
wetsontwerp moet naar sprekers meening wor
den verworpen.
De heer Hermans (R. K.) neemt den mid
denweg. Crisiswetten moeten langzamerhand
verdwijnen en zoo zal het ook moeten gaan met
de Huurcommissiewct. Het doet Spr. leed dat or
zulke wantoestanden bestaan. Sommige huurders
.van woningen die niet vollen onder de huurwet
ten, moeten zelfs tot yK van hun inkomen aan
huur betalen. Huurders van andere woningen
hadden het over 't algemeen niet zoo slecht, of
schoon ook daar de toestand geheel van het in
zicht der Huurcommissic afhangt. Onder deze
loatsten zijn er die wegens hun inkomen de be
scherming der huurwetten hcelemaol niet noo-
dig hebben, zooals het rapport van den heer
Keppler te Amsterdam aantoont. Spr. is geen
principieel bestrijder van het wijzigingsontwerp,
moer hij is van meening dat dit ontwerp niet on
middellijk voor alle gemeenten en alle woning
groepen moet worden doorgevoerd. Spr. wenscht
een uitzondering te maken voor plaatsen waar
een groot woningtekort bestaat. Zulks zou niet
in strijd zijn met dit wetsontwerp. Het vrije per
centage zou daar eerst later en meer geleidelijk
kunnen worden ingevoerd.
De heer Sm c enk (A. R.) oordeelt dat het
ontwerp te ver gaat. De sociale toestanden zijn
wel niet zoo ongunstig als in 1917, maar zij b'ij-
ven critiek, vooral door de loondaling waarmee
een daling van het levensonderhoud niet altijd
gelijken tred houdt. Gaat het nu aan om de
kosten van het levensonderhoud door dit wets
ontwerp omhoog te brengen? Spr. meent van
niet.
Spreker critiseert de huurverhooging van
50 over de goheele linie en wenscht een
vrij percentage van slechts 35
De heer Van Vooist tot Voorst be
pleit de vrijlating aan het platteland, opdat de
woningbouw daar worde bovorderd.
Vrogeftdag.
De heer Van Roppard vraagt waarom
bij de burgemeestersbenoemingen van Wade-
noyen en Hedel de regel niet is gevolgd, dat
de politieke klcirr der gemeente den doorslag
geeft en waarom geen sollicitanten zijn opge
roepen.
Minister Ruys antwoordt, dot de bur
gemeester van Wadenoycn een zeer geschikte
candidaat was, zonder politieke kleui. Te He-
del is benoemd de burgemeester van Kerkwijk,
die de voorkeur boven candidaten van elders
had. Het oproepen van sollicitanten was niet
noodig, waardoor kosten en moeite werden ge
spaard,
Huurcommissiewet
De heer Van R a v e s t e i n (C. P.) erkent
de zegenrijke gevolgen der Huurcommissie, wel
ker samenstelling hij echter becritiseert. De cri
sistoestand is nog niet voorbij eri de crisiswet
ten moeten dus gehandhaafd blijven. Hij be
toogt, dat verhooging der huur inkorting der
voeding beteekent. Hij is tegen het ontwerp om
de directe gevolgen en omdat het een stap is
naar de afschaffing van de Huurcommissiewet.
De heer Oud (V. D.) oordeelt, dat de om
standigheden sedert 1921 weinig gewijzigd zijn.
De sprong is te grootde crisistijd is nog niet
voorbij. In plaats van 50, moet het vrije per
centage op 35 worden gesteld. Geleidelijk
heid moet blijven.
De heer Van G ij n (v. b.) is teleurgesteld
door het ontwerp.
Uit de Pers.
SOCIAAL-DEMOCRATISCH LEVENSMIDDE
LEN POLITIEK.
Het Amsterdamsche Vrijzinnig-democratische
raadslid E. J. Abrahams, oefent in D e O p-
b o u w kritiek op de mislukte levensmiddelen-
politiek der Amsterdamsche sociaal-democr. 'en.
Hij releveert daartoe het gebeurde met de brand
stoffen- en de meel voorziening en met het ge
meentelijk winkelbedrijf, en concludeert dan
Het instellen van een gemeentelijk levens-
middelenbedrijf op behoorlijken leest ge
schoeid, schijnt wel, dat de particuliere han
del krachten bevat, bijv. dc prikkel lot wer
ken voor eigen welvaart, die met alle bere
keningen spotten. Wie de geschiedenis na
gaat van de coöperatie in Nederland, zal
tot de erkenning komen dat, ondanks het
zuinig beheer, vele dezer organisaties de
grootste moeite hebben zich staande te hou
den en het fiasco van de Rotterdamsche
Handelskamer ligt ons allen zekeT nog
versch in het geheugen. Men moet wel tot
dc overtuiging komen, dat de handel toch
nog iels anders is dan een rekensom en dat
daarbij krochten en factoren in het spel zijn,
die van maatschappelijk nut moeten worden
geacht.
Ten opzichte van het bedrijf, dooT de ge
meente beheerd, is dubbele voorzichtig
heid bij de beoordeeling geboden, o. o. door
het feit, dot het zoo buitengewoon moeilijk
is de bedrijfsresultaten te controleeren,
waar het zoo gemakkelijk geschieden kan,
dat men de balans geflatteerd opmaakt.
Men kan b.v. zooals dit te Amsterdam
dreigt te geschieden, gedeeltelijk reeds ge
beurt, de gemeentelijke instellingen verplich
ten gebruik te maken van zulk een centra-
len dienstdan gaat iedere zuivere bcoor-
deeling van de bedrijfsresultaten verloren.
t Er bestaat bijv. in Amsterdam een gemeen
telijke waschinrichting die oorspronkelijk werd
opgericht om de minder gegoeden te hel
pen. Daar op deze wijze echter de fabriek
niet „rendabel" kon worden gemaakt, wascht
men ook voor anderen cn ook voor ge-
meente-inrichlingcjT. Nu maakt de wassche-
rij volgens de rekening '21 een winst van
35.000, doch de gemeente-instellingen be-
talen nu, naar betrouwbare inlichtingen, on
geveer 10 cent. per K.G. wasch meer dan
bij particulieren, waordoor de winst in een
flink verlies wordt omgezet.
Met de leverantie van het bevroren
vleesch is het weer wat anders. Hier haeft
zich de gemeente het monopolie verzekerd.
Slagers, met wie contracten zijn aangegaan,
leveren dit vleesch aan de burgerij, en de
gemeente heeft een winst van ongeveer
90.000 te boeken. Het blijkt echter, dat
door dit gemeentelijk monopolie het vleesch
voor den consument duurder is dan elders,
getuige de mededeeliogen, <8e Burgemees
ter en Wethouders van Rotterdam onlangs
deden in de memorie van entwoord op de
begrooting 1923.
Uit al het bovenstaande blijkt wel, dat dc
door de sociaal-democraten te Amsterdam
gevolgde weg de juiste niet wezen kan.
Deze manier van prijsregelen fvocrt tot
oneerlijke concurrentie, tot verkopte verlie
zen, tot het noodeloos vernietigen van een
nuttigen middenstand. Wil men met vrucht
prijswoeker met levensmiddelen tegengaan,
dan behoort men de prijsvorming aan de
publieke controle te onderwerpen. Door het
openstellen van behoorlijke marktterreinen,
waar men de aanvoer kon bevorderen en
voor openbare veilingen zorg kon dragen,
is dit te bereiken.
Het voorstel om daartoe te geraken ligt
er in Amsterdam reeds lang, met de uit
voering hebben zich de sociaal-democraten
niet gehaastzij hebben er dc voorkeur aan
gegeven, met allerlei andere proefnemingen
politieke voordeelcn te behalen. Wij hebben
eerst dc beruchte groentenvoordracht ge
had, die vlak voor de verkiezingen van '19
moest worden ingediend, doch waarover nu
niemand meer durft spreken, daarna heb
ben we het gepruts van de „prijsregeling'*
aanschouwd, thans is eindelijk door B. en
W. het voorstel aanhangig gemaakt een be
hoorlijke flinke centrale markt in ie richten.
Bij deze soort prijsregeling zullen de demo
craten elkander weer kunnen vinden.
BeHchte*.
COMMISSIE VOOR GEORGANISEERD
OVERLEG VOOR DE LANDMACHT.
A. Officieren.
(Officieel). In de Xdo vergadering van de
Commissie voor Georganiseerd overleg Land
macht (A officieren), werden dc notulen der
VIIIo en IXde vergaderingen goedgekeurd," na
het aanbrengen van enkele wijzigingen.
Mededeeling werd gedaan van het aan den
Minister van Oorlog uit te brengen advies over
verslag van dc Militaire Commissie in zake de
herziening van het militair onderwijs.
Ingekomen was de mededeeling van den mi
nister van Oorlog van diens beslissing in zake
de verschillende toelagen.
Besloten werd den Minister van Oorlog te ver
zoeken:
a. Zoodro door Z.Exc. in beginsel besloten
mocht zijn tot de invoering van donker uniform,
hiervan bij legerorder mededeeling te doen, zoo
mogelijk met gelijktijdige mededeeling van den
vermoedelijken datum dezer invoering.
b. De vergunning om de bestaande donkere
uniform of te dragen voor onbepoolden tijd te
willen verlengen en de beschikking op dit ver
zoek spoedig algemeen ter kennis te willen
brengen.
Beide verzoeken hebben de bedoeling den of
ficieren groote uitgaven te besparen.
Besloten werd verder den Minister te verzoe
ken het vraagstuk der pensioenkorting voorals
nog aanhangig te maken bij de Commissie voor
Georganiseerd Overleg Landmacht, ten einde
dit vraagstuk door dc belanghebbenden te doen
belichten.
De stemmen staakten over een voorstel der
Vereeniging van Officieren der Nederlandsche
landmacht tot redactie-wijziging van het Hospi
taal-reglement.
Besloten werd nog den Minister van Oorlog
te verzoeken bij den Ministerraad uit te lokken
een besluit.
lo. tot intrekking van het K. B. ven 27 Maart
1918 (Staatsblad no. 222), betreffende gedeel
telijke intrekking van traktement van staats
ambtenaren gedurende hun verblijf onder de
wapenen, en
2o. om aan verlofsofficieren, die staatsamb
tenaar zijn en die onder de wapenen moeten ko
men, een minimum jaarlijksch vacantieverlof te
waarborgen van een periode, waarin 12 werk
dagen zijn of van 21 dagen in 't geheele jaar.
B. Onderofficieren,
(Officieel). In dc 9e vergadering der Com
missie voor Georganiseerd Overleg Landmacht
(B. onderofficieren) werden de notulen der 8e
veTgadering na enkele wijzigingen goedgekeurd.
Ingekomen waren mededeelingen van den mi
nister van Oorlog van diens beslissing inzake
verschillende toelagen, zulks naar aanleiding
van het advies der commissie, alsmede nopens
jaorweddevermindering van jeugdige militairen.
Ook was een antwoord van dezen bewindsman
ontvangen op een advies der commissie nopens
toepassing van de wachtgeldregeling voor mili
tairen der landmacht beneden den rang van
officier.
Vragen zijn ontvangen van enkele belangheb
benden, om bij het eventueel adviseeren nopens
een wetsontwerp tot wijziging van de pensioen
wet voor reservepersoneel der landmacht, ook
op hun belangen te letten.
Aangenomen werd een voorstel van den Ned.
R. K. Onderofficierenbond St. Martinus om den
minister uit te noodigen, in de A. D. L. een be
paling op te nemen, krachtens welke de onder
officieren voor eene opleiding tot hoogeren rang
in aanmerking komen in volgorde van hun
ouderdom als onderofficier.
Vervolgens werd een voorstel ingediend van
dezen Bond om dezen minister te verzoeken be
palingen in het leven te roepen, opdat de volg
orde waarin examen gedaan is voor een hooge
ren rang invloed zal uitoefenen op de data van
benoeming tot dien hoogen rang.
Aangenomen is een voorstel van de Vereeni
ging van Onderofficieren Ons Belang om den
minister uit te noodigen een wetswijziging uit te
lokken tot aanvulling van de Pensioenwet voor
de landmacht 1922:
1. met eene bepaling krachtens welke voor
den pensioensgrondslag van militairen de ge
middelde jaarwedde geldt van de laatste 3 jaren,
indien dit voordeeliger is voor den belangheb
bende dan de jaarwedde over het laatste jaar.
Deze laa'ste bepaling, welke juist was opgeno
men in het belang der militairen, is door den
loop der omstandigheden een nadeel geworden;
2. met een overgangsbepaling overeenkomstig
art. 143 der burgerlijke pensioenwet:
Beëindigd werden de beraadslagingen nopens
het uit te brengen advies inzake de voorgeno
men wijzigingen van het Bevorderingsvoor
schrift. Besloten werd den Minister te advisee
ren bij de samenvoeging van de candidatenlijs-
ten voor pontonniers en torpedisten verkregen
rechten niet te schaden.
Besloten werd voorts op voorstel van de Nat.
Christen Onderofficierenvereeniging d?n Minis
ter uit te noodigen gedrukte ranglijsten van de
onderofficieren in de plaats van de tegenwoor
dige candidatenlijsten te stellen.
Ingekomen was een voorstel van de vereeni
ging van onderofficieren „Ons Belang", om den
minister uit te noodigen de verplichte afvloeiing
van onderofficieren vooralsnog uit te stellen,
zulks in verband met door die vereeniging ver
kregen gegevens in zake de rangschikkingsrege
ling, welk voorstel op dc eerstvolgende
spoedig te houden vergadering behandeld
zal worden.
Besloten werd ten slotte de behandeling van
ingekomen vragen in zake toepassing der wacht
geldregeling uit te stellen, tot meerdere derge
lijke in uitzicht gestelde vragen zullen zijn in
gekomen.
PENSIOENZAKEN.
16 dezer hebben namens het Comité van Zes
uit de ambtenaarscenlralen A. C. O. P. en C.
N. O. P. de heeren Lamers, van der Jagt en
Waterberg een onderhoud met de Minister van
Financiën gehad, omtrent de interpretatie van
eenige artikelen uit de Pensioenwet..
In hoofdzaak liep de bespreking over de
interpretatie door de Pensioenraad van ar
tikel 56.
Een onderwijzer is achtereenvolgens, als
zoodanig werkzaam geweest aan verschillende
scholen, in verschillende gemeenten, of in de
zelfde gemeente. Hij heeft de laatste jaren een
bijbetrekking gehad b.v. bij het vcrvo!g-(her-
halings-Jonderwijs, die echter is opgeheven. Hij
vraagt nu ingevolge ortikel 48 lid 2 voor die
bijbetrekking pensioen. Dit wordt hem verleend,
cn daarbij worden meegeteld zijn dienst jaren
in al zijn vroegere betrekkingen als onderwijzer
in andere of in dezelfde gemeente, met dit ge
volg echter, dot wannee. hij later wegens in
validiteit, of wegens het bereiken van den
65-jarigen leeftijd gepensioneerd wordt voor
zijn hoofdbetrekking, al die vroegere, nu mee
getelde diensten buiten berekening blijven.
Daar de 'onderwijzer als hij overgaat van
de eene plaats naar de andere, vroeger zelfs
var. de eene school naar do andere, of als hij
van klasseonderwijzer hoofd wordt, of van een
gewone lagere school gaat naar een U. L. O.-
school, daarbij telkens wordt ontslagen en be
noemd, beschouwt de Pensioenraad dit als even
zoovele verschillende betrekkingen en is de
aangehouden betickking alleen de laatste.
Deze interpretatie wordt natuurlijk voor de
betrokkene fataal, als hij later pensioen neemt
voor zijn hoofdbetrekking.
Het Comité had over deze kwestie 18 Dec.
j.l. reeds een onderhoud met den Minister ge
komen gerust gesteld had, doch hier was een
misverstand in het spel.
Toen daarna echter bleek, dat de Pensioen-
rand toch aan de gewraakte interpretatie bleef
vasthouden, is opnieuw een audiëntie bij den
Minister aangevraagd, die 16 Febr. plaats
heeft gehad.
Het bleek nu dat óf dc Minister den Pensioen
raad, öf het Comité den Minister verkeerd had
begrepen, maarde Pensioenraad blijft bij
zijn interpret ïtie.
De Minister, die we! inzag hoe onbillijk deze
echter toe te zullen overwegen, om bij de ko
mende novelle art. 56 zoo te wijzigen, dat een
dergelijke interpretatie niet meer mogelijk is.
Bij de verdere besprekingen zegde hij toe, bij
deze novelle ook te zullen verlengen den termijn
bedoeld in art. 136, dat is dus voor hen die de
bekende verklaring in 1906 hebben afgelegd
om niet in het Weduwe- en Weezenfonds te
worden opgenomen, en verzuimd hebben die
in 1922 te herhalen.
Ter sproke kwam hier ook de mogelijkheid
om ook hen, die in 1906 bedoelde verklaring
niet konden afleggen omdat zij reeds automa
tisch buiten die wet vielen onderwijzeressen
wegens 39-j. leeftijd ook dit zelfde recht te
geven. De Minister was echter van oordeal.
dat dit geen doel zou hebben, daar zij toch alU-a
dus ook de bovenbedoelden na 1 jon. 1922, de
5y pCt. voor het Weduwen- en Weezenfonds
moesten betalen, en de /erklaring alleen dient
om vrij te komen van dc betaling binnen vier
ja-en van het bedrag, dot in het geheel, door
of voor he'* voor Weduwen- en Weezenpen-
sioen zou zijn bijgedragen, indien zij zoodanige
verklaring niet hadden afgelegd."
Van die bijbetaling is immers, aldus de Mi
nister, voor hen geen sproke.
Het Comité stemde toe, doch gaf als zijn
meening te kennen, dot al. 2 artikel 156 de
„vrijgestelden" ook vrijstelt van premieheffing
voor Weduwen- en Weezenpensioen in de toe
komst. Dit zal dan ten slotte de Raad van Be
roep to Utrecht moeten uitmaken. Eindelijk zeg
de de Minister toe de ernstige overweging van
een wijziging in de Pensioenwet, waordoor in
„zeer bizondcre gevallen" ongehuwden ten be
hoeve van derden kunnen beschikken over een
iritkeering uit het Weduwe- en Weezenfonds.
TIJDELIJK BEPERKING VAN DEN INVOER
VAN SCHOENWERK.
Een adres der Ned. Vereen, v.
Huisvrouwen.
Het hoofdbestuur van de Nederlandsche Ver
eeniging van Huisvrouwen zegt in een adres
tot de Tweede Kamer, dat aanneming van het
wetsontwerp" tot tijdelijke beperking van den
invoer van schoenwerk vooi alle gezinen in
Nederland zeer bezwarend zal zijn, omdat het
de prijzen van schoeisel zal doen stijgen. De
fabrikanten in deze industrie beweren wel, dot
dit nauwelijks het geval zal zijn, maar de erva
ring leert, dat uitschakeling van concurrentie
steeds hooge prijzen met zich brengt.
De betrokken fabrikanten zullen door onder
linge overeenstemming het publick in hunne
macht hebben. Dc oorlogsjaren hebben geleerd
tot welk een hoogte men in zulke omstandig
heden de prijzen weet op te voeren en welke
v/insten er toen door dc betrokken ondernemin
gen zijn gemaakt ten kosten van de verbruikers.
In ieder gezin is schoenwerk een post van
ketcekenis. Vooral in gezinnen met een getal
schoolgaande kinderen drukken deze uitgaven
2waar. Men houde hierbij in het oog, dat de
icparalieprijzen, die bij vroeger vergeleken
veelal nu nog hoog zijn, door het aannemen
van deze wet ook zullen stijgen.
Juist voor de minst gegoeden is zulk een ver
meerdering van noodzakelijke uitgaven het
meest drukkehd. Want het geldt hier een on
miskenbare levensbehoefte, die men niet kan
uitschakelen of op goedkoopere wijze venran
gen.
Wordt dit wetsontwerp aangenomen, dan is
het zeer waarschijnlijk dat op ander gebied
door de betrokkenen voor rich hetzelfde zal
worden gevraagd, met verwijzing naar de be
scherming der schoenfabrikanten, zoodot de
ievenskosten ook in andere opzichten zullen
toenemen.
De moeilijke omstandigheden waarin de
zware belastingen en hooge huishoudelijke uit
gaven de gezinnen brengen, noodzaakt het
hoofdbestuur de Kamer dringend te verzoe
ken hare goedkeuring aan dit wetsontwerp te
onthouden.
De kwestic-Dr. Stürkop.
Reeds sinds lang komen er uit het personeel
der PoPstcrijen, Telegrafie en Telefonie en dat
der Spoorwegen te Amsterdam ernstige klach
ten regen het optreden van den controleerend
geneesheer Dr. Stürkop.
Zoowel in de dagbladen als in de vakpers Is
herhaaldelijk over deze zaak geschreven en ver
schillende malen is deze kwestie bij de behan
deling der Staotsbegrooting in de Tweede Ka
mer ter sprake gekomen. Herhaaldelijk rijn
klachten tegen Dr. Stürkop in de commissie van
overleg voor het P- T. T.-bcdrijf en voor het
postale scheidsgerecht behandeld en wat de uit
spraken van dit laatste college betreft, is bijna
in allo gevallen dr. Stürkop in 't ongelijk ge
steld.
De vakorganisaties, waarin h©t betrokken
personeel georganiseerd is, hebben zich met de
zaak bemoeid, doch de actie tegen dr. Stürkop
hed niet het gewenschte resultaat en daarop is
in het voorjaar van 1922 het Stürkop-comité
gevormd, waarin vertegenwoordigers van alle
betrokken organisaties van uiterst rechts tot
uiterst links zitting hadden.
Dit Stürkop-Comité, waarvan de heer S. v. d.
Woude (van de Neutr. Ambtenaarsorganisatie)
voorzitter en de heer J. Wiarda (van don Centr.
Ncd. Ambtenoarsbond) secretaris is, heeft 0an
alle leden der organisaties vragenlijsten gezon
den, waardoor het de beschikking kreeg over uit
gebreid feitenmateriaal. Een gedeelte van dit
inmiddels geheel gecontroleerde feitenmate
riaal is toen verwerkt in een 6 Nov. 11. aan de
Tweede Kamer gezonden adres, in welk adres
gevraagd werd een ernstig onderzoek in te stel
len naar de gestie van dr. Stürkop, welk onder
zoek naar dc meening van adressanten (de ver
schillende organisaties) ongetwijfeld tot het ont
slag van dien controleerend geneesheer zou
moeten leiden.
Onafhankelijk van de actie van het Stürkop-
comité heeft een Amsterdamsche arts, dr. Voor
hoeve, juist ht dienzelfden tijd in het Hbld. een
ingezonden stuk geplaatst, waarin hij protesteer
de tegen de wijze, waarop dr. Stürkop als con
troleerend geneesheer optrad. Deze heeft daar
op bij den afdeelingsraad van den Geneeskundi
gen Kring een klacht tegen dr. Voorhoeve in
gediend, welke klacht drieledig was nl. 1ste: het
behandelen van fouten van een medicus in het
publiek, ten 2de: het belemmeren der controle
door dit optreden, ten 3de: het valschelijk be
schuldigen van dr. Stürkop, dat ^ezc patiënten,
die hij moest controleeren, niet zou onderzoeken.
De afdeelingsraad van den Geneesk. Kring
heeft naar aanleiding van deze klacht een ern
stig onderzoek ingesteld, waaromtrent echter
tot op heden niets publiek is geworden.
Het Stürkop-comité heeft echter de vertegen
woordigers van verschillende dagbladen tot een
conferentie uitgenoodigd, welke Maandag heeft
plaots gehad en daarin heeft het, zoowel over
de actie van het comité als over het verloop
van de procedure voor den afdeelingsraad van
den Geneesk. Kring (welk verloop het comité
uit bltrouwbare bron bekend is) mededeelin-
gen gedaan.
In die persconferentie is medegedeeld, dat
reeds in de tweede zitting van den afdeelings
raad (die raad heeft verschillende tegen dr. Stür
kop ingebrachte klachten ernstig onderzocht en
de betrokken ambtenaren en huisartsen gehoord)
een der leden van dien Raad dr. Stürkop heeft
geadviseerd zijn klacht in te trekken. Dr. Stür
kop heeft dit eerst geweigerd, doch later ver
klaarde hij zich daartoe bereid, mits dr. Voor
hoeve zijn beschuldiging openlijk herriep, wat
deze echter weigerde. Toen is het onderzoek
voortgezet, nog enkelo malen is getracht een
verzoening tusschen de beide doctoren tot
stand te brengen, echter zonder resultaat, en
in Januari 11. heeft de slotzitting van het onder
zoek plaats gehad. Het rapport van den afdee
lingsraad is echter niet gepubliceerd, blijkbaar
omdat het reglement van den Geneesk. Kring
zich daartegen verzet, doch ook de uitspraak,
welke volgens» dat reglement niet geheim be
hoeft te blij\/.\, is niet bekend gemaakt.
Die uitspraak moet voor dr. StüTkop vernieti
gend zijn geweest. Het ^ste gedeelte van zijn
klacht (tegen de publieke behandeling werd ge
grond geacht), doch het 2de en 3de gedeelte
van de klacht moet door den Raad geheel zijn
afgewezen en dr. Stürkop moet voor dien Raad
mondeling hebben beloofd, dat Wj wijze,
waarop hij zijn controle uitoefende, zou vei be
teren.
Waar bij de a.s. behandeling der Waterstnats-
begrooting deze zaak ter sprake zal komen en
naar het Stürkop-comité hoopt tot een
oplossing zal worden gebracht, heeft het comité
thans, waar zoo groote belangen met deze zaak
gemoeid zijn, aan de Pers een en ander mede
gedeeld.
Hiervan zij nog medegedeeld, dat uit de bij
het comité ingekomen ingevulde vragenlijsten
telkens blijkt, dot de patiënten, die dr. Stürkop
te controleeren had, door hem bijna geen van
allen werden onderzocht.
Welke gevolgen een dergelijk optreden kan
hebben, wordt geillustreerd door een van drie
door het Stürkop-comité medegedeelde (door
dat comité gecontroleerde) gevallen.
Het betreft een commies-titulair der Poste
rijen, die 't was in 1920 leed aan kanker
aan den endeldarm en wel zoo ernstig, dat de
verwijdering der uitwerpselen en de urine bij
dezen patiënt niet meer langs de normale wegen
kon geschieden. Deze ambtenaar heeft op lost
van dr. Stürkop bijna tot het laatste van zijn
leven hal ven dienst moeten doen, alhoewel hem
dat bijna onmogelijk was en zijn werk vrijwel re
gelmatig door zijn collega's voor hem werd
waargenomen. Gelukkig kreeg de patiënt zijn
jaarlijksch verlof, toen zijn toestond zeer ernstig
was en tijdens dit verlof is hij overleden. Toen
dr. Stürkop hem in die laatste dagen bezocht,
moet hij aan dit sterfbed zich hebben loten ont
vallen: „ïk wist niet, dat het zoo ernstig was."
Dit is een van de drie gevallen, welke het
Stürkop-comité ons ter publicatie heeft mede
gedeeld, welke feiten nog niet konden worden
verwerkt in het non de Tweede Kamer gezon
den adres.
Naar de meening van het comité, dat het
zij hier nog eens herhaald bestaat uit ver
tegenwoordigers van de betrokken Prot. Chr.,
R.-Kath., Moderne, Neutrale en Syndicalisti
sche organisaties is het bijeengebrachte feit
materiaal van dien aard, dat een ernstig on
■zoek op last der Regeering moet ultloo
op een ontheffing van dr. Stürkop van zijn tc
als controleerend geneesheer van zoo groc
groepen van Rijksambtenaren.
Naar aanleiding van bovenvermelden pu'
catie schrijft Dr. Stürkopp in een ingezon*.
stuk in de Amsterdamsche bladen o. m.:
„De mededeeling die de heeren v. d. Wou
en Wiarda gemeend hebben aan de pers
moeten doen omtrent den stand van hun agitat
tegen mij, heeft twee groote fouten
In de eerste plaats is zij bij zeer weinig woe
heid, voor het overgroote gedeelte beslist or
juist. Als proeve hiervan wijs ik erop, dat
hcc-ren zich beklagen over dc niet-publicatic v
de beslissing van den Afdcelings-Raad en med
deelingen doen over hetgeen in dat rappe
voorkomt, terwijl in waarheid de beslissing c
motiveering (dit laatste zullen zij bedoelen m
het „rapport") nog niet is gegeven I Het zou t
veel ruimte vergen, wanneer ik olie andere tas
bare onwaarheden opsomde.
In de tweede plaats is het geheele stuk, dat d
schijn heeft een beslissing der Tweede Kamer i
willen uitlokken, volkomen overbodig. De beic
hperen kunnen zeer goed weten, dot op het ver
zoek der vakbonden ter benoeming van een
Commissie van onderzoek van onpartijdige des
kundigen naar de wijze, waarop ik mijne con-
tróle uitoefen, welk verzoek ik terstond met alle
kracht heb ondersteund, reeds door den Minis
ter gunstig is beschikt en wel door de benoe
ming van een deskundige commissie. Er bestaat
dus voor do Komci oen reden dit reeds voldane
verzoek te ondersteunen, terwijl men stellig niet
zal willen vooruitloopen op het resultaat.
Ook ik wenschtc de inwilliging van het ver
zoek, omdat dit het beste middel zal zijn, om
aan alle lasterpraatjes, die men in ingezonden
stukken, mededeeiingen aan de pers en nog veel
meer in mondelinge verhaaltjes omtrent mijne
wijze van controleercn rondstrooit, voor goed
een einde te maken. Deze Commissie zal alle
gevallen kunnen onderzoeken, zoowel die, welke
bij den Afdeelings-Raad ter sprake zijn gekomen,
als die, welke vermeld zijn in de toelichting van
het adres der vakbonden en die nog later moch
ten worden te berde gebracht."
INTERNATIONALE CONFERENTIE OVER
PLANTENZIEKTEN EN TOEGEPASTE EN
TOMOLOGIE TE WAGENINGEN.
Men schrijfi ons
Enkele jaren geleden heeft prof. dr. H. M.
Quanjer, Hoogleeraar in phytopathologie aan
de Landbouwhoogeschool een reis gemaakt
naar Amerika, later gevolgd door reizen naar
Spanje, Frankrijk en Engeland, waarbij Veel be
langstelling bleek te bes,aan voor het onder
zoek van verschillende aardappelziekten hier
te lande, de werking en de organisatie van den
Plantcnziektenkundigen dienst en voor wat in
de practijk op het gebied van bestrijding van
ziekten en plagen bij planten in het bijzonder
aardappelen reeds bereikt is. Daarbij is tevens
gebleken,, dat allerlei vraagstukken phytopa-
thologisch gebied, bij welker oplossing feite
lijk de geheele wereld belang heeft, misschien
eerder zouden kunnen worden opgelost, door
onderlinge bespreking van phytopathologen en
entomologen zoowel uit oude als de nieuwe
wereld, dan door uitwisseling van litteratuur
alleen. Aldus is men gekomen tot het plan van
het houden eener internationale conferentio als
boven gemeld is.
In verband met de politieke omstandigheden
achtte men allerzijds Nederland daarvoor het
meest geschikt. Bovendien was op die keuze
van invloed het feit, dat hier te lande een in
tensieve landbouw, een hoog ontwikkelde tuin
bouw cn fruitteelt worden gevonden, terwijl
hier reeds belangrijke onderzoekingen op phy-
topathologisch gebied zijn verricht, men er een
uitstekend ingerichten Plantenziektenkundigen
dienst heeft, en in dc practijk vooral, ook door
selectie belangrijke resultaten ter voorkoming
van sommige ernstige aardappelziekten zijn
verkregen.
Aanvankelijk zou de conferentie in 1922 zijn
gehouden, maar onvoorziene omstandigheden
hebben dit belet, zoodot besloten wt'd haar tc
bepalen op 24—30 Juni van dit jaar. Er is
ecu comité gevormd waa. in 2itting hebben ge
komen prof. dr. M. Qw anjer, voorzitter,
W"£.rn. directeur vn het Institut voo: Phyto
pathologie te Wagen:ng°n p:of. dr. Joh. Wes-
te*<?ijk, directrice van het Phy.opathologisch
lehoratorium W. C. Schorten, Baarn N van
Poeroren. l.i. Inspec.cur, Hoofd var. d*n plcn-
tenziektenkundlgen dienst te WageningenT.
A. C. Schoeve-.s, pljotsverv. Hoofd van tremel-
den dienst, secretaris, Wageningen J. Hudig,
s.i., directeur van de Tweede afdeeling van het
V.r.dbouwproefstation voor bodemonderzoek te
Groningen dr. E. van Slogteren, phytopatho-
loog voor de bloembollenstreek tc Lisse; G. Kru-
seman. vice-voorz. van de Hollandsche Maatsch.
van Landbouw, te Halfweg J. C. Dorst, 1. i.,
consulent voor de Plantenvcrdeeling van de
Friesche Maatschappij van Landbouw, tc Leeu
warden J. G. Hazeloop, 1. i., R. Tuinbouwcon-
sulent. Directeur van de R. Tuinbouwwinter-
school tc AlkmaarE. tl. Krelage, voorz. van
de Algemeene Vereeniging voor bloembollen
cultuur, Haarlem J. H. van Straaten van Nes,
voorz. van de Pomologische vereeniging te
Boskoop.
Er werden ongeveer 250 uitnoodigingen ver
zonden naar alle rijken in Europa, naar Ame
rika, naar Japan enz. Positieve toezeggingen
de conferentie te zullen bijwonen zijn reeds
ontvangen uit Engeland, Amerika, Duitschland,
Frankrijk, Hongarije, Denemarken, Ned. Indië,
terwijl telkens nog meerdere binnenkomen.
Verschillende vraagpunten die mén aan de or
de wenscht gesteld te zien, zijn reeds ingezon
den. De inzenders zullen die zelf inleiden.
Het volgende voorloopig programma, waarin
dus nog wijzigingen plaats kunnen hebben, is
opgemaakt. De eerste twee dagen, 25 en 26
Juni, wordt te Wageningen vergaderd, waar
dan tevens verschillende demonstraties zullen
worden gehouden. Daarna worden in twee of
drie groepen tochten gemuakt naar enkele stre
ken van ons land (Friesland, Groningen, Bos
koop, Aalsmeer, het bloembollendistrict, (het
Westland), welke twee of 2y, dagen zullen du
ren. Vrijdag 29 Juni komt men te Baarn op
nieuw bijeen, waar de conferentie wordt hervat
en tevens het geziene eventueel wordt bespro
ken. Zaterdagmiddag 30 Juni volgt een tocht
naar Den Haag, waar het gezelschap op het
Departement van Binnenlandsche Zaken, afd.
Landbouw, ofideel zal ontvangen worden,
waarna een gemeenschappelijke maaltijd te
Scheveningen de conferentie zal besluiten.