HÖNIG'S ST. EMILIOH bij I. L SCHOTERMAN i Zn., Mr. 17 Tel. 145 =MAIZENA-PÜDDIWGEN SPORTNIEUWS "STADSNIEUWS. Per flesch f 1.60, per anker f ©5.- GRATIS UIT DEN OMTREK. BERICHT. E3S3 ORIGINEELS zeer aan te bevelen (Bordeaux, gèwas 1917 £223^ ateaai Algemeen bekende kiuaÜ- teitaartikelen voor elke Wil rêSiS huishouding OVERAL I VERKRyGBAAR.il Een zakje A. J. P'b Grenadlne-Saa. In ieder pakje A. J. P« Amandeltjes Padding. TIJDELIJK» RECLAMS t- Berichten. Dc Staatscourant van gisteravond bevat o.m. de volgende Kon. besluiten benoemd tot generaal-majoor inspecteur van den mi litairen geneeskundigen dienst van het Indische leger kolonel A. Hasskarl Medenbach; tot adjunct-secretaris van het centraal stem bureau bedoeld in art. 32 van de Kieswet mr. A. J. N. M. Struycken. DE EERSTE KAMERVERKIEZINGEN. De candidatenlijst der Chr. Hist. Unie voor de Verkiezing van leden der Eerste Kamer der Stateni-Generaal, in dc Groep Utrecht, Zee land, Noord-Brabant, Limburg, is door de Chr.- Historische Statenleden der vier genoemde provinciën samengesteld dis volgtT. prof. dr. J. R. Slotemaker de Bruine, Utrecht2. prof. jhr. mr. B. C. de Savornin Lohmon, Utrecht3. Kr. Timmers, Klundert4. mr. dr. F. J. Fro- wein, Wittem5. mr. H. F. Lantsheer, -Middel burg. Ned. MILITAIRE PENSIOENWETTEN. Amendementen. De Keer en Tilanus en Duymaer van Twist hebben op de Pensioenwet voor het reserve- personeel der landmacht amendementen voor gesteld, om de landweerdistritctscommandanten en de commandanten van een der landweerba taljons 3, 32, 36 en 47, die h. i. evenals som mige adjudanten-onderofficier tot digenen be- hooren, die blijkens hunne benoeming of aan stelling met zoodanige betrekking zijn belast, dat zij geacht kunnen worden voortdurend in wcrkelijken dienst te zijn of te zijn geweest, te doen vallen onder een afzonderlijke wet, n.l. de pensioenwet voor de reserve-adjudanten-onder- officier van de landmacht, dio op grond van de door hen bckleede betrekking geacht worden voortdurend in werkelijken dienst te zijn of geweest te zijn, alsmede voor hunne weduwe en weezen. De heer Tilanus heeft sub-amendementen in gediend op de amendementen door de commis sie van rapporteurs voorgesteld op de wets ontwerpen tot aanvulling en wijziging van de Pensioenwetten voor de landmacht en voor de zeemacht. Ter toelichting zegt de voorsteller het vol gende In art. 33, vijfde lid, der Burgerlijke Pen sioenwet 1922 wordt bepaald, dat, indien ge bruik wordt gemaakt van de bevoegdheid om de pensioensbijdragen op de ambtenaren te ver halen, ten volle rekening moet worden gehou- den met vroeger gestorte afloopende bijdragen. Met het voorgestelde wordt beoogd een soort gelijke bepaling te doen opnemen in de Mili taire Pensioenwetten zoodat ook ten aanzien van de militairen rekening wordt gehouden met de vroeger direct of indirect betaalde pen sioensbijdrage Dc heer Tilanus heeft op het wetsontwerp tot aanvulling en wijziging van de Militaire Weduwenwet 1922 een amendement voorge steld, waaraan hij de volgende toelichting geeft: De militairen, gehuwd vóór I Juli 1922 wa ren verplicht deelgenoot te worden van de we duwen- en weezenkas voor de officieren van de landmacht of het weduwen- en weezenfonds der militaire officieren bij de zeemacht en waren, ingevolge statuten of het reglement verschul digd irtlcggelden te betalen welke in den regel in termijnen werden betaald. De militairen, ge huwd na 1 Juli 1922 zijn van het betalen van bijdragen, tenzij gebruik wérd gemaakt van het bepaalde bij artikel 10r vijfde lid, der Mili taire Weduwenwet 1922, vrijgesteld. Nu sinds 1 Januari 1923 gebruik gemaakt is van deze bevoegdheid, om op de betrokken militairen 5H der inkomsten een maximum van f 3000 voor het weduwen- en weezenpensioen te ver halen, komt het billijk voor de stortingen aan het fonds en de kas te doen beëindigen. De commissie van rapporteurs over het wets ontwerp tot aanvulling en wijziging van de Mi litaire Weduwenwet 1922, heeft bij gewijzigd amendement voorgesteld de artikelen 73 en 74 der wet te laten vervallen. De heer K. ter Laan heeft een amendement ingediend, waardoor het, blijkens de toelichting, mogelijk wordt, dat de weduwe van een op wachtgeld gesteld militair pensioen ontvangt, óók indien het huwelijk nè de opwachtgeldstel- ling is gesloten. De heer K. ter Laan heeft eennge amende menten ingediend op het wetsontwerp tot aan vulling en wijziging van de Pensioenwet voor de landmacht, gewijzigd en aangevuld bij de wet van 19 Mei 1922. Het eerste wil duidelijker doen uitkomen, dat voor pensioen geldenden tijd de gcheele wocht- geldtijd in aanmerking komt, ongeacht of wacht geld of pensioen als wachtgelden wordt genoten. Ter toelichting van het volgende amendement wordt opgemerkt, dot, indien het nieuw voorge stelde art. 23b wordt aangenomen, een militair tot en met zijn 53ste jaar aan korting zal worden onderworpen. Dan komt hij in ongunstiger toe stand don degene, die wegens „langdurigen dienst" gepensionneerd is, omdat dit laatste dik wijls op vrij wat lager leeftijd plaats heeft. Voor dit verschil aldus de voorsteller beslaat ten aanzien van degenen, die nu in dienst zijn, geen aanleiding. Met betrekking tot het derde amendement wordt opgemerkt, dat par. 9 aan het door de Regeering voorgestelde is toegevoegd, om te voorkomen, dat zij, die reeds zijn gepension neerd, bij de inwerkingtreding van de thans oan te brengen wijzigingen, eveneens in aanmerking zouden komen voor de in art. 23b, paragraaf 9, bedoelde korting. Verkregen rechten dienen, meent de voorsteller, gehandhaafd te worden. Op de wetsontwerpen tot aanvulling en wijzi ging van de Pensioenwet voor de landmacht, ge wijzigd en aangevuld bij de wet van 19 Mei 1922 en tot aanvulling en wijziging van de Pensioen wet voor de zeemacht, gewijzigd en aangevuld bij de wet van 19 Mei 1922, heeft de Commissie van Rapporteurs ecnige gewijzigde amendemen ten ingediend, waarbij alsnog wordt voorgesteld in paragraaf 8, respect, paragraaf 9, de woor den. „Het derde lid vernummerd tot tweede lid" te vervangen door: 2. Hij, die gebruik maakt van de bevoegdheid, hem bij het eerste lid verleend, draagt jaarlijks bij aan e*n fonds, aangewezen bij elgemeenen maatregel van bestuur volgens regelen bij dezen maatregel van bestuur vastgesteld. Op de pensioenwet voor het reserve-personeel der landmacht heeft de heer K. ter Laan even» eens eenige amendementen ingediend. Voorgesteld wordt o.e. in te lasschen een nieuw art. 23a, luidende: „De militair, die bij het reserve-personeel is in dienst getreden, terwijl hij in het genot was van pensioen ter zake van vorigen militairen dienst bij de zeemacht, de landmacht hier te lande of het reserve-personeel der zee- of landmacht en na zijn herplaatsing gedurende ten minste óén jaar onafgebroken onder de wopenen is geweest, wordt, na bekomen ontslag, indien dit voor hem voordeelig is, opnieuw gepensionneerd, met in achtneming van hiervoor nader te stellen rege len." STEUNREGELING HANZECREDIETBANKEN. Verschenen is een nota naar aanleiding van het verslag over het wetsontwerp tot wijziging van hoofdstuk VUB der staatsbegrooting voor 1923. De leden, die tegen dit ontwerp bezwaar had- den, grondden dit bezwaar in de eerste plaats op de overweging, dat daarin een zeer gevaarlijk precedent zou gelegen zijn. Immers, zou de staat nu steun gaan verleenen, dan zou hij zich, wan neer een nieuwe debacle in het bankwezen zou ontstaan, naar het oordeel dezer leden niet meer afzijdig kunnen houden. De regeering is van oordeel, dat deze vrees niet op goeden grond berust. Wel is waar is uit den aard der zaak in de toekomst de mogelijkheid van een beroep op den thans voorgenomen maatregel niet uitge sloten, doch dit beroep zou niet als juist kunnen worden aangemerkt. De grond toch, waarop de regecring haar voorstel heeft gedaan is juist ge legen in de zeer bijzondere omstandigheden, wel ke zich ten opzichte van dc thans gerezen moei lijkheden voordoen. Het middenstandsbankwe zen neemt in het Nederlandsche bankwezen een geheel afzonderlijke plaats in. De omstandig heid, dat de credietbehoeftcn van den midden stand door het Nederlandsche bankwezen niet of in onvoldoende mate verzorgd werden, heeft tot het ontstaan en de ontwikkeb'ng van het midden standsbankwezen geleid. Deze omstandigheid heeft in dc eerste plaats de regeering tot haar voorstel gebracht Kon venvacht worden, dot de goede debiteuren der in moeilijkheden geraakte banken in voldoen de mate bij het Nederlandsche bankwezen kre diet zouden kunnen krijgen, dan zou de voor naamste reden voor het ingrijpen der regec ring zijn vervallen. Dat deze verwachting niet gekoesterd kan worden brengt tevens mede dat het hier een bijzonder geval betreft, waarin een precedent voor de toekomst bezwaarlijk kan ge legen zijn. Hierbij wordt er op gewezen, dat, niettegenstaande zoowel in 1914 als in 1918 da staat bijzondere maatregelen heeft getroffen om het middenstandskrediet te steunen, op dien steun terecht geen beroep is gedaan, toen zich moeilijkheden in het bankwezen voordeden. Er kend wordt dat in die jaren de omstandigheden abnormaal waren en dat een algeheele stilstand ven het economisch leven dreigde, doch dit neemt niet weg dat ook in die jaren de maatre gelen der regeering beperkt bleven tot den steun aan het middenstandskrediet Hierin valt een niet te miskennen teeken te zien, dat de bijzondere positie cn omstandighe den van dat krediet ook toen dc regeering tot de overtuiging hebben gebracht, dat in het belang van dat krediet maatregelen gerechtvaardigd waren, welke zij in hét algemeen niet zou wen- schen te nemen. Dat de tegenwoordige omstan digheden als normaal zouden zijn aan te merken, wordt door deze leden niet gesteld, en zou ook bezwaarlijk als juist kunnen worden erkend. De vraag, waarop het ten deze aankomt, is deze: of het algemeen belang, op grond van de in de memorie van toelichting in den breede uiteenge zette overwegingen, het vooistel van de regee ring rechtvaardigt. Deze vraag blijft de regee ring, ook na kennisneming van het verslag, be vestigend beantwoorden. De hiervoren bedoelde leden werden in hun bezwaren versterkt, omdat zij in het voorstel een steunverleening zagen, die geschonken wordt aan bonken waarvan de leiding, naar die leden meen den te weten, allesbehalve onberispelijk is ge weest. De regecring meent, dat, gezien de gren zen van haar voorstel, er voor haor geen aan leiding bestaat, op deze beschouwingen in te gaan. Zij wil geenszins geacht worden een verde diging van het gevoerde beleid voor haar re kening te nemen, doch veroorlooft zich toch de vraag te stellen of in de achter ons lig gende jaren niet bij tal van bedrijven, welke van belang zijn voor ons oeconomisch leven, een politiek is gevolgd, welke achteraf onjuist is gebleken en tot kritiek aanleiding zou kun nen geven. Doch afgescheiden hiervan, wenscht de regeering zich er toe te beperken, de aan dacht te vestigen op het feit, dat haar voorstel geenszins beoogt de gevolgen van het gevoer de beleid voor rekening van den Staat te ne men. Ann de bonken wordt geenerlei steun ver leend. Slechts die maatregelen worden getrof fen, welke in het algemeen belang wenschelijk zijn en die beperkt blijven tot hetgeen noodig is om te voorkomen, dat vele levensvatbare be drijven verloren zouden gaan, doordien de mo gelijkheid zou ontbreken, de crediethulp te vin den, die voor de instandhouding van die bedrij ven noodzakelijk is en die aan de eischen van een voorzichtig beleid voldoet. Waar de principieele bedenkingen van enkele ledon tegen iederen steun aan banken niet zijn gemotiveerd, ken de regeering zich van een weerlegging ontheven achten en zulks te eer, waar het thans gedane voorstel een dergelijken steun niet beoogt. De regeering kan voorts niet deelen in de zienswijze, dat door deze aangelegenheid we- dero"m zou worden aangetoond, hoe'noodza kelijk het is, dat het heele bankbedrijf onder regeeringstoezicht komt. Ook de regecring betreurt, dat zij bij deze aangelegenheid op een zeer spoedige behan deling heeft moeten aandringen. Hiervan kan haar echter bezwaarlijk eer\ grief worden ge maakt, waar zij, nadat haar de toestand duide lijk was geworden, met den mees ten spoed is te werk gegaan en terstond nadat zij hoor standpunt had bepaald, de indiening van het ontwerp binnen den kortst mogelijken tijd heeft bevorderd. Zij stelt het op hoogen prijs, dat de Kamer bereid is gevonden aan haren aan drang op een spoedige behandeling gevolg te geven. De vraag of niet een bepaald bedrag in dit wetsontwerp kon worden genoemd, moet ontkennend beantwoord worden. Er wordt trouwens op gewezen, dat dit be drag zou moeten aangeven de verliezen, welke eventueel uit de te nemen maatregelen voor het Rijk zouden voortvloeien. Het spreekt van zelf, dat dit bedrag onmogelijk bij voorbaat kan genoemd of geraamd worden. In geen der gevallen, waarin door de Regeering machtiging werd gevraagd om staatsgarantie te verleenen, is in het betrokken wetsontwerp een bedrag voor de verliezen uit die garantie voort vloeiende, opgenomen. Dat voor de behandeling van het wetsont werp de in het verslag bedoelde inlichtingen omtrent de positie en de gestie der betrokken banken noodzakelijk zouden zijn, kan de re geering niet inzien. Immers gaat het hier niet om het verleenen van hulp aan die banken, maar om het schep pen van de mogelijkheid, dat de goede debi teuren dier banken elders in hun credietbchoef- ten kunnen voorzien. Slechts ann die debiteu ren zal nieuw krediet worden verschaft, die in staat zijn zoodanige waarborgen te verschaf fen, dat het verleenen van het krediet niet meer dan het normale Bankrlsico meebrengt. Tusschen de hierbedoelde Hanze-banken en de Nederlandsche Bank bestaan slechts in zoo ver betrekkingen, dat aon beiden op zeer be-' perkte schaal en tegen voldoende zekerheid kredieten waren toegestaan. De inleggers in de spaarbank, die verbonden is aan de Hanzebank te 's-Hertogenboscl), verkeeren in dezelfde po sitie als de overige crediteuren van laatstge noemde instelling. Wat de spaarbank betTeft, die aan de Hanzebank te Utrecht is verbonden, deze is weliswaar een afzonderlijke noamlooze vennootschap, doch het bezit dier vennootschap bestaat in hoofdzaak in vorderingen op de Hanzebank, zoodat in het wezen der zaak ook in ditg eval de spaarders in dezelfde positie verkeeren als de crediteuren. Het ligt niet in de bedoeling der regeering, en het zou ook niet vallen binnen de omschrijving van het wets ontwerp, bijzondere maatregelen ten behoeve van de spaarders te nemen. Zooals reeds eenige malen werd medege deeld, is het aan de regeering slechts korten tijd geleden bekend geworden, dat de beide Hanzebanken in moeilijkheden verkeerden, en niet in staat zouden zijn, uit eigen kracht die moeilijkheden te overwinnen. Zij heeft toen aanstonds overwogen, wat haar te doen stond en daarna de indiening van het ontwerp be vorderd, doch het lag uit den aard der zaak niet op haar weg vóór de indiening van het ontwerp mededeelingen ter zake tot het pu bliek te richten. Zij heeft aanstonds bij de be sprekingen vooropgesteld, dat de gestie, welka te dier zake zou te volgen zijn, geheel bleef en ook moest blijven voor de verantwoorde lijkheid van de besturen dier banken. De meening, als zou de Hanzebank te s-Her- togenbosch al haar vorderingen op haar debi teuren hebben overgedragen, aan de Coöpera tieve Centrale Boerenleenbank te Eindhoven, is, voor zoover de regeering bekend is, niet juist. Met betrekking tot de opmerking om trent den aandrang, welke van de zijde der middenstands-credietinstellingen is uitgeoefend op de regeering om ccn deel van het saldo van den Postcheque en girodienst ter beschikking van die instellingen te stellen, wordt medege deeld, dat het overleg, hetwelk over deze aan gelegenheid is gepleegd, niet verder is gegaan dan de vraag, of de regeering in principe be reid zou zijn aon dien aandrang gevolg te ge ven. Die vroag is ontkennend beantwoord. In antwoord op de gestelde vragen over de bedoeling van de regeering wordt het volgen de medegedeeld Het ligt niet in de bedoeling de methode toe te passen welke in T9I9 is gevolgd en welke hierin bestond, dat de Staat zich onder be paalde voorwaarden tegenover de Nederland sche Bank borg stelde voor de helft vnn de eventueel te lijden verliezen op hare vorderin gen ten loste van de Algemeene Controle Bankvereeniging voor den Middenstand. Zulks vloeit hieruit voort, dat het destijds betrof een voorziening ten behoeve van de zoocven ge noemde Bankvereeniging, zoodot het voor de hand lag, dat deze de volle risico voor het bij de Nederlandsche Bank opgenomen kre diet bleef dragen, terwijl in dit geval een be roep is gedaan op de medewerking van de Algemeene Centrale Bankvereeniging, welke bereid is haar medewerking te verleenen, maar zich niet gerechtigd acht de volle veronlwoor- delijkheid voor deze kredictgeving te dragen. Wat de nu te verleenen Staatsgarantie betreft, dient onderscheiden te worden tusschen twee perioden. In de eerste periode zal de A. C. B. niet rechtstreeks als credietgeefster optreden, doch slechts haar tusschenkomst verleenen om het papier bij de Nederlandsche Bank te discon- teeren. In deze periode zal aan de A. C. B. een ga rantie verleend worden tot een nader tc bepa len percentage als premier risque. Waarin deze periode de staat de premier risque, zal uit den aard der zaak nauwlettend worden toege zien, dat slechts in die gevallen de garantie wordt verleend, waarin en voorzoover de cre diethulp onvermijdelijk is om levensvatbare bedrijven in stand te houden. De tweede periode zou intreden wanneer zou blijken, dat de medewerking van de A. C. B niet een tijdelijk karakter zou dragen in afwach ting van de reorganisatie der Hanzebanken of de oprichting van een Centraal Instituut vcor het Hanzecrediet, doch van blijvenden aajrd zou rijn en de A. C. B. dus zelf cn rechtstreeks als credietgeefster aan de betrokken debiteuren zou optreden. In deze periode kan er van een. staatsgarantie aan de A. C. B. geen sprake zijn, doch moet. deze de volle aarsrakelijkhcid voor de hier bedoelde credieten dragen. Naast de boven omschreven regeling met de A. C. B. zal een regeling met de Nederlandsche Bank zijn te treffen. Deze acht het, in verband met de algemeen door haar gevolgde beginse len, noodig, dat zij in de eerstbedoelde periode door een stoatsgorantie gedekt is, ten einde haor krediethulp aan de A. C. B. boven het tegenwordig peil te kunnen opvoeren. Omtrent de vraag, of in de tweede periode een garantie ten behoeve von de Nederland sche Bank noodig zal rijn, kan thans nog geen zekerheid gegeven worden. Zou dit noodzake lijk zijn, dan zou de voorziening tot een be perkte verhooging van het maximum der vol gens de regeling van 1919 gegeven garantie. Het ligt in de bedoeling, een algemeen per centage van premier risque te bepalen. ïntus- schen zal dc risque niet betreffen het geheele overgenomen bedrag, doch eiken post afzonder lijk, zoodat bij eventueele verliezen op geen der posten meer dan het overeengekomen alge meene percentage ten last van den staat zal kunnen worden gebracht. Hieruit volgt, dat iedere debiteur pp zichzelf zal worden beoor deeld. Het ligt in de bedoeling vnn den minister van financiën, dat de kredietwaardigheid van de de biteuren in de eerste plaats zal beoordeeld wor den door de A. C. B. en de Nederlandsche Bank uit hoofde van de reeds door haar aan de A. C. B. verleende krediethulp, groot belang heeft bij een gezonde positie van laatstgenoem de instelling. Daarenboven zal, naar dc minister zich voor stelt, door de regeering worden toegezien op de zooeven bedoelde credietwaardigheid. Om trent de vraag of hiervoor een commissie zou zijn in te stellen dan wel of die taak een cón regeeringsvertegenwoordiger zal zijn op te dragen, meent de minister zich zijn oordeel te moeten voorbehouden. Wat de laatste der in het verslag weerge geven opmerkingen betreft wordt meegedeeld, dat uit den aard der zaak de'betrokken debi teuren zekerheid zullen moeten stellen en dat de waarborgen ten aanzien van credietwaar- digheid grootcr moeten rijn dan voortvloeit uit den eisch, die bij het tuinders- en kweekers- crediet door de regeering is gesteld. De moord in Boschjes van Poot. De Haagsche rechtbank heeft gister met ge sloten deuren voortgezet de vroeger geschorste behandeling van dc zaken tegen den 37-jarigen j los werkman K. L. die zich heeft schuldig ge- I maakt aan den bekenden moordaanslag in de Boschjes ven Poot, op een 17-jarig meisje dat hij daarbij levensgevaarlijk aan de hols ver wondde. Dr. Rosenstein die een onderzoek naar bekl. geestvermogens had ingesteld bracht rapport uit waarin hij o.a. vaststelde dat beklaagde, de daad in een vlaag van woonzin moet heb ben gedaan. Het O. M. cischte 3 jaar gevangenisstraf. De verdediger, Mr. v. d. O e v e r pleitte vrijspraak subs, clementie. Wielerwedstrijden. Noor wij vernemen zal het wegkoropiocn- schap van Nederland niet op Dinsdag 10 Juli, doch op Donderdag 12 Juli verreden wor den. De start- en finishploats blijft, zooals we reeds vermeldden Huis ten Halve tc Soester- berg. Op hetzelfde traject als het wegkampioen- schap van Nederland zal Zondag 30 September a.s. het club-kampioenschap van Nederland ver raden worden. DE DAG Koopt gebouwen in Amsterdam. Naar wij vernemen zijn door de N. V. Dag blad „De Dag" aangekocht de gebouwen in de Pieter Aertzstraat 121129 en Rustenburger- straat 55—55a. Aan den architect Gulden is opgedragen deze gebouwen ten behoeve van het nieuwe bedrijf te verbouwen. In het gebouw aan de Pieter Aertzstraat, toebehoorende aan de Algem. Coöp. Verbruiks- cn Productievereeni- ging „de Samenwerking", was vroeger het melk- bedrijf van de arbeiderscoöperatie „de Dage raad" gevestigd. Verder vernemen wij dat aan de Goss Printing Company de levering van de drukpersen is opgedragen cn dat het nieuwe dagblad vermoedelijk voor 1 October a.s. zal verschijnen. De bende van „Piet". P. Z„ de eerste aangehoudene, die op Zon dag 23 Mei op heeterdaad betrapt werd bij de inbraak op den Houtweg te Den Haag, heeft eindelijk ook bekend een 12-tal inbraken ge pleegd te hebben, waarvan 5 zonder behulp van „Piet" of een der andere verdachten. Morgen zal hij aan den commissaris van Scheveningen de plaats aanduiden waar hij een belangrijke hoeveelheid zilver in het water heeft gewor pen. Naar dit tafelzilver zal dan gedregd wor den. Het totaal aantal inbraken door de bende ge pleegd is 48. Daaronder zijn, gelijk bekend is, talrijke inbraken en insluipingen, waarbij ook de muntmeter werd gelicht. Opmerkelijk is het, dat de muntmeterdiefstallen niet meer of slechts heel weinig voorkomen sinds de bende geknipt is, waaruit de politie meent te kunnen afleiden, dot de meeste muntmeterdiefstallen door be doelde heeren gepleegd zijn. Het politieonderzoek in deze zaak is thans, op het dreggen na, gesleten. Gemeenteraad van Utrecht. In de gisteren gehouden zitting van den raad kwam in behandeling het voorstel van B. en \V., om den factor der plaatselijke inko.jr« stenbelasting van 0.75 terug te brengen op 0.65, wat een vermindering bet eekend von 13 1/3 Verder stelden B. en \V. voor,-afwijzend te beschikken op een adres van de Kamer van K. en F. inzake intrekking van de verordening op de heffing van ccn zakelijke belasting op het bedrijf. De heer Felix (C. H.) meende, dot de voor stellen niet ver genoeg gaan en stelde voor, den factor te bepalen op 0.60. De heer Meyer (V. D.) meende, dat de Wet houder van Financiën den Raad te kort gehou den heeft en dot er geen aanleiding is geweest voor het pessimisme door dezen wethouder geuit. De heer Frifdo (Middenstands-Unie) lichtte een voorste! toe, om B. en' W. uit te noodigen, gezien het feit, dat de nangeslagenen in dc middel-inkomens te zwaar zijn belast, een voorstel in te dienen tot indiening van art. 6 der Heffingsverordening, zoodat deze wijziging nog kan worden toegepast op het dienstvak 1924/1925. De heeren Swane (N. K. P.) en Vermootcn (A. R.) verklaarden, te meenen, dat het voor- stel-FTyda, dat rij een paradevoorstel noem den, niet in dezen termijn van het debat thuis behoorde. Laatstgenoemde merkte bovendien op, dat de belostingbctolende burgerij over do jaren 1919 en 1920 f 3.584.000 te veel aan be lasting heeft opgebracht. Spr. steunde ten slot te het voorstel-Felix. Ook de heer Boomsma (S. D. A. P.) wraakte den pessimistischen toon in de toelichting van B. en W. Wanneer spr. de laatste met de vroe gere belastingcijfers vegelijkt, dan moet hij zijn vertrouwen in den Wethouder van Finan ciën opzeggen. Omtrent het voorstel-Felix zal spr. zijn stem bepalen na den wethouder ge hoord te hebben, terwijl hij het voorslel-Fryda als zijnde reactionnair, afwijst. De heer Serton (V. B.) bepleitte een verla ging van de Vermakelijkheidsbelasting en da Bedrijfsbelasting. De heer Swane (N. K. P.) zette uiteen, dat het percentage der heffing van de individueele inkomens veel te hoog is. Wanneer het over schot van 1922 niet ongeveer twee millioen zal bedragen, kan spr. zich stellig niet met den factor 0.65 vereenigen. De heer Rosenveldt (S.D.A.P.) zal vóór den factor 0.60 stemmen, terwijl de heer Van Schaik (R. K.) verklaarde, nadere gegevens van den wethouder af te wachten alvorens zijn stem te bepalen ten opzichte van het voorstel-Feiix. Tevens deelde spr. mede, dat de Roomsch-Ka- tholieken weinig voelen voor verlaging van de Vermakelijkheidsbelasting, tenzij de kunst er door gediend zal zijn. Daarna diende de heer Kettlitz (V. B.)f Wet» houder van Financiën, van repliek. Omtrent het overschot over 1922 is slechts mede te deelen, dat de uitgaven 700.000 min der zijn dan geraamd was. Spr. zegt niet posi tief, dat het voorstel-Felix niet kan worden aan vaard, doch hij adviseert evenmin het aan te nemen, integendeel, maant hij tot de grootste voorzichtigheid. In de avondzitting vervolgde de heer Kettlitz zijn rede. Hierin werd het voorstel-Felix, om den factor voor de inkomstenbelasting inplaats van op 0.65, zooals B. en W. hadden voorgesteld, tc bepalen op 0.60, aangenomen met 20 tegen II stemmen. De voordracht van B. en W. weid daarna, aldus gewijzigd, goedgekeuid. Voor het belastingjaar 1923/1924 is de fac tor dus bepoald op 0.60 1 Wie zich met insaocran 1 Juli a.s ▼oor minsieus één kwartaal) op het Amerstoortsch Dagblad abonneert, ontvangt «Ie tot «tien datum verschij nende nummers gratis. Garnizoen. De Kapitein A. H. Drijfhout van Hooff van het Regiment Kust Artillerie wordt overgeplaatst bij het 5e Regiment Veld-artillerie alhier. Personalia. Voor het examen A. gemeente-administratie der Nederlandsche Vereeniging voor Gemeen te-belangen slaagden onze stadgenooten de heeren J. van Huyzen, A. H. Smitz en C. Klip pers. Algem. Militaire Pensioenbond. Het hoofdbestuur van den Algem. Militairen Pensioenbond, gevestigd te dezer stede, heeft ann de Tweede Kamer een adres gezonden in zake de memorie van antwoord op het voor*

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1923 | | pagina 2