HÖNIG'S
ST. EMILIOH
bij I. L SCHOTERMAN i Zn., Mr. 17 Tel. 145
=MAIZENA-PÜDDIWGEN
SPORTNIEUWS
"STADSNIEUWS.
Per flesch f 1.60, per anker f ©5.-
GRATIS
UIT DEN OMTREK.
BERICHT.
E3S3
ORIGINEELS
zeer aan te bevelen
(Bordeaux, gèwas 1917
£223^
ateaai
Algemeen bekende kiuaÜ-
teitaartikelen voor elke
Wil rêSiS huishouding
OVERAL
I VERKRyGBAAR.il
Een zakje A. J. P'b Grenadlne-Saa.
In ieder pakje A. J. P« Amandeltjes
Padding.
TIJDELIJK» RECLAMS
t- Berichten.
Dc Staatscourant van gisteravond bevat
o.m. de volgende Kon. besluiten
benoemd
tot generaal-majoor inspecteur van den mi
litairen geneeskundigen dienst van het Indische
leger kolonel A. Hasskarl Medenbach;
tot adjunct-secretaris van het centraal stem
bureau bedoeld in art. 32 van de Kieswet mr.
A. J. N. M. Struycken.
DE EERSTE KAMERVERKIEZINGEN.
De candidatenlijst der Chr. Hist. Unie voor de
Verkiezing van leden der Eerste Kamer der
Stateni-Generaal, in dc Groep Utrecht, Zee
land, Noord-Brabant, Limburg, is door de Chr.-
Historische Statenleden der vier genoemde
provinciën samengesteld dis volgtT. prof. dr.
J. R. Slotemaker de Bruine, Utrecht2. prof.
jhr. mr. B. C. de Savornin Lohmon, Utrecht3.
Kr. Timmers, Klundert4. mr. dr. F. J. Fro-
wein, Wittem5. mr. H. F. Lantsheer, -Middel
burg.
Ned.
MILITAIRE PENSIOENWETTEN.
Amendementen.
De Keer en Tilanus en Duymaer van Twist
hebben op de Pensioenwet voor het reserve-
personeel der landmacht amendementen voor
gesteld, om de landweerdistritctscommandanten
en de commandanten van een der landweerba
taljons 3, 32, 36 en 47, die h. i. evenals som
mige adjudanten-onderofficier tot digenen be-
hooren, die blijkens hunne benoeming of aan
stelling met zoodanige betrekking zijn belast,
dat zij geacht kunnen worden voortdurend in
wcrkelijken dienst te zijn of te zijn geweest, te
doen vallen onder een afzonderlijke wet, n.l. de
pensioenwet voor de reserve-adjudanten-onder-
officier van de landmacht, dio op grond van de
door hen bckleede betrekking geacht worden
voortdurend in werkelijken dienst te zijn of
geweest te zijn, alsmede voor hunne weduwe
en weezen.
De heer Tilanus heeft sub-amendementen in
gediend op de amendementen door de commis
sie van rapporteurs voorgesteld op de wets
ontwerpen tot aanvulling en wijziging van de
Pensioenwetten voor de landmacht en voor de
zeemacht.
Ter toelichting zegt de voorsteller het vol
gende
In art. 33, vijfde lid, der Burgerlijke Pen
sioenwet 1922 wordt bepaald, dat, indien ge
bruik wordt gemaakt van de bevoegdheid om
de pensioensbijdragen op de ambtenaren te ver
halen, ten volle rekening moet worden gehou-
den met vroeger gestorte afloopende bijdragen.
Met het voorgestelde wordt beoogd een soort
gelijke bepaling te doen opnemen in de Mili
taire Pensioenwetten zoodat ook ten aanzien
van de militairen rekening wordt gehouden met
de vroeger direct of indirect betaalde pen
sioensbijdrage
Dc heer Tilanus heeft op het wetsontwerp
tot aanvulling en wijziging van de Militaire
Weduwenwet 1922 een amendement voorge
steld, waaraan hij de volgende toelichting geeft:
De militairen, gehuwd vóór I Juli 1922 wa
ren verplicht deelgenoot te worden van de we
duwen- en weezenkas voor de officieren van de
landmacht of het weduwen- en weezenfonds der
militaire officieren bij de zeemacht en waren,
ingevolge statuten of het reglement verschul
digd irtlcggelden te betalen welke in den regel
in termijnen werden betaald. De militairen, ge
huwd na 1 Juli 1922 zijn van het betalen van
bijdragen, tenzij gebruik wérd gemaakt van
het bepaalde bij artikel 10r vijfde lid, der Mili
taire Weduwenwet 1922, vrijgesteld. Nu sinds
1 Januari 1923 gebruik gemaakt is van deze
bevoegdheid, om op de betrokken militairen
5H der inkomsten een maximum van f 3000
voor het weduwen- en weezenpensioen te ver
halen, komt het billijk voor de stortingen aan
het fonds en de kas te doen beëindigen.
De commissie van rapporteurs over het wets
ontwerp tot aanvulling en wijziging van de Mi
litaire Weduwenwet 1922, heeft bij gewijzigd
amendement voorgesteld de artikelen 73 en 74
der wet te laten vervallen.
De heer K. ter Laan heeft een amendement
ingediend, waardoor het, blijkens de toelichting,
mogelijk wordt, dat de weduwe van een op
wachtgeld gesteld militair pensioen ontvangt,
óók indien het huwelijk nè de opwachtgeldstel-
ling is gesloten.
De heer K. ter Laan heeft eennge amende
menten ingediend op het wetsontwerp tot aan
vulling en wijziging van de Pensioenwet voor de
landmacht, gewijzigd en aangevuld bij de wet
van 19 Mei 1922.
Het eerste wil duidelijker doen uitkomen, dat
voor pensioen geldenden tijd de gcheele wocht-
geldtijd in aanmerking komt, ongeacht of wacht
geld of pensioen als wachtgelden wordt genoten.
Ter toelichting van het volgende amendement
wordt opgemerkt, dot, indien het nieuw voorge
stelde art. 23b wordt aangenomen, een militair
tot en met zijn 53ste jaar aan korting zal worden
onderworpen. Dan komt hij in ongunstiger toe
stand don degene, die wegens „langdurigen
dienst" gepensionneerd is, omdat dit laatste dik
wijls op vrij wat lager leeftijd plaats heeft. Voor
dit verschil aldus de voorsteller beslaat ten
aanzien van degenen, die nu in dienst zijn, geen
aanleiding.
Met betrekking tot het derde amendement
wordt opgemerkt, dat par. 9 aan het door de
Regeering voorgestelde is toegevoegd, om te
voorkomen, dat zij, die reeds zijn gepension
neerd, bij de inwerkingtreding van de thans oan
te brengen wijzigingen, eveneens in aanmerking
zouden komen voor de in art. 23b, paragraaf 9,
bedoelde korting. Verkregen rechten dienen,
meent de voorsteller, gehandhaafd te worden.
Op de wetsontwerpen tot aanvulling en wijzi
ging van de Pensioenwet voor de landmacht, ge
wijzigd en aangevuld bij de wet van 19 Mei 1922
en tot aanvulling en wijziging van de Pensioen
wet voor de zeemacht, gewijzigd en aangevuld
bij de wet van 19 Mei 1922, heeft de Commissie
van Rapporteurs ecnige gewijzigde amendemen
ten ingediend, waarbij alsnog wordt voorgesteld
in paragraaf 8, respect, paragraaf 9, de woor
den. „Het derde lid vernummerd tot tweede lid"
te vervangen door:
2. Hij, die gebruik maakt van de bevoegdheid,
hem bij het eerste lid verleend, draagt jaarlijks
bij aan e*n fonds, aangewezen bij elgemeenen
maatregel van bestuur volgens regelen bij dezen
maatregel van bestuur vastgesteld.
Op de pensioenwet voor het reserve-personeel
der landmacht heeft de heer K. ter Laan even»
eens eenige amendementen ingediend.
Voorgesteld wordt o.e. in te lasschen een
nieuw art. 23a, luidende:
„De militair, die bij het reserve-personeel is in
dienst getreden, terwijl hij in het genot was van
pensioen ter zake van vorigen militairen dienst
bij de zeemacht, de landmacht hier te lande of
het reserve-personeel der zee- of landmacht en
na zijn herplaatsing gedurende ten minste óén
jaar onafgebroken onder de wopenen is geweest,
wordt, na bekomen ontslag, indien dit voor hem
voordeelig is, opnieuw gepensionneerd, met in
achtneming van hiervoor nader te stellen rege
len."
STEUNREGELING HANZECREDIETBANKEN.
Verschenen is een nota naar aanleiding van
het verslag over het wetsontwerp tot wijziging
van hoofdstuk VUB der staatsbegrooting voor
1923.
De leden, die tegen dit ontwerp bezwaar had-
den, grondden dit bezwaar in de eerste plaats op
de overweging, dat daarin een zeer gevaarlijk
precedent zou gelegen zijn. Immers, zou de staat
nu steun gaan verleenen, dan zou hij zich, wan
neer een nieuwe debacle in het bankwezen zou
ontstaan, naar het oordeel dezer leden niet meer
afzijdig kunnen houden. De regeering is van
oordeel, dat deze vrees niet op goeden grond
berust. Wel is waar is uit den aard der zaak in de
toekomst de mogelijkheid van een beroep op
den thans voorgenomen maatregel niet uitge
sloten, doch dit beroep zou niet als juist kunnen
worden aangemerkt. De grond toch, waarop de
regecring haar voorstel heeft gedaan is juist ge
legen in de zeer bijzondere omstandigheden, wel
ke zich ten opzichte van dc thans gerezen moei
lijkheden voordoen. Het middenstandsbankwe
zen neemt in het Nederlandsche bankwezen een
geheel afzonderlijke plaats in. De omstandig
heid, dat de credietbehoeftcn van den midden
stand door het Nederlandsche bankwezen niet of
in onvoldoende mate verzorgd werden, heeft tot
het ontstaan en de ontwikkeb'ng van het midden
standsbankwezen geleid. Deze omstandigheid
heeft in dc eerste plaats de regeering tot haar
voorstel gebracht
Kon venvacht worden, dot de goede debiteuren
der in moeilijkheden geraakte banken in voldoen
de mate bij het Nederlandsche bankwezen kre
diet zouden kunnen krijgen, dan zou de voor
naamste reden voor het ingrijpen der regec
ring zijn vervallen. Dat deze verwachting niet
gekoesterd kan worden brengt tevens mede dat
het hier een bijzonder geval betreft, waarin een
precedent voor de toekomst bezwaarlijk kan ge
legen zijn. Hierbij wordt er op gewezen, dat,
niettegenstaande zoowel in 1914 als in 1918 da
staat bijzondere maatregelen heeft getroffen om
het middenstandskrediet te steunen, op dien
steun terecht geen beroep is gedaan, toen zich
moeilijkheden in het bankwezen voordeden. Er
kend wordt dat in die jaren de omstandigheden
abnormaal waren en dat een algeheele stilstand
ven het economisch leven dreigde, doch dit
neemt niet weg dat ook in die jaren de maatre
gelen der regeering beperkt bleven tot den steun
aan het middenstandskrediet
Hierin valt een niet te miskennen teeken te
zien, dat de bijzondere positie cn omstandighe
den van dat krediet ook toen dc regeering tot de
overtuiging hebben gebracht, dat in het belang
van dat krediet maatregelen gerechtvaardigd
waren, welke zij in hét algemeen niet zou wen-
schen te nemen. Dat de tegenwoordige omstan
digheden als normaal zouden zijn aan te merken,
wordt door deze leden niet gesteld, en zou ook
bezwaarlijk als juist kunnen worden erkend. De
vraag, waarop het ten deze aankomt, is deze:
of het algemeen belang, op grond van de in de
memorie van toelichting in den breede uiteenge
zette overwegingen, het vooistel van de regee
ring rechtvaardigt. Deze vraag blijft de regee
ring, ook na kennisneming van het verslag, be
vestigend beantwoorden.
De hiervoren bedoelde leden werden in hun
bezwaren versterkt, omdat zij in het voorstel een
steunverleening zagen, die geschonken wordt aan
bonken waarvan de leiding, naar die leden meen
den te weten, allesbehalve onberispelijk is ge
weest. De regecring meent, dat, gezien de gren
zen van haar voorstel, er voor haor geen aan
leiding bestaat, op deze beschouwingen in te
gaan.
Zij wil geenszins geacht worden een verde
diging van het gevoerde beleid voor haar re
kening te nemen, doch veroorlooft zich toch
de vraag te stellen of in de achter ons lig
gende jaren niet bij tal van bedrijven, welke
van belang zijn voor ons oeconomisch leven,
een politiek is gevolgd, welke achteraf onjuist
is gebleken en tot kritiek aanleiding zou kun
nen geven. Doch afgescheiden hiervan, wenscht
de regeering zich er toe te beperken, de aan
dacht te vestigen op het feit, dat haar voorstel
geenszins beoogt de gevolgen van het gevoer
de beleid voor rekening van den Staat te ne
men. Ann de bonken wordt geenerlei steun ver
leend. Slechts die maatregelen worden getrof
fen, welke in het algemeen belang wenschelijk
zijn en die beperkt blijven tot hetgeen noodig
is om te voorkomen, dat vele levensvatbare be
drijven verloren zouden gaan, doordien de mo
gelijkheid zou ontbreken, de crediethulp te vin
den, die voor de instandhouding van die bedrij
ven noodzakelijk is en die aan de eischen van
een voorzichtig beleid voldoet.
Waar de principieele bedenkingen van enkele
ledon tegen iederen steun aan banken niet zijn
gemotiveerd, ken de regeering zich van een
weerlegging ontheven achten en zulks te eer,
waar het thans gedane voorstel een dergelijken
steun niet beoogt.
De regeering kan voorts niet deelen in de
zienswijze, dat door deze aangelegenheid we-
dero"m zou worden aangetoond, hoe'noodza
kelijk het is, dat het heele bankbedrijf onder
regeeringstoezicht komt.
Ook de regecring betreurt, dat zij bij deze
aangelegenheid op een zeer spoedige behan
deling heeft moeten aandringen. Hiervan kan
haar echter bezwaarlijk eer\ grief worden ge
maakt, waar zij, nadat haar de toestand duide
lijk was geworden, met den mees ten spoed is
te werk gegaan en terstond nadat zij hoor
standpunt had bepaald, de indiening van het
ontwerp binnen den kortst mogelijken tijd heeft
bevorderd. Zij stelt het op hoogen prijs, dat
de Kamer bereid is gevonden aan haren aan
drang op een spoedige behandeling gevolg te
geven. De vraag of niet een bepaald bedrag
in dit wetsontwerp kon worden genoemd, moet
ontkennend beantwoord worden.
Er wordt trouwens op gewezen, dat dit be
drag zou moeten aangeven de verliezen, welke
eventueel uit de te nemen maatregelen voor
het Rijk zouden voortvloeien. Het spreekt van
zelf, dat dit bedrag onmogelijk bij voorbaat
kan genoemd of geraamd worden. In geen der
gevallen, waarin door de Regeering machtiging
werd gevraagd om staatsgarantie te verleenen,
is in het betrokken wetsontwerp een bedrag
voor de verliezen uit die garantie voort
vloeiende, opgenomen.
Dat voor de behandeling van het wetsont
werp de in het verslag bedoelde inlichtingen
omtrent de positie en de gestie der betrokken
banken noodzakelijk zouden zijn, kan de re
geering niet inzien.
Immers gaat het hier niet om het verleenen
van hulp aan die banken, maar om het schep
pen van de mogelijkheid, dat de goede debi
teuren dier banken elders in hun credietbchoef-
ten kunnen voorzien. Slechts ann die debiteu
ren zal nieuw krediet worden verschaft, die in
staat zijn zoodanige waarborgen te verschaf
fen, dat het verleenen van het krediet niet
meer dan het normale Bankrlsico meebrengt.
Tusschen de hierbedoelde Hanze-banken en
de Nederlandsche Bank bestaan slechts in zoo
ver betrekkingen, dat aon beiden op zeer be-'
perkte schaal en tegen voldoende zekerheid
kredieten waren toegestaan. De inleggers in de
spaarbank, die verbonden is aan de Hanzebank
te 's-Hertogenboscl), verkeeren in dezelfde po
sitie als de overige crediteuren van laatstge
noemde instelling. Wat de spaarbank betTeft,
die aan de Hanzebank te Utrecht is verbonden,
deze is weliswaar een afzonderlijke noamlooze
vennootschap, doch het bezit dier vennootschap
bestaat in hoofdzaak in vorderingen op de
Hanzebank, zoodat in het wezen der zaak ook
in ditg eval de spaarders in dezelfde positie
verkeeren als de crediteuren. Het ligt niet in de
bedoeling der regeering, en het zou ook niet
vallen binnen de omschrijving van het wets
ontwerp, bijzondere maatregelen ten behoeve
van de spaarders te nemen.
Zooals reeds eenige malen werd medege
deeld, is het aan de regeering slechts korten
tijd geleden bekend geworden, dat de beide
Hanzebanken in moeilijkheden verkeerden, en
niet in staat zouden zijn, uit eigen kracht die
moeilijkheden te overwinnen. Zij heeft toen
aanstonds overwogen, wat haar te doen stond
en daarna de indiening van het ontwerp be
vorderd, doch het lag uit den aard der zaak
niet op haar weg vóór de indiening van het
ontwerp mededeelingen ter zake tot het pu
bliek te richten. Zij heeft aanstonds bij de be
sprekingen vooropgesteld, dat de gestie, welka
te dier zake zou te volgen zijn, geheel bleef
en ook moest blijven voor de verantwoorde
lijkheid van de besturen dier banken.
De meening, als zou de Hanzebank te s-Her-
togenbosch al haar vorderingen op haar debi
teuren hebben overgedragen, aan de Coöpera
tieve Centrale Boerenleenbank te Eindhoven,
is, voor zoover de regeering bekend is, niet
juist. Met betrekking tot de opmerking om
trent den aandrang, welke van de zijde der
middenstands-credietinstellingen is uitgeoefend
op de regeering om ccn deel van het saldo van
den Postcheque en girodienst ter beschikking
van die instellingen te stellen, wordt medege
deeld, dat het overleg, hetwelk over deze aan
gelegenheid is gepleegd, niet verder is gegaan
dan de vraag, of de regeering in principe be
reid zou zijn aon dien aandrang gevolg te ge
ven. Die vroag is ontkennend beantwoord.
In antwoord op de gestelde vragen over de
bedoeling van de regeering wordt het volgen
de medegedeeld
Het ligt niet in de bedoeling de methode toe
te passen welke in T9I9 is gevolgd en welke
hierin bestond, dat de Staat zich onder be
paalde voorwaarden tegenover de Nederland
sche Bank borg stelde voor de helft vnn de
eventueel te lijden verliezen op hare vorderin
gen ten loste van de Algemeene Controle
Bankvereeniging voor den Middenstand. Zulks
vloeit hieruit voort, dat het destijds betrof een
voorziening ten behoeve van de zoocven ge
noemde Bankvereeniging, zoodot het voor de
hand lag, dat deze de volle risico voor het
bij de Nederlandsche Bank opgenomen kre
diet bleef dragen, terwijl in dit geval een be
roep is gedaan op de medewerking van de
Algemeene Centrale Bankvereeniging, welke
bereid is haar medewerking te verleenen, maar
zich niet gerechtigd acht de volle veronlwoor-
delijkheid voor deze kredictgeving te dragen.
Wat de nu te verleenen Staatsgarantie betreft,
dient onderscheiden te worden tusschen twee
perioden.
In de eerste periode zal de A. C. B. niet
rechtstreeks als credietgeefster optreden, doch
slechts haar tusschenkomst verleenen om het
papier bij de Nederlandsche Bank te discon-
teeren.
In deze periode zal aan de A. C. B. een ga
rantie verleend worden tot een nader tc bepa
len percentage als premier risque. Waarin
deze periode de staat de premier risque, zal uit
den aard der zaak nauwlettend worden toege
zien, dat slechts in die gevallen de garantie
wordt verleend, waarin en voorzoover de cre
diethulp onvermijdelijk is om levensvatbare
bedrijven in stand te houden.
De tweede periode zou intreden wanneer zou
blijken, dat de medewerking van de A. C. B
niet een tijdelijk karakter zou dragen in afwach
ting van de reorganisatie der Hanzebanken of
de oprichting van een Centraal Instituut vcor
het Hanzecrediet, doch van blijvenden aajrd
zou rijn en de A. C. B. dus zelf cn rechtstreeks
als credietgeefster aan de betrokken debiteuren
zou optreden. In deze periode kan er van een.
staatsgarantie aan de A. C. B. geen sprake zijn,
doch moet. deze de volle aarsrakelijkhcid voor
de hier bedoelde credieten dragen.
Naast de boven omschreven regeling met de
A. C. B. zal een regeling met de Nederlandsche
Bank zijn te treffen. Deze acht het, in verband
met de algemeen door haar gevolgde beginse
len, noodig, dat zij in de eerstbedoelde periode
door een stoatsgorantie gedekt is, ten einde
haor krediethulp aan de A. C. B. boven het
tegenwordig peil te kunnen opvoeren.
Omtrent de vraag, of in de tweede periode
een garantie ten behoeve von de Nederland
sche Bank noodig zal rijn, kan thans nog geen
zekerheid gegeven worden. Zou dit noodzake
lijk zijn, dan zou de voorziening tot een be
perkte verhooging van het maximum der vol
gens de regeling van 1919 gegeven garantie.
Het ligt in de bedoeling, een algemeen per
centage van premier risque te bepalen. ïntus-
schen zal dc risque niet betreffen het geheele
overgenomen bedrag, doch eiken post afzonder
lijk, zoodat bij eventueele verliezen op geen
der posten meer dan het overeengekomen alge
meene percentage ten last van den staat zal
kunnen worden gebracht. Hieruit volgt, dat
iedere debiteur pp zichzelf zal worden beoor
deeld.
Het ligt in de bedoeling vnn den minister van
financiën, dat de kredietwaardigheid van de de
biteuren in de eerste plaats zal beoordeeld wor
den door de A. C. B. en de Nederlandsche
Bank uit hoofde van de reeds door haar aan
de A. C. B. verleende krediethulp, groot belang
heeft bij een gezonde positie van laatstgenoem
de instelling.
Daarenboven zal, naar dc minister zich voor
stelt, door de regeering worden toegezien op
de zooeven bedoelde credietwaardigheid. Om
trent de vraag of hiervoor een commissie zou
zijn in te stellen dan wel of die taak een cón
regeeringsvertegenwoordiger zal zijn op te
dragen, meent de minister zich zijn oordeel te
moeten voorbehouden.
Wat de laatste der in het verslag weerge
geven opmerkingen betreft wordt meegedeeld,
dat uit den aard der zaak de'betrokken debi
teuren zekerheid zullen moeten stellen en dat
de waarborgen ten aanzien van credietwaar-
digheid grootcr moeten rijn dan voortvloeit
uit den eisch, die bij het tuinders- en kweekers-
crediet door de regeering is gesteld.
De moord in Boschjes van Poot.
De Haagsche rechtbank heeft gister met ge
sloten deuren voortgezet de vroeger geschorste
behandeling van dc zaken tegen den 37-jarigen
j los werkman K. L. die zich heeft schuldig ge-
I maakt aan den bekenden moordaanslag in de
Boschjes ven Poot, op een 17-jarig meisje dat
hij daarbij levensgevaarlijk aan de hols ver
wondde.
Dr. Rosenstein die een onderzoek naar bekl.
geestvermogens had ingesteld bracht rapport
uit waarin hij o.a. vaststelde dat beklaagde,
de daad in een vlaag van woonzin moet heb
ben gedaan.
Het O. M. cischte 3 jaar gevangenisstraf.
De verdediger, Mr. v. d. O e v e r pleitte
vrijspraak subs, clementie.
Wielerwedstrijden.
Noor wij vernemen zal het wegkoropiocn-
schap van Nederland niet op Dinsdag 10
Juli, doch op Donderdag 12 Juli verreden wor
den. De start- en finishploats blijft, zooals we
reeds vermeldden Huis ten Halve tc Soester-
berg.
Op hetzelfde traject als het wegkampioen-
schap van Nederland zal Zondag 30 September
a.s. het club-kampioenschap van Nederland ver
raden worden.
DE DAG
Koopt gebouwen in Amsterdam.
Naar wij vernemen zijn door de N. V. Dag
blad „De Dag" aangekocht de gebouwen in de
Pieter Aertzstraat 121129 en Rustenburger-
straat 55—55a. Aan den architect Gulden is
opgedragen deze gebouwen ten behoeve van het
nieuwe bedrijf te verbouwen. In het gebouw aan
de Pieter Aertzstraat, toebehoorende aan de
Algem. Coöp. Verbruiks- cn Productievereeni-
ging „de Samenwerking", was vroeger het melk-
bedrijf van de arbeiderscoöperatie „de Dage
raad" gevestigd. Verder vernemen wij dat aan
de Goss Printing Company de levering van de
drukpersen is opgedragen cn dat het nieuwe
dagblad vermoedelijk voor 1 October a.s. zal
verschijnen.
De bende van „Piet".
P. Z„ de eerste aangehoudene, die op Zon
dag 23 Mei op heeterdaad betrapt werd bij
de inbraak op den Houtweg te Den Haag, heeft
eindelijk ook bekend een 12-tal inbraken ge
pleegd te hebben, waarvan 5 zonder behulp van
„Piet" of een der andere verdachten. Morgen
zal hij aan den commissaris van Scheveningen
de plaats aanduiden waar hij een belangrijke
hoeveelheid zilver in het water heeft gewor
pen. Naar dit tafelzilver zal dan gedregd wor
den.
Het totaal aantal inbraken door de bende ge
pleegd is 48. Daaronder zijn, gelijk bekend is,
talrijke inbraken en insluipingen, waarbij ook
de muntmeter werd gelicht. Opmerkelijk is het,
dat de muntmeterdiefstallen niet meer of slechts
heel weinig voorkomen sinds de bende geknipt
is, waaruit de politie meent te kunnen afleiden,
dot de meeste muntmeterdiefstallen door be
doelde heeren gepleegd zijn.
Het politieonderzoek in deze zaak is thans,
op het dreggen na, gesleten.
Gemeenteraad van Utrecht.
In de gisteren gehouden zitting van den
raad kwam in behandeling het voorstel van B.
en \V., om den factor der plaatselijke inko.jr«
stenbelasting van 0.75 terug te brengen op
0.65, wat een vermindering bet eekend von 13
1/3
Verder stelden B. en \V. voor,-afwijzend te
beschikken op een adres van de Kamer van
K. en F. inzake intrekking van de verordening
op de heffing van ccn zakelijke belasting op
het bedrijf.
De heer Felix (C. H.) meende, dot de voor
stellen niet ver genoeg gaan en stelde voor,
den factor te bepalen op 0.60.
De heer Meyer (V. D.) meende, dat de Wet
houder van Financiën den Raad te kort gehou
den heeft en dot er geen aanleiding is geweest
voor het pessimisme door dezen wethouder
geuit.
De heer Frifdo (Middenstands-Unie) lichtte
een voorste! toe, om B. en' W. uit te noodigen,
gezien het feit, dat de nangeslagenen in dc
middel-inkomens te zwaar zijn belast, een
voorstel in te dienen tot indiening van art. 6
der Heffingsverordening, zoodat deze wijziging
nog kan worden toegepast op het dienstvak
1924/1925.
De heeren Swane (N. K. P.) en Vermootcn
(A. R.) verklaarden, te meenen, dat het voor-
stel-FTyda, dat rij een paradevoorstel noem
den, niet in dezen termijn van het debat thuis
behoorde. Laatstgenoemde merkte bovendien
op, dat de belostingbctolende burgerij over do
jaren 1919 en 1920 f 3.584.000 te veel aan be
lasting heeft opgebracht. Spr. steunde ten slot
te het voorstel-Felix.
Ook de heer Boomsma (S. D. A. P.) wraakte
den pessimistischen toon in de toelichting van
B. en W. Wanneer spr. de laatste met de vroe
gere belastingcijfers vegelijkt, dan moet hij
zijn vertrouwen in den Wethouder van Finan
ciën opzeggen. Omtrent het voorstel-Felix zal
spr. zijn stem bepalen na den wethouder ge
hoord te hebben, terwijl hij het voorslel-Fryda
als zijnde reactionnair, afwijst.
De heer Serton (V. B.) bepleitte een verla
ging van de Vermakelijkheidsbelasting en da
Bedrijfsbelasting.
De heer Swane (N. K. P.) zette uiteen, dat
het percentage der heffing van de individueele
inkomens veel te hoog is. Wanneer het over
schot van 1922 niet ongeveer twee millioen zal
bedragen, kan spr. zich stellig niet met den
factor 0.65 vereenigen.
De heer Rosenveldt (S.D.A.P.) zal vóór den
factor 0.60 stemmen, terwijl de heer Van
Schaik (R. K.) verklaarde, nadere gegevens van
den wethouder af te wachten alvorens zijn stem
te bepalen ten opzichte van het voorstel-Feiix.
Tevens deelde spr. mede, dat de Roomsch-Ka-
tholieken weinig voelen voor verlaging van de
Vermakelijkheidsbelasting, tenzij de kunst er
door gediend zal zijn.
Daarna diende de heer Kettlitz (V. B.)f Wet»
houder van Financiën, van repliek.
Omtrent het overschot over 1922 is slechts
mede te deelen, dat de uitgaven 700.000 min
der zijn dan geraamd was. Spr. zegt niet posi
tief, dat het voorstel-Felix niet kan worden aan
vaard, doch hij adviseert evenmin het aan te
nemen, integendeel, maant hij tot de grootste
voorzichtigheid.
In de avondzitting vervolgde de heer Kettlitz
zijn rede. Hierin werd het voorstel-Felix, om den
factor voor de inkomstenbelasting inplaats van
op 0.65, zooals B. en W. hadden voorgesteld,
tc bepalen op 0.60, aangenomen met 20 tegen
II stemmen. De voordracht van B. en W. weid
daarna, aldus gewijzigd, goedgekeuid.
Voor het belastingjaar 1923/1924 is de fac
tor dus bepoald op 0.60
1 Wie zich met insaocran 1 Juli a.s
▼oor minsieus één kwartaal) op het
Amerstoortsch Dagblad abonneert,
ontvangt «Ie tot «tien datum verschij
nende nummers gratis.
Garnizoen.
De Kapitein A. H. Drijfhout van Hooff van
het Regiment Kust Artillerie wordt overgeplaatst
bij het 5e Regiment Veld-artillerie alhier.
Personalia.
Voor het examen A. gemeente-administratie
der Nederlandsche Vereeniging voor Gemeen
te-belangen slaagden onze stadgenooten de
heeren J. van Huyzen, A. H. Smitz en C. Klip
pers.
Algem. Militaire Pensioenbond.
Het hoofdbestuur van den Algem. Militairen
Pensioenbond, gevestigd te dezer stede, heeft
ann de Tweede Kamer een adres gezonden in
zake de memorie van antwoord op het voor*