AMERSFOORTSCH DAGBLAD „DE eemlander" Zal°rda°6
TUtilSPiKIiLI
TWEEDE BLAD.
KOLONIËN.
FEUILLETON.
ZELFBEDROG.
Katoenen en Flanellen.
JOH. VAN DiJK
22e Jaarqang
No. 83
Wie misleidt hier?
In Amersf. Dagblad van 27 Sept. heeft
de heer P. Graaff de aandacht gevestigd
op de driestarren in De Standaard, waar
in betoogd wordt, dat de vlootwet brood
geeft aan de werkloozen, zonder de jaar
lij ksche uitgaven te vergrooten.
Het kan zijn nut hebben deze zaak eens
wat nader te bezien en we nemen daartoe
onderstaand artikel uit de Vrijz. Demo
craat van 22 Sept. over.
„Wie tegen de Vlootwet schrijft", zoo
eindigt de heer Col ij n, „wie er tegen
spreekt, weet toch, dat die Wet geen nieu
we, geen meerdere lasten oplegt; dat ze
feitelijk niet anders doet dan het bedrag,
dat nu elk jaar aan bouw van schepen
wordt uitgegeven, te kapitaliseeren, dat
kapitaal in een kort tijdperk doet verwer
ken, om vervolgens de afbetaling van dat
bouwkapitaal dan weer zóó te regelen, dat
elk jaar daarvoor noodig is hetzelfde be
drag. dat nu jaarlijks voor nieuwen bouw
wordt uitgegeven.
Wie het anders zegt misleidt het volk."
Deze voorstelling van zaken nu is in
strijd met de werkelijkheid. Zij beschouwt
de zaak in de eerste plaats alleen uit het
oogpunt der Necterlandsche financiën en
ziet daarbij voorts over het hoofd, dat de
Vlootwet nog maar is de eerste helft van
het vlootplan. Het is waar, dat indien men
de wet op zichzelf beschouwt, de jaarlijk-
sche druk der marine-uitgaven op de Ne-
derlandsche financiën niet veel zal ver
meerderen, doch van het Indische budget
(en daarvoor hebben wij toch ook te wa
ken) vraagt de Vlootwet, nu de denkbeel
den der Commissie-Patijn door de regee
ring in hoofdzaak zijn overgenomen, over
het eerste jaar een bedrag van 7l/2 milli
oen meer, dat in het zesde jaar tot bijna 24
millioen zal zijn gestegen. Doch ook voor
Nederland gaat de bewering, dat de Vloot
wet niets kost niet op. Over het eerste jaar
zal zij onze begrooting bezwaren met ruim
114 millioen, ook dit weer volgens de ge
wijzigde voorstellen der commissie-Patijn.
Voert men de plannen uit volgens het re-
geeringsontwerp, zooals dit nog bij de Ka
mer ligt, dan bedraagt de verzwaring nog
1millioen meer.
Niet deze verzwaring op zich zelf is het
erge. Wij geven toe, dat als het alleen om
één millioen ging er geen reden was zich
zoo bezorgd te maken. Om te beginnen
echter wordt daardoor de Marinebegroo-
ting uitgesloten van de zoo noodzakelijke
bezuiniging. De commissie-Patijn heeft
ons voorgerekend, dat wil men weder een
sluitend budget krijgen, op alle uitgaven
25 zal moeten worden bezuinigd. Ma
rine zal daarin voor haar portie zeker 10
millioen moeten leveren. In plaats van dat
te doen gaat men echter de marinebegroo-
ting verhoogen. Zoo bezien (en zoo moet
men het bezien) kost de Vlootwet ons niet
écn, doch ten minste twaalf millioen.
Wie de zaak echter geheel in het juiste
licht wil zien, moet niet op de Vlootwet
letten, doch op het Vlootplan. De Vlootwet
is slechts een maatregel tot uitvoering van
de eerste helft van het Vlootplan. Aan die
eerste helft heeft men niets, wanneer de
tweede helft er niet bijkomt. De driestar
schrijver in de Standaard geeft ons de vol
gende voorstelling van de zaak:
Maar hoe zit het dan met die 300
millioen? Is dat dan alles ijdel ge
praat?
Inderdaad, zoo is het!
We zullen trachten dit met een
voorbeeld te verduidelijken.
Ge hebt een huis. Laten we zeg
gen dat het dak van dat huis vergaan
is. Ge moet er elk jaar aan laten re-
pareeren, maar meer dan f 150 per
jaar kunt ge er niet aan besteden.
Daardoor hebt ge ieder jaar de werk
lui in uw huis en nooit is uw dak ge
heel in orde.
Maar nu komt de aannemer en
zegt: vernieuw toch het dak geheel:
voor f 1000 in eens zijt ge klaar. Ja
wel, zoo is uw antwoord, doch ik heb
wel ieder jaar 1 150 gulden, maar
niet f 1000 in eens.
Op die klacht antwoordt de aan
nemer U: dat hindert niet; ik leen U
die f 1000 en ge betaalt me die in
annuïteiten terug; d. w. z. we regelen
de terugbetaling zoodanig, dat gij
mij gedurende een zeker aantal jaren
ieder jaar een gelijk bedrag betaalt;
na verloop van dat aantal jaren, is
dan de geleende hoofdsom, zoowel
als de verschuldigde rente, voldaan.
B.v. ge betaalt me 10 jaren lang elk
jaar f 150 en dan maak ik thans uw
dak zoodanig in orde, dat ge er 10
jaar lang niets aan te vernieuwen
hebt.
Nu gaat ge aan het rekenen en
zegt bij U zelf: als ik 10 jaar lang
elk jaar f 150 moet verrepareeren,
ben ik aan het eind 1500 gulden
kwijt en heb elk jaar de werklui over
den vloer. Als ik op het voorstel van
den aannemer inga, betaal ik ook 10
jaar lang f 150 per jaar, ben dus aan
het eind ook 1500 gulden kwijt,
maar heb mijn dak voor de heele 10
jaar in eens in orde.
Wat kiest ge nu?
Verkiest ge nu 10 jaar lang met
een dak te zitten, waaraan elk jaar
gewerkt wordt en dat nooit geheel
in orde is, of verkiest ge voor
precies dezelfde jaarlijksche kosten
uw dak in eens in orde te heb
ben?
Is er iemand die aarzelt om het
laatste te doen?
Welnu, met de Vlootwet gebeurt
nu precies hetzelfde.
Deze voorstelling is valsch. Voor f 150
per jaar*(om in den stijl van het voor
beeld te blijven) krijgt de man, waarom
het hier gaat, slechts een half afgewerkt
dak, m. a. w. zijn huis wordt niet minder
vochtig dan het geval zou zijn, indien er
in het geheel geen dak op stond. Wij la
ten hierbij nog maar buiten beschouwing,
dat zelfs dit halve dak eerst over zes jaar
gereed is!
De ontworpen Vlootwet behelst slechts
het halve plan der Vlootcommissie. Is dit
over zes jaar voltooid, dan zal een besluit
moeten vallen omtrent de verdere afwer
king. Zou men dan besluiten het hierbij te
laten, dan is het geld voor de eerste helft
van het plan weggeworpen. Dit wordt ons
duidelijk verteld door een zoo bij uitstek
deskundig lichaam als de Raad van De
fensie, welks autoriteit zelfs de driestar-
schrijver niet zal durven loochenen. Deze
raad bindt ons op het hart, dat het geheele
vlootplan een uiterst minimum is, d. w. z.
de eerste helft zonder de tweede is niets.
Het zal daarom na het afwerken van de
eerste helft gaan als met de commercieele
kruisers van minister Van IJsselsteijn.
Toen die half afgebouwd waren, heette
het: „Er is nu voor 18 millioen aan ver
werkt; gaan wij niet verder dan is dat geld
weg. Besteden wij er echter nogmaals 18
millioen aan, dan hebben wij daarvoor een
paar complete schepen. Ergo, die schepen
kosten ons geen 36 millioen, doch slechts
18 millioen, want de eerste 18 millioen zijn
wij toch kwijt". Zoo was van alle franje
ontdaan de ministerieele logica bij de krui
sers; zoo zal, als ons volk niet wijzer
wordt, over zes jaar de ministerieele logica
bij het vlootplan zijn.
Daarom staat de zaak, van het stand
punt der Regeering in werkelijkheid als
volgt: Van tweëen één, of men smijt op
nieuw 300 millioen weg voor een half plan,
óf men moet het dubbele bedrag vragen
voor het heele plan. Natuurlijk zal naar
onze overtuiging in het laatste geval ook
het dubbele bedrag weggeworpen blijken,
doch dit heeft met het standpunt der ge-
gecring niet te maken. De regeering acht
het geheele plan noodig. Welnu, dan moet
zij ook eerlijk met dat heele plan voor den
dag komen. Als zij dat niet aan durft, over
tuigd als zij is, van de krankzinnige mis
dadigheid van een dergelijk voorstel onder
de tegenwoordige omstandigheden, laat zij
dan ook niet aan het halve plan gaan prut
sen. Dat is inderdaad, ook van haar eigen
standpunt een geldvermorsen, waarvoor
een zakenman als Colijn zich schamen
moest.
Wie de zaak eerlijk aan het volk wil la
ten zien moet dus het heele plan in oogen-
schouw nemen. Dan blijkt, dat straks dit
vlootplan ons, jaarlijks ongerekend de veel
hoogere kosten van vlootexploitatie, nog
twintig millioen meer zal kosten, de helft
te betalen door Nederland en de helft door
Indië.
Waarom heeft de driestarschrijver, die
zoo bezorgd is, dat het volk door al die
schrijvers en sprekers over de Vlootwet zal
worden misleid, dit alles niet verteld?
juist van hem, die meent anderen van
volksmisleiding te mogen beschuldigen,
had men in de eerste plaats de volle waar
heid mogen verwachten.
OOST-INDIE.
HET REGEERINGSJUBILEUM
Aon het Botaviosch Nieuwsblad
van I September is het volgende ontleend om
trent de viering ven het regeeringsjubileum.
De donk- en bidstond.
Reeds genrimen tijd voor den aanvang van
den plechtigcn herdenkingsdienst, ter gelegen
heid van het zilveren regeeringsjubïleum van
onze Koningin, waren de poorten van de Wil
lemskerk gistermorgen geopend. Al "was om
tien minuten voor half tien het uur van slui
ting der deuren een brcede schare kerkgan
gers naar het huis des gebeds opgetrokken, ge
heel gevuld was de kerk niet. Hier en daar
waren nog ecnigc stoelen onbezet. De Evan
gelische Gemeente heeft dus gehoor gegeven
aan het verzoek van den korkeraad, rich zooveel
mogelijk over de drie bedehuizen te verdeelen.
Klokke half tien reed het landvoogdelijk rij
tuig voor, waaruit, behalve de gouverneur-
generaal, ook heTtog Adolf von Mecklenburg
steeg.
Ter wij] de hoogc gasten de trappen dor Wil
lemskerk beklommen, speelde de orgonist op
treffende wijze het „Wilhelmus", hetgeen staan
de en zwijgend werd aangehoord.
Nadat alle plaats genomen hadden en ds.
Kuylman de zegenbede uitgesproken had, bracht
onze bekende en begafde Bataviasche zange
res mevrouw L. de Waart-Tiollenbach eenige
toepasselijke liederen ten géïïoorc.
No het gebed zong de gemeente gezamenlijk
het bekende „Loof, loof den Heer, mijn ziel, met
alle krachten."
In de daarop volgende korte toespraak wees
ds. Kuijlmon er speciaal op, dat, wnar velo tro
nen ingestort waren, het Oranje-Huis nog iteeds
het Nederlandsche volk mocht leiden. Onze Ko
ningin, aldus spreker, heeft de krocht daartoe
gevonden, door Haar vost geloof en vertrouwen
in God. In do afgeloopen 25 moeilijke en .moei
zame jaren was Hij Haar Leidsman, Haar mach
tige Steun.
Ds. Kuijlmon eindigde met het uitspreken van
den wensch, dat God onze geëerbiedigde Lands
vrouwe nog lange, lange jaren moge sparen
en de kracht schenken, Haar moeilijke en zware
taak te blijven vervullen.
Hierop zong Mevrouw De Waart andermaal
eenige liederen, w.o. het schoon? en bij gele
genheden als deze treffende „Wilt heden nu
treden voor God den Hccre."
Gezamenlijk zong de gemeente daarop het
gewijzigde gezang 9G: „Halleluja Eeuwig dank
en eere", terwijl de dienst besloten werd met
het zingen van het tweede couplet van het
Wilhelmus".
Onder de aanwezigen bevonden zich, behalve
Z.E. de gouverneur-ger.eroa) en hertog Adolf,
de leden van don Road van Indië verscheidene
Solosch© en Djokjasche prinsen in nationaal
groot-costuum, de heer Welter, algemeen se
cretaris, verschillende departementshoofden, de
legercommandant generaal Krocse, verder ge
neraal Kruisheer, tal van hooggeplaatste be
stuursambtenaren, d? burgemeester, de presi
dent van de Javoansche Bank, de heer Zeilinga,
de heer Van Houten, enz. enz.
Het inwendige der Jcerk was smaakvol, doch
stemmig versierd met vlaggedoek, guirlandes
en bloemen.
Het openbaar gehoor.
De algemccne aud'crvtie was ditmaal, zooals te
verwachten viel, veel drukker bezocht dan in
vorige jaren. Onder de aanwezigen werd ook
hier opgemerkt hertog Adolf von Mecklenburg,
in de uniform van commandant van het tiende
Oost-Pruisische cavalerieregiment, terwijl voorts
eenige Solosche en Djokjasche prinsen, onder
wie de adjudanten in buitengewonen dienst van
den Inadvoogd, hun opwachting maakten.
In de omgeving van het paleis was het pu
bliek thans in veel grooter aantal opgekomen,
om uit de verte getuige te rijn van de plechtig-
I heid.
Op de tonen van het Wien Neerlandsch
Bloed kwam de landvoogd de zaal binnen waar
na Z. E. voor de troonzetels plaats nam, met
achter zich dén vice-president en leden van den
Raad van Indië, den algemeenen secretaris, den
gouv. secretaris en de adjudanten, in hun goud-'
flonkerende gala-uniformen.
Na de toespraken van den voorzitter van den
Volksraad en van den gouverneur-generaal
(reeds telegrafisch hier te lende bekend gewor
den. Red. N. R. C.), riep de heer Bergmeijer
spontaan„Leve de Koningin", en van heeler
harte stemden alle aanwezigen daarmede in,
driemaal achtereen, waarop de muziek met het
Wilhelmus inviel.
Op de gebruikelijke wijze verliet daarop de
landvoogd de oudiëntie-zaa!.
De groote sedekah.
Vrijdagmiddag 31 Augustus om 2 uur kwa
men in het groote woonhuis op den hoek Molen
vliet-Gang Chaulon, vroeger geoccupeerd, door
den gezondheidsdienst van Batavia, de eersten
van de rond duizend genoodigden voor het
groote Mhammedaansche feestmaal binnen. Zij
werden ontvangen door den wedona van Ba
tavia, die samen met den wd. pntih het feest
geoganiseerd had.
Drie groote, inecnloopcndc zalen, met groen
en guirlandes feestelijk versierd, waren daar
voor geheel vrij gemaakt. Op den grond lagen
lange lappen wit goed, afgestaan door Bata-
Vasche handelaren, waarop straks de genoo-
di'gdcm zouden plne-ts nemen. In de bijgebou
wen, waar do talrijke gerechten, werden klaar
gesmookt was hot een drukte van belang. Uit
do dampende potten en pannen stegen geuren
op, welke wel in staat waren om iemand te
doen watertanden.
Hc-t overgroote deel dor genoodigden had aan
do invitatie gevolg gegeven. Vierhonderd kaar
ten waren gezonden aan Mohammedaansche in
gezetenen te Batavia, even zoovele aan men-
schcn te Weltevreden en twee honderd aan in
woners van Meestcr-Cornolis, terwijl er nog
honderd in reserve gehouden woren.
Om half drie arriveerde de wd resident van
Batavia, de heer van Helsdingen, in gezelschap
van don burgemeester en den controlour -kotta
iets later kwamen nog eenigo leden van het ju
bileumcomité. Nadat onder leiding van den wd.
patih een rondgang door het gebouw gemaakt
was, namen de heeren gezamenlijk plaats in
de veronda ter linkerzijdevan het huis waar
koele dranken gereserveerd werden.
Even over drieën waren de drie zalen ge
heel gevuld met een schare van meer dan ne
genhonderd personen. Toen alle gerechten op
gediend waren, posteerde de wd. patih zich met
de andere autoriteiten in de deuropening van de
middelste zoal en nam hij het ivoord. Aller
eerst richtte spreker zich tot do genoodigden.
In een welsprekende rede herinnerde hij non al
les wat onder Nederlandsch bestuur in Indië
tot stand gebracht was tot heil van de bevolking
Hij wekte de aanwezigen op om met vreugde
het feestmaal te nuttigen, dat aangericht was
ter eere von H. M. de Koningin, die thans 25
joar lang geregeerd had over Nederlond en
Indië en onder wier zegenijk betwind het volk
steeds voorspoed en vrede genoten had. Hij her
innerde in dit verband aan den moeilijken oor
logstijd, waarin Nederland met succes zijn neu
traliteit had weten te handhaven.
Hierna richtte spr. het woord tot den heer
Von Helsdingen, dien hij begroette als verte
genwoordiger der regcering. Spr. verzocht den
wd. resident de betuiging van hulde en dank
baarheid te willen aanvaarden von de ingeze
tenen van Batavia, Weltevreden en Meester-
Cornelis.
In een kernachtige speech beantwoordde de
heer van Helsdingen de rede van den patih,
waarna hij de aanwezigen „selomat makan
wenschte.
Hierna vertrokken de autoriteiten en begon
het eigenlijke feestmaal, dat toen de rede
van den patih nog niet uitgesproken was
voorafgegaan werd door een gebed met ter-
bang-gebom en -gerinkel. Dr leiding van het
gebed berustte bij den hoofdpenghoeloe, die
onmiddellijk na de rede van den patih een spe
ciaal gebed uitsprak ter afsmeeking van Allah's
zegen voor H. M. de Koningin
Ten slotte zij Vermeld, dat het huis belange
loos afgestaan was door den heer Basalamah,
terwijl onder de genoodigden zich ook een veer
tigtal Arabische ingezetenen van drie plaatsen
bevonden.
Het Gala-diner.
Tegen negen uur vereenigde de landvoogd
aan een van kristal en zilver flonkerende, met
oranje-bloemen versierde tafel, een gerclschap
van ruim honderd personen, de toonaangevers
uit onze maatschappij. Ook ditmaal behoorden
tot de gasten hertog Adolf en de Solosche en
Djokjasche gTooten.
Het rijke menu was Hollandsch degelijk; do
spijskaart Hollandsch zuiver; het rmtziekpro
gram echter hcelemoal on-Hollondsdh: was daar
nu werkelijk geen enkel Hollandsch muziek-
dingetje, met eens een Hollandsche marsch voor
deze gelegenheid te vinden geweest
Na het tweede gerecht stond Z.E. op en stelde
een heildronk in op de Koningin, aan het einde
waarvan Z.E. rich in het bizonder tot Hertog
Adolf, Zwager van H. M. wendde.
In zijn toast wees de goUverncur-generaal in
schoone en treffende bewoordingen op de toe
wijding van H. M. tot de staatstaak. Al mocht
H. M. Indië zelf niet aanschouwen, al moest
H. M. Hare beslissingen nemen van uit de verte,
de Nederlandsch-Indasche belangen stonden
nooit achter bij de belangen van Nederland.
Na afloop van het diner begaf het gezelschap
zich naar het paleis aan het Koningsplein, waar
koffie, likeuren en sigaren werden rondgediend.
Tegen elf uur kwam de tjap-go-meh-optocht het
paleis-erf op; deze huldebetuiging der Chinee-
sche gemeente vond bij den landvoogd en alle
gasten groote wnardecring. Onvermoeid en
steeds opgewekt onderhield Z. E. zich met ver
schillende zijner gasten, voor ieder een ge
past woord vindend, belangstellend informee
rend naar allerlei zaken. Eerst tegen half één
trok Z. E. zich terug.
De Plechtige Hoogmis.
Om 7 uur Zondagmorgen (2 Sept.) werd in de
R. K. Kathedraal oan het Waterlooplein een
pontificale hoogdienst gecelebreerd door den
Provicaris A. Th. v. Hoof, bijgestaan door de
pastoors J. M. Huygens en J. W. M. Wubbe. De
dienst werd officieel bijgewoond door den alg.
secretaris, den heer Welter in groot ambtscos-
tuum. Onder de aanwezigen werden mede op
gemerkt de directeuren van Justitie en B. B. en
eenige' andere hooge autoriteiten. Voor de offi-
cieele personen waren voor de gewone banken
stoelen geplaatst, terwijl de communiebank zoo
lang voor het Maria-altaar was opgesteld.'
Het St Coecilia koor voerde uit de Mina in
honorem sacrae Mariae Magdalenae van PK
Loots, welke door het koor onberispelijk werd
gezongen, donk zij langdurige .en moeizame
voorbereiding onder leiding van den dirigent,
den heer L. van Maaren. Vooral het Agnus Dei
was van een ontroerende schoonheid. Na do
hoognvs zette de Provicaris den lofzang Te
Deum Loudamus in waarvan de compositie
van L. A. Dobbelsteen door het koor werd ge
zongen met begeleiding van strijkorkest en or
gel. Staande hoorden de aanwezigen den lof
zang aan. Onder de Mis na het Credo werd
door Pastoor Huygens een feestrede uitgespro
ken waar in hij de zegenrijke 25-jarige regee
ring von onze geliefde Koningin naging en er
op wees, dat de Katholiek tot strengen plicht
heeft trouw aan het Vorstenhuis omdat daarin
is belichaamd het wereldsch gezag, door God
boven den mensch gesteld.
De kathedraal was overvol met kerkgangers
zoodat de binnen bij den doorgang opgestelden
commissaris van politie, bijgestaan door een
commissaris van orde, de grootste moeite had
een pad voor regeerings-autoriteitcn vrij te
houden.
Inlondsche onderscheidingen.
Het Bat. Nbl. vermeldt in zijn nummers van
I en 3 September een lange reeks inlandsche
onderscheidingen, die door den Gouverneur-Ge
neraal ter gelegenheid van den verjaardag en
het regecringsjubileum van de Koningin zijn
toegekend
Aan het geduld kent men den man.
Goethe.
Willem Groenhuizen
l anseslr. 43. Tel. 8B2. Fostr. 73831
Goud- Zilver en Uurwerken
Gouden Trouw- en
Verlovingsringen.
De Juiste modellen.
naar het Noorsch
van
JOHAN BOJER
door
D. Logeman—van der Willigen.
Zijn vader zag cr bepaald nieuwsgierig
uit En Einar word boos dat zijn vader
dacht, dat hij 't niet ernstig meende, daar
om zeide hij heftig: „Ik kom hier, vader, orn
te verhinderen dat "u iets doen zult dat u
berouwen zal!"
„Beste Einar," de stem klonk wat pijn
lijk, „Vind je het niet voldoende dat de
halve buurt al tegen me is? Er zijn lui ge
noeg die al hun best doen om me in de
gevangenis te krijgen. En nou kom Jij' JÜ
ook aiSchaam je je niet?"
Einar boog het hoofd. „Vader... maar..."
Zijn knieën dreigden te knikken. Maar tegen
zijn wil kwam zijn vader hem zelf te nuip.
„Wie heeft je voor den mal willen houden,
mijn jongen?"
„Wie?" Einar koek op, beet zich plotse
ling op de lipnen en deed een stap vooruit.
Zijn stem beeïde van woede: „Wat bedoelt
u daarmee, vader?"
Maar de oude man moest om den hoogen
toon van den jongen lachen. „Ik ben zeker,
dat je van plan bent naar het verhoor te
gaan en tegen je vader te getuigen," zcidc
hij en lachte weer.
„Als u uw klacht intrekt, vader, dan zal
Ik niet behoeven te getuigen. O, als zi|n
vader 't nu maar inzag dat hij 't ernstig
meende!
De oude man werd vuurrood. Hij beproef
de te lachen, op zijn baard te bijten, over
zijn hoofd te strijken en te gaan zitten, maar
het lukte niet. Eindelijk vloog hij op Einar
af en pakte hem bij de kraag: „Ga heen!"
zeide hij en lachte, terwijl hij tegelijkertijd
op zijn tanden knarste. „Ga heen en keer
vandaag nog naar de stad terug of de
hemel beware je!"
Hij iging een paar schreden achteruit, alsol
hij bang was in do verleiding te komen om
zijn zoon te slaan.
„Wel zeker, wel zekor!" en hij begon plot
seling Einar van het hoofd tot de voeten op
to nemen. Nu werd het hem eerst duidelijk,
dat het jonge mcnsch, dat daar stond geen
schooljongen meer was. dien hij kon uit
lachen ol afranselen. Het was zijn eigen zoon,
die plotseling volwassen was en als zijn
tegenstander optrad bij ook al.
„Wil je niet heengaan?"
„Noem uw aanklacht terug, vader!"
Maar nu was de maat vol. Norby nam een
stoel, hief dien op en gilde: „Er uit! Er
uit!'— Er uit, hoor je? Wil je nou wel
eens niaken, dat je wegkomt, kerel? Er uit
hoor! Er uit, Einar!"
„Ja, ik zal gaan," zeide Einar met opge-
heven hoofd. Hij was too woedend, dat hij
lust kreeg zijn vader den stoel uit de han
den te nemen en hem te toonen, dat hij nu
te groot was om zich te laten slaan.
„Maar u zult me niet meer op die manier
behandelen, dat wil ik u wel zeggen. Gocien-
dag!" En langzaam ging hij de deur uit.
In de schemering reed zijn vader uiL Na
het avondeten had Einar groote behoefte
zijn moeder alles te vertellen, maar hij durf
de niet. Wat zou hij morgen doen? De zaak
ontloopen? Dat zou dubbel hard zijn, juist
nu hij er zoo veel voor op het spel had ge
zet. Hij ging vroeg naar bed, hij begon bang
te worden voor dat heerlijke gevoel van
thuis zijn waartoe alles meewerkte. Dit zou
vünaf f 3.90.
Langestraat 116 Tel. 70
hem onwillekeurig in de verleiding kunnen
brengen om zich over te geven.
Het blok berkenhout knetterde in de ka
chel van zijn kleine kamertje en verspreid
de den welbekenden geur, dien hij zoo gaar
ne rook. Een gepoetste kandelaar schitterde
in den schijn van het vuur en daarin prijkte
moeders eigengemaakte waskaars. Hij was
de atmosfeer beneden ontvlucht, maar kreeg
hier weer nieuwe indrukken, die hem niet
minder aandeden. De lakens op het bed, de
gordijnen \oor de vensters, de herinnering
aan al de nachten die hij hier in de vacan-
tics had doorgebracht alles vroeg hem
„Wil je 'thcusch?"
„Je bent er niet toe in staat," dacht hij
toen hij in zijn lekker bed lag onder moeders
lakens en dekens. Dat was wat anders dan
het beddegoed in het pension. „Maar gesteld,
dat Wangen veroordeeld wordt en jij hem
hadt kunnen redden? God beware mij! Dan
heb ik nooit meer een oogenblik rust."
Tegen den nacht werd Ingeborg wakker,
doordat Einar met een kaars in de hand
bij haar de kamer binnen kwam.
„Wat gebeurt cr?" vroeg zij, terwijl zij
haar oogen uitwreef.
„Sst!" zeide hij. Want er was maar een
dunne wand tusschcn haar kamer en die
van haar ouders.
„Ik moet je iets vertellen, Ingeborg."
En hij ging met de kaars in zijn hand op
den rand van haar bed zitten. Eerst deed
liet licht haar pijn in de oogen, maar zij
wende er spoedig aan. Die twee waren al
tijd eikaars vertrouwden geweest, daar Inge
borg weinig met hem van jaren verschilde.
Hij sprak bijna fluisterend en zij hoorde
hem met groote, bange oogen aan. Zij haalde
steeds moeilijker adem. Zij sprak hem teigen,
greep hem krampachtig bij de hand on
zeido: „Houd op, Eipar. Jo bent gek!"
Maar tegelijkertijd liet ze hem doorspreken,
zij wilde al zijn gronden hooren. En hij er-
telde haar alles, omdat hij niet alleen wilde
staan. Ten laatste sloot zij de oogen. alsof
zij niet durfde opzien, zij hijgde nog erger;
'twas of er iets in haar gebroken was.
Toen hij "eindelijk weg was bleef zij onbe
weeglijk met gesloten oogen liggen. Zij be
gon bang te worden omdat t zoo vreeselijk
donker was en het duurde nog lang eer het
morgen wezen zou.
Zij wierp zich in haar bed om en kon
door een vagen angst niet slapen. Er was
hier een misdadiger in huis, hij sliep onder
hetzelfde dak en die misdadiger dat wag
I
hij wasneen, het was een leugen. Het
moest een leugen zijn!
„O, God! help mij! Help mij!" En zij snik
te plotseling in woeste extase. „Help mij!
Toon mij, dat het niet waar is!" Maar plot
seling merkte zij, dat God als 't ware weg
was. Dit was voor 'teerst sedert haar be-
keering. Wat was dat? Waarom bad zij
niet door, maar ontvouwde haar handen en
bleef verschrikt de duisternis in staren? Was
er geen God? Was alles bedrog geweest? Zij
had toch gebeden, dat het haar vader goed
mocht gaan in die zaak.
Zij had God gedankt voor haar vaders on
schuld en troost in het danken ge\oeld. Ook
voor Wangen had ze gebeden zoover had
zij zichzelf ovenyonnen en zij was er ver
heugd over geweest. Was dit nu ook al be
drog? Had God met haar gespeeld? Of was
er geen God? Was dat ook al bedrog? En
die zielctroost om gemeenschap met hem te
hebben, die vreugde van goed te doen was
dat ook allemaal bedrog?
Krampachtig weenend wierp zij zich op
haar bed om en om. Als haar vader schul
dig was dan kon er evengoed geen God zijn.
Alles was bedrog! Alles! „O, Heer! Geef mij
een teekon dat Gij bestaat! Schenk mij
vrede. Is mijn vader een misdadiger dio
morgen een valsche getuigenis zal afleggen?
Mijn vader? O. Hoer! geef mij een teekon!
Help mij, als Gij bestaat. Om Jezus Christus'
wille geef mij een teekon!"
Op 't laatst lag zij op haar knieën in haar
bed en hief de gevouwen handen omhoog.
Tegen den morgen was Einar ten hoogste
verbaasd toen Ingeborg bij hem binnen
kwam sluipen en zijn gezicht tusschen haar
beide handen nam en zeide:
„Ik moet het ie dadelijk zeggen," en haar
stem beefde van vreugde „ie vergist je. En
God zij geloofd en gedankt dat je je vergist."
Onwillekeurig legde zij de hand op haar
barst
(Wordt vervolgt)