den niet door het kana.il terug. Eenige tan kers, een „tromp", oorlogsschepen en techni sche voortuigen gelijk baggermachines, slccp- booten, een dok enz. vulden de Nederlandsche tonnage aan De diensten rechtstreeks door de .groote maatschappijen te Amsterdam en Rotterdam beheerd, bereikte 219.000 ton meer dan in 1913 Behalve vrachtbooten op Britsch Indië voeren er eenige op Australië. De beide onder nemingen bedienen zich daartoe van meer en grooter schepen dan vóór den oorlog. Voor de Ned. en Rott Lloyd was het aantal schepen in 1913 en in 1922 achtereenvolgens 30 en 44; 31 en 39. De gemiddeldo netto tonncmadt was voor beide onderscheidenlijk in die jaren 4.280 en 4.985 3.869 en 4.595. De eerste had toen 8 eenheden boven 5000 ton, nu 16de andere 3 en 15. De grootste mat toen bij de Ned. 6.721, nu 8 600bij de Rott. Lloyd 5.060 en 7.572. De Oceaan stoat over 1922 voor 75.000 ton ingeschreven, ongeveer gelijk aan 1913. De drie maatschappijen brengen het echter slechts tot 66 procent van de Neder- landsche vlag in plaats van de 92 van vóór den oorlog. Bovendien verschenen in de laatste jaren twee nieuwe ondernemingen, de Neder londsche „Trust", die het afgeloopen jaar 563.000 ton bereikte, verdeeld over de lijnen op Britsch Indië, Australië, het verre Oosten en Oost-Afrika benevens de Ned.-Amerikaan- sche, die in 1922 46.000 ton in de kanaal- vaart bijdroeg door de tochten tusschen de Unie en Java. De Nederlondsche tankschepen, haast alle door de Anglo-Saxon Petroleum Co. bevracht, vonden baat bij de algerrvecne uit breiding van den handel in minerale oliën ze stegen van 18.000 tot 101 000 ton en worden vooral door de raffinaderij van Suez gebruikt HET NEDERLANDSCHE KAAS MERK. StTcnge maatregelen. Hierover schrijft de heer S. Nijholt, technisch directeur van de Friesche Coöperatieve Zuivcl- exportvereèniging, o. a. het volgende in het officieele orgaan van den Algem. Nederl. Zui- velbond Was nu slechts de kaascontröle zoodenig ge weest, dat de onwilligen genoodzaakt waren ge worden, zich naar de contrólebepalingen te voe gen, dan zou de tegenstand spoedig gebroken zijn. Maar dat was niet het gevalvooral de contróle op den uitvoer was zeer gebrekkig Oorspronkelijk golden zeer strenge bepalingen, overal werd gecontroleerd, of alle kaas, die uit gevoerd werd inderdaad het merk droeg. Nadat deze maatregel, die onhoudbaar was, ingetrok ken was, kwam er een zeer slappe controle op den uitvoer, waarvan langzamerhand niet veel meer overgebleven schijnt te zijn. Daarnaast werd de gelegenheid om ontheffing te verkrij gen op het hebben van duidelijke merken op de ten uitvoer aangeboden kaas zoo ruim ge maakt, dat ontheffing niet meer tot de zeld zaamheden behoorde, maar geregeld gegeven werd aan iedereen, die er om vroeg. Dit nu zijn de oorzaken, dat een groot deel der producten geen moeite doet, de merken behoorlijk op de kaas te krijgen, en dat een groot deel der kans- handelaren bij de bewaring van de kaas aan het me/k geen aandacht schenkt. Een duurzame verbetering zal eerst intreden, als de controle beter wordt. Daartoe behoeft niet alle kaas ge controleerd te worden, doch de exporteur moet veten, dat overal onderweg contróle kan plaats vinden en ook af en toe plaats heeft, en dot de straffen bij werkelijke fraude niet malsch zijn. Met weinig rompslomp zal men dan evenals bij de botercontróle een groot nuttig effect berei ken. Dispensatie van het hebben van merken op uit te voeren kaas zal daarnaast niet meer ge geven moeten worden. Naar de meening van den heer Nijholt is het kaasmerk thans wel zoo goed. dat dergelijke strenge maatregelen genomen kunnen worden. NATUURSCHOON TE VOORST. De bijl wacht. Men schrijft aan de N. R. Ct. In den gem ent e raad van Voorst is Donderdag ter spreke gekomen het plan van den eigenaar van het kasteel „de Lathmer" onder Wilp, den heer Crommelin te 's-Gravenhage, de prachtige beuken- en eikenlanen, die tot dit uitgestrekte landgoed behooren, te doen vellen. Eenige jaren geleden is eenzelfde gevaar nog tijdig voorko men, en later is met behulp van de Noodbosch- wet een kapverbod op deze natuurmonumen ten gelegd. Thans richtte de heer Denekamp ter zake vragen tot B. en W. De burgemeester, Mr. A. C. baron van der Feltz, verklaarde, dat ook hem de geruchten omtrent het ophanden zijnde kappen van de lanen ter oore waren gekomen en dat hij als nog pogingen in het werk zou stellen, om dit zoo mogelijk te verhinderen. Baron Van Hövell gaf als zijn meening te ken nen, dat de eigenaar van het landgoed ook moet leven. Het is intusschen te hopen, dat alsnog een weg zal worden gevonden, om het voor deze omgeving dreigende onheil of te wenden, daar de lonen van Voorst tot de mooiste in den lan de gerekend worden. DE POSTCHEQUE- EN GIROMISèRE. Een nieuw idée. Men schrijft ons Nu de sluiting van dezen dienst reeds meer dan twee weken achter ons ligt is de tijd van bezinning, na hti fel rumoer der klechtcn-octie, meer dan ooit gekomen Belangrijker dan de juridische haarkloverijen omtrent de formeele juistheid van deze sluiting is het vraagstuk van de gevolgen van haar mogelijken langen duur en de uitzichten op eene spoedige heropening van een gezuiverden dienst. Want hoe terecht en te onrecht de publieke verontwaardiging in deze noodlottige verwarring haar stem heeft doen hooren, te zeer heeft tot nu toe ontbroken een helder f>ogen tot opbouw, een voor uitvoe ring vatbare gedachte tot voortzetting van een zoo machtig in het economische cn sociale le- %*en ingrijpende instelling. Een goed geregeld en op neutralen, betrouw baren basis gefundeerd giro-verkeer is tc zeer geworden een factor van belang in het geld verkeer van een land, dan dat deze zou kunnen worden uitgeschakeld. Dat zulks niet eene fictie is wordt reeds dui delijk, wanneer men de nu reeds zich ontwik kelende actie van het bankwezen waarneemt, dat de ongemakken, uit de stopzetting voort vloeiende, poogt fegemoet te komen en een op particulieren leest geschoeid giroverkeer nieuw leven tracht in te blazen. Waar de voordeelen van staatsexploitatie van een girodienst in ruwe trekken zijn te zoeken in de grootst mogelijke kans voor een aanzien lijk aantal rekeninghouders en in de zekerheid der beleggingen, daar springen de ncdeelen van eene particulierc-exploitotie, waarbij groote fi- nancieele en economische belangen in handen van particuliere banken komen, onmiddellijk in het oog. De ervaringen der laatste jaren mc: veler financieel beleid zijn mede eene geduchte waarschuwing in deze. De omslachtigheid, ongemakkelijkheid en duurte van eene herleving van een naar den achtergrond geweken postwissel-, kwitantie- en aongcteckendo-stukken-dienst, zol zeker door niemand gewenscht worden. Waar het gemis van den postgirodienst door vele rekeninghou ders blijkbaar steik gevoeld wordt, is eene be zinning omtrent de mogelijkheden van hare hervatting dus dringend gebeden, te meer waar ieder uitzicht daarop den rekeninghouders nog maar steeds wordt onthouden en blijkbaar niet genoeg doordringt het inzicht, dat iederen dag langer sluiting feitelijk een niet langer meer te verantwoorden daad is geworden. Het is opbegrijpelijk dit de met den opbouw zich belast ziende personen, bij alle gecompli ceerdheid en tijdroovendheid der te nemen maatregelen, de urgentie van zeer grooten spoed in deze niet schijnen te gevoelen. Ruim veertien degen na sluiting is zelfs een perspec tief op hervatting niet geopend. Derhalve dient, instêe van durend en goed koop afbreken, zonder eenigen achtergrond van gefundeerde adviezen tot opbouv?, zeer zeker, de pers in deze voor te gaon, ten minste een begin tc maken en met nadruk te stellen de dwingende noodzaak van een niet langer ont houden der zekerheid, betrouwbaarheid en ge makken van het giroverkeer. Men zal wellicht verwijzen naar de moeilijk heden, opgeworpen door het omvangrijk aantal fouten. Doch hoezeer wij, als buitenstoanden, afgaande op de naar buiten gebleken onbegrij pelijke vergissingen, doordrongen zijn van de inwendige administratieve cn technische moei lijkheden van deze fouten-nfdeelng, toch dunkt het nochtans niet onmogelijk en zelfs een een- voudigen weg tenminste den dienst te hervatten en zoo alle rekeninghouders opnieuw de voor deelen te bieden van een hersteld cn gezuiverd giroverkeer. Hiertegen zal worden aangevoerdwij kun nen niet beginnen aleer de „zieke" rekeningen „gezond" zijn verklaard. Doch hiertegenover stellen wij Waarom geeft men niet de gelegenheid aan de rekeninghouders, in afwachting van het onderzoek ter oplossing der fouten, weder op hunne rekening te doen storten of gireeren Het saldo op den datum der sluiting kan buiten beschouwing worden gelaten. Komt dit mid delerwijl in orde, den ware het aan de in middels weer functioneercnde rekening toe te voegen. Op deze manier zouden geleidelijk de her stelde saldi op normale, gezonde wijze ter be schikking komen von de rekeninghouders, die de nadeden der zoo noodlottig ingezette cen tralisatie don in veel geringer mate zullen ge voelen. Het komt ons voor dat deze voortgezette sluiting nadeden veroorzaakt, die niet noodza- kdijk zijn, wanneer men slechts wil inzien dnt een lijdelijk builen beschouwing gesteld ge heel van tot op 3 October JJ. verrichte hande lingen geenszins behoeft uit te sluiten een her nieuwd postcheque- en giroverkeer, voorloopig beginnende met een blanco saldo. Met nadruk ware hierop aan te dringen in het belang der rekeninghouders, die zich door de ze, naar ons inzicht niet langer te verantwoor den sluiting, van voordeden verstoken zien, dip zij op eenvoudige wijze te hunner beschikking zouden kunnen zien. HET TEKORT BIJ DE SPOORWEGEN. Beperking der abonnemen ten In het verslag der Algemccne Rekenkomer over 1922 lezen we o.a. Bij art. 8 der overeenkomsten, goedgekeurd bij dc wet van 28 Juli 1921 heeft de Staat zich verbonden aan de Maatschappij tot Exploi- totie van Staatsspoorwegen en de Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij tc betalen het geen in eenig jaar blijkens de winst- en ver liesrekening vereischt mocht zijn om tot een wmstsaldo van respectievelijk 5026158 en 5 pCt van het op de aandeden aan toonder gestorte niet terugbetaald maatschappelijk ka pitaal tc komen. Een gevolg van deze overeen komsten zal zijn, dat de Staat, althans voors hands, jaarlijks groote sommen aan de maat schappijen zal moeten uitLceren en er dus een overwegend belang bij zal hebben, dat dc ex ploitatie op de meest economische v.ijze wordt gevoerd. Het groote tekort bij de spoorwegen, noopte dc Algemecne Rekenkamer den minister van Waterstaat te vragen of wel moest worden voortgegaan met het verstrekken op ruime schaal van bewijzen van vrij vervoer op de Nederlandsche spoorwegen. De Kamer gaf den minister in overweging maat regelen te nemen om het verstrekken van vrij vervoer te doen ophouden of althans zooveel mogelijk te beperken. Uit het antwoord van den minister bleek, dat deze maatregelen tot beperking inmiddels wa ren getroffen. Bij de Kamer is voorts de vraag gerezen of het geen aanbeveling verdiende voorloopig geen abonnementen op de spoorwegen meer tc ver strekken. Werden geen abonnementen meer verstrekt, dan zou, ingeval de ten laste van het Rijk ko mende uitgaven wegens reiskosten stegen, an derzijds minder aan de spoorwegmoatschappij- en te betalen zijn ter voldoening aan de ver plichting, welke de Staat op zich had geno men bij genoemd artikel 8. De afschaffing der abonnementen zou vol gens de Kamer bovendien eenige toeneming van de ontvangsten der spoorwegen ten gevolge hebben, doordat de vroegere houders der abon nementskaarten zich bij het doen van hun par ticuliere reizen thans voor eigen rekening van een vervoerbiljet zouden moeten voorzien. Uit het antwoord van den minister van Fi nanciën bleek, dat ook hij beperking in de ver strekking van spoorwegabonnementen wensche- lijk achtte. Het gevaar voor opdrijving vnn reiskosten ter verkrijging van een dergelijk abonnement, kwam hem echter niet denkbeel dig voor. Z. L diende in gevallen, waarin het zeker was, dan het in rekening brengen van de werkelijk ïitgegcvcn reiskosten een hooger be drag zou eischen dan de kesten van een abon nement, aan dit laatste de voorkeur te worden gegeven. EEN MELKBUSSEN KWESTIE. Een IceJijkc schadepost vcor de schatkist. In het verslag van de Alg. Rekenkamer over 1922 waaraan we reeds het een en ander ont leenden komt nog het volgende voor Ten behoeve van de melkvoorzicning waren op het einde 1917 en in de jaren 1918 en 1919 ruim 65.000 melkbussen en 7594 vaten aange kocht, waarvoor pl.m. 1.550.000 was uitge geven. i Het trok de aandacht van de Rekenkamer, dat van de melkbussen 25.000 stuks eerst wa ren aangekocht na 1 Mei T9I9, op welken da tum de Rcgeeringsbemoeiing met de melk- voorziening was gestaakt. De minister van Landbouw, Nijverheid cn Handel deelde mede, dat dit was geschied, omdat in den winter 1918/1919 de in vaten geleverde melk herhaaldelijk in bedorven toestand door de gemeenten was ontvangen, cn in den oavang van 1919 nog werd onder steld, dat in den komenden winter bijlevering van melk van regeeringswege, zij het op ge ringe schaal, onvermijdelijk zou blijken. Ware bijlevering op denzclfdcn voet als in 1918/ I9T9 noodig geweest, dan zou het-aantal nieu we bussen 1C0.C00 hebben moeten bedragen. Een gedeelte der leveling was onderhands ge gund aan eene firma te Amsterdam (t.w. 15.012 stuks); voor 10.000 stuks was de levering aan besteed. De Rekenkamer had zich niet kunnen ont trekken aah den indruk, dat er voor hei voor stel tot aankoop van voormelde melkbussen feitelijk geen andere aanleiding was geweest dan hetgeen daarvcor in de vergadering der commissie van advies voor zuivelaangelegen- heden van 8 Mei 1919 door een der leden als tweede motief was aangevoerd, nl. dat de te Amsterdam gevestigde firma steun moest ont- Vangerv moest worden afgeholpen van duur materiaal voor 10.000 a 12.000 bussen en bo vendien in de gelegenheid moest worden ge steld tegen matigen prijs nog 3000 a 4000 bussen bij te leveren. Alleen indien men dit aannam, kon worden verklaard, dat de levering van de bevoorrech te firma met uitzondering van de 4000 bus sen, welke boven de 15.012 ondershands ge gunde, ingevolge aanbesteding waren gele verd niet naar behooren waren gecontro leerd: dat zelfs niet was negegaan of wel nieuw moteriaal was geleverd; dat geen prijsbepaling wos gemaakt en dat 7646 bussen waren geac cepteerd van 20, 30 cn 50 liter, d.i. van incou rante meat, die voor de melkvoorziening niet bruikbaar waren en later bij verkoop minder zouden opbrengen. Dit alles had klaarblijkelijk niet ter zake gedaan. Het was er slechts om gegaan de bevoorrechte firma te steunen door hear van haar duren voorraad af te helpen. Het nadeel, dat het Rijk hierdoor had gele den, .was in een aan den minister uitgebracht ïapport berekend op ten minste 350.CO0. Het ingestelde onderzoek had niet volkomen duidelijk aan het licht gebracht, wie verant woordelijk moesten worden gehouden voor het geen in deze was geschied. Van de totale som ad pl. m. 1.550.000, welke voor de melkbussen cn melkvaten was uitgegeven, was wegens waardevermindering een bedrag van 805.505.27 afgeschreven ten loste van artikel 173a ven het Xde hoofdstuk der Staotsbegrooting voor 1918. De verkoop waarde was dus naar het scheen geschat cp pl.m. 750.000. Op 1 November 1922 waren 43.339 bussen verkocht met een netto-opbrengst van slechts 174.579.43, terwijl nog 22.229 bussen waren opgeslagen. De veten hadden 15.359.85 op gebracht. De geringe opbrengst was, naar de mccning van den minister ven Landbouw, Nij verheid en Handel, toe te schrijven aan het sterk terugloopen van de prijzen, teen de melk bussen voor dc distributie niet meer noodig v/aren en tot verkoop wos overgegoon. Ook was hierop van invloed geweest de omstandig heid, dnt Duitschland weer ging leveren en door zijn lagen markenkoers de prijzen voortdurend drukte. VEREENIG1NG VAN NEDERLANDSCHE WERKGEVERS. De werktijd voor steenbakkerijen en kalkzandsteenfabrieken. Ondanks het feit, dat de Minister van Arbeid, Handel cn Nijverheid bij beschikking van 8 Oct. jl. aan steenbakkerijen en kalkzandsteenfabrieken een overwerkvergunning resp. van 1 April 1924 tot 30 September 1924 cn van 24 October 1923 tot 30 September 1924 heeft verleend, heeft het Bestuur der Vereeniging van Nederlandsche Werkgevers gemeend alsnog den onderstaanden brief tot den Minister voornoemd te moeten richten. De omstandigheid immers, dat aan ge noemde bedrijven een overwerkvergunning is verleend, doet aan het betoog van onderstaan den brief niets af. Dit blijkt te meer, wanneer men in aanmerking neemt, dat de sterkcrijen, die tot nu toe krachtens het overgangsbcsluit van een werktijd van 10 uren per dag en 55 uien per week gebruik mochten maken, thans in onzekerheid verkeeren of zij op dezen werk tijd zullen mogen blijven rekenen. De brief, in het voorgaande bedoeld, luidt als volgt: „Het Bestuur der Vcrecniging van Neder landsche Werkgevers heeft met leedwezen ken nis genomen van Uw schrijven van den 24en September j.l., No. 3684, Afd. A, betreffende wijziging van het Ovcrgangsbesluit 1922. Uit dot schrijven immers ziet het Bestuur, dat Uwe Excellentie niet het voornemen heeft door mid del van het Ovcrgangsbesluit de mogelijkheid te laten bestaan den werktijd voor de sterke- rijen, de steenbakkerijen en misschien ook voor dc kalkzandsteenfabrieken op de tegenwoordige wijze te verlengen. Het Bestuur meent tegen dit voornemen ven Uwe Excellentie te moeten waarschuwen. De tijden zijn er niet naar, det dc Overheid den werktijd zou mogen bekorten. Integendeel, de malaise, welke het bedrijfsleven teistert en waar van ook de Staatsfinanciën de nadceligc gevol gen ondervinden, heeft een zoodonigen omvang aangenomen, dat het noodzakelijk is, dat de Overheid alle beletselen voor een langercn werkdag, waar die nog mogelijk is, wegneme. Het Bestuur meent ten deze Uwe Excellentie nog wel te mogen herinneren aan het adres der Vereeniging aan de Tweede Kamer der Staten- Generoal \'an den Isten Mei 1922. Reeds toen achtten de leiders der grootste industriecle on dernemingen van Nederland dc oeconomische omstandigheden von dien aard, dat naar hun oordeel voor een overgangstijdperk van b.v. drie jaren voor alle bedrijven afwijking van de be palingen omtrent den werktijd behoorde te wor den toegestaan en wel voor arbeiders van zes tien jaar of ouder tot een maximum van 56 uur per week. Sedert den lsten Mei 1922 zijn de toestan den voor onze Nijverheid en voor ons land aan zienlijk verslechterd. Wat dan ook voor het tijd perk van den lsten Mei 1922 gold, geldt thans in nog veel sterker mate. En evenmin als toen werd het bestuur thans geleid door gevoelens van verkeerde reactie. Het is uitsluitend de hor de noodzaak, welke het Bestuur de meening doet voorstaan, dat de mogelijkheid tot langer wer ken ook zonder bijzondere voorafgaande Over- heidsvergunning nu niet langer der industrie moet worden onthouden. Hierin wordt dooi ovenverkvergunningen niet op dezelfde wijze voorzien als door het overgangsbcsluit. Immers al treft dc door Uwe Excellentie be doelde intrekking van het Overgangsbesluit slechts het welzijn van een paar bedrijven, de toegenomen onzekerheid, of men op meer duur zame werktijdvcrlenging zal kunnen rekenen, of kunnen blijven rekenen, drukt op vrijwel het gcheele Nederlandsche bedrijfsleven. Wanneer in de huidige tijden de bedrijfsleiders ol hunne krachten inspannen, om hunne zoek op gang te houden, om voor hunne producten nieuwe af zetgebieden tc winnen, om hunne producten zoo goedkoop mogelijk van de hond te zetten, mee- nen zij daarbij op steun te mogen rekenen \'an de Regcering en wel speciaal van den Minister van Nijverheid. Het Bestuur wenscht dan ook nogmaals te herhalen, dat het met ernstig leedwezen kennis heeft genomen van het schrijven van Uwe Ex cellentie van den 24sten September j.l. Het dringt er bij Uwe Excellentie op aan, dat hij zen zijn bovenvermeld voornemen geen gevolg geve, maar dat hij integendeel zijne medewer king verleene om het mogelijk te maken des- gewenscht tot tijdelijke verlenging van den ar beidsduur over de geheele linie te komen. Die verlonging zou dan moeten zijn in den geest ven het adres van de Vereeniging van Neder landsche Werkgevers van den lsten Mei 1922." ANNIE PASCAL Voor de Amsterdamsche rechtbank. Gisteren heeft rich voor dc vierde kamer der Amsterdamsche rechtbank te verantwoorden ge had de 49-jarige G. H., echtgenoote van Th. A. J. v. d. M., alios Annie Pascal. Beklaagde had zich, volgens de dagvaarding, in Mei 1.1. gekleed in verpleegsterscostuum en zich noemende zuster Vermeer, gewend tot dc schilderes John. Pieneman. Zij deelde mede, dat zij geld inzamelde voor het gezin von een chauf feur, bestaande uit man, vrouw en vijf kinderen, dat de man weinig verdienste had en dat de vrouw en de kinderen zwak waren, zoodat ze voor eenigen tijd naar buiten moesten. Mej. Pieneman, door het verpleegsterscostuum om den tuin geleid, gaf aan de beklaagde een olie verfstuk, voorstellende den polder te Duiven- drecht, en twee teekeningen, om die te verkoo- pen en de opbrengst ten bote van het gezin tc besteden. Beklaagde zeide als verpleegster te zijn op geleid en het beroep van verpleegster uit te oefenen. Zij ontkende van een gezin als in de dagvaarding stoot te hebben gesproken, maar beweerde, dat dc schilderij en de teekeningen haar waren gegeven om te verkoopen ten bate van een gezin, dat naai- haar oordeel geholpen moest worden. Het gezin dat zij had willen hel pen weigerde zij nader aan te duiden. Mej., Pieneman verklaarde, dat bekl. wel dege lijk gesproken heeft van het gezin van een chauffeur, enz. Naar bekl. had zij niet geïnfor meerd; het verpleegsterscostuum dot bekl. droeg had zoo'n indruk .op haar gemaakt, dat zij de stukken afgaf. Later heeft bekl. zich voorge- dcan als iemand, die veel kennissen had die schilderijen konden koopen en dat zij Kees van Dongen te Parijs kende cn dat zij mej. Piene man met dezen in kennis zou brengen. Dit al les bewoog mej. Pieneman om aan bekl. nog een aantal andere schilderijen ten verkoop in commissie te geven. Terwijl op bekl.'s raad mej. Pieneman, om rustig te kunnen werken, op kas teel Connenburgh was gaan logeeren, maakte bekl. de schilderijen te gelde. Het toegebrachte nadeel schat mej. Pieneman op een 300 400 Deze laatste oplichterij was echter niet ten loste gelegd. Bekl. heeft geruimen tijd in krankzinnigenge stichten doorgebracht, als lijdende aan pseudo- logia phantastico. Dr. H. J. Overbeek was een dergenen, die haar psychiatrisch hebben onder zocht en haar meermalen hebben waargenomen, ook in den laatsten tijd. Hij werd thons als des kundige gehoord, buiten tegenwoordigheid van beklaegde evenwel. Volgens hem is beklaagde psychopaoth en lijdende oan een ziekelijke sto ring van de geestvermogens, doch niet zoo, dat zij niet verantwoordelijk voor haar daden zou zijn. Nog steeds is zij lijdende oan pseudologia phantastico, maar schetste deskundige haar vroeger als een krankzinnige met ongebreidelde phantasic, thans moet hij getuigen, dat haar phantasie door den leeftijd afgestompt, in ieder geval niet meer zoo sterk als vroeger is. Als een krankzinnige kan zij thans absoluut niet meer beschouwd worden: zij is vatbaar voor te- gcnvoorstellingen en den invloed van straf zal zij ondervinden. Over het geheel genomen, be schouwt dr. Overbeek dit geval thans als een grensgeval. Een absoluut ziekelijke storing neemt deskundige niet meer oan, wel vermin derde toerekenbaarheid. Het O. M., waargenomen door mr. Massink, cischto wegens oplichting 1 jaar gevangenis straf. Mr. Th. Muller Mossis pleitte vrijspraak, sub sidiair on'.slag van rechtsvervolging. Bekl. is verpleegster en nam dus geen valsche hoedanig heid aan toen zij zich als verpleegster bij mej. Pieneman vervoegde. En don nam zij hear toe vlucht niet tot een samenweefsel van verdicht selen, toen zij oan mej. Pieneman het leugen achtige verhaal van het chauffeursgezin deed. Subs, pleitte mr. Muller Massis voor een voor- woardelijke of anders een lichte straf. De rechtbank zal op 1 November uitspraak doen. DE BRUSSELSCHE BANK, Twee andere directeuren gear resteerd. Naar do Tel. verneemt schat de justitie de gezamenlijke bedragen, waarvoor bij de Brus- selsche Bank alhier werd opgelicht op ongeveer 5 a zes millioen. Do kans is niet uitgesloten dat het nog meer is. Het personeel vnn de bank heeft gistermid dag na het vertrek van de justitie de zaak maar gesleten. Gebleken is, dat de Brusselsche Bank niet geheel vrij staat van de Haagsche Crediet- en Commissiebank, die op het Plein in Den Haag is, of liever was gevestigd. Uit de nasjsorin- gen is gebleken, dat beide zaken heel dik wijls parallel loopen en zich in elkaar ver- warren. Dc directeuren van de Haagsche Bank zijn zekero Bijmolt en Vosselman, lie den van hetzelfde slag als Bridée en De Jong. Bijmolt voerde den titel van directeur, of schoon Vosselman vanwege zijn vele aandee- len het meest in dc melk te brokken had. Zij begonen van het Haagsche hoofdkan toor een bijkantoor te maken. Er werden twee fatsoenlijke lieden, wien van de kwade trouw niets bekend was, aangenomen, terwijl do boekhouding naar Amsterdam werd overge bracht en vervangen werd door een geheel nieuwe. Na eenigen tijd verdwenen Bijmolt en Vosselman, maar werden te Amsterdam op last van de justitie gearresteerd en naar het Huis van Bewaring overgebracht. Een derde, zekere Knrssemeyer, die een zelfde rol speelde ols Wittovccn bij de Brus selsche Bank (en later ook diens opvolger werd) wordt op het oogenblik nog gezocht. Er zijn oanwijzingen, dat hij de wijk naar Duitschland heeft genomen. Van dezen Knrssemeyer is bekend, dat hij vroeger remisier en de rechterhand van Bridée Was. De truc, die de Haagsche combinatie er op nahield, was een copie van de „heeren" die bij do Brusselsche Bank het heft in handen hielden. Karssemcyer bijvoorbeeld heeft aan do overzijde van het IJ gewerkt en er o.a. twee lieden laten inloopen. Hij wist hun 2500 en 3000 Leening Staatsspoorwegen afhandig te maken en specido hun hiervoor woardelooze Danuba Oil Company aandeden voor in handen. Het is de politie en justitie bekend, dot nog meer van zulke combinaties van misdadigers in Amsterdam werken. Te hopen is echter, dat de justitie zal weten te voorkomen dat de da ders zich ait de voeten maken, zooals het geval is geweest met Bridie cn De Jong, van wie nog geen spoor te vinden is. Stroppen van te zamen ongeveer 5 ton. Omtrent het gebeurde bij de Brusselsche Bank wordt ons van bevoegde zijde medege deeld, dat bij de justitie een tiental klachten uit den Zevenborgschen hoek in Brabant zijn binnengekomen. Er zijn daarbij drie feiten, door do directie ven de Brusselsche Bank gepleegd, aan het licht gekomen. In hoeverre de strafrechter daartegen zal kun nen optreden, wordt nader bekeken. Als eerste feit kan worden aangemerkt, dat genoemde directie eenige Zevenbcrgsche boe ren heeft bewogen effecten van zekere waarde af te staan tegen aandeelen van de „Brussel sche Bank" en de stoomwasscherij „Spreng", te Apeldoorn, hun voorspiegelende, dat deze aandeelen een groote waarde vertegenwoordig den cn een hooge rente opleverden. In werkelijkheid hadden deze ar.ndeelen, die dc Brusselsche Bank voor 140 noteerde, na genoeg geen waarde. In dit verband is 't merkwaardig te vermelden, dat de directeur van de stoomwasscherij „Spreng" te Apeldoorn, op het oogenblik in het huis ven bewaring opgesloten zit, verdacht van oplichting en dnt tegen de directeuren van de Brusselsche Bank, de heeren Bridec te Schoten en De Jong te Amsterdam, die zich vermoe delijk te Brussel ophouden, een bevel tot in hechtenisneming is uitgevaardigd. Onder de tien boeren, die klachten hebben ingediend, zijn er bij, die er voor f 40,000 inzitten. Aangenomen kan worden, dat zij tezamen on geveer drie ton zijn tekort gekoihen. De boeren hebben eenige weken geleden hun zaak in henden van een Amsterdamschen ad vocaat gegeven, die bij de Brusselsche bank be slag heeft laten leggen. De rechtskundige van de Bank wist evenwel gedaan te krijgen, dat het beslag werd opge heven. Het tweede feit, waaromtrent een onderzoek wordt ingesteld, is het r.i:t nakomen van de contracten, in enkele waarvan bepaald was, dat de Bank voor een bedrag von 10,000 aan fondsen mocht koopen. In weerwil van deze bepaling kocht de Bank in geen geval voor 75,000. En tenslotte mag als derde feit, waarmede de Bank „goede zaken" gemaakt heeft, aangemerkt worden het geknoei met plak- zegels. De Bank heeft n.l. de op effectenrekeningen voorkomende plakzegels, resp. van f 10, 15 en f 25 nimmer van datum voorzien. Als de rekeningen eenigen tijd in het bezit der boeren waren, vroeg de Bank de pla'kze- gels terug, voorgevende, dat do kinderen van do directeuren deze zegels verzamelden. In werkelijkheid werden de zegels weer vóór andere rekeningen gebruikt. In Amsterdam zijn eveneens een tweetal per sonen, wonende aan den overkant van het IJ, door de manioulaties van de Brusselsche Bank benadeeld. VERDUISTERING VAN WAGONS KOLEN. Ten nadeele van de Ncd. Spoorwegen. De Roermondsche politie heeft een belang rijke verduistering ontdekt ten nadeele van do Nederlandsche Spoorwegen. Een zekere E., in dienst van de Nederlandsche Spoorwegen, is gearresteerd als verdacht van het verduisteren van kolen, die bestemd waren voor het spoor- wtgdepöt te Roermond. De verduisterde hoe veelheid moet zeer omvangrijk zijn. Bij deze verduistering is verder betrokken een kolenhan- delaor tc Roermond, terwijl nog andere perso nen verdacht worden van medeplichtigheid. Nader meldt men ons uit Roermond: Om- tient de verduistering ten nadeele van de Ne derlandsche Spoorwegen van kolen vernemen wij nog, det ook de stccnkolenhandclaer, een zekere A., wegens heling is gearresteerd. De verduistering, had op zeer brutale wijze plaats. Op klaarlichten dag werden de kolen uit de wagons geladen cn weggevoerd. Voor zoover tot nu toe kon worden vastgesteld, zijn vijf wegons verduisterd. Het onderzoek, dot fn handen der maréchaus* séc berust, duurt voort

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1923 | | pagina 8