AMERSFOORTSCH DAGBLAD „de EEMLANDER"Woensdafl 14Nov-'923
TWEEDE BLAD.
BINNENLAND.
EIKEN HANGKLOKKEN MEI KV/ARflERSlAG
FEUILLETON.
DE MILLIONAIRS
22e Jaargang
No 116
Uil de Pers.
ONZE REGEERING EN DE EX-KROON
PRINS.
De Telegraaf spreekt van eene As"einig
sierlijke geste.
Thans weten wij, dot toen jhr. Van
Karnebeek Zaterdag aan de gezanten ver
klaarde, dat de Nederlondsche regeering de
bevoegdheid miste het vertrek van den ex-
kroónprins daadwerkelijk te beletten, hij er
reeds van op de hoogte was, dat diens ver
trek op Zaterdag was vastgesteld. Het was
den minister bekend, dat deze stap der ge
allieerden verwacht kon worden. Waarom
dan niet open kaart gespeeld Wanneer de
minister wist, dat voorbereidingen voor het
vertrek werden getroffen mèt rijn mede
weten en toestemming waarom dan niet
naar aanleiding van de besprekingen die in
het begin der week te Parijs werden gevoerd,
het standpunt der Nederlondsche regeering
in dezen openbaar gemaakt en gezegd niet
alleen kan de Nederlondsche regecring den
ex-kroonprins niet beletten naar Dintsch-
land terug te keeren, zij zèl dat ook niet
doen. De leider van onze buitenlandsche
politiek behoefde zich niet te schromen
zulks kenbaar te maken, indien er werkelijk
geen andere beloften zijn gegeven en toe
zeggingen gedaan dan vervat in de nota's
van 21 Januan en 2 Maart 1920, betref
fende de uitlevering van den ex-keizer en
waarin over den balling van Wieringen niet
wordt gerept. En de weinig verheffende
comedie, die Zaterdag op het Plein werd
gespeeld, had niet behoeven plaats te vin
den. Een comedie, onwaardig voor den man,
die de politiek van zijn land heet te bepa
len, welke politiek hiermede tot een foefjes-
politiek wordt gedeprecieerd. Tenzij...
deze comedie gewild was en dienen moest
om opgevoerd te worden voor de „galerie"
in Europa. Maar dit mogen wij niet aan
nemen, zoodat inderdaad de conclusie ge
wettigd is, dat de manier, waarop de heer
Van Karnebeek gemeend heeft deze zaak te
moeten behandelen, niet kan dienen om het
aanzien van ons land in het buitenland, met
name bij de voormalige geallieerden, te ver
hoog en. Hetgeen te meer betreurd moet
worden, omdat op zijn principieel standpunt
weinig volt af te dingen.
Er is evenwel nog een andere zijde aan
deze zaak en dat is de wijze waarop het
Nederlondsche volk buiten deze aangelegen
heid is gehouden. Wij spreken nu niet over
de geheimzinnigheid, waarmede onzo regee-
ringspersonen zich tegenover de pers steeds
hebben omringd. Doch er bestaat een com
missie van buitenlandsche aangelegenheden
uit de Tweede Kamer, die niets liever vraagt
dan op de hoogte gesteld te worden van de
ingri^snde kwesties onzer buitenlandsche
politiek. In de commissie had de minister
open kaart kunnen spelen. Hij zou een.
relaas hebben kunnen geven van de historie
der besprekingen en nota-wisselingen om
trent de in te mee ring en bewaking van den
ex-kroonprins en over do vraag of het al
of niet beletten van diens eventucelen terug
keer alleen bepaald werd door de ter zake
geldende wetten. Aldus zou de minister
sterker hebben gestaan, sterker tegenover
de openbare meening in do geolb'eerde sta
ten, sterker tegenover de openbar» meening
hier te lande, die hem nu terecht kan ver
wijten, dat hij, minister in een demissiorvnair
kabinet, nog kans heeft gezien door zim
laatste daad te toonen hoe weinig hij de
democratische opvattingen der moderne
diplomatie tot d» zijne heeft gemaakt en
aldus op weinig sierlijke wijze zijn bewind
heeft afgesloten.
Het Volk zegt
Natuurlijk heerscht er in het buitenland
ontstemming over, dat de gezanten, on
middellijk nadat zij tie conferentie verlo
ten hadden, waarin zij minister Van Kar
nebeek over het voorgenomen vertrek van
den kroonprins kwamen spreken, moesten
hooren, dat vóór de conferentie de kroon
prins reeds over de grens verdwenen was.
Onze Parijsche gezant, jhr. Loudon,
heeft nu gezegd, dat het karakter van jhr.
Van Kórnebeek van dien aard is, dot men
niet mag zeggen, dat hij van het vertrek
op de hoogte was, toen hij de geranten
ontving.
En inderdaad heeft de parlementaire ver
slaggever Jan de „Tel." op het departe
ment van buitenlandsche zaken vernomen,
dat de heer Van Karnebeek wel 's morgens
gehoord had, dat de kroonprins dien dag
zou vertrekken, maar hij wist niet dat deze
reeds onderweg was en hoorde dit eerst na
het vertrek der gezanten.
Deze verzekering moeten wij zonder
meer als juist aanvaarden, hoewel het dan
toch ook al wonderlijk van den minister
was, om den gezanten niet mede te deelen,
wat hij in elk geval wist, dat de kroonprins
dienzelfden dag zou weggaan.
Intusschen wordt de zaak nu langzamer
hand helder. Dat de kroonprins Wieringen
verlaten had, wisten wij op ons redactie-
bureau 's morgens half twaalf. Wij ont
vingen het bericht van een correspondentie-
bureau, dat zoowat de geheele pers bedient;
dus wist de geheele pers het op datzelfde uur.
Binnen het uur dianrna vond de confe
rentie met de gezanten plaats; toen was
de leider onzer buitenlandsche zaken nog
niet bekend met een bericht dat aan de
geheele Nederlondsche pers bekend was
en dat voor hem van het allergrootste be
lang was.
De minister van binnenlondsche zaken
echter, althans de secretaris-generaal in
algemeenen dienst, de heer Kan, moet op
datzelfde uur wèl bekend zijn geweest met
het feit Immers, al wat den kroonprins be-
tTeft, werd steeds namens minister Ruys
door mr. Kan geregeld- De burgemeester
van Wieringen, de heer Kolff, die steeds
namens mr. Kan den kroonprins verge
zelde op zijn reizen naar Doorn, verge
zelde hem thans naar de grens. D i t
moet in opdracht van Kan
(Ruys?) gebeurd zijn. Iets anders
aan te nemen, zou van de waanzinnigste
verhoudingen getuigen.
De conclusie ligt voor de hand: minister
Ruys, of zijn mr. Kan, hebben minister
Kamebeek onkundig gelaten van het ver
trek van den kroonprins, hoewel z ij
wisten, dat deze de gezanten
ontvangen zou tot een onder
houd over het voorgenomen
vertrek.
Is dit een vergissing geweest, dan is
het heel erg. Is het opzet geweest, dan
gaat er een poel van leugenachtigheid
open.
berichten.
DE EX-KEIZER.
Sensationnecle geruchten.
Vermoedelijk in verbond met het sensation
necle bericht uit Brussel, in een vorig nummer
medegedeeld, seint de Parijsche correspondent
van hut Hbld. heden:
Ongerustheid is hier gewekt door berich
ten, die waarschijnlijk maken, dat de ex-
Keizer spoedig zijn zoon naar Duitschland
volgen zal, om zich aan het hoofd te plaat
sen van een monarchistische omwenteling,
waarvan zelfs de datum, 4 December,
wordt opgegeven.
Aon officieele ontkenningen van Holland
sehen kant hecht men zeer weinig gewicht
meer.
De correspondent van de „Motin" sein
de, dat men in officieele kringen van n'ets
weet, terwijl nadruk gelegd wordt op be
zoeken van mr. Kan en den heer Von
Hoest (die de paspoorten voor den Keizer
en diens gezin heet te hebben gebracht),
aan Doorn.
De Berlijnsche correspondent van het blad te
lefoneert:
„Het bericht van Fransche en Belgische bla
den, dat de Duitsche regeering ook den ex-
Keizer een pos voor d?n terugkeer naar
Duitschland zou hebben verstrekt, is, naar wij
van officieele rijde vernemen, volkomen
uit de lucht gegrepen."
Kreeg geen pas voor Duitschland.
Het Wolffbureou bevest gt het bericht, dat
aan den gewezen keizer geen pas is afgegeven
voor zijn terugkeer naar Duitschland. De be
tichten daaromtrent van eenige buitenlandsche
bladen berusten op onwaarheid.
HET VERTREK VAN DEN
EX-KROONPRINS.
Dc overwegingen onzer regecring.
Een medewerker van het Hbld. meldt
Nu het vertrek von den kroonprins een vol
dongen feit is geworden, mecnen wij, naar aan
leiding van verschillende gesprekken, die wij
over dit onderwerp in Den Haag hebben ge
voerd. wel een uiteenzetting te mogen geven
van de onderscheidene opvattingen, welke de
positie van den kroonprins in ons land konden
bepalen. Wij mcenen daarmede eenerzijds de
opvatting, welke te bevoegder plaatse is ge
huldigd, in een juist licht te stellen, anderzijds
verkeerde gevolgtrekkingen, die reeds zijn ge
maakt, te achterhalen.
Er zijn drie opvattingen mogelijk geweest,
van gewicht voor de bepaling van de positie
van den kroonprins. In de eerste plaats was mo
gelijk een streng-juridische opvatting, volgens
welke er in het Nederlandsche recht geen gTond
te vinden ware voor een verbod aan den kroon
prins om te vertrekken. Het is duidelijk gewor
den, dat onze regeering in hoofdzaak in deze
opvatting deelde. In de tweede plaats was de
opvatting mogelijk, die men dezer dagen nog
al in diplomatieke kringen kon hooren verkon
digen, dot Nederland ten opzichte van het vast
houden der beide leden van de voormalige Duit
sche keizerlijke familie, „un devoir moral" te
genover de wereld had, waarvoor het strenge
rechtsstandpunt behoorde te wijken. Men ge
voelt echter, dat de aanvaarding ven deze op
vatting ons gebracht zou hebben midden in de
waardeering van allerlei internationale politie
ke overwegingen. En daar het gedurende en na
den oorlog steeds onze bedoeling is geweest
buiten de internationale politieke verwikkelingen
te blijven, behoeft het niet te verwonderen, dat
onze regeering van deze opvatting zich geheel
vrij heeft willen houden.
Maar er was nog een andere opvatting moge
lijk, welke zoowel de eene als de andere voor
gaande raakte. Voor wie zich stelt op het
strenge rechtsstandpunt, dat onze regecring den
Kroonprins een vertrek rechtens niet weige
ren kon, bleef altijd nog deze practische vraag
moeten wij hem dan laten gaan, enkel op zijn
verzoek, of moeten wij eerst nagaan, of het land,
waarheen hij reizen wil, hem toestaat binnen te
komen Het zou een groot verschil zijn ge
weest (niet alleen voor de regeering, maar ook
voor de veiligheid van zijn eigen persoon) of de
Kroonprins had willen vertrekken zonder zeker
heid elders te worden toegelaten, dan wel mèt
die zekerheid. In het eerste geval zou hij eigen
lijk „op goed geluk", als een soort avonturier,
zijn heengegaan, gelijk indertijd Keizer Karl uit
Zwitserland. En het zou zeer de vraag zijn ge
weest, of onze regeering h- m don niet rijn ver
trek zou hebben verhinderd. Maar de Kroonprins
heeft dc-ze moeilijkheid klaarblijkelijk gevoeld,
want hij heeft nimmer ann onze regeering de
vraag officieel gesteld, of hij ook zonder een
paspoort van een andere regeering kon heen
gaan. Hij heeft zich integendeel steeds beijverd
de toestemming der Duitsche regecring te ver
krijgen om rich weer in zijn vaderland te ves
tigen, maar die toestemming is voortdurend
opgehouden (niet afgeweven), tot de Duitsche
regeering haar eenige weken geleden verleende
En toen is pas het vraagstuk van het vertrek
van den Kroonprins concreet voor onze regee
ring gesteld. Toen im-mers, heeft de Kroon
prins haar doen weten, dat hij, daar hem een
Dvitrch pr^-noort zou worden verleend, ons land
zou verlaten. En toen heeft de regeering pas
uitgemaakt dat er naar Nederlardsch recht geen
termen te vinden waren, om den Kroonprins,
voorzien van een behoorlijk paspoort, zijn ver
trek te belemmeren. In het officieele bericht dat
Zaterdagmiddag de wereld is ingezonden, accen-
tueeren de eerste woorden („Na eene aan onze
recreering gedane med'deeling" is de Kroon
prins vertrokken) zim juridische vrijheid van
handelen tegenover de regeering.
Wij willen nog even den nadruk leggen op
het feit, dal reeds eenige weken gele
don (toen er van een stop van de geallieerde
regelingen in het geheel neg geen sprake
was) dc Kroonprins hcctt aangetoond d-> toe
stemming der Duitsche regecring eindelijk te
hebben verkregen. Dit feit, 1 Sen in l et licht
van het standpunt in Den Ha cn op-ichtc ven
zijn vert-ek ingenomen, meukt het onmogeb:!:
eenig verbond te leggen tusschcn het tijdstip
van zijn vtrtrek en den stap der geallieerden
En r ker weerspreekt het de geheel onjuiste
geve gtrekking, dat onze regeering het vertrek
van een Kroonprins zou bevorderd heb
ben. Het initiatief daartoe is van hem en van
hem alleen uitgegonn. En hij heeft eindelijk be
reikt, waarnaar al jaren heeft verlangd, maar
wat steeds was afgestuit op de bezwaren der
Duitsche regeering.
De Times over Neder!ond"s
standpunt.
Keuter meldt uit Londen dat do „Times", in
een hoofdartikel den terugkeer van den ex-
kroonprins besprekend, de door de gebeurte
nis gewekte opgewondenheid overdreven acht.
Het blad wijst erop, dat Nederland tegenover
de geallieerden geen verantwoordelijkheid op
zich nam om den prins in verzekerde bewaring
te houden en acht het daarom ongelukkig, dat
de geallieerden het noodig vonden om, blijk
baar op Britsch initiotief, oen plechtig beroep
in Den Haag te doen, ten einde het vertrek van
den ex-kroonprins te beletten. In het bijzonder
was het ongelukkig, dat hun beroep werd ge
daan eenige oogenblikken nadat de kroonprins
reeds de Duitsche grens over was. Verder con
stateert de „Times", dat de geallieerde staats
lieden blijkbaar niets geleerd hebben door de
smadelijke ervaringen van den ex-kcizer, en
voortgaan met zich bloot te stellen aan on-
noodige vernederingen. Het blad acht dan ook
het vertoon van gebelgdheid jegens Holland,
dat merkbaar is in de Fransche openbare mee
ning, misplaatst
NEDERLAND EN BELGI&
De traktaten van T839.
De Brusselsche correspondent van de Matin
seinde gisteren aan zijn blad, dat de Belgische
regeering voornemens zou zijn stappen te doen
bij de geallieerden ten einde een conferentie
te zien bijeengeroepen, waar de herziening der
tractaten van 1839 en vooral het regime van
de monding van de Schelde zouden worden be
sproken. Ook zou België vrije doorvaart eischen
voor zijne oorlogsvloot, zoowel in vredes- als
in oorlogstijd. Van officieele Belgische zijde
wordt echter verzekerd, dat het bericht in het
Fransche blad allen naar aan de N. R. C
wordt geseind grond mist. De Belgische re
geering heeft zich den laatsteh tijd met de
Scheldekwestie niet beziggehouden. In regee-
ringskringen is men trouwens de meening toe
gedaan, dat het te berde brengen van dit vraag
stuk, nu de internationale toestand ingewikkel
der is dan ooit, absoluut ongewenscht zou zijn.
DE KABINETSCRISIS.
Een rede van minister Colijn.
Gisteravond heeft de heer H. Colijn, in de
Raomkerk te Amsterdam, onder overgroot® be
langstelling gesproken over de regeeringscrisis
De kerk was zóó vol, dat velen niet konden
worden toegelaten. Dc heer Colijn werd ontvan
gen met het lied „Dat 's Heeren zegen op u
daal", dat men hem staande toezong
Hij begon met er op te wijzen hoe de normale
plaats voor een minster om zijn gedachten uit
een te zetten is, de volksvertegenwoordiging
Doch wanneer het contact tusschen Kamers en
Regeering verbroken is, zoekt men een andere
plaats. Spr. staat hier echter niet als minister,
doch als gekozen leider van de anti-revolution-
nairen. De twee vragen die de heer Colijn
hierna stelde waren hoe is de huidige crisis
ontstaan en hoe is het anti-revolutionnaire
standpunt bij de oplossing?
De directe aanleiding tot het ontstaan van do
crisis is de verwerping van de Vlootwet, Om
de beteekenis van dit votum naar waarde te
kunnen schatten, moeten we eerst vragen waar
om de Vlootwet werd voorgesteld. D t is eigen
lijk een merkwaardige vraag voor een land met
een zoo glorierijk verleden als ons land. Zou het
denkbaar zijn dat men een dusdanig voorstel
deed om politieke winst te behalen, of vooi
ziin genoegen. Of is niet de verklaring, dat d.»
iezeering cit voorstel moest doen, om in deze
wereld van afgunst en haat haar --licht te doen
Op den dodat hier de Vlootwet verworpen
.erd, kondigde Baldwin den bouw van nieuwe
'.ruisers aan. En het volk dat hem hoorde, riep
lat Baldwin gehangen of in kokende olie ge
smoord moest worden? Neen, het volk juichte.
En hier verhinderde het volk de regeer'ng haa'
olicht te doen. De vervuil ng van den regee-
fir plicht is Hi?r te lande nimmer aangenaam
geweest. Reeds herhaalde!i'k werden bij defen
^vraagstukken ce contra-revo.utionnaire leiders
-:ngevc,-en. En thans geschudde dit weer. Spr
aanvaarde echter evenals 11 jaar geledrn de
volle verantwoordelijkheid voor hetgeen hij ver
dedigde Doch spr. wijst de bewering af dat hij
of zijn partij de scheppers van de Vlootwet
souden wezen. En de handtekening van den
minister van finonciën, die onder het Vlootwet-
ontwerp staat, is niet dia van minister Colijn.
doch van minister De Geer. Ook het plan d't
ontwerp thans aan de orde te brengen, is opge
vat vóór spr. minister werd. De anti-revolu
.tionnairen hebben waarlijk niet hiermee het mili
tarisme op de spits willen drijven. En toch werd
het in vele kringen zoo voorgesteld.
Men mag hieruit echter niet afleiden, dat spr.
het besluit om de wet thans aan de orde te stel
len afkeurde. Integendeel. Het zijn van een zelf
standigen staat brengt óók plichten mee. Een
daarvan is de plicjit tot handhaving van onzij
digheid. De andere volken hebben het recht
van een zelfstandige natie te eischen dot ge
daan wordt wat behoorlijk is en wat mogelijk is.
Er werd gevraagdhebt gij dan niets ge
merkt van dien nieuwen- wereldgeest, die na
19T4 ontstond, hebt gij dan niet gelet op den
Volkenbond, op de arbeidersbeweging? Spr.
heeft van dien nieuwen geest niets bemerkt; ja
de geest is nog slechter, nog naijveriger ge
worden. Dat een land de verdedigin- van zijn
recht aan de vergadering te Genève kan toe
vertrouwen, gelooft spr. niet En de arbeiders
beweging heeft tegen de macht nog niets kun
nen uitrichten.
Internationale beperking ven de bewapening is
het richtsnoer van de onti-revolutionnoire partij.
Doc*\ zoolang niet alle landen dit tezamen doen,
blijft waar het woord van minister Van Karne
beek dat slechts door het met geweld weren
van een oorlog van de landsgrenzen, een neutrale
staat in geval van oorlog eerbiediging van zijn
grenzen kan eischen.
In den Japansch-Russischen oorlog, zoowel als
in 1914 hiedd èn onze vloot èn ons leger, Neder
land buiten den oorlog. Thans tracht men het
geen ons leger deed, te verkleinen. En Winston
Churchill erkent in het juist verschenen De deel
van zijn War Crisis, dat door de Engelsche
regeering met het Nederlondsche leger als met
een substantieel en factor rekening werd ge
houden.
Een noutroliteitsleger is geen aan val smacht
De linksche leiders zagen dit niet in. Doch d
onti-revolutionnoiren willen niet door lafheid ea~
een overweldiger in handen geven wot God or.
schonk.
Nu de vraag of het ontwerp niet nog eenigcr
tijd had kunnen wachten Spr. stelt hier tegen
over de vraag, waarom de Vlootwet eerst nu
aan de orde werd gesteld- De Indische defensie
plannen doteeren van 1897. In 1906 werd eer
commissie ingest ld om het vraagstuk te onder
zoeken. Zij bracht een rapport uit, waarop in
1912 een nieuw rapport volgde. In dat jaar har
men een Vlootwet gereed, de indiening hiervan
werd door het uitbreken van den oorlog naa-
den achtergrond geschoven. En thans werd ein
delijk het ontwerp van 1921 aan de orde ge
steld. En wanneer nu eerst na 17 jaar dc regec
ring met nieuwe plannen komt, mag men toe
eer vragen waarom nu ©erst in plaats van waar
om nu reeds.
Wat de regeering voorstelde? Zij wide min
der dan de regeeringscommissio éen vloot diV
onze neutraliteit geheel zou kunnen handhaver,
doch die in geval van een aanval, slechts eer
deel van Oost-Tndië zou kunnen verdedigen
Wat werd voorgesteld was in zich zelf com
pleetcn zat niet vast aan een tweede vloc
van peliike sterkte, over 6 jaar te bouwen.
Ten slotte de beteekenis van het voorstel voo*
onze financiën. H t was minister De Geer di'
reide: „Of de Vlootwet aangenomen of ver
worpen ..ordt, blijft voor den minister van finan
ciën hetzelfde." Misverstand ten opzichte var
de finoncieele gevolgen der Vlootwet, ontston
allereerst in verband met de opvatting, dat der-
vloot na 6 jaar verder gecompleteerd zou moe
ten v/orden.
Dan zijn er monsohen geweest die de koste
va:, de vloot bij elkoar optelden en dan tot bu:
tengewoon groote sommen kwamen. Dc vrat
is echter wat kost de marine nu, en wat ko-
de marine na oenneming van de Vlootwet E
dan blijkt dat in beide gevallen onze maritiem
uitgaven 33 mallioen per jaar bedrogen. Dec
bedragen zijn ook niet buiten de bezuinigin
gevallen Alleen de Q'{ millioen van aanboir
van materieel werden vastgelegd. Op de 24
millioen aan bcd.ijfsonkosten kon echter dan:
worden bezuinigd. Doch deze uiteenrettingc'
die reeds bij de behandeling van de Vlootw
wc den gegeven, hebben niet mogen baten.
En het erge is, dat er bij deze hecle Vloo*-
wet'.westie zoo werd gekletst ovci de regeerin
De acti<» --oncentreerde zich op den minister v.
finanViën. Spr. wil het hier niet hebben over d
vele bedreigingen met moord, die hij ontving
wel over het feit dot werd rondgestrooid, hc
verkorting van den leertijd, vermindering ve
salarissen en de geheele bezuiniging a." ing va
de Vlootwet. De koppeling van Vlootwet aar:
bezuiniging was een speculatie op het onti-mili
tu ïstisch karakter Von ons volk.
Spreker gat hierna een korte uitcenzettir
van den financicclen toestand van ons land. D
Alle navolging zoowel op zedelijk gebied als
in het leven is verkeerd.
WILDE
Willem Groenhuizen
lnn-C8(r. 43. Te-. 832. l'ostr. 73821
GOUD- ZILVER en UURWERKEN.
- VANAF t 33.—
door
F. FRANKFORT MOORE.
Uit het Engelsch
door
F. J. VAN DER MOLEN.
11
Hij vond het noodig, ook daarover even
na te denken. Hij herinnerde zich nog heel
goed, met welk een ernst zij gesproken had.
De uiting van haar wantrouwen tegenover
haar eigen hart was zonder twijfel opretht
gemeend. Een trilling van passie had hij in
haar uitbarsting gevoeld. Daar lag in haar
woorden iets van de wanhoop van een kind,
dat van haar moeder is afgeraakt en plot
seling te midden eener menigte staat, zonder
een hand te weten, die het leiden kan;
de kreet van een kind, dat uit een aange
nomen droom midden in den donkeren
nacht ontwaakt, school in haar woorden:
Mijn hart, dat ik vertrouwde, heeft mij tot
tweemalen toe bedrogen. Zou dat voor den
derden keer kunnen gebeuren?... God weet
het
Wat het waarschijnlijk, dat zij dien wan
hoopskreet geslaakt zou hebben, indien zii
haar hart niet ten derden male door iemand
voelde aangetrokken?
Het kwarn hem zeer waarschijnlijk voor.
I-Iij had van vrouwenharten weinig kennis,
alleen genoeg om, wanneer het gesprek hem
daartoe aanleiding gaf, zooals op de veran
da. in scherts te durven gewagen van du
grondeloo/.e diepten van den oceaan.
Maar toch ook genoeg, om overtuigd te
zijn, dat het hart van een vrouw zichzelf
zoo goed weet te behecrschen, wanneer zijn
'geheimen aan het licht gebracht dreigen
te zullen worden, dat het weet, wanneer het
spreken kan en wanneer het zwijgen moet
Hij wist zeker, dat het geen enkel woord
los zal laten, zoolang het vindt, dat het
juiste oogcnblik nog niet is aangebroken.
dat het niet eer begint te spreken, vóór
de reqhte Jozef verschenk
Wie was dan toch de man, bij wiens ver
schijning het hart van Valencia opnieuw
sneller was gaan kloppen, en haar bewogen
had. hem, Patricius, haar wantrouwen tegen
de ingevingen van haar hart te belijden?
Dat was de groote vraag, waarin volgens
zijn beschouwing al het andere zich oploste.
Kon er evenwel nog twijfel bestaan op dit
punt, wanneer hij zich te binnen bracht, op
welk een ernstigen toon Angela hem had
toegevoegd:'
„Wees op Je hoede voor George Drum
mond"?
Het was ter wille vr George Drummond,
dat Valencia's hart tot haar gesproken had.
Het waren de ingevingen van haar hart in
verband met George Drummond, die zij zoo
zeer gewantrouwd had.
Maar wanneer een meisje als Valencia
indien er op de wereld ten minste een twee
de als Valencia bestond wantrouwde, wat
heur hart haar influisterde met betrekking
tot oen man. was het dan wel zeker, dat het
nis een bewijs van haar genegenheid voor
dien man moest worden opgevat?
Daarover was hij in twijfel, maar waar
hij niet aan twijfelde, was. dat het maar
het beste zou zijn, voorloopig geen haast te
maken met zijn voorstel aan Valencia, el
kaar niet langer lief te hebben met de ge
negenheid van broer en zuster, of van mak
kers, dio geen geheimen voor elkaar be
zitten, maar zooals twee geliefden elkaar
beminnen
En merkwaardig genoeg, gevoelde hij iets
van blijdschap, toen luj dit met zichzelf eens
was. Want toen hij opstond en zijn cindic
sigaar wegwierp en zijn handen in zijn zak
stak, toen verrees voor zijn geestesoog uit
het diepe azuur van den avondhemel, boven
dc blauwe oneindigheid van de Middelland-
sche zee, een heerlijk herinneringsbeeld met
groote, gevoelvolle oogen en een mond. die
onweerstaanbaar deed denken aan de Ster
der Liefde, door de astronomen Venus ge-
heeten.
„Ach, was zij toch maar hier!" zuchtte
hij, toen die zoete herinnering den spot met
hem dreef „Wat is voor mij al do heerlijk
heid van deze streek, nu zij weg is, weg!
Voor den duivel, ik ben de ongelukkigste
stumper, die er ooit op twee bcenen ge-
loopen heeft!"
En gelijk had hij; want na in zijn hotel
te hebben gedineerd, ging hij naar Monte
Carlo en won daar twee honderd vijftig
pond aan de speeltafel, en het Is algemeen
bekend, dat iemand, die met spelen zulk een
geringe som wint, zich de ongelukkigste
man ter wereld moet gevoelen.
HOOFDSTUK VIII.
Charlie Mappin, de stoere zeeman, ont
haalde de gasten van George Drummond op
een jolig lied. bij de muziek van een banjo
obblieato, terwijl de maan h«ar licht over
vloedig neergoot op het helderwitte dek van
het schocnerjacht Blessed Damozel, dat
schommelend aan zijn kabeltouwen in de
baai van Villcfranche voor anker lag. De
meeste der gasten en al do scheepsgezellen
\ielen in bij het koor, en daarna stapten
dc solist en zijn maat, Job Haskis,, in tegen
gestelde richting het dek rond; na twee
rondgangen ontmoetten ze elkaar midden in
den kring, schudden elkaar de hand met
een kracht, die aan hartelijkheid niets te
wenschcn overliet, en voerden vervolgens
een woesten dans uit met zooveel animo
dat de elcctrische lampions, die aan den
nok van de ra tot aan de verschansing bij
honderdtallen waren opgehangen, boven
hun hoofden begonnen te trillen en in het
water beneden sidderend weerkaatst werden.
Het liedje, dat Carolina Carrie heette, was
slechts een van dc vele, die door de beman
ning ten beste werden gegeven, sommige
met banjo-accorapagnement, andere met een
harmonica, en een. waarbij tusschen de
coupletten een horlepijp werd gedanst, met
een vioolbegeleiding. George Drummond en
zijn gasten, na te hebben gegeten, hadden
zich in vouwstoelen op het dek neergezet.
De muzikale opluistering had ongetwijfeld
een verrassend effect; niet alleen op hen.
voor wie het bestemd was, maar ook op de
bemanning van de vele bootjes, die van
wal waren gestoken cn op ecnigen afstand
van den schoener waren gaan liggen. Het
bootenvolk scheen zelfs in de meening te
verkeeren, dat het jammer zou zijn. Indien
er een enkele noot in het maanlicht weg
stierf, dio ze niet hadden kunnen opvangen.
Het diner was voortreffelijk geweest.
George Drummond had blijkbaar een zeer
rovale opvatting van het zeiljachten. Zijn
kok was niet een van de soort, zooals men
ze aan boord van menig vaartuig aantreft,
waar alles maar ruww#eg wordt toebereid,
zoowel voor als achter; terwijl de chef-hof
meester buiten kijf een man van goeden
smaak was. Beiden, zoowel de kok als do
hofmeester, hadden eenige jaren doorge
bracht op reusachtige occaanbooten van een
der beste stoomvaartlijnen, zoodat van hen
mocht worden verwacht, dat zij hun vak
kenden. De kajuit, met mahomehoutpanee-
len betimmerd, bood ruimte te over voor een
diner van vijf en twintig personen. De tafel
versiering bestond geheel uit prarhtigc
rozen, terwijl van de zoldering op aanwijzing
van den hofmeester mandjes met bloemen
in onderscheiden kleuren en tinten neer
hingen. Het licht der electrische lampen
weid getemperd door takjes lelietjes-dcr-
dalen, e\enal3 in de salon van een gast
vrouw, die weet, dat een zachte verlichting
een dame op haar voordecligst doet uit
komen. Op het dek der kajuit prijkten bloe
men in potten een arrangement trouwens,
waarvoor George Drummond op een vaar
tuig minder gevoelde. Toch kwam het niet
in hem op, de blocmen-fantasicn van zijn
hofmeester te kortwieken: gaarne bcrustto
hij in dc liefhebberijen van den man, die
vroeger altijd genoodzaakt was geweest,
zijn plantjes een lange reis te laten maken,
maar thans voor den eersten keer van zijn
leven voor anker lag op de reede van wat
hij het ideaal van een moestuin noemde.
De bootsman van het jacht echter vond het
overbodig, zijn. minachting voor de „mallig
heden" van d<$> hofmeester te verbergen
,,'t Is rne wat moois, een schocnerjacht
toe te takelen als een fruitwagcn. Het lijkt
wel een kar met bloemkool op de groenten-
markt," snauwde hij.
De hofmeester zweeg, maar was diep ver
ontwaardigd.
Wordt vervolgd.