AMERSFOORTSCH DAGBLAD „de EEMLANDER"Woensdafl 14Nov-'923 TWEEDE BLAD. BINNENLAND. EIKEN HANGKLOKKEN MEI KV/ARflERSlAG FEUILLETON. DE MILLIONAIRS 22e Jaargang No 116 Uil de Pers. ONZE REGEERING EN DE EX-KROON PRINS. De Telegraaf spreekt van eene As"einig sierlijke geste. Thans weten wij, dot toen jhr. Van Karnebeek Zaterdag aan de gezanten ver klaarde, dat de Nederlondsche regeering de bevoegdheid miste het vertrek van den ex- kroónprins daadwerkelijk te beletten, hij er reeds van op de hoogte was, dat diens ver trek op Zaterdag was vastgesteld. Het was den minister bekend, dat deze stap der ge allieerden verwacht kon worden. Waarom dan niet open kaart gespeeld Wanneer de minister wist, dat voorbereidingen voor het vertrek werden getroffen mèt rijn mede weten en toestemming waarom dan niet naar aanleiding van de besprekingen die in het begin der week te Parijs werden gevoerd, het standpunt der Nederlondsche regeering in dezen openbaar gemaakt en gezegd niet alleen kan de Nederlondsche regecring den ex-kroonprins niet beletten naar Dintsch- land terug te keeren, zij zèl dat ook niet doen. De leider van onze buitenlandsche politiek behoefde zich niet te schromen zulks kenbaar te maken, indien er werkelijk geen andere beloften zijn gegeven en toe zeggingen gedaan dan vervat in de nota's van 21 Januan en 2 Maart 1920, betref fende de uitlevering van den ex-keizer en waarin over den balling van Wieringen niet wordt gerept. En de weinig verheffende comedie, die Zaterdag op het Plein werd gespeeld, had niet behoeven plaats te vin den. Een comedie, onwaardig voor den man, die de politiek van zijn land heet te bepa len, welke politiek hiermede tot een foefjes- politiek wordt gedeprecieerd. Tenzij... deze comedie gewild was en dienen moest om opgevoerd te worden voor de „galerie" in Europa. Maar dit mogen wij niet aan nemen, zoodat inderdaad de conclusie ge wettigd is, dat de manier, waarop de heer Van Karnebeek gemeend heeft deze zaak te moeten behandelen, niet kan dienen om het aanzien van ons land in het buitenland, met name bij de voormalige geallieerden, te ver hoog en. Hetgeen te meer betreurd moet worden, omdat op zijn principieel standpunt weinig volt af te dingen. Er is evenwel nog een andere zijde aan deze zaak en dat is de wijze waarop het Nederlondsche volk buiten deze aangelegen heid is gehouden. Wij spreken nu niet over de geheimzinnigheid, waarmede onzo regee- ringspersonen zich tegenover de pers steeds hebben omringd. Doch er bestaat een com missie van buitenlandsche aangelegenheden uit de Tweede Kamer, die niets liever vraagt dan op de hoogte gesteld te worden van de ingri^snde kwesties onzer buitenlandsche politiek. In de commissie had de minister open kaart kunnen spelen. Hij zou een. relaas hebben kunnen geven van de historie der besprekingen en nota-wisselingen om trent de in te mee ring en bewaking van den ex-kroonprins en over do vraag of het al of niet beletten van diens eventucelen terug keer alleen bepaald werd door de ter zake geldende wetten. Aldus zou de minister sterker hebben gestaan, sterker tegenover de openbare meening in do geolb'eerde sta ten, sterker tegenover de openbar» meening hier te lande, die hem nu terecht kan ver wijten, dat hij, minister in een demissiorvnair kabinet, nog kans heeft gezien door zim laatste daad te toonen hoe weinig hij de democratische opvattingen der moderne diplomatie tot d» zijne heeft gemaakt en aldus op weinig sierlijke wijze zijn bewind heeft afgesloten. Het Volk zegt Natuurlijk heerscht er in het buitenland ontstemming over, dat de gezanten, on middellijk nadat zij tie conferentie verlo ten hadden, waarin zij minister Van Kar nebeek over het voorgenomen vertrek van den kroonprins kwamen spreken, moesten hooren, dat vóór de conferentie de kroon prins reeds over de grens verdwenen was. Onze Parijsche gezant, jhr. Loudon, heeft nu gezegd, dat het karakter van jhr. Van Kórnebeek van dien aard is, dot men niet mag zeggen, dat hij van het vertrek op de hoogte was, toen hij de geranten ontving. En inderdaad heeft de parlementaire ver slaggever Jan de „Tel." op het departe ment van buitenlandsche zaken vernomen, dat de heer Van Karnebeek wel 's morgens gehoord had, dat de kroonprins dien dag zou vertrekken, maar hij wist niet dat deze reeds onderweg was en hoorde dit eerst na het vertrek der gezanten. Deze verzekering moeten wij zonder meer als juist aanvaarden, hoewel het dan toch ook al wonderlijk van den minister was, om den gezanten niet mede te deelen, wat hij in elk geval wist, dat de kroonprins dienzelfden dag zou weggaan. Intusschen wordt de zaak nu langzamer hand helder. Dat de kroonprins Wieringen verlaten had, wisten wij op ons redactie- bureau 's morgens half twaalf. Wij ont vingen het bericht van een correspondentie- bureau, dat zoowat de geheele pers bedient; dus wist de geheele pers het op datzelfde uur. Binnen het uur dianrna vond de confe rentie met de gezanten plaats; toen was de leider onzer buitenlandsche zaken nog niet bekend met een bericht dat aan de geheele Nederlondsche pers bekend was en dat voor hem van het allergrootste be lang was. De minister van binnenlondsche zaken echter, althans de secretaris-generaal in algemeenen dienst, de heer Kan, moet op datzelfde uur wèl bekend zijn geweest met het feit Immers, al wat den kroonprins be- tTeft, werd steeds namens minister Ruys door mr. Kan geregeld- De burgemeester van Wieringen, de heer Kolff, die steeds namens mr. Kan den kroonprins verge zelde op zijn reizen naar Doorn, verge zelde hem thans naar de grens. D i t moet in opdracht van Kan (Ruys?) gebeurd zijn. Iets anders aan te nemen, zou van de waanzinnigste verhoudingen getuigen. De conclusie ligt voor de hand: minister Ruys, of zijn mr. Kan, hebben minister Kamebeek onkundig gelaten van het ver trek van den kroonprins, hoewel z ij wisten, dat deze de gezanten ontvangen zou tot een onder houd over het voorgenomen vertrek. Is dit een vergissing geweest, dan is het heel erg. Is het opzet geweest, dan gaat er een poel van leugenachtigheid open. berichten. DE EX-KEIZER. Sensationnecle geruchten. Vermoedelijk in verbond met het sensation necle bericht uit Brussel, in een vorig nummer medegedeeld, seint de Parijsche correspondent van hut Hbld. heden: Ongerustheid is hier gewekt door berich ten, die waarschijnlijk maken, dat de ex- Keizer spoedig zijn zoon naar Duitschland volgen zal, om zich aan het hoofd te plaat sen van een monarchistische omwenteling, waarvan zelfs de datum, 4 December, wordt opgegeven. Aon officieele ontkenningen van Holland sehen kant hecht men zeer weinig gewicht meer. De correspondent van de „Motin" sein de, dat men in officieele kringen van n'ets weet, terwijl nadruk gelegd wordt op be zoeken van mr. Kan en den heer Von Hoest (die de paspoorten voor den Keizer en diens gezin heet te hebben gebracht), aan Doorn. De Berlijnsche correspondent van het blad te lefoneert: „Het bericht van Fransche en Belgische bla den, dat de Duitsche regeering ook den ex- Keizer een pos voor d?n terugkeer naar Duitschland zou hebben verstrekt, is, naar wij van officieele rijde vernemen, volkomen uit de lucht gegrepen." Kreeg geen pas voor Duitschland. Het Wolffbureou bevest gt het bericht, dat aan den gewezen keizer geen pas is afgegeven voor zijn terugkeer naar Duitschland. De be tichten daaromtrent van eenige buitenlandsche bladen berusten op onwaarheid. HET VERTREK VAN DEN EX-KROONPRINS. Dc overwegingen onzer regecring. Een medewerker van het Hbld. meldt Nu het vertrek von den kroonprins een vol dongen feit is geworden, mecnen wij, naar aan leiding van verschillende gesprekken, die wij over dit onderwerp in Den Haag hebben ge voerd. wel een uiteenzetting te mogen geven van de onderscheidene opvattingen, welke de positie van den kroonprins in ons land konden bepalen. Wij mcenen daarmede eenerzijds de opvatting, welke te bevoegder plaatse is ge huldigd, in een juist licht te stellen, anderzijds verkeerde gevolgtrekkingen, die reeds zijn ge maakt, te achterhalen. Er zijn drie opvattingen mogelijk geweest, van gewicht voor de bepaling van de positie van den kroonprins. In de eerste plaats was mo gelijk een streng-juridische opvatting, volgens welke er in het Nederlandsche recht geen gTond te vinden ware voor een verbod aan den kroon prins om te vertrekken. Het is duidelijk gewor den, dat onze regeering in hoofdzaak in deze opvatting deelde. In de tweede plaats was de opvatting mogelijk, die men dezer dagen nog al in diplomatieke kringen kon hooren verkon digen, dot Nederland ten opzichte van het vast houden der beide leden van de voormalige Duit sche keizerlijke familie, „un devoir moral" te genover de wereld had, waarvoor het strenge rechtsstandpunt behoorde te wijken. Men ge voelt echter, dat de aanvaarding ven deze op vatting ons gebracht zou hebben midden in de waardeering van allerlei internationale politie ke overwegingen. En daar het gedurende en na den oorlog steeds onze bedoeling is geweest buiten de internationale politieke verwikkelingen te blijven, behoeft het niet te verwonderen, dat onze regeering van deze opvatting zich geheel vrij heeft willen houden. Maar er was nog een andere opvatting moge lijk, welke zoowel de eene als de andere voor gaande raakte. Voor wie zich stelt op het strenge rechtsstandpunt, dat onze regecring den Kroonprins een vertrek rechtens niet weige ren kon, bleef altijd nog deze practische vraag moeten wij hem dan laten gaan, enkel op zijn verzoek, of moeten wij eerst nagaan, of het land, waarheen hij reizen wil, hem toestaat binnen te komen Het zou een groot verschil zijn ge weest (niet alleen voor de regeering, maar ook voor de veiligheid van zijn eigen persoon) of de Kroonprins had willen vertrekken zonder zeker heid elders te worden toegelaten, dan wel mèt die zekerheid. In het eerste geval zou hij eigen lijk „op goed geluk", als een soort avonturier, zijn heengegaan, gelijk indertijd Keizer Karl uit Zwitserland. En het zou zeer de vraag zijn ge weest, of onze regeering h- m don niet rijn ver trek zou hebben verhinderd. Maar de Kroonprins heeft dc-ze moeilijkheid klaarblijkelijk gevoeld, want hij heeft nimmer ann onze regeering de vraag officieel gesteld, of hij ook zonder een paspoort van een andere regeering kon heen gaan. Hij heeft zich integendeel steeds beijverd de toestemming der Duitsche regecring te ver krijgen om rich weer in zijn vaderland te ves tigen, maar die toestemming is voortdurend opgehouden (niet afgeweven), tot de Duitsche regeering haar eenige weken geleden verleende En toen is pas het vraagstuk van het vertrek van den Kroonprins concreet voor onze regee ring gesteld. Toen im-mers, heeft de Kroon prins haar doen weten, dat hij, daar hem een Dvitrch pr^-noort zou worden verleend, ons land zou verlaten. En toen heeft de regeering pas uitgemaakt dat er naar Nederlardsch recht geen termen te vinden waren, om den Kroonprins, voorzien van een behoorlijk paspoort, zijn ver trek te belemmeren. In het officieele bericht dat Zaterdagmiddag de wereld is ingezonden, accen- tueeren de eerste woorden („Na eene aan onze recreering gedane med'deeling" is de Kroon prins vertrokken) zim juridische vrijheid van handelen tegenover de regeering. Wij willen nog even den nadruk leggen op het feit, dal reeds eenige weken gele don (toen er van een stop van de geallieerde regelingen in het geheel neg geen sprake was) dc Kroonprins hcctt aangetoond d-> toe stemming der Duitsche regecring eindelijk te hebben verkregen. Dit feit, 1 Sen in l et licht van het standpunt in Den Ha cn op-ichtc ven zijn vert-ek ingenomen, meukt het onmogeb:!: eenig verbond te leggen tusschcn het tijdstip van zijn vtrtrek en den stap der geallieerden En r ker weerspreekt het de geheel onjuiste geve gtrekking, dat onze regeering het vertrek van een Kroonprins zou bevorderd heb ben. Het initiatief daartoe is van hem en van hem alleen uitgegonn. En hij heeft eindelijk be reikt, waarnaar al jaren heeft verlangd, maar wat steeds was afgestuit op de bezwaren der Duitsche regeering. De Times over Neder!ond"s standpunt. Keuter meldt uit Londen dat do „Times", in een hoofdartikel den terugkeer van den ex- kroonprins besprekend, de door de gebeurte nis gewekte opgewondenheid overdreven acht. Het blad wijst erop, dat Nederland tegenover de geallieerden geen verantwoordelijkheid op zich nam om den prins in verzekerde bewaring te houden en acht het daarom ongelukkig, dat de geallieerden het noodig vonden om, blijk baar op Britsch initiotief, oen plechtig beroep in Den Haag te doen, ten einde het vertrek van den ex-kroonprins te beletten. In het bijzonder was het ongelukkig, dat hun beroep werd ge daan eenige oogenblikken nadat de kroonprins reeds de Duitsche grens over was. Verder con stateert de „Times", dat de geallieerde staats lieden blijkbaar niets geleerd hebben door de smadelijke ervaringen van den ex-kcizer, en voortgaan met zich bloot te stellen aan on- noodige vernederingen. Het blad acht dan ook het vertoon van gebelgdheid jegens Holland, dat merkbaar is in de Fransche openbare mee ning, misplaatst NEDERLAND EN BELGI& De traktaten van T839. De Brusselsche correspondent van de Matin seinde gisteren aan zijn blad, dat de Belgische regeering voornemens zou zijn stappen te doen bij de geallieerden ten einde een conferentie te zien bijeengeroepen, waar de herziening der tractaten van 1839 en vooral het regime van de monding van de Schelde zouden worden be sproken. Ook zou België vrije doorvaart eischen voor zijne oorlogsvloot, zoowel in vredes- als in oorlogstijd. Van officieele Belgische zijde wordt echter verzekerd, dat het bericht in het Fransche blad allen naar aan de N. R. C wordt geseind grond mist. De Belgische re geering heeft zich den laatsteh tijd met de Scheldekwestie niet beziggehouden. In regee- ringskringen is men trouwens de meening toe gedaan, dat het te berde brengen van dit vraag stuk, nu de internationale toestand ingewikkel der is dan ooit, absoluut ongewenscht zou zijn. DE KABINETSCRISIS. Een rede van minister Colijn. Gisteravond heeft de heer H. Colijn, in de Raomkerk te Amsterdam, onder overgroot® be langstelling gesproken over de regeeringscrisis De kerk was zóó vol, dat velen niet konden worden toegelaten. Dc heer Colijn werd ontvan gen met het lied „Dat 's Heeren zegen op u daal", dat men hem staande toezong Hij begon met er op te wijzen hoe de normale plaats voor een minster om zijn gedachten uit een te zetten is, de volksvertegenwoordiging Doch wanneer het contact tusschen Kamers en Regeering verbroken is, zoekt men een andere plaats. Spr. staat hier echter niet als minister, doch als gekozen leider van de anti-revolution- nairen. De twee vragen die de heer Colijn hierna stelde waren hoe is de huidige crisis ontstaan en hoe is het anti-revolutionnaire standpunt bij de oplossing? De directe aanleiding tot het ontstaan van do crisis is de verwerping van de Vlootwet, Om de beteekenis van dit votum naar waarde te kunnen schatten, moeten we eerst vragen waar om de Vlootwet werd voorgesteld. D t is eigen lijk een merkwaardige vraag voor een land met een zoo glorierijk verleden als ons land. Zou het denkbaar zijn dat men een dusdanig voorstel deed om politieke winst te behalen, of vooi ziin genoegen. Of is niet de verklaring, dat d.» iezeering cit voorstel moest doen, om in deze wereld van afgunst en haat haar --licht te doen Op den dodat hier de Vlootwet verworpen .erd, kondigde Baldwin den bouw van nieuwe '.ruisers aan. En het volk dat hem hoorde, riep lat Baldwin gehangen of in kokende olie ge smoord moest worden? Neen, het volk juichte. En hier verhinderde het volk de regeer'ng haa' olicht te doen. De vervuil ng van den regee- fir plicht is Hi?r te lande nimmer aangenaam geweest. Reeds herhaalde!i'k werden bij defen ^vraagstukken ce contra-revo.utionnaire leiders -:ngevc,-en. En thans geschudde dit weer. Spr aanvaarde echter evenals 11 jaar geledrn de volle verantwoordelijkheid voor hetgeen hij ver dedigde Doch spr. wijst de bewering af dat hij of zijn partij de scheppers van de Vlootwet souden wezen. En de handtekening van den minister van finonciën, die onder het Vlootwet- ontwerp staat, is niet dia van minister Colijn. doch van minister De Geer. Ook het plan d't ontwerp thans aan de orde te brengen, is opge vat vóór spr. minister werd. De anti-revolu .tionnairen hebben waarlijk niet hiermee het mili tarisme op de spits willen drijven. En toch werd het in vele kringen zoo voorgesteld. Men mag hieruit echter niet afleiden, dat spr. het besluit om de wet thans aan de orde te stel len afkeurde. Integendeel. Het zijn van een zelf standigen staat brengt óók plichten mee. Een daarvan is de plicjit tot handhaving van onzij digheid. De andere volken hebben het recht van een zelfstandige natie te eischen dot ge daan wordt wat behoorlijk is en wat mogelijk is. Er werd gevraagdhebt gij dan niets ge merkt van dien nieuwen- wereldgeest, die na 19T4 ontstond, hebt gij dan niet gelet op den Volkenbond, op de arbeidersbeweging? Spr. heeft van dien nieuwen geest niets bemerkt; ja de geest is nog slechter, nog naijveriger ge worden. Dat een land de verdedigin- van zijn recht aan de vergadering te Genève kan toe vertrouwen, gelooft spr. niet En de arbeiders beweging heeft tegen de macht nog niets kun nen uitrichten. Internationale beperking ven de bewapening is het richtsnoer van de onti-revolutionnoire partij. Doc*\ zoolang niet alle landen dit tezamen doen, blijft waar het woord van minister Van Karne beek dat slechts door het met geweld weren van een oorlog van de landsgrenzen, een neutrale staat in geval van oorlog eerbiediging van zijn grenzen kan eischen. In den Japansch-Russischen oorlog, zoowel als in 1914 hiedd èn onze vloot èn ons leger, Neder land buiten den oorlog. Thans tracht men het geen ons leger deed, te verkleinen. En Winston Churchill erkent in het juist verschenen De deel van zijn War Crisis, dat door de Engelsche regeering met het Nederlondsche leger als met een substantieel en factor rekening werd ge houden. Een noutroliteitsleger is geen aan val smacht De linksche leiders zagen dit niet in. Doch d onti-revolutionnoiren willen niet door lafheid ea~ een overweldiger in handen geven wot God or. schonk. Nu de vraag of het ontwerp niet nog eenigcr tijd had kunnen wachten Spr. stelt hier tegen over de vraag, waarom de Vlootwet eerst nu aan de orde werd gesteld- De Indische defensie plannen doteeren van 1897. In 1906 werd eer commissie ingest ld om het vraagstuk te onder zoeken. Zij bracht een rapport uit, waarop in 1912 een nieuw rapport volgde. In dat jaar har men een Vlootwet gereed, de indiening hiervan werd door het uitbreken van den oorlog naa- den achtergrond geschoven. En thans werd ein delijk het ontwerp van 1921 aan de orde ge steld. En wanneer nu eerst na 17 jaar dc regec ring met nieuwe plannen komt, mag men toe eer vragen waarom nu ©erst in plaats van waar om nu reeds. Wat de regeering voorstelde? Zij wide min der dan de regeeringscommissio éen vloot diV onze neutraliteit geheel zou kunnen handhaver, doch die in geval van een aanval, slechts eer deel van Oost-Tndië zou kunnen verdedigen Wat werd voorgesteld was in zich zelf com pleetcn zat niet vast aan een tweede vloc van peliike sterkte, over 6 jaar te bouwen. Ten slotte de beteekenis van het voorstel voo* onze financiën. H t was minister De Geer di' reide: „Of de Vlootwet aangenomen of ver worpen ..ordt, blijft voor den minister van finan ciën hetzelfde." Misverstand ten opzichte var de finoncieele gevolgen der Vlootwet, ontston allereerst in verband met de opvatting, dat der- vloot na 6 jaar verder gecompleteerd zou moe ten v/orden. Dan zijn er monsohen geweest die de koste va:, de vloot bij elkoar optelden en dan tot bu: tengewoon groote sommen kwamen. Dc vrat is echter wat kost de marine nu, en wat ko- de marine na oenneming van de Vlootwet E dan blijkt dat in beide gevallen onze maritiem uitgaven 33 mallioen per jaar bedrogen. Dec bedragen zijn ook niet buiten de bezuinigin gevallen Alleen de Q'{ millioen van aanboir van materieel werden vastgelegd. Op de 24 millioen aan bcd.ijfsonkosten kon echter dan: worden bezuinigd. Doch deze uiteenrettingc' die reeds bij de behandeling van de Vlootw wc den gegeven, hebben niet mogen baten. En het erge is, dat er bij deze hecle Vloo*- wet'.westie zoo werd gekletst ovci de regeerin De acti<» --oncentreerde zich op den minister v. finanViën. Spr. wil het hier niet hebben over d vele bedreigingen met moord, die hij ontving wel over het feit dot werd rondgestrooid, hc verkorting van den leertijd, vermindering ve salarissen en de geheele bezuiniging a." ing va de Vlootwet. De koppeling van Vlootwet aar: bezuiniging was een speculatie op het onti-mili tu ïstisch karakter Von ons volk. Spreker gat hierna een korte uitcenzettir van den financicclen toestand van ons land. D Alle navolging zoowel op zedelijk gebied als in het leven is verkeerd. WILDE Willem Groenhuizen lnn-C8(r. 43. Te-. 832. l'ostr. 73821 GOUD- ZILVER en UURWERKEN. - VANAF t 33.— door F. FRANKFORT MOORE. Uit het Engelsch door F. J. VAN DER MOLEN. 11 Hij vond het noodig, ook daarover even na te denken. Hij herinnerde zich nog heel goed, met welk een ernst zij gesproken had. De uiting van haar wantrouwen tegenover haar eigen hart was zonder twijfel opretht gemeend. Een trilling van passie had hij in haar uitbarsting gevoeld. Daar lag in haar woorden iets van de wanhoop van een kind, dat van haar moeder is afgeraakt en plot seling te midden eener menigte staat, zonder een hand te weten, die het leiden kan; de kreet van een kind, dat uit een aange nomen droom midden in den donkeren nacht ontwaakt, school in haar woorden: Mijn hart, dat ik vertrouwde, heeft mij tot tweemalen toe bedrogen. Zou dat voor den derden keer kunnen gebeuren?... God weet het Wat het waarschijnlijk, dat zij dien wan hoopskreet geslaakt zou hebben, indien zii haar hart niet ten derden male door iemand voelde aangetrokken? Het kwarn hem zeer waarschijnlijk voor. I-Iij had van vrouwenharten weinig kennis, alleen genoeg om, wanneer het gesprek hem daartoe aanleiding gaf, zooals op de veran da. in scherts te durven gewagen van du grondeloo/.e diepten van den oceaan. Maar toch ook genoeg, om overtuigd te zijn, dat het hart van een vrouw zichzelf zoo goed weet te behecrschen, wanneer zijn 'geheimen aan het licht gebracht dreigen te zullen worden, dat het weet, wanneer het spreken kan en wanneer het zwijgen moet Hij wist zeker, dat het geen enkel woord los zal laten, zoolang het vindt, dat het juiste oogcnblik nog niet is aangebroken. dat het niet eer begint te spreken, vóór de reqhte Jozef verschenk Wie was dan toch de man, bij wiens ver schijning het hart van Valencia opnieuw sneller was gaan kloppen, en haar bewogen had. hem, Patricius, haar wantrouwen tegen de ingevingen van haar hart te belijden? Dat was de groote vraag, waarin volgens zijn beschouwing al het andere zich oploste. Kon er evenwel nog twijfel bestaan op dit punt, wanneer hij zich te binnen bracht, op welk een ernstigen toon Angela hem had toegevoegd:' „Wees op Je hoede voor George Drum mond"? Het was ter wille vr George Drummond, dat Valencia's hart tot haar gesproken had. Het waren de ingevingen van haar hart in verband met George Drummond, die zij zoo zeer gewantrouwd had. Maar wanneer een meisje als Valencia indien er op de wereld ten minste een twee de als Valencia bestond wantrouwde, wat heur hart haar influisterde met betrekking tot oen man. was het dan wel zeker, dat het nis een bewijs van haar genegenheid voor dien man moest worden opgevat? Daarover was hij in twijfel, maar waar hij niet aan twijfelde, was. dat het maar het beste zou zijn, voorloopig geen haast te maken met zijn voorstel aan Valencia, el kaar niet langer lief te hebben met de ge negenheid van broer en zuster, of van mak kers, dio geen geheimen voor elkaar be zitten, maar zooals twee geliefden elkaar beminnen En merkwaardig genoeg, gevoelde hij iets van blijdschap, toen luj dit met zichzelf eens was. Want toen hij opstond en zijn cindic sigaar wegwierp en zijn handen in zijn zak stak, toen verrees voor zijn geestesoog uit het diepe azuur van den avondhemel, boven dc blauwe oneindigheid van de Middelland- sche zee, een heerlijk herinneringsbeeld met groote, gevoelvolle oogen en een mond. die onweerstaanbaar deed denken aan de Ster der Liefde, door de astronomen Venus ge- heeten. „Ach, was zij toch maar hier!" zuchtte hij, toen die zoete herinnering den spot met hem dreef „Wat is voor mij al do heerlijk heid van deze streek, nu zij weg is, weg! Voor den duivel, ik ben de ongelukkigste stumper, die er ooit op twee bcenen ge- loopen heeft!" En gelijk had hij; want na in zijn hotel te hebben gedineerd, ging hij naar Monte Carlo en won daar twee honderd vijftig pond aan de speeltafel, en het Is algemeen bekend, dat iemand, die met spelen zulk een geringe som wint, zich de ongelukkigste man ter wereld moet gevoelen. HOOFDSTUK VIII. Charlie Mappin, de stoere zeeman, ont haalde de gasten van George Drummond op een jolig lied. bij de muziek van een banjo obblieato, terwijl de maan h«ar licht over vloedig neergoot op het helderwitte dek van het schocnerjacht Blessed Damozel, dat schommelend aan zijn kabeltouwen in de baai van Villcfranche voor anker lag. De meeste der gasten en al do scheepsgezellen \ielen in bij het koor, en daarna stapten dc solist en zijn maat, Job Haskis,, in tegen gestelde richting het dek rond; na twee rondgangen ontmoetten ze elkaar midden in den kring, schudden elkaar de hand met een kracht, die aan hartelijkheid niets te wenschcn overliet, en voerden vervolgens een woesten dans uit met zooveel animo dat de elcctrische lampions, die aan den nok van de ra tot aan de verschansing bij honderdtallen waren opgehangen, boven hun hoofden begonnen te trillen en in het water beneden sidderend weerkaatst werden. Het liedje, dat Carolina Carrie heette, was slechts een van dc vele, die door de beman ning ten beste werden gegeven, sommige met banjo-accorapagnement, andere met een harmonica, en een. waarbij tusschen de coupletten een horlepijp werd gedanst, met een vioolbegeleiding. George Drummond en zijn gasten, na te hebben gegeten, hadden zich in vouwstoelen op het dek neergezet. De muzikale opluistering had ongetwijfeld een verrassend effect; niet alleen op hen. voor wie het bestemd was, maar ook op de bemanning van de vele bootjes, die van wal waren gestoken cn op ecnigen afstand van den schoener waren gaan liggen. Het bootenvolk scheen zelfs in de meening te verkeeren, dat het jammer zou zijn. Indien er een enkele noot in het maanlicht weg stierf, dio ze niet hadden kunnen opvangen. Het diner was voortreffelijk geweest. George Drummond had blijkbaar een zeer rovale opvatting van het zeiljachten. Zijn kok was niet een van de soort, zooals men ze aan boord van menig vaartuig aantreft, waar alles maar ruww#eg wordt toebereid, zoowel voor als achter; terwijl de chef-hof meester buiten kijf een man van goeden smaak was. Beiden, zoowel de kok als do hofmeester, hadden eenige jaren doorge bracht op reusachtige occaanbooten van een der beste stoomvaartlijnen, zoodat van hen mocht worden verwacht, dat zij hun vak kenden. De kajuit, met mahomehoutpanee- len betimmerd, bood ruimte te over voor een diner van vijf en twintig personen. De tafel versiering bestond geheel uit prarhtigc rozen, terwijl van de zoldering op aanwijzing van den hofmeester mandjes met bloemen in onderscheiden kleuren en tinten neer hingen. Het licht der electrische lampen weid getemperd door takjes lelietjes-dcr- dalen, e\enal3 in de salon van een gast vrouw, die weet, dat een zachte verlichting een dame op haar voordecligst doet uit komen. Op het dek der kajuit prijkten bloe men in potten een arrangement trouwens, waarvoor George Drummond op een vaar tuig minder gevoelde. Toch kwam het niet in hem op, de blocmen-fantasicn van zijn hofmeester te kortwieken: gaarne bcrustto hij in dc liefhebberijen van den man, die vroeger altijd genoodzaakt was geweest, zijn plantjes een lange reis te laten maken, maar thans voor den eersten keer van zijn leven voor anker lag op de reede van wat hij het ideaal van een moestuin noemde. De bootsman van het jacht echter vond het overbodig, zijn. minachting voor de „mallig heden" van d<$> hofmeester te verbergen ,,'t Is rne wat moois, een schocnerjacht toe te takelen als een fruitwagcn. Het lijkt wel een kar met bloemkool op de groenten- markt," snauwde hij. De hofmeester zweeg, maar was diep ver ontwaardigd. Wordt vervolgd.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1923 | | pagina 5