toeren zijn ech'ci geen wettelijke dwang
middelen noodig. Ook zonder dezen zullen
daar, waar het aanbod de vraag overtreft,
de overtollige diensten op den duur van
zelf verdwijnen en, aangezien het reizend
publick bij concurrentie van twee of meer
ondernemingen de voorkeur zal geven aan
de beste, zullen het de slechten zijn, die het
moeten opgeven.
3o. Er is reeds een bond of althans een
organisatie van autobus-ondernemers. Dat
de invloed van deze nog zeer gering* is,
valt bij haar jeugd niet te verwonderen.
Gaat de staat deze organisatie nu niet
aanstonds door een wet op zijde zetten,
doch loot hij haar tijd en vrijheid om zich
te ontwikke'en, dan mag men verwachten,
dat ze haar invloed zal aanwenden om on
geregeldheden en kwade gebruiken tegen
te gaan. Niet omdat autobusondernemers
200 bijzonder veel over hebben voor het
algemeen belang, doch omdat het voor
komen van misbruiken hun eigen belang
is. Slechte diensten zouden immers op den
duur het reizend publiek van den autobus
weer naar de tram en den trein terugbren
gen.
4o. Aan de wettelijke regeling van een
nieuw scherp concurreerend vervoermiddel
door een overheid, die zelf, middellijk of
onmiddellijk, exploitant van een vervoer
middel is, is een gevaar verbonden, van
geheel anderen aard, doch zeker niet min
der ernstig dan dat van den hardrijdenden
autobus. De geschiedenis leert (zie uit de
allerjongste geschiedenis het ontwerp tot
naasting van de lijn AlmeloSalzbergen!)
dat de wetgever in zulke gevallen er on
danks de grootste moeite niet altijd in
slaagt, om zijn posities van overheid-wet-
gever en concurrent-exploitant zorgvuldig
gescheiden te houden en cb>t hij er dan manr
al te licht toe komt, om onder de vage en
daarom zoo gemakkelijk aan te heffen leus
„algemeen belang" dingen te doen, waar
voor hij door de wet op de oneerlijke con
currentie zwaar zou worden gestraft, in
dien met deze wet inderdaad elke vorm van
oneerlijke concurrentie kon worden achter
haald.
5o. en bovenal! Het autobusverkcer is
een nieuw maatschappelijk verschijnsel, dat
rog in zijn Sturm-und Drangperiode is.
Hoe het zich zal ontwikkelen, of het
om nu eens twee uitersten te noemen in
het binnenland het tram- en treinverkeer
geheel zal overvleugelen of wel no een
korte en groote vlucht weer zal ineen
schrompelen tot enkele onbeduidendo
dienstjes op het verre platteland, vak nu
nog niet te voorspellen. Maar daarom juist
is nu nog zeker niet het oogenblik gekomen
om dit verschijnsel tot voorwerp eener
wettelijke regeling te maken. Daarvoor
verkeert het nog al te zeer in een toestand
van wording, groei, onzekerheid.
Om al deze redenen vertrouwen we, dat
dc Regeering in haar Memorie van Ant
woord tegenover dezen dwanglust der Ka
merleden een even verstandig standpunt zal
innemen als B. en \V. van Rotterdam in
hun Mem. v. Antw. tegenover even dwang-
lustige gemeenteraadsleden.
B. en >X7. wenschen enkele maatregelen in
overweging te nemen, die voor een behoor
lijk verkeer in een groote stad misschien
onvermijdelijk zijn, doch overigens verkla
ren zij in deze aangelegenheid „een eeni-
germate afwachtende houding" te willen
aannemen.
Belangstellend afwachten, dit is dc
houding, welke de wijze wetgever aan
neemt tegenover elk nieuw maatschappelijk
verschijnsel.
Niet, omdat het nieuwe enkel reeds door
zijn ontstaan en bestaan een onaantastbare
waarde zou hebben, doch omdat nan het
nieuwe in zijn natuurlijken groei de vrij
heid moet worden gelaten, om ééns te too-
nen, dat het waarde heeft.
Curieus is het motief voor een wette
lijke regeling van het autobusverkeer in de
eerste zinsnede genoemd, dat anders „de
tramwegen niet kunnen blijven bestaan".
Maar als op den duur nu eens bleek, dat
het reizend publiek den autobus boven de
tram prefereert, zou daardoor dan niet zijn
aangetoond, dat in de ontwikkeling van het
verkeerswezen de tram zijn tijd heeft gehad
en verdwijnen moet?
En de leden, hier aan het woord, zouden
waarschijnlijk heel boos worden, als men
henconservatief noemde!
Berichten.
VERBETERING VAN KIESSlitbEL.
Negen nieuwe systemen ter
overweging.
De op Initiatief von den heer C. E. v.
Koetsveld lö Mei 1922 opgerichte Nederl.
Vereen, tot Verbetering v. h. Kiesstelsel staat
thans, nét ruim een jaar vnn voorbereidende
studie, voor de keuze van het beste stolsel van
E. V., waartoe op nadei vest te stellen datum
in Dec. de algemeene vergadering zal worden
samengeroepen. De keuze werd beperkt tot 9
van de 32 bestudeerde stelsels. Daar hei moge
lijk is, dat ook nog in het te kiezen stelsed wijzi
ging wenschelijk zal worden geacht, wordt te
voren aan de leden der vereeniging nog een
tiental vragen voorgelegd over de stelsels, die
hieronder volgen
Stelsel Callcnbach.
Lijsten ~^et onbeperk getal cand., voor eiken
cand. geteekend dooi minstens 10 kiezers.
Schrapping van wettelijk niet verkiesbare cand.
maakt de lijst niet ongeldig. Doolt door schrap
ping van onbevoegde onderteekenaars het aantal
handteekeningen voor een cand. beneden 10, dun
valt die cand. ai. Geen cand. mag op méér dan
één lijst staan en geen kiezer méér don één
lijst teekenen. Elke lijst geldt voor heel het land.
Geen verbinding van lijsten. Toewijzing der ze
tels met Gewonen Kiesdeelei De zetels eener
lijst komen eon de cand. met de meeste stem
men. Bij gelijk cijfer beslist lijstvolgorde. Krijgt
een lijst mééT zetels dan zij cand. heeft, dan
kan een aanvullingslijst woeden ingediend, ge-
leekend door alle nog levende kiezers en cand.
die op de eerste lijst stonden, en bovendien dooi
nog 10 andere kiezers voor eiken nieuwen cand.
Overschotzctels aan de grootste sternoverschot-
tcn. Bij gelijk overschot gaat vóór de lijst die
nog geen.zetel heeft, en zoo beiden zetels heb
ben gaat vóór die er de meeste heeft. Hebben
beidel ijstcn geen of evenveel zetels, don gaat
vóór de cand., die de meste stemmen heeft. De
niet-gekozenen eener lijst, vormen de reserve, in
volgorde van stcmcijfer. Bij uitputting der re
serve kon een aanvullingslijst worden ingediend.
II. Stelsel Cornclisscn.
In het tegenwoordig stelsel komen volgende
veranderingen Vaste Kiesd., dus vorieerend ge
tal Kamerleden. Geen verbinding von lijsten die
gesteld zijn in een zelfden Kamerkring. In plaats
van halve lijstdeeler zal voor een cand. slechts
20 pCt van den Lijstdeeler vereischt zijn om in
aanmerking te komen Aantal Kamerkringen
brengen van 18 op 15.
III. Stelsel v. Dam.
Cand-Tijsten in te dienen door als rechts
persoon erkende Kiesvereen. De kiesgerechtigde
leden eener Kiesvereen. stellen bij referendum
de volgorde der cand. vast. Stemoverschot van
een gekozene niet geheel overdragen op direct
op hem volgenden cand., maar voor 20 pCt. op
dezen en verder op de dan volgenden succes
sievelijk 17, 15, T5, 11, 9, 7, 5 en 3 pCt. Zijn
geen stemmen over te dragen, dan zijn gekozen
die op de lijst de meeste stemmen kregen. Col
lege met administratieve rechtspraak in kies
rechtzaken beoordeelt eventueele onregelma
tigheden.
IV. Stelsel v. Dcinsc.
Verkiezing splitsen in I. Stemming tot ver-
decling der zetels tusschcn de partijen II. Aan
wijzing der gekozenen voor elke partij. Op het
stembiljet de namen der officieel ingeschreven
partijen, zijnde die, welke bij de vorige verkie
zing méér dan 15.000 st. kregen, of een leden
lijst van minstens 1000 nomen kunnen overleg
gen. Percontsgewverdeeling der zetels, na af
trek der lijsten die beneden 0.5 pCt. bleven.
Op het kiesbiljet in alphabctische volgorde de
cand. door de partijen in den Kieskring gesteld.
Verkozen zijn de cand., die over heel het land
de meeste stemmen kregen Aan de verkiezing
mogen slechts deelnemen de kiezers, die ook
deelnamen aan de stemming, ten bewijze waar
van zij een kiesknnrt ontvingen.
V. Stelsel v. Koetsveld.
Het land verdeeld in 100 districten. Elk cand.
afzonderlijk te stellen door bijv. 20 kiezers.
Elke candidoatstclling geldig voor heel het land.
Elke cendidaat wijst 5 andere condidaten aan,
op welken in door hem vost te stellen volgorde
worden overgedragen de niet tot uitwerking ge
komen biljetten waarop zijn naam het laatst
staat. In het stemlokaal ontvangt de kiezer een
biljet, ruimte biedend voor bijv. 13 nemen, en de
alphsbetische lijst van al de in het land ge
stelde candidaten, welke lijst van achteren ge
gomd is cn zóó geperforeerd, dat elke naam af
zonderlijk kan worden uitgescheirrd. De kiezer
stemt op den candidaat dien h«j bovenaan op zijn
biljet plakt, en plakt onder dezen nog minstens
4 anderen, in volgorde van zijn voorkeur. Het
niet-gebruikte deel der geperforeerde lijst moet
in het stemlokaal worden achtergelaten. Het
Stembureau sorte, rt de biljetten naar het aantal
nnmen en voor elk aantal naar de candidaten
aan wie zij zijn toegekend. Het Hoofdstembu
reau voegt de biljetten bijeen naor het aantal
namen en voor elk aantal naar de candidaten
aan wie zij zijn toegekend. Het Centraal Stem
bureau berekent den gewonen kiesdeeler cn stelt
door loting vast de volgorde der districten waar
in de biljetten met 3, dan die met 6, nw*t 7 na
men. enz. Zoodra een candidaat den kiesdeeler
bereikt, wordt nangeteekend uit welke districten
de biljetten waarmede hij gekozen is, afkomstig
zijn. Op alle andere biljetten waarop hij nog
bovenaan staat, wordt zijn naam doorgehaald
en no toekenning aan de op hem volgenden
candidaat worden die biljetten opnieuw gesor
teerd ne.ar het oantal namen dat zij alsnog be
vatten. Blijven na toewijzing alieT biljetten nog
zetels onbezet, dan worden telkens overgedra
gen de biljetten van den candidaat die in heel
het land de minste stemmen kreeg. Bereikt ge
durende die behandeling een candidaat den kies
deeler, dr.n wordt met zijn nog overige biljetten
gehandeld als reod.s is beschreven. Op deze
wijze wordt voortgegaan tot óf alle zetels met
vollen kiesdeeler zijn bezet óf het aantal nog
overige rnndidiiten gelijk is aan dat der nog
overige zetels, of op al de nog overige biljetten
de lijst van overdracht ten einde is. In het
twec-de goval zijn al de nog overige candidaten
gekozen, ih het derde zij, die de ineoste stem
men hebben. Bik gekozene neemt zitting voor t
district waaruit !u'j de meeste stein men kreeg.
Bij gelijk cijfer gunt vóór wie in het district
woont Wonen zij er beiden of goon van beiden,
dan beslist het lot. Komt de gekozene voor 2
of meer districten in aanmerking, dnn zit hij voor
het district waar hij woont Woont hij in geen
dier districten, dnn zit hii voor dat waur z.ijn
stemcijfer het grootst is. Bij gelijk-- cijfers be
slist het lot. Bij vacature wordt met de biljetten
van het uitgevallen lid diens opvolger aange
wezen, door telkens over te dragen de biljetten
von wie er de minste heeft.
VI. Stelsel v. Leeuwen.
Verdeeld in T8 Kieskringen. Lijsten die ver
bonden kunnen worden tot groepen, deze weder
tot hoofdgroepen. Men stemt door aanduiding of
van TO of minder cond;dnten uit het rijk (pn-
nacheeren toegestaan) in volgorde van voor
keur èn van een lijst uit den Kieskring, of
van een lijst zonder meer. Tenzij anders
is aangegeven, aanvaardt de lijststem de volg
orde. doch kiest de persoonstem door over- i
dracht in een lijststem overgegaan de volg-1
orde van de grootte der stemcijfers Groepee
ring der biljetten »-erst naar groepen (partijen),
dan naar candidaten, de persounstemmen en
beide soorten lijststemmen gescheiden houdend.
De lijststemmen met Lijstvolgorde worden bij de
porsoonstemmen van de nummers één der lijs
ten geteld, die met stcincijfervolgorde bij de
hoogste steincijfeicondidoten Kiesdeeler Droop.
Gekozen die den kiesdeeier bereikten. Over
schrijdt het sremrijfer(s; den kiesdeeler niet een
overschot(o), dun overdracht der stemmen van
den gekozene op door het biljet aangeduide op
volgers met verminderde stemwoorde, aangewe
zen door de breuk o/s. Als bij den oanvung of
later geen candidaat den kiesdeeler bereikt, volt
steeds de candidaat met het Jaogste stemcij
fer uit, waarna de biljetten met dezelfde stern-
waarde worden overgedragen op wie noch ge
kozen noch uitgevallen zijn.
Echter valt de ecnig overgebleven cand. van
een lijst (respectievelijk groep) niet uit, zoo
lang een hiermede verbonden lijst of groep
1 nog méér don één cand. heeft overgehouden.
Alsdan worden de stemmen overgedragen naar
den cand. der z.elfde groep. (resp. hoofdgroep)
met het hoogste stemcijfer. Als ten slotte bij
elke hoofdgroep en zelfstandige groep of lijst
slechts één cand. is overgebleven, vallen achter
eenvolgens uit de cand. met een stemcijfer e.
van minder dan 50 pCt., b. van 5075 pCt.,
c. van minstens 75 pCt. van den Kiesd., bij elk
dezer groepen het eerst zij, die bchooren cot de
hoofdgroepen enz., waarvan het kleinste getal
cand. gekozen zijn, en daaronder zij die het
niagste stemcijfer hebben. Zoo voortgaan tot
het aantal gekozenen alleen of met dat der cand.
100 bedraagt. Afgevaardigden von een Kieskring
worden, die er de meeste stemmen kregen. In
geval van dubbel keuze opteert de gekozene
voor oen kring. Plaatsvervangers aan te wijzen
met de biljetten, diea. oon de verkiezing van
den te vervangen persoon hebben medegewerkt
(gezamenlijke stemwaorde gelijk aan den Kiesd.),
b. geheel of gedeeltelijk zonder uitwerking ble
ven (stemwaorde zooals die laatstelijk was).
VII. Stelsel Oldenhtris.
Eerste stemming slechts op partijen. Tweede
stemming ter aanwijzing der personen. Het land
verdeeld in 100 districten. Elke partij, die in een
district in aanmerking wil komen, vraagt plaat
sing op de partijenlijst, met aanwijzing van min
stens 6 andere partijen, waarmede in Te, 2e en
volgende instanties een combinatie von over
schotten kan plaats hebben. Van die partijen
moeten verklaringen worden overgelegd, dat zij
met die combinaties genoegen nemen. De kie
zer heeft één stem uit te brengen op een partij.
Kiesd. vast te stellen op de gewone wijze, doch
afgerond op TOO, en wel naar boven zoo de
beide laatste cijfers boven de 50, naar beneden
zoo zij daar onder zijn. In het eerste geval wor
den el de totaalcijfers der partijen naar boven,
in het tweede naar onder afgerond op TOO. Bij
toekenning van zetels voor overschotten komt
telkens het grootste overschot het eerst in aan
merking. Bij toekenning van zetels op combi
natie van overschotten geldt als regel, dat voor
eiken zetel de volle Kiesd. wordt vereischt. Wor
den de overschotten van 2 partijen gecombi
neerd, dan komt de zetel aan de partij, die het
grootste overschot inbracht. Aan de andere
partij blijft het stemcijfer waarmede de combi
natie den Kiesd. overschreed. Voor de zetels,
door een partij verworven, worden haar toege
wezen de districten, waar rij Het sterkst is- In
elk har er districten maakt de partij een voor
dracht van 3 cand. Al de kiezers in het district
wijzen bij meerderheid van stemmen nan, wie
van dezen gekozen is. Bij vacature hoeft op
dezelfde wijze in het district een nieuwe stem
ming plaats.
VIII. Stelsel Ramoer.
Uit ons tegenwoordig stolsel laten vervallen
de bepaling, dat een lijst of persoon een zeker
deel van den Kiesd. moet bereikt hebben. Volg
orde der cand. op de lijst bij loting vaststellen.
Voor elke lijst gekozen de cand., die de meeste
stemmen kregen. Behalve voor eiken cand., óók
een stemblokje boven elke lijst, ten behoeve van
kiezers, die op heel de lijst willen stemmen,
zonder bepaalde voorkeur voor éénig cand.
IX. Stelsel Dr. Wynoendts Francken.
Op het stembiljet staan aan den buitenkant dc
nomen der partijen met stemblokjes er achter,
aan den binnenkant al de cand. in alphabetische
volgorde, achter elk dc naam der partij waartoe
hij behoort en een stemblokje. Elke kiezer heeft
méér dan één stem, tot een maximum aantal door
de wet bepaald. De kiezer behoeft niet al zijn
stemmen uit te brengen. Panacheeren is geoor
loofd, doch cumulatie verboden. Bovendien mag
de kiezer, zoo hij dat wil, ook nog uitbrengen
een „algemeene stem", door te stemmen op een
der op de hiritenzijde van zijn biljet vermeldde
partijen. De zetels worden over de partijen ver
deeld naar evenredigheid van de „algemeene
stemmen." De ovcrsohotzetels komen aan de
pertijen met de grootste stemoverschotten. Voor
elke partij worden verkozen verklaard de cand.,
die de meeste stemmen kregen. Bij tusschen-
tijdsche vacatures valt in wie onder de niet-ge~
kozen cand., eener partij de meeste stemmen
had.
Hoewel een de stemming over de 9 stelsels
slechts do leden dor Vereeniging kunnen deel
nemen, zal de hoer Van Koetsveld („Molenrein",
Vught) het toch zeer op prijs stellen ook van.
niet-leden beschouwingen over die stelsels te
mogen ontvangen. De vereeniging zal daar
mede zooveel mogelijk in kennis worden ge
steld, en het zal w :*1 licht van invloed zijn op
haar boslbrsinp*.
REGELING VAN DE INRICHTING DER
STAATSBEGROOTING EN
STAATSREKENING.
Voor loopig Verslag.
Blijkens het Vooïloopig Verslag in zake
het wetsontwerp tot regeling van de inrichting
der Slnatsbegrcoting en Staatsrekening (du-
l terende uit 1916) zijn verscheiden leden niet
overtuigd van de wenschelijVheid van het voor
gedragen stelsel. Zij erkennen volkomen, dat
vroeger herhaaldelijk gpkleagd is over gebrek
non elasticiteit vnn het wyoavoordlge begroo-
tingsstelsel, maar uit het historisch overzicht
blijkt tevens, dat c-r toch wel middelen waren
te vinden om nnn dot gebrek tegemoet te ko
men. Men dacht hierbij non de methode vun
uilgaven, welke strikt genomen niet productief
zijn of den buitengewonen dienst te brengén
cn als correctief doornevens den gewonen
dienst te brengen en nis correctief daarnevens
den gewonen dienst te belasten met een annuï
teit tot delging van dc gewone uitgaven bmncr.
weinige jaren. De opmerking dot Het noodza
kelijk is om zich veel nouwkeuriger dan zulks
met de tegenwoordige begrootingen en rekenin
gen mogelijk is, rekenschap te geven van de
toeneming of afneming van het Staatsvermogen
in zijn geheel, juichten zij ten zeerste toe, doch
zij zouden er de voorkeur aan geven, dit doel
te bereiken door het voorschrijven van versla
gen ol rekeningen buiten dc begrooting om,
zonder in het stelsel van inrichting van de
Staatsbegrootmg verandering te brengen. Uit
een verplichte rekening zal kunnen blijken, of
de Staat aan het einde van elk jaar inderdaad
een even gTOOt zermogen heelt als aan het be
gin van het jaar. Dat te willen waarborgen
door daartoe strekkende voorschriften omtrent
de inrichting van de begrooting kan slechts tot
teleurstelling 'eiden.
Tegenover het beginsel, dat elk jaar zijn
eigen lasten moet dragen, stellen deze leden
uitdrukkelijk de historische solidariteit der op-1
volgende geslachten, waarvan echter bij een
wijs beleid slechts uiterst spaarzaam gebruik
zal mogen worden gemaakt om lasten naar de
toekomst te verschuiven.
Andere leden kunnen zich met het wetsont
werp zeer goed vereenigen en juichen het zeer
toe, dot een emstigc poging wordt gedaan om
tc voorkomen, dat het nageslacht wordt belast
met uitgaven, die ten bate vun het thans le
vende geslacht strekken.
Verscheidene leden merken echter op, dat
door het onderhavige wetsontwerp 't overzicht
van de staatsfinanciën we! verre van te worden
verduidelijkt, veel ingewikkelder zal worden.
Zij achten dit juist een groot bezwaar tegen de
voorgestelde regeling. Op grond hiervan meen
den dc hier aan het woord zijnde leden er ern
stig legen te moeten waarschuwen om de ge-
hcele Slonlsbcgrooting op een wijze, als in het
wetsontwerp voorgesteld, in te richten. De Re
geering stelle 7.ich ten doel de medewerking
dut Staten-Generaal bij de vaststelling van de
uitgaven zoo gemakkelijk mogelijk te maken.
Zij hondhove dus de begrooting in haar tegen-
woordigen vorm en keere voor de zoogenaamde
Staatsbedrijven zooveel mogelijk tot die vorm
terug. Het onderhavige naar volmaaktheid stre
vende ontwerp zou, indien het tot wet werd
verheven, de effectieve deelneming van de
Staicn-Genernal aan het tot stand brengen
van de begrooting maar ol te licht vervangen
door een schijnccntröle, omdat de boekhoud
kundig juiste, maar voor den leek weinig over
zichtelijke begrootings-hoofdstukken, die cr uit
zouden voortvloeien, maar door weinigen ge
waardeerd zouden worden en vermoedelijk
door vélen onbestudeerd zouden moeten wor
den gelaten.
De bijkomstige voordeelen van het nieuwe
stelsel gaven oveneens tot verschillende opmer
kingen aanleiding. Verscheidene leden komen
op tegen het betoog in de Memorie van Toe
lichting als zou hel nieuwe stelsel meer afdoende
medezeggenschap van de Statert-Generaal in de
financieele politiek medebrengen.
Ze mei-ken op, dat in de Memorie van Toe
lichting als voordeel vnn het nieuwe stelsel wordt
vermeld, dat gelijksoortige uitgaven bij elkaar
worden gegroepeerd, waardoor een juist inzicht
in en een goed overzicht van de begrotings
uitgaven wordt verkregen, zoodat schijnzurinig-
heio niet langer publiek, Volksvertegenwoordi
ging en Minister van Financiën op een dwoal-
spóoi kunnen brengen. Z>j meenen dat vooral
door dit laatste doel en oorsprong van het ont
werp worden verklaard. Intósschcn vestigen ze
er de aandacht op, dat dit doel evenzeer door
de meermalen genoemde wettelijke hegrootings-
rekening els door een veranderde inrichting van
de begrooting zelve kan worden verkregen.
Hetgeen de Memorie van Toelichting omtrent
het derde bijkomstige voordeel van Het nieuwe
stelsel vermeldt, gaf in de eerste plaats aanlei
ding tot de opmerking, dat wij reeds nu door
de ver doorgevoerde specialiseeiing van dc be
grootingen voor bedrijven en diensttakken op
den verkeerden weg zijn.
Het derde voordcel, n.l. vrijheid in zake amor
tisatie, komt verscheidene leden denkbeeldig
voor. Het vijfde bijkomstige voordeel, n.l. dat
een beter inzicht in de kosten van onderdeelon
van den Staatsdienst zal worden verkregen, en
wel door verdere specioliseering van de boek
houding, verwierf evenmin instemming.
Gevraagd werd, welke toepassing het nieuwe
stelsel zal vinden in zake voorschotten voor
woningbouw. Kunnen deze geacht worden het
gezamenlijke actief in het vermogen van den
Staat te vermindei en, te vermeerderen of in
stand te houden 'i
Hoe komen uitgaven, die in theorie later zul
len worden terugbetaald of een fonds vormen,
op de lijst van bezittingen en schulden voor
Hoe zal het kapitaal, door den Staat in de
Stoatsmijnen belegd, dat volgens het jaarverslag
1922 78,000,000 bedraagt, in de lijst der be
zittingen van den Staat worden opgenomen en
hoe zal moeten worden gehandeld met het geld,
dat er telken jore weer ingetrokken wordt, aks-
mede met den post von achterstallige rente,
welke op 31 D >c. 1922 t 7,209,142.68 be
droeg
Ten slotte is instemming betuigd met de
erkende moeilijkheid om waarde en waardever
mindering van de bezittingen v in den Staat vast
te stellen, omdat vele zijner bezittingen geen
waarde in het verkeer hebben. Dat dié moeilijk
heden niet veel afwijken van die ven particuliere
lichamen, kon men niet toegeven.
Verscheiden leden vragen of de vermoedelijke
nuttighcidsduur voor de gebouwen wel op 50
jaar kan worden bepaald. H. i. zou die termijn
langer kunnen worden gesteld, omdnt een groot
deel, wellicht het overgroote deel der Rijksge
bouwen reeds vee! langer dun 50 jaar dienst
doel. Sommigen zijn zelfs sinds een niet meer
na tc speuren tijdstij) in het bezit van het Rijk
cn hebben toch nog een goede gebruikswaarde.
Verscheiden leden merken op, dat indien het
stelsel van het wetsontwerp ten aanzien van de
pensioenen wordt aanvaard, dit onvermijdelijk
zal inoet n leider, tot een wij 'iging von de Pen
sioenwet.
DE INLIJVING VAN BUITENGEWONE
DIENSTPLICHTIGEN.
Een circulaire van den
Minister vun Oorlog aan
dc burgemeesters.
Door den Minister van Oorlog is dc volgen
de circulaire betreffende de inlijving van bui
tengewone dienstplichtigen tot de burgemees
ters gericht.
Oischoon buitengewone dienstplichtigen in
gevolge art. 31, tweede lid der Dienstplicht
wet, behoudens uitzonderingen, alleen in ge
val van buitengewone omstandigheden vei-
plicht zijn tot het vervullen van werkelijken
dien", moeten zij, die tot buiten-ewoon dienst
plichtige bestemd zijn, niettemin ook zonder
dat buitengewone omstandigheden aanwezig
zijn, worden ingelijfd bij de land- of zeemacht
(zie art. 26 der Dienstplichtwet).
Hun inlijving geschiedt eenvoudig door het
stellen van een desbetreffende anntcekening
in het bij den burgemeester berustende exem
plaar zen het aiphobetisch register en wel
met Ingang van den door den Minister te be
palen dag (art. 61, derde lid, van het Dienst
plichtbesluit).
In overleg met den Minister van Marine
wijs ik als dag van inlijving voor de hierbe-
doelde personen aan den eersten werkdag in
het jaar der lichting. In den regej zal deze
inlijving dus plaats hebben op 2 Januari. In
verband hiermede verzoek ik u jaarlijks op
2 Januari of, als dit een Zondag is, op 3 Ja
nuari (n het desbetreffend alphabetisch regis
ter achter de namen van degenen, die tot bui
tengewoon dienstplichtige bestemd zijn, te
vermelden in kolom 15 onder 1 „Landmacht"
of „Zeemacht" cn onder 4 den bedoelden da
tum.
Op grond van art. 61, vierde lid, van het
Dienstplichtbesluit gelieve u van deze per
sonen hen, die een vrijwillige verbintenis bij
de zeemacht hebben aangegaan, bij de zee-
mocht en al de overigen bij de landmacht in
te lijven
Zooals voor de hand ligt, behoort deze ver
richting achterwege te blijven niet alleen, ten
aanzien van personen, die inmiddels z<m ^-ver-
leden maar ook ten aanzien van hen, die reeds
voorgoed ongeschikt verklaard of uitgesloten
zijn of om een andere reden weer ontslagen
zouden moeten worden indien ze reeds inge
lijfd waren (zie art. 44 der Dienstplichtwet).
Voor de lichting 1923 moet de bedoelde
verrichting nog plaats hebben en ten deele
ook voor de lichting 1922.
Voor deze beide lichtingen behoort als da
tum van inlijving te worden vermeld2 Jan.
1923.
Daar het alphabetisch register van de lich
ting 1923 nog van het oude model is en geen
Kolom bevat, overeenkomende met Kolom 15
van het nieuwe model, zal voor deze lichting
de aanteekening omtrent de inlijving het best
gesteld kunnen worden in de kolom „Opmer
kingen" onder de bewoordingen„2 Januari
1923 ingelijfd bij de landmarkt (of zee
macht)". De bestemming tot B. D zal voor
ingeschrevenen van deze lichting reeds in ko
lom 14 vermeld zijn, over-rnVomstig het 7do
lid van mijn rondschrijven v-n Augustus
1922, Afd. Dienstplicht, No 1 H.
Voor de lichting 192? zullen df aanteeke-
ningen omtrent de inlijving van de tot buiten
gewoon dienstplichtige bestemde personen,
evenals is geschied ter aanzien van de ge
wone dienstplichtigen, op den. ouden voet be~
hooren te worden geste id jn het lotingsregis-
ter. Ten aanzien van de lichting 1922 ver
dient het aandacht, do* bul*en dezen maatre
gel vallen zij, die niet ter inlijving bestemd
werden en in het algemeen ook zij, die vóór
28 Februari 1922 ven rtan dienst zijn vrijge
steld. Dezen toch zijn nog landstormplichtig
geworden en als zoodanig worden zij reeds in
gevolge art. 54, derde lid, der Dienstplichtwet
als buitengewone dienstplichtigen in den zin
van deze wet beschouwd, wot in verband mot
art. 1, eerste lid, i. wi] zeggen, dat zij reeds
geiekend worden tot de land- of zeemacht te
behooren. Hun inlijving behoeft dus niet meer
plaats te hebben. Degenen, die van de lich
ting 1922 nog wel nis buitengewoon dienst
plichtige moeten worden ingelijfd, zijn de per
sonen, die aanvankelijk ter inlijving bij de mi
litie bestemd werden, maar die na het in wer
king treden van de Dienstplichtwet tengevolge
van dc vermindering vnn het contingent na
der werden bestemd tot buitengewoon dienst
plichtige (zie K. B van 29 Maart 1022, Sthld.
No 138).
!n Mei 1922 zult u van den Commissori»
der Koningin een opgaaf hebben ontvangpn
van de personen, wie het hier geldt, aan de
zen moest toen een kennisgeving omt«ent hun
nadere bestemming worden gezonden. Mocht
hun nadere bestemming tot B. D. indertijd niet
in het Lotingsregister zijn vermeld, dan worda
dit nog gedaan vóór de vermelding van de
inlijving.
Aan ieder, te wiens aanzien u dc hiervoor
bedoelde aanteekening omtrent de inlijving
stelt, gelieve u schriftelijk mede te deelen, dat
hij in verband met zijn bestemming tot bui
tengewoon dienstplichtige is ingelijfd bij d»
iand- (of de zee-)macht en voorts
a. dat hij behoudens bijzondere gevallen
alleen verplicht is tot het vervullen von
werkelijken dienst, indien hij in geval van oor
log, oorlogsgevaar of andere buitengewone
omstandigheden daartoe wordt opgeroepen
b. dat hij onder de militaire strafwetten
staat en dientengevolge bij niet voldoen aan
een oproeping voor den werkelijken dienst
zich blootstelt aan dc gevolgen, welke daxs
wetten doarann verbinden.
Ook worde het 3de lid van art. 26 der
Dienstplichtwet in de kennisgeving weergege
ven.
"len aanzien van personen, die in vrij willi
gen dienst zijn, worde de kennisgeving ge
zonden aan den hoofdcommnndant, den Minis
ter van Marine of den Minister van Koloniën.
Voor alle zekerheid breng ik nog onder uw
aundocht, dot het voorafgaande betrekking
heeft uitsluitend op personen, die bestemd zijn
tot buitengewoon dienstplichtige, en niet op
hen, die tengevolge van verleende vrijstelling
met een buitengewoon dienstplichtige, cn niet
op hen. die tengevolge van verleende vrijstel
ling met ren buitengewoon dienstplichtige zijn
gelijkgesteld (nrt 28. 4de lid. Dienstplichtwet).
Voor de tot gewoon dienstplichtige bestemd*
personen, die vóór de inlijving zijn of worden
vrijgesteld, blijft de gewone inlijvingsdatum
golden Ook worden z.ij, voorzoover zij tijde
lijk vrijstelling genieten, ingelijfd bij 't korps,
waaraan zij zijn toegewezen. Alleen de voor-
gord vrijgestelden zullen voortaan eenvoudig
worden ingelijfd bij de land- of bij d« zee
macht, zonder verdere aanduiding. Ten *>an-
rien van laatstbedoelde personen behoeven in
het vervolg geen inüjt ingsstnten te worden
ongemaakt wel behooren hun nnmen in de
inlijvmgslijst (oud model F) tc worden ver*
meld. Voor het overige staan de vóór de in
lijving vrijgestelde personen, bestemd tot ge
woon dienstplichtige, in zoover gelijk met d*
tot buitengewoon dienstplichtige bestemden,
dat zij allen worden ingelijfd buiten hun tegen
woordigheid (art. 61, 2e lid, b. Dienstplicht
besluit).
EERSTE NEDERLANDSCHE HONIGVETLING.
Tc Amsterdam.
Donderdn«>rrnid. is, in hef oude gebouw van d«
Vischmarkt ann do Nieuwmorkt te Amsterdam,
geopend de eerste Nederlnndsche honig veiling.'
Dc wethouder voor de levensmiddelen, de heer
De Miranda, sprak het officieele openingswoord
uit. Namens het gemeentebestuur betirigdo hij
zijne volle instemming met het instellen van
deze veiling, die von groote beteekenis kon wor
den voor de Nederlandsche bijenteelt. Daarna
wees de wethouder er op, welk een uitstekend
voedingsmiddel honig is, en hoe jammer het is
dot door het schenken van voorkeur door ons
publiek aan buitenlondsch prduct, de bijenteelt
hier te lande in den loop der jaren is achteruit
gegaan. Spr. Desloot met de beste wenschen
voor de veiling.
Daarna bracht de heer C. H. Gaossen, direc
teur van het marktwezen, dank aan den heer
Giersbergcn, rijks-bijenteeltconsulent, en mevr.
Franco Mendes, van het Bureou voor maatschap
pelijk en huishoudelijk werk, zoor hetgeen bei
den voor het totstandkomen var. do velling heb
ben gedaan. j