"•„fiir AMERSFOORTSCH DAGBLAD „de eemlander"
Binnenland.
flttH rnm'M Mfï KWARIIERSIAG
TV/EEDE BLAD.
FEUILLETON.
DE MiLLIQHAIRS
Dp Staatscourant \an 20 November bevat o.o.
dc volgende Koninklijke besluiten
op verzoek eervol ontslagen als burgemees^
ter van Opperdoes A. Roggeveen.
DE KONINKLIJKE FAMILIE.
Aankomst te 's-Gravenhogc.
De Koningin, de Prinses en de Prinses von
Erbach—Schönbeiy zijn gister per Staots-
spoortrein van 12 uur 53 van het Loo in de
Residentie aangekomen, waor de Koninklijke
Familie weder haar winterverblijf zal vestigen.
De burgemeester mr. Patijn met den gou
verneur der Residontie generaal-majoor Ben-
teijn waren op het perron aanwezig om Hare
Majesteit te begroeten.
De Koningin onderhield zich ecnigen tijd met
deze autoriteiten, waarna Prinses Juliana Hoar
Nichtje en Kameraad eerst aan den burge
meester cn daama aan den gouverneur voor
stelde.
In open auto's vertrokken de Vorstelijke per
sonen naar het Paleis Noordeinde.
Er waren veel belangstellenden zoowel op
het perron als in de Rijnstraat.
PRINS HENDRIK.
Z. K. H. dc Prins wordt heden omstreeks 12
uur van zijn verblijf in Duitschland te 's Graven-
hoge terugverw-cht..
HET VERTREK VAN DEN EX-KROONPRINS.
Wat JMr. Kan ervan wist.
Op den dag, dot de gewezen Duitsche Kroon
prins ons verliet, vroeg de Haagsche porle-
mentsredacteur ven hét Volk mr. J. B. Kan,'
secretaris-generaal van binnenlondsche zaken,
om inlichtingen en deze zcide hem, volgens dien
journalist, dat hij van dat vertrek niets wist.
Later kwam het den redacteur voor, dat dat
"en leugen was geweest en hij noemde het in
zijn blad een leugen. Daarbij liet hij het niet;
hij diende een klacht bij het bestuur von den
Journalistenkring in. Van dat bestuur kreeg
h(j het volgende antwoord
In verband met het van u ontvangen
schriiven in zake mr. Kan hebben wij een
onderzoek ingesteld. Daaruit is ons het vol
gende gebleken.
De heer Kan heeft, op het' bewuste mo
rn it, eon u cn andere journalisten inder
daad niet de feiten volledig en onomwon
den medegedeeld. Indien hij verzekerde, dot
het hem niet bekend was, dat de ex-kroon
prins dien morgen was vertrokken, sprak
hij,, naar onze overtuiging, de waarheid,
doch de formcele waarheid. Inderdaad wist
mr. Kan op dot oogenblik nog niet, dot het
vertrek had plaats gevonden. Dit is hem
eerst later op den dog bekend geworden,
waarna hij onmiddellijk een kommuniquë
aan het Konespondentie-Bureau heeft ver
strekt.
Een andere vraag is natuurlijk, of de
heer Kan niet wist, dat het vertrek zou
p' ats hebben. Het is waarschijnlijk, dot
hij uet wilde zeggen dat de ex-kroonprins
vertrokken was, 'omdat de mogsl'rkheid
van uitstel of mislukking bestond. Intus-
schen hebben wij de sterke overtuiging
gekregen,-dat er voor den heer Kon inder
daad zeer dringende redenen waren, die
hem er toe noopten non de journalisten
niet de situatie volledig mede te doe
len. De heer Kan, van wicn bij vorige ge
legenheden steeds de allergrootste me
dewerking ondervonden, betreurt zelf in
hocg: mate, dat hij zich tot een for-
meeje waarheid heeft moeten bepalen, en
geen volledige en juiste inlichtingen kon ge
ven. Onzerzüds is hem als onze overtuiging
medegedeeld, dat hij dan echter een an
deren weg had kunnen bewandelen, door
nl, inlichtingen te weigeren of het geven
d .arvan korten tijd uit je stellen. De heer
Kon vreesde echter, dat een dergelijke hou
ding zou worden op"""*-u nis een beves
tiging van de berichten een bevestiging,
die hij op dot oogenblik niet kon cn mocht
ven.
De redacteur van Het Volk is hiermee niet
tevreden; hij betreurt het, dot het bestuur vnn
den Kring de houding van mr. Ken niet onbe
wimpeld heeft afgekeurd, blijft spreken ven „de
leugen van Kon", en meent, dat zijn collega's
von Handelsblad en Telegraaf, die van mr. Kon
hetzelfde bescheid hebben gekregen, maar niet
aan het protest van het.Volk meededen, onn de
waardigheid van de pers te kort t» doen.
Wij voor ons mcenen, zegt het Vad., dat niet
zij aan de waardigheid van de pers hebben te
kort gedaan.! Journalisten kunnen het best we
ten, dat, wanneer officiecle personen zeggen,
dot hun iets onbekend is, dit altijd kon be-
tcekenen, dat het "hun officieel niet takend is.
Mr. Kon is in dezen een'officieel persoon en
hem was, gelijk uit het onderzoek van het be
stuur van den Kring bleek, op het bewuste
oogenblik nog niet bekend, dat het vertrek van
den prms had plaats gehad. Dat was de for-
meele waarheid en men heeft niet het recht van
hem te verlnngen, dat hij meer dan de formeele
waarheid zei; evenmin dat. hij aan zijn woorden
iets to<jvoegde, waaruit men zou kunnen op
maken, dot hij 't vertrek waarschijnlijk of niet
onmogelijk achtte, of wat van dien oord ook.
Ervaren journalisten en we meenen, dat
de redacteur van het Volk tot hen behoort
plegen dan ook, wanneer ze van een minister
of een departementsambtenaar een dergelijke
ontkenning te hooren krijgen niet de gevolg
trekking te maken, dat hét geval ook werkelijk
niet heeft ploats gehad, maar dat de officieele
persoon m kwestie officieel of formeel er nog
geen kennis van heeft gekregen. Hem voor een
leugenaar uit te maken is niet alleen onjuist,
maar kan de waardigheid van de pers kwalijk
verhoogen.
DE KABINETSCRISIS.
Het stadium van mr. Koolcn's
pogingen.
Het Hbld meent te mogen mcdedeelen, dat dc
Kabinetsformateur, mr. dr. D. A. P. N. Kooien,
nodot hij de opdracht der Koningin in overwe
ging had genomen, begonnen is een grondslag
te zoeken, waarop de vorming van een rechtsch
kabinet mogelijk zou wezen. Is het blad wel in-,
gelicht, dan was hij heden no gnict tot het in
zicht gekomen, dot een dergelijk kabinet geheel
en al onmogelijk is.
Het Hbld. ken zijn vorig bericht nog aanvul
len met de mededeeling, dot de kabinetsforma
teur, mr. dr. D A. P. N. Kooien, Donderdag
heeft gesproken met den voorzitter der
Roomsch-Katholieke fractie der Tweede Ka
mer, mgr. dr. Noleft, Vrijdag met dien der
anti-revolutionaire fractie, mr. V. H. Rutgers
cn Zaterdag met dien der Christeliik-Histori-
sche fractie, dr J Schokking Volgens in
lichtingen uit alleszins betrouwbare bron is de
heer Kooien het stadium van het zoeken naar
een grondslag voor de vorming van een nieuw
rechtsch kabinet nog niet voorbij. Op zijn be
sprekingen met de leiders der rcchtsche frac
ties zullen nameliik nog volgen vergaderingen
dezer fracties, elk afzonderlijk. Eerst dnarna
zal kunnen blijken, of een nieuw rechtsch ka
binet, uitgangsDunt von den Keer Kooien, al
of niet mogelijk is.
Dc onti-rcvolutionnoirc pers
geeft geen hoop.
De Haagsche red. van de Rott. schrijft
Mr. Kooien schijnt in dc meening verkeerd te
hebben, dat met eenig toegeven con beide zij
den der coalitie het mogelijk zou zijn om een
Kabinet te formecren, dot slechts een weinig
zou afwijken van het ministerie Ruys.
De Christ.-Hist, fractie zou zakelijk geheel
aan de zijde van het kobinet-Ruys stoan, msar
schijnt toch wel geneigd te zijn om een eventy-
ce! kabinet-Kooien te Steunen.
Bij de anti-rev fractie echter zou mr. Kooien
heeiemoal geen succes gehad hebben.
Op grond van een en ar.der mag de conclu
sie dan ook wel gebouwd worden, dot mr. Koo
ien niet zol slagen in zijn plannen om een coa
litie-kabinet te formeeren.
Een Roomsch Premier
De (a.r.) Rott. schrijft
Wij stellen ons niet op het standpunt von de
Amserdnmsche predikanten, die in de Neder
lander wegens het protestantsch karakter der
natie, dm een protestantsch premier vroegen
maar wel zijn wij van meeniog, dot bij de po
litieke verzwakking der roomsch-katholieke
fractie, die op 20 October aan het licht trad,
er aanleiding is om te bevorderen, dot thons,
indien de heer Ruys aftreedt, een Kabinetsfor
mateur uit een der andere rechtsche groepen,
optrede. Ook, afgezien, van het gebeurde van
26 October zou dit wenschelijk ziin de ge
dachte mag niet post vatten, dat de Kabinets
formateur per sé uit de roomsch-kalholiehe
fractie, als de sterkste der drie rechtsche frac
ties, moet voortkdmen. Deze opvatting zou her
vatting der samenwerking onmogelijk maken
De kabinetsformateur ook mi
nister.
Het Hbld. verneemt, dat het gerucht, waar
van de Nieuwe Rotterdamsche Courant heeft
gerept, volgens hetwelk de kabinetsformateur,
als- bij de opdracht der Koningin aanvaardt,
von plan zou wezen zelf geen zitting te nemen
in het kabinet, geen grond "heeft.
HET PARLEMENTAIRE STELSEL.
Stellingen van het Kamerlid Drion.
Het oud-lid van de Tweede Kamer de heer F.
.J. W. Drion zal Maandag 26 November a.s. te
Amsterdam voor de Studentenvereeniging voor
Staatkunde (eere-voorzitters prof. Diepenhorst
en Kranenburg) dc volgende stellingen verdedi
gen.
1. De gebeurtenissen in Italië en Spanje, de
bewegingen in verschillende landen zijn niet te
beschouwen als toevallige verschijnselen, maar
wijzen op een avondschemering van het parle
mentaire stelsel. Ook in Nederland.
2. Het parlementaire stelsel had in zijn oor
sprong geen andere betekenis don de regeling
en beperking der beschikking van den^stoat (ver
persoonlijkt in den vorst) over porticulier bezit
en inkomen.
3. In zijn ontwikkeling is het parlement zelf
hoofdorgaan van den staat geworden, niet meer
optredend tegenover den staat voor particulier
bezit en inkomen, maar hierover naar willekeur
beschikkend.
4. Deze evolutie heeft een tweeledig gevolg
gehad:
dc samenstelling van het parlement beslist
over de vraag wie de eigenlijke leiding van den
staat zullen hebben.
b. particulier bezit en inkomen missen hun
verdedigers tegenover den staat.
5. Beide gevolgen hebben gevoerd tot de toe
nemende '-npopulariteit van het parlementaire
stelsel.
Aangezien met de uitgebreidheid van het kie
zerscorps de kans toeneemt dat niet de be
kwaamheid tot regceren, maar die om de massa
te winnen, over de al of niet verkiezing in "t par
lement beslist, verliezen zij die boven de masso
ui' m, hetzij door bekwaamheid, hetzij door
bezit of inkomen, belangstelling en vertrouwch
in het parlement.
Da-wnoast doet dc ervaring, dat een góed deel
van de verkiezingsbeloften niet vervuld kunnen
worden, ook bij de massa wantrouwen en onver
schilligheid rijzen.
6. Nederland is ongeschikt voor sterk per-
soonlnV «-ou'-emement cn dus voor het fascisme.
7. De eenige weg die ons land pit de crisis
ven het parlementaire stelsel zal kunnen leiden,
voert dus in d? richting van belangrijk» inkrim
ping van de taak van ctant cn gemeenten.
De «■evglffan daarvan zyn:
a. de besch*h1":Tur door d" overheid over een
kl°:ner d-el van h»t nortjfJilier inkomen;
b. de inkrimping van d~n arbeid der volks
vertegenwoordiging. cn m?t-d:en van de taak
van den voltsvertegenwoord.'per. In verband
daarmee vermindering van het acintol beroeps-
po'.'tici
c. grooter onndecht van d-n Staat voor zijn
primaire taak, de zorg voor de handhaving der
onafhankelijkheid en voor de toepassing van het
recht
TOEPASSING PENSIOENWET.
Een circulaire van den Min. v. Binnen
londsche zaken.
De minister van Binnenlandsche Zaken heeft
aan de besturen van provinciën, gemeenten,
waterschappen, vcenschoppcn en veenpoldcrs
en circulaire gezonden, waarin wo Jt medege
deeld dot de minister van Finonc'én er de aan
dacht op heelt gevestigd, dat aan ambtenaren,
vallende onder de Pensioenwet 1922, aanstel
lingen overeenkomstig die wet zijn uitgereikt,
die niet zijn gedekt door een Koninklijk Besluit
of een besluit van een bevoegd ,^zag en wel
ke op grond daarvan door den Pensioenraad
niet als geldig worden bes-houwd.
Aangezien namelijk aldus de circulaire
art 3 der Pensioenwet sprerkt van een benoe
ming door het daartoe bevoogde gezag, is een
ambtenaar, aangesteld door een autoriteit, die
het benoemingsrechtniet bezit en op wie dat
recht niet door bedoeld gezag is of kon wor
den overgedragen, niet een ambtenaar in den
zin dier wet. Zoo zal b.v. een beambte bij een
rijksopvoedingsgesticht, benoemd door den di
recteur van dat gesticht, met machtiging van
den minister van Justitie, geen ambtenaar zijn
in den zin der Pensioenwet, indien niet deze
bewindsman bij Kon. Besl. was gemachtigd zijn
bevoegdheid tot aanstellen op dien directeur
over te dragen.
De minister geeft gemelden besturen in over
weging een onderzoek te doen -nstellen of ge
vallen als in de circulaire bedoeld, zich hebben
voorgedaan en zoo ja, te bevorderen, dut be
langhebbenden in bet bezit wo den gesteld van
een voor pensioen geldige aanstelling.
HET SCHOENENWETJE.
Het Voorloopig Verslag der
Tweede Kamer over het voor
stel FIcskens.
Verschenen is het Voorloopig Verslag inzake
het voorstel van wet van den heer Fleskens tot
wijziging der wet van 5 Mei 1923 tot tijdelijke
beperking van den invoer van schoenwerk.
Wenschten verscheidene leden, voorstanders
van de thans in werking zijnde maatregelen tot
beperking van den invoer van schoenwerk, den
voorsteller hulde te brengen voor diens initia
tief, vele andere leden, onder wie zich zoowel
voor- als tegenstanders van de genoemde maat
regelen bevonden, verklaarden niet te kunnen
inzien, dat verlenging van den geldigheidsduur
van de wet van 5 Mei 1923, welke deze maat
regelen mogelijk maakt, slechts door een initia
tief-voorstel bij de Staten-Generoal zou kunnen
worden aanhangig gemaakt.
Dot een voorstel als het onderhavige werd
ingediend, had intusschen verscheidene leden
allerminst bevreemd. Bij de behandeling van
Het oorspronkelijke wetsontwerp hadden deze
leden reeds uiting gegeven oan de vrees, dat
na afloop van den geldigheidsduur van de
daarin vervatte bepalingen een poging tot ver
lenging von de aan de Regeering te verlecnen
bevoegdheid tot hét tot stand brengen van in-
voerbelemmeringcn zou worden gedaan.
Door verscheidene leden werden tegen dit
wetsvoorstel dezelfde bedenkingen in het mid
den gebracht als door hen reeds werden geuit
bij het afdeclingsonderzoek van het wetsont
werp, dat geleid heeft tot dc wet von 5 Mei
1923.
Van .andere zijde werden .deze bedenkingen
eveneens met dezelfde argumenten bestreden,
welke bij het genoemde ofdeeiingsonderzock ter
verdediging van het ontwerp werden gebezigd.
Intusschen wezen verscheidene leden er op,
dat bij de behandeling van dit voorstel naast
de theoretische vraag, of de beschermende
maatregelen, als op grond van de meergenoem
de wet van 5 Mei 1923 ten opzichte van dei
schoen-industrie zijn genomen, op zichzelf al of
niet gewenscht zijn, de practische vraag naar
voren komt, of, nu deze maatregelen eenmaal
tot stand zijn gekomen, aan de Regecring de
bevoegdheid behoort te worden verleend, ze te
bestendigen. Deze leden waren van oordeel, dat
dc laatstbedoelde vraag ontkennend behoort te
worden beantwoord. Zij stelden doorbij voorop,
dat de wet van 5 Mei 1923 een uitzondering
inhield op de economische politiek, welke tot
dusver door Nederland werd gevolgd. De leden,
hier oan het woord, meenden, dot de voorsteller
in de door hem in zijn toelichting geleverde
beschouwingen niet heeft weten aan te toonen,
dat" de door de Regeering krachtens de wet von
5 Mei 1923 getroffen maatregelen inderdaad
tengevolge hebben gehad, dat de invoer von
schoenwerk is verminderd en dnt dientengevolge
de werkloosheid is afgenomen. Zij gaven op
grond daarvan als hun oordeel te kennen, dat
de voorgestelde verlenging von den geldig
heidsduur der genoemde wet als niet voldoende
gemotiveerd behoort te worden afgewezen.
Sommige leden vestigden er nog de aandacht
op, dat de doling van de schoenprijzen er nog
niet op wijst, dat de invoerbelenunering in het
geheel niet priis-verhoogend heeft gewerkt.
Intusschen werd opgemerkt, dot sinds kort een
prijsstijging is ingetreden, waaruit de conclu
sie werd getrokken, dat de werking van de in-
voerbelemmering op dit punt niet zoo onver
schillig is als de voorsteller in zijn toelichting
wel wil doen gelooven.
Verscheidene leden goven als hun meaning,
dat dc voluto-concurrentio thans niet meer van
zoo grootë 'bcteekeins is, dat bestendiging van
de destijds daartegen getroffen maatregelen ge
wenscht zou moeten worden geacht. Andere
leden wezen er op, dat, gelijk bij de behonde-
ling van het oorspronkelijke wetsontwerp reeds
werd gevreesd, de handel den terugslag van
do getroffen mantregolen ondervindt.
Ook waren er leden, die verklaarden, dnt zij,
als tegen elk voorstel ven beschermenden oord,
ook tegen dit voorstel hun stemmen zouden
uitbrengen, omdat zij meenden, dot elke daad,
welke protectie in zich sluit, een stop verder
afbrengt van den wereldvrede.
Vele andere leden verklaarden 'oan het voor
stel gaarne hun stém te zullen geven. De be
doeling van de getroffen maatregelen is, naar
zij opmerkten, samen te vatten ó!s: verhooging
van de productie. De tijd, gedurende welken-de
ze maatregelen in werking zijn geweest, is
ook in verband met dc Zöer groote voor
raden buitcnlandsch schoenwerk te kort, dan
dat daarvan een volledig succes zou kunnen
worden verwacht. De schoenindustrie verkeert
nog in den aanvang van haar herstel.
Sommige leden verklaarden zich hun stem
over het voorstel nog te willen voorbehouden.
In verbond hiermede gaven andere leden als
hun meening te kennen, dat dit voorstel niet in
behandeling zou behooren te worden gebracht
alvorens van de regeering inlichtingen omtrent
de werking van de door haar krachtens de wet
van 5 Mei 1923 getroffen maatregelen zouden
zijn verkregen.
Verscheidene leden achtten den tijd van 6
maanden, waarmede de geldigheidsduur van de
wet van 5 Mei 1923 volgens het voorstel zal
worden verlengd, te lang. Deze leden meenden,
dot voorloopig met een termijn von 3 maanden
zou kunnen worden volstaan.
Ten slotte werden inlichtingen gevraagd om
trent de wijze, waarop de regeering van de
haar bij dc wet van ,5 Mei 1923 verleende be
voegdheid heeft gebruik gemoakt.
STAATSBOSCHBEDRIJF.
De bcgrooting van inkomsten
en uitgaven
Ingediend is een wetsontwerp tot vaststelling
van de begrooting van inkomsten en uitgaven
van het Stootsboschbedrijf voor 1924. De uit
gaven worden geraamd op' 1,414,120, waar
van 1,100,530 gedekt zal moeten worden
door een uitkeering uit 'sRiiks middelen wegens
verlies op de exploitatie. Verwacht wordt, dot
de gewone inkomsten over 1924 over het ge
heel iets hooger zullen zijn don de raming voor
1923 aangeeft. De minister van Binnenlandsche
Zaken veroorlooft zich in de Memorie van Toe
lichting er de aandacht op te vestigen, dat de
verliespost niet geheel nis zoodanig behoort te
worden beschotnvd, omdat in de balons niet tot
uiting komt dc waardevermeerdering tengevolge
vap houtoangroei en van toename der opper
vlakte- boschgrond, bouw- en grasland door ont
ginning, terwijl het bedrijf verder gedrukt wordt
door verschillende uitioveh, die meer speciaal
in het algemeen boschbouwbelang worden ge
daan (verstrekking van adviezen en hulp aan
gemeenten, etc.) Ten aonzien van het personeel
is de uiterrte zuinigheid betracht. Het verlies
cijfer voor 1924 kon ongeveer 100,000 lager
worden geroomd don voor 1923.
DE LIQUIDATIE VAN HET
COMMANDEMENT ZEELAND.
Overbrenging van den onder-
zeedienst van Vlissingen naar
Helder.
Door den heer Dresselhuys zijn can den
minister von marine de volgende schriftelijke
vragen gericht
I. Is het juist, dot de minister van marine,
hoezeer thans demissionnnir, op dit oogenblik
krachtig dc liquidatie doorzet van het com-
mandement Zeeland, ondanks de onverdeelde
afkeuring daarvan door de marine ter plaatse
en het feit, dat daardoor wordt vooruitgeloo-
pen op eventueele reorganisatieplannen van
zijn opvolger
H. Zoo ja, is de minister don niet bereid,
te overwegen, of, in verband met de interna
tionale verhoudingen, het niet gewenscht ware,
alvorens Nederland besluit, haar marine van
den Scheldemond terug te trekken en de liqui
datie van den onderzccdicnst en van den tor-
pedodienst te Vlissingen vctder to voltrekken,
het oordeel van de Stat&n-Gcnerool over de
Nota van Wijziging der Marinebegrooting
voor het dienstjaar 1924 nf te wachten
III. Wil de minister inlichting verstrekken,
waarom overbrenging van den onderzeedienst
van Vlissingen naar Helder in het financieel
belang van het rijk zal blijken te zijn en een
raming geven, na hoeveel tijd de thans aan de
overbrengingen verbonden kosten zullen zijn
goedgemaakt
IV. Is de minister niet van meening, dat
de uitbreiding van de onderzcevloot in Ned.-
Ir.dië in dc eerstvolgende jaren meer opleiding
van personeel voor dien tok van dienst In
Nederland zal eischen, hetgeen bezwaarlijk
schijnt te kunnen samengaan met de opheffing
von het station voor onderzeebooten te Vlis
singen
V. Heeft de minister overwogen, dot, bij
overbrenging vnn den onderzeedienst van Vlis
singen naar Helder, de belongen van het ge
huwde marine-personeel, dat, bij den heer-
schenden woningnood, door daze massale over
plaatsing in zijn gezinsleven bedreigd wordt,
ernstig zullen worden geschaad
Ménschclijke gelukzaligheid bestaat in den
arbeid, die met succes wordt bekroond.
Aristptelcs.
Willam Groenhuizen
Lan~eslr. 43. Tel. -.12. Postr. 73-21
GOOD- ZILVER en UURWERKEN.
- VANAF t 33
Ü00Ï
F. FRANKFORT MOORE.
Uit het Engclsch
door
F. J. VAN DER MOLEN.
15
..Natuurlijk maakte je geen bezwaar. .Te
naam was aan geen onkel artikel verbon
den, waarvoor ie reclame moest maken."
.Juist. Ik nam den nuam Drummond
aan, en zoo dien ie ine dus nu te noemen,
ofschoon ik straks mijn briefje had onder
feekend zooals vroeger. Anders zou je niet
Rewctcn hebben, dat het van mij was."
«Natuurlijk niet. En ben ie ie geld kwijt
Wraakt cn tpen van voren nf aan begon
nen? Ik ben nog maar twee en dertig, maar
k heb al driemaal een fortuin verspeeld, en
v,ermaaj een gemaakt. Nu heb ik nog plam-
Ben voor drie andere in mijn hoofd."
Weineen.«Ik bleef maar wat rondzwal
ken. Op een gegeven' oogenblik zat ik in
Zuidufrika. Daar pikte ik een oud vriend
op.. Ilij was een van die gewiekste kerels,
die fortuin maken voor anderen, maar niet
voor zichzelf, omdat zo niet met geld weten
om te gaan. Een geoloog een prospector."
„Een prospector is iemand, die de gege
vens verschaft voor een prospectus."
„Dat meende hij ook, toen hij tot de ont
dekking kwam, dat op een boerderij.' die
daar engens lag, de graanbouw niets kon op
leveren. enkel omdat er zooveel goud in den
bodem zat. Niemand wou hem gelooven. tot
dat hij rfiij aantrof. Ik kocht de boerderij,
Isaac, en nog drie andere in de nabijheid,
voor een appel en,een ei. En toen alles later
In handen van een maatschappij overging,
ontvingen wij voor onze bezittingen drie
millioen. Mijn aandeel klom tot twee mil-
lioen honderd tachtig duizend pond. niet een
millioen in aandeelen in de maatschappij."
„Great Admiral! Waarom was ik daar
niet bij. in plaats van op do Rocky Moun
tains rond tc zwbrvcn met een stijfselpot en
ren pakket aanplakbiljetten om voor mijn
Glans reclame te maken?"
Isaac P Newton was van zijn stoel opge
sprongen cn wreef zich het voorhoofd af.
George Drummond lachtte.
„Je hand. kameraad." riep de Amerikaan,
zijn hand uitstrekkend. „Je verdient het,
hoor! Maar, wat salpeter! waarom hou je
er slechts ecu zeilboot op na? Met zeilen
schiet je niet op. Bovendien is het iemand
onzer onwaardig Een millionnir onder zeil
is als ,oc» prima donna in een veewagon.
Kijk toch naar mij. Dc Glonana verliet
Southampton twee cn twintig uur na de snel
ste P. cn O. boot, en haalde haar in dc Golf
van Biskaje reeds in. We konden haar in
peen velden of wegen meer zien, toen wij
de straat van Gibraltar paseeerden. Wij
hebben een snelheidsrecord gemaakt, en ik
durf wedden, dat wij de vlugste schuit van
de heele Middellandsche Zee bevaren. Voor
iemand als ons is het toch al te vernede
rend, voortgcslingerd tc worden waarheen
de elementen het helieven."
„Ik hou nu eenmaal van dat gcslinger,"
zei George.
„Jij bent warempel niet waard, dat het
fortuin met je is." antwoordde Mr. Newton.
„!s het dan met mij? vroeg George.
„Of het dat is? Heb ik je niet over mil-
lioenen hooren praten, zoo juist nog over
millioenen van ponden, alsof het dollars wa
ren, en nu vraag je mc nog, of het je voor
den wind is gegaan? Heb je die millioenen
alvast niet tc pakken?"
„O ja; de millioenen heb ik; maar is het
mij voor den wind gegaan?"
„Wat d Newton wou beginnen als van
een lc-ién dakje, maar plotseling hield hij
zich in Hij sloop zijn oogen neer, en dat
was zijn gewoonte anders niet. Trouwens,
langer dan een gedeelte van een minuut
hield hij ze ook niet omlaag. Toen lei hij
zijn hand op George's schouder, cn zei op
zarhten toon:
„Er zijn wonden, die in een minuut niet
genezen zijn, beste jongen! Jammer, dat er
nog geen antiseptische inspuitingen voor het
geheugen bestaan! Daar was anders geld
roee te verdienen. Je denkt zeker nog altijd
aan dat meisje?"
„Do wonde is geheeld, geloof ik," ant
woordde George „Wanneer ik aan haar
denk, dan is het zonder wrok in mijn hart."
„Daar doe Je wel aan. Waarom zou je nog
boos op haar zijn. Ik heb je toen immers al
gezegd, dat zij het er op aanlei. om je nog
gek te maken: En dan was het toch veel
beter, dat zo er vóór dien tijd tusschen uit
gin-g. dan later."
„Veel beter. Ik kan nu zonder boos te wor
den aan lianr denken."
„Heb jc haar later nog teruggezien,
George? Of heb je niets meer van haar ver
nomen?".
„Ik ontving een brief van haar, juist vóór
ik het eiland verliet, zeven jaar geleden. Ze
kwam om van gebrek, schreef ze mij. Toen
heb» ik haar wat geld gezonden. Zoodra ik
in Engeland terug was. heb ik haar opge
zocht. Mijn God! wat was het arme kind in
een jaar tijds toch veranderd. De oude
historie! Hij had haar laten zitten."
„En toen vertelde ze je, hoe hij heette?"
„Niets zei ze. Weet je nog, wat ik dien
ochtend gezworen heb, toen je mij kwam ver
tellen, dat ze gevlucht was?"
„Ik ben het niet vergeten. Het was niet
meer. dan iedereen in een dergelijk geval
zou hebben gezworen Maar we weten allen,
dat er een wet van schuldverjaring bestaat
voor zulke eeden. Indertijd heb ik gezworen,
een moord te begaan aan minstens drie
kerels, maar ik ben blij, dat ze allen nog
springlevend zijn. De wraak is zoet, doch
alleen onder zekere omstandigheden. In dat
opzicht gelijkt ze veel op melk; als ze een
poos staat, wordt ze zuur. Great Admiral!
Wat zijn we voor veel dingen bewaard ge
bleven door hen. die wij gezworen hadden
te zullen vermoorden. Tijd en frissche lucht
openen ons langzamerhand d: oogen."
Er verliepen eeriigc oogenblik ken, alvo
rens George langzaam zei:
„Juist, tijd en frissche lucht en
„Natuurlijk!" lachte Newton; „tijd, en
frissche lucht, en een ander meisje. Mis
schien behoeven tijd en frissche lucht ten
slotte niet eens le worden meegerekend. En
wou ze je don naam van haar beminde niet
zeggen?"
„Zij weigerde. Misschien hield zc nog van
hem."
„Neen, George; jij wist het, dien ze nog
liefhad."
„Wat? fk?
„Wel natuurlijk, wlc anders. Je zei, het
was nog maar oen jaar, nadat ze de plaat
gepoetst had. Zij begreep dus wel, dat jou
gevoelens voor hem nog steeds van weinig
vredelievenden aard waren, en indien dat
bij haar landgenooten het geval is, dan
peperen ze een ander dat in den repen in met
een mes. Zij verlaagde niet te ecniger tijd
te moeten vernemen, dat men jou had opge
hangen. omdat ie een schurk de wereld
had uitgeholpen. Ofschoon ik haast niet ge
looven kan. dat ie er toen nog veel lust voor
gevoeld zou hebben, hem met een mes te
behandelen."
„Ik weet niet. wat er dan wel in mijn
hoofd zoy zijn omgegaan. Maar God weet,
wat er nu nog door mijn hersenen zou vlie
gen, als ik \an aangezicht tot aangezicht
voor dien man werd geplaatst, waar dan
ook."
Met saamgeknepen vuisten liep hij in do
kajuit op en neer.
Verbaasd keek Newton naar hem.
„Great Admiral!" zuchtte hij, en zijn stem
werd bijna fluisterend. „Great Admiral! Hoe
kan een gezond mcnsch, die zijn gansche
leven in de frissche lucht heeft doorge
bracht. zich zoo slecht weten te bcheer-
schen, nadat er reeds acht 'iaren over da
geschiedenis zijn heengegaan."
..Als jij wist. hoe ik den slag gevoeld heb
hoe ik mijn toekomst voor mij had zien
liggen in een gelukkig samenleven met
haar, en hoe in één oogenblik, door een
gril van een gewetenloozen schurk, mijn
huis mij niet meer bewoonbaar toescheen
als je kon begrijpen, wat ik gevoelde, toen
ik haar terugzag de vrouw, dio ik had
liefgehad die ik mijn heele leven op dc
handen had willen dragen als een ruïne,
uitgemergeld als een uitgoworpene van
't mcnschdom ie zou weten, hoe ik mij.
ge\oelde. toen ik van haar ging ie zou
weten, hoe ik God kon smeek en, mii nim
mer van aangezicht tol aangezicht met dien
man samen to brengen. Zelfs nu, terwijl
ik er met je over spreek
Wordt vervolgd.