"•„fiir AMERSFOORTSCH DAGBLAD „de eemlander" Binnenland. flttH rnm'M Mfï KWARIIERSIAG TV/EEDE BLAD. FEUILLETON. DE MiLLIQHAIRS Dp Staatscourant \an 20 November bevat o.o. dc volgende Koninklijke besluiten op verzoek eervol ontslagen als burgemees^ ter van Opperdoes A. Roggeveen. DE KONINKLIJKE FAMILIE. Aankomst te 's-Gravenhogc. De Koningin, de Prinses en de Prinses von Erbach—Schönbeiy zijn gister per Staots- spoortrein van 12 uur 53 van het Loo in de Residentie aangekomen, waor de Koninklijke Familie weder haar winterverblijf zal vestigen. De burgemeester mr. Patijn met den gou verneur der Residontie generaal-majoor Ben- teijn waren op het perron aanwezig om Hare Majesteit te begroeten. De Koningin onderhield zich ecnigen tijd met deze autoriteiten, waarna Prinses Juliana Hoar Nichtje en Kameraad eerst aan den burge meester cn daama aan den gouverneur voor stelde. In open auto's vertrokken de Vorstelijke per sonen naar het Paleis Noordeinde. Er waren veel belangstellenden zoowel op het perron als in de Rijnstraat. PRINS HENDRIK. Z. K. H. dc Prins wordt heden omstreeks 12 uur van zijn verblijf in Duitschland te 's Graven- hoge terugverw-cht.. HET VERTREK VAN DEN EX-KROONPRINS. Wat JMr. Kan ervan wist. Op den dag, dot de gewezen Duitsche Kroon prins ons verliet, vroeg de Haagsche porle- mentsredacteur ven hét Volk mr. J. B. Kan,' secretaris-generaal van binnenlondsche zaken, om inlichtingen en deze zcide hem, volgens dien journalist, dat hij van dat vertrek niets wist. Later kwam het den redacteur voor, dat dat "en leugen was geweest en hij noemde het in zijn blad een leugen. Daarbij liet hij het niet; hij diende een klacht bij het bestuur von den Journalistenkring in. Van dat bestuur kreeg h(j het volgende antwoord In verband met het van u ontvangen schriiven in zake mr. Kan hebben wij een onderzoek ingesteld. Daaruit is ons het vol gende gebleken. De heer Kan heeft, op het' bewuste mo rn it, eon u cn andere journalisten inder daad niet de feiten volledig en onomwon den medegedeeld. Indien hij verzekerde, dot het hem niet bekend was, dat de ex-kroon prins dien morgen was vertrokken, sprak hij,, naar onze overtuiging, de waarheid, doch de formcele waarheid. Inderdaad wist mr. Kan op dot oogenblik nog niet, dot het vertrek had plaats gevonden. Dit is hem eerst later op den dog bekend geworden, waarna hij onmiddellijk een kommuniquë aan het Konespondentie-Bureau heeft ver strekt. Een andere vraag is natuurlijk, of de heer Kan niet wist, dat het vertrek zou p' ats hebben. Het is waarschijnlijk, dot hij uet wilde zeggen dat de ex-kroonprins vertrokken was, 'omdat de mogsl'rkheid van uitstel of mislukking bestond. Intus- schen hebben wij de sterke overtuiging gekregen,-dat er voor den heer Kon inder daad zeer dringende redenen waren, die hem er toe noopten non de journalisten niet de situatie volledig mede te doe len. De heer Kan, van wicn bij vorige ge legenheden steeds de allergrootste me dewerking ondervonden, betreurt zelf in hocg: mate, dat hij zich tot een for- meeje waarheid heeft moeten bepalen, en geen volledige en juiste inlichtingen kon ge ven. Onzerzüds is hem als onze overtuiging medegedeeld, dat hij dan echter een an deren weg had kunnen bewandelen, door nl, inlichtingen te weigeren of het geven d .arvan korten tijd uit je stellen. De heer Kon vreesde echter, dat een dergelijke hou ding zou worden op"""*-u nis een beves tiging van de berichten een bevestiging, die hij op dot oogenblik niet kon cn mocht ven. De redacteur van Het Volk is hiermee niet tevreden; hij betreurt het, dot het bestuur vnn den Kring de houding van mr. Ken niet onbe wimpeld heeft afgekeurd, blijft spreken ven „de leugen van Kon", en meent, dat zijn collega's von Handelsblad en Telegraaf, die van mr. Kon hetzelfde bescheid hebben gekregen, maar niet aan het protest van het.Volk meededen, onn de waardigheid van de pers te kort t» doen. Wij voor ons mcenen, zegt het Vad., dat niet zij aan de waardigheid van de pers hebben te kort gedaan.! Journalisten kunnen het best we ten, dat, wanneer officiecle personen zeggen, dot hun iets onbekend is, dit altijd kon be- tcekenen, dat het "hun officieel niet takend is. Mr. Kon is in dezen een'officieel persoon en hem was, gelijk uit het onderzoek van het be stuur van den Kring bleek, op het bewuste oogenblik nog niet bekend, dat het vertrek van den prms had plaats gehad. Dat was de for- meele waarheid en men heeft niet het recht van hem te verlnngen, dat hij meer dan de formeele waarheid zei; evenmin dat. hij aan zijn woorden iets to<jvoegde, waaruit men zou kunnen op maken, dot hij 't vertrek waarschijnlijk of niet onmogelijk achtte, of wat van dien oord ook. Ervaren journalisten en we meenen, dat de redacteur van het Volk tot hen behoort plegen dan ook, wanneer ze van een minister of een departementsambtenaar een dergelijke ontkenning te hooren krijgen niet de gevolg trekking te maken, dat hét geval ook werkelijk niet heeft ploats gehad, maar dat de officieele persoon m kwestie officieel of formeel er nog geen kennis van heeft gekregen. Hem voor een leugenaar uit te maken is niet alleen onjuist, maar kan de waardigheid van de pers kwalijk verhoogen. DE KABINETSCRISIS. Het stadium van mr. Koolcn's pogingen. Het Hbld meent te mogen mcdedeelen, dat dc Kabinetsformateur, mr. dr. D. A. P. N. Kooien, nodot hij de opdracht der Koningin in overwe ging had genomen, begonnen is een grondslag te zoeken, waarop de vorming van een rechtsch kabinet mogelijk zou wezen. Is het blad wel in-, gelicht, dan was hij heden no gnict tot het in zicht gekomen, dot een dergelijk kabinet geheel en al onmogelijk is. Het Hbld. ken zijn vorig bericht nog aanvul len met de mededeeling, dot de kabinetsforma teur, mr. dr. D A. P. N. Kooien, Donderdag heeft gesproken met den voorzitter der Roomsch-Katholieke fractie der Tweede Ka mer, mgr. dr. Noleft, Vrijdag met dien der anti-revolutionaire fractie, mr. V. H. Rutgers cn Zaterdag met dien der Christeliik-Histori- sche fractie, dr J Schokking Volgens in lichtingen uit alleszins betrouwbare bron is de heer Kooien het stadium van het zoeken naar een grondslag voor de vorming van een nieuw rechtsch kabinet nog niet voorbij. Op zijn be sprekingen met de leiders der rcchtsche frac ties zullen nameliik nog volgen vergaderingen dezer fracties, elk afzonderlijk. Eerst dnarna zal kunnen blijken, of een nieuw rechtsch ka binet, uitgangsDunt von den Keer Kooien, al of niet mogelijk is. Dc onti-rcvolutionnoirc pers geeft geen hoop. De Haagsche red. van de Rott. schrijft Mr. Kooien schijnt in dc meening verkeerd te hebben, dat met eenig toegeven con beide zij den der coalitie het mogelijk zou zijn om een Kabinet te formecren, dot slechts een weinig zou afwijken van het ministerie Ruys. De Christ.-Hist, fractie zou zakelijk geheel aan de zijde van het kobinet-Ruys stoan, msar schijnt toch wel geneigd te zijn om een eventy- ce! kabinet-Kooien te Steunen. Bij de anti-rev fractie echter zou mr. Kooien heeiemoal geen succes gehad hebben. Op grond van een en ar.der mag de conclu sie dan ook wel gebouwd worden, dot mr. Koo ien niet zol slagen in zijn plannen om een coa litie-kabinet te formeeren. Een Roomsch Premier De (a.r.) Rott. schrijft Wij stellen ons niet op het standpunt von de Amserdnmsche predikanten, die in de Neder lander wegens het protestantsch karakter der natie, dm een protestantsch premier vroegen maar wel zijn wij van meeniog, dot bij de po litieke verzwakking der roomsch-katholieke fractie, die op 20 October aan het licht trad, er aanleiding is om te bevorderen, dot thons, indien de heer Ruys aftreedt, een Kabinetsfor mateur uit een der andere rechtsche groepen, optrede. Ook, afgezien, van het gebeurde van 26 October zou dit wenschelijk ziin de ge dachte mag niet post vatten, dat de Kabinets formateur per sé uit de roomsch-kalholiehe fractie, als de sterkste der drie rechtsche frac ties, moet voortkdmen. Deze opvatting zou her vatting der samenwerking onmogelijk maken De kabinetsformateur ook mi nister. Het Hbld. verneemt, dat het gerucht, waar van de Nieuwe Rotterdamsche Courant heeft gerept, volgens hetwelk de kabinetsformateur, als- bij de opdracht der Koningin aanvaardt, von plan zou wezen zelf geen zitting te nemen in het kabinet, geen grond "heeft. HET PARLEMENTAIRE STELSEL. Stellingen van het Kamerlid Drion. Het oud-lid van de Tweede Kamer de heer F. .J. W. Drion zal Maandag 26 November a.s. te Amsterdam voor de Studentenvereeniging voor Staatkunde (eere-voorzitters prof. Diepenhorst en Kranenburg) dc volgende stellingen verdedi gen. 1. De gebeurtenissen in Italië en Spanje, de bewegingen in verschillende landen zijn niet te beschouwen als toevallige verschijnselen, maar wijzen op een avondschemering van het parle mentaire stelsel. Ook in Nederland. 2. Het parlementaire stelsel had in zijn oor sprong geen andere betekenis don de regeling en beperking der beschikking van den^stoat (ver persoonlijkt in den vorst) over porticulier bezit en inkomen. 3. In zijn ontwikkeling is het parlement zelf hoofdorgaan van den staat geworden, niet meer optredend tegenover den staat voor particulier bezit en inkomen, maar hierover naar willekeur beschikkend. 4. Deze evolutie heeft een tweeledig gevolg gehad: dc samenstelling van het parlement beslist over de vraag wie de eigenlijke leiding van den staat zullen hebben. b. particulier bezit en inkomen missen hun verdedigers tegenover den staat. 5. Beide gevolgen hebben gevoerd tot de toe nemende '-npopulariteit van het parlementaire stelsel. Aangezien met de uitgebreidheid van het kie zerscorps de kans toeneemt dat niet de be kwaamheid tot regceren, maar die om de massa te winnen, over de al of niet verkiezing in "t par lement beslist, verliezen zij die boven de masso ui' m, hetzij door bekwaamheid, hetzij door bezit of inkomen, belangstelling en vertrouwch in het parlement. Da-wnoast doet dc ervaring, dat een góed deel van de verkiezingsbeloften niet vervuld kunnen worden, ook bij de massa wantrouwen en onver schilligheid rijzen. 6. Nederland is ongeschikt voor sterk per- soonlnV «-ou'-emement cn dus voor het fascisme. 7. De eenige weg die ons land pit de crisis ven het parlementaire stelsel zal kunnen leiden, voert dus in d? richting van belangrijk» inkrim ping van de taak van ctant cn gemeenten. De «■evglffan daarvan zyn: a. de besch*h1":Tur door d" overheid over een kl°:ner d-el van h»t nortjfJilier inkomen; b. de inkrimping van d~n arbeid der volks vertegenwoordiging. cn m?t-d:en van de taak van den voltsvertegenwoord.'per. In verband daarmee vermindering van het acintol beroeps- po'.'tici c. grooter onndecht van d-n Staat voor zijn primaire taak, de zorg voor de handhaving der onafhankelijkheid en voor de toepassing van het recht TOEPASSING PENSIOENWET. Een circulaire van den Min. v. Binnen londsche zaken. De minister van Binnenlandsche Zaken heeft aan de besturen van provinciën, gemeenten, waterschappen, vcenschoppcn en veenpoldcrs en circulaire gezonden, waarin wo Jt medege deeld dot de minister van Finonc'én er de aan dacht op heelt gevestigd, dat aan ambtenaren, vallende onder de Pensioenwet 1922, aanstel lingen overeenkomstig die wet zijn uitgereikt, die niet zijn gedekt door een Koninklijk Besluit of een besluit van een bevoegd ,^zag en wel ke op grond daarvan door den Pensioenraad niet als geldig worden bes-houwd. Aangezien namelijk aldus de circulaire art 3 der Pensioenwet sprerkt van een benoe ming door het daartoe bevoogde gezag, is een ambtenaar, aangesteld door een autoriteit, die het benoemingsrechtniet bezit en op wie dat recht niet door bedoeld gezag is of kon wor den overgedragen, niet een ambtenaar in den zin dier wet. Zoo zal b.v. een beambte bij een rijksopvoedingsgesticht, benoemd door den di recteur van dat gesticht, met machtiging van den minister van Justitie, geen ambtenaar zijn in den zin der Pensioenwet, indien niet deze bewindsman bij Kon. Besl. was gemachtigd zijn bevoegdheid tot aanstellen op dien directeur over te dragen. De minister geeft gemelden besturen in over weging een onderzoek te doen -nstellen of ge vallen als in de circulaire bedoeld, zich hebben voorgedaan en zoo ja, te bevorderen, dut be langhebbenden in bet bezit wo den gesteld van een voor pensioen geldige aanstelling. HET SCHOENENWETJE. Het Voorloopig Verslag der Tweede Kamer over het voor stel FIcskens. Verschenen is het Voorloopig Verslag inzake het voorstel van wet van den heer Fleskens tot wijziging der wet van 5 Mei 1923 tot tijdelijke beperking van den invoer van schoenwerk. Wenschten verscheidene leden, voorstanders van de thans in werking zijnde maatregelen tot beperking van den invoer van schoenwerk, den voorsteller hulde te brengen voor diens initia tief, vele andere leden, onder wie zich zoowel voor- als tegenstanders van de genoemde maat regelen bevonden, verklaarden niet te kunnen inzien, dat verlenging van den geldigheidsduur van de wet van 5 Mei 1923, welke deze maat regelen mogelijk maakt, slechts door een initia tief-voorstel bij de Staten-Generoal zou kunnen worden aanhangig gemaakt. Dot een voorstel als het onderhavige werd ingediend, had intusschen verscheidene leden allerminst bevreemd. Bij de behandeling van Het oorspronkelijke wetsontwerp hadden deze leden reeds uiting gegeven oan de vrees, dat na afloop van den geldigheidsduur van de daarin vervatte bepalingen een poging tot ver lenging von de aan de Regeering te verlecnen bevoegdheid tot hét tot stand brengen van in- voerbelemmeringcn zou worden gedaan. Door verscheidene leden werden tegen dit wetsvoorstel dezelfde bedenkingen in het mid den gebracht als door hen reeds werden geuit bij het afdeclingsonderzoek van het wetsont werp, dat geleid heeft tot dc wet von 5 Mei 1923. Van .andere zijde werden .deze bedenkingen eveneens met dezelfde argumenten bestreden, welke bij het genoemde ofdeeiingsonderzock ter verdediging van het ontwerp werden gebezigd. Intusschen wezen verscheidene leden er op, dat bij de behandeling van dit voorstel naast de theoretische vraag, of de beschermende maatregelen, als op grond van de meergenoem de wet van 5 Mei 1923 ten opzichte van dei schoen-industrie zijn genomen, op zichzelf al of niet gewenscht zijn, de practische vraag naar voren komt, of, nu deze maatregelen eenmaal tot stand zijn gekomen, aan de Regecring de bevoegdheid behoort te worden verleend, ze te bestendigen. Deze leden waren van oordeel, dat dc laatstbedoelde vraag ontkennend behoort te worden beantwoord. Zij stelden doorbij voorop, dat de wet van 5 Mei 1923 een uitzondering inhield op de economische politiek, welke tot dusver door Nederland werd gevolgd. De leden, hier oan het woord, meenden, dot de voorsteller in de door hem in zijn toelichting geleverde beschouwingen niet heeft weten aan te toonen, dat" de door de Regeering krachtens de wet von 5 Mei 1923 getroffen maatregelen inderdaad tengevolge hebben gehad, dat de invoer von schoenwerk is verminderd en dnt dientengevolge de werkloosheid is afgenomen. Zij gaven op grond daarvan als hun oordeel te kennen, dat de voorgestelde verlenging von den geldig heidsduur der genoemde wet als niet voldoende gemotiveerd behoort te worden afgewezen. Sommige leden vestigden er nog de aandacht op, dat de doling van de schoenprijzen er nog niet op wijst, dat de invoerbelenunering in het geheel niet priis-verhoogend heeft gewerkt. Intusschen werd opgemerkt, dot sinds kort een prijsstijging is ingetreden, waaruit de conclu sie werd getrokken, dat de werking van de in- voerbelemmering op dit punt niet zoo onver schillig is als de voorsteller in zijn toelichting wel wil doen gelooven. Verscheidene leden goven als hun meaning, dat dc voluto-concurrentio thans niet meer van zoo grootë 'bcteekeins is, dat bestendiging van de destijds daartegen getroffen maatregelen ge wenscht zou moeten worden geacht. Andere leden wezen er op, dat, gelijk bij de behonde- ling van het oorspronkelijke wetsontwerp reeds werd gevreesd, de handel den terugslag van do getroffen mantregolen ondervindt. Ook waren er leden, die verklaarden, dnt zij, als tegen elk voorstel ven beschermenden oord, ook tegen dit voorstel hun stemmen zouden uitbrengen, omdat zij meenden, dot elke daad, welke protectie in zich sluit, een stop verder afbrengt van den wereldvrede. Vele andere leden verklaarden 'oan het voor stel gaarne hun stém te zullen geven. De be doeling van de getroffen maatregelen is, naar zij opmerkten, samen te vatten ó!s: verhooging van de productie. De tijd, gedurende welken-de ze maatregelen in werking zijn geweest, is ook in verband met dc Zöer groote voor raden buitcnlandsch schoenwerk te kort, dan dat daarvan een volledig succes zou kunnen worden verwacht. De schoenindustrie verkeert nog in den aanvang van haar herstel. Sommige leden verklaarden zich hun stem over het voorstel nog te willen voorbehouden. In verbond hiermede gaven andere leden als hun meening te kennen, dat dit voorstel niet in behandeling zou behooren te worden gebracht alvorens van de regeering inlichtingen omtrent de werking van de door haar krachtens de wet van 5 Mei 1923 getroffen maatregelen zouden zijn verkregen. Verscheidene leden achtten den tijd van 6 maanden, waarmede de geldigheidsduur van de wet van 5 Mei 1923 volgens het voorstel zal worden verlengd, te lang. Deze leden meenden, dot voorloopig met een termijn von 3 maanden zou kunnen worden volstaan. Ten slotte werden inlichtingen gevraagd om trent de wijze, waarop de regeering van de haar bij dc wet van ,5 Mei 1923 verleende be voegdheid heeft gebruik gemoakt. STAATSBOSCHBEDRIJF. De bcgrooting van inkomsten en uitgaven Ingediend is een wetsontwerp tot vaststelling van de begrooting van inkomsten en uitgaven van het Stootsboschbedrijf voor 1924. De uit gaven worden geraamd op' 1,414,120, waar van 1,100,530 gedekt zal moeten worden door een uitkeering uit 'sRiiks middelen wegens verlies op de exploitatie. Verwacht wordt, dot de gewone inkomsten over 1924 over het ge heel iets hooger zullen zijn don de raming voor 1923 aangeeft. De minister van Binnenlandsche Zaken veroorlooft zich in de Memorie van Toe lichting er de aandacht op te vestigen, dat de verliespost niet geheel nis zoodanig behoort te worden beschotnvd, omdat in de balons niet tot uiting komt dc waardevermeerdering tengevolge vap houtoangroei en van toename der opper vlakte- boschgrond, bouw- en grasland door ont ginning, terwijl het bedrijf verder gedrukt wordt door verschillende uitioveh, die meer speciaal in het algemeen boschbouwbelang worden ge daan (verstrekking van adviezen en hulp aan gemeenten, etc.) Ten aonzien van het personeel is de uiterrte zuinigheid betracht. Het verlies cijfer voor 1924 kon ongeveer 100,000 lager worden geroomd don voor 1923. DE LIQUIDATIE VAN HET COMMANDEMENT ZEELAND. Overbrenging van den onder- zeedienst van Vlissingen naar Helder. Door den heer Dresselhuys zijn can den minister von marine de volgende schriftelijke vragen gericht I. Is het juist, dot de minister van marine, hoezeer thans demissionnnir, op dit oogenblik krachtig dc liquidatie doorzet van het com- mandement Zeeland, ondanks de onverdeelde afkeuring daarvan door de marine ter plaatse en het feit, dat daardoor wordt vooruitgeloo- pen op eventueele reorganisatieplannen van zijn opvolger H. Zoo ja, is de minister don niet bereid, te overwegen, of, in verband met de interna tionale verhoudingen, het niet gewenscht ware, alvorens Nederland besluit, haar marine van den Scheldemond terug te trekken en de liqui datie van den onderzccdicnst en van den tor- pedodienst te Vlissingen vctder to voltrekken, het oordeel van de Stat&n-Gcnerool over de Nota van Wijziging der Marinebegrooting voor het dienstjaar 1924 nf te wachten III. Wil de minister inlichting verstrekken, waarom overbrenging van den onderzeedienst van Vlissingen naar Helder in het financieel belang van het rijk zal blijken te zijn en een raming geven, na hoeveel tijd de thans aan de overbrengingen verbonden kosten zullen zijn goedgemaakt IV. Is de minister niet van meening, dat de uitbreiding van de onderzcevloot in Ned.- Ir.dië in dc eerstvolgende jaren meer opleiding van personeel voor dien tok van dienst In Nederland zal eischen, hetgeen bezwaarlijk schijnt te kunnen samengaan met de opheffing von het station voor onderzeebooten te Vlis singen V. Heeft de minister overwogen, dot, bij overbrenging vnn den onderzeedienst van Vlis singen naar Helder, de belongen van het ge huwde marine-personeel, dat, bij den heer- schenden woningnood, door daze massale over plaatsing in zijn gezinsleven bedreigd wordt, ernstig zullen worden geschaad Ménschclijke gelukzaligheid bestaat in den arbeid, die met succes wordt bekroond. Aristptelcs. Willam Groenhuizen Lan~eslr. 43. Tel. -.12. Postr. 73-21 GOOD- ZILVER en UURWERKEN. - VANAF t 33 Ü00Ï F. FRANKFORT MOORE. Uit het Engclsch door F. J. VAN DER MOLEN. 15 ..Natuurlijk maakte je geen bezwaar. .Te naam was aan geen onkel artikel verbon den, waarvoor ie reclame moest maken." .Juist. Ik nam den nuam Drummond aan, en zoo dien ie ine dus nu te noemen, ofschoon ik straks mijn briefje had onder feekend zooals vroeger. Anders zou je niet Rewctcn hebben, dat het van mij was." «Natuurlijk niet. En ben ie ie geld kwijt Wraakt cn tpen van voren nf aan begon nen? Ik ben nog maar twee en dertig, maar k heb al driemaal een fortuin verspeeld, en v,ermaaj een gemaakt. Nu heb ik nog plam- Ben voor drie andere in mijn hoofd." Weineen.«Ik bleef maar wat rondzwal ken. Op een gegeven' oogenblik zat ik in Zuidufrika. Daar pikte ik een oud vriend op.. Ilij was een van die gewiekste kerels, die fortuin maken voor anderen, maar niet voor zichzelf, omdat zo niet met geld weten om te gaan. Een geoloog een prospector." „Een prospector is iemand, die de gege vens verschaft voor een prospectus." „Dat meende hij ook, toen hij tot de ont dekking kwam, dat op een boerderij.' die daar engens lag, de graanbouw niets kon op leveren. enkel omdat er zooveel goud in den bodem zat. Niemand wou hem gelooven. tot dat hij rfiij aantrof. Ik kocht de boerderij, Isaac, en nog drie andere in de nabijheid, voor een appel en,een ei. En toen alles later In handen van een maatschappij overging, ontvingen wij voor onze bezittingen drie millioen. Mijn aandeel klom tot twee mil- lioen honderd tachtig duizend pond. niet een millioen in aandeelen in de maatschappij." „Great Admiral! Waarom was ik daar niet bij. in plaats van op do Rocky Moun tains rond tc zwbrvcn met een stijfselpot en ren pakket aanplakbiljetten om voor mijn Glans reclame te maken?" Isaac P Newton was van zijn stoel opge sprongen cn wreef zich het voorhoofd af. George Drummond lachtte. „Je hand. kameraad." riep de Amerikaan, zijn hand uitstrekkend. „Je verdient het, hoor! Maar, wat salpeter! waarom hou je er slechts ecu zeilboot op na? Met zeilen schiet je niet op. Bovendien is het iemand onzer onwaardig Een millionnir onder zeil is als ,oc» prima donna in een veewagon. Kijk toch naar mij. Dc Glonana verliet Southampton twee cn twintig uur na de snel ste P. cn O. boot, en haalde haar in dc Golf van Biskaje reeds in. We konden haar in peen velden of wegen meer zien, toen wij de straat van Gibraltar paseeerden. Wij hebben een snelheidsrecord gemaakt, en ik durf wedden, dat wij de vlugste schuit van de heele Middellandsche Zee bevaren. Voor iemand als ons is het toch al te vernede rend, voortgcslingerd tc worden waarheen de elementen het helieven." „Ik hou nu eenmaal van dat gcslinger," zei George. „Jij bent warempel niet waard, dat het fortuin met je is." antwoordde Mr. Newton. „!s het dan met mij? vroeg George. „Of het dat is? Heb ik je niet over mil- lioenen hooren praten, zoo juist nog over millioenen van ponden, alsof het dollars wa ren, en nu vraag je mc nog, of het je voor den wind is gegaan? Heb je die millioenen alvast niet tc pakken?" „O ja; de millioenen heb ik; maar is het mij voor den wind gegaan?" „Wat d Newton wou beginnen als van een lc-ién dakje, maar plotseling hield hij zich in Hij sloop zijn oogen neer, en dat was zijn gewoonte anders niet. Trouwens, langer dan een gedeelte van een minuut hield hij ze ook niet omlaag. Toen lei hij zijn hand op George's schouder, cn zei op zarhten toon: „Er zijn wonden, die in een minuut niet genezen zijn, beste jongen! Jammer, dat er nog geen antiseptische inspuitingen voor het geheugen bestaan! Daar was anders geld roee te verdienen. Je denkt zeker nog altijd aan dat meisje?" „Do wonde is geheeld, geloof ik," ant woordde George „Wanneer ik aan haar denk, dan is het zonder wrok in mijn hart." „Daar doe Je wel aan. Waarom zou je nog boos op haar zijn. Ik heb je toen immers al gezegd, dat zij het er op aanlei. om je nog gek te maken: En dan was het toch veel beter, dat zo er vóór dien tijd tusschen uit gin-g. dan later." „Veel beter. Ik kan nu zonder boos te wor den aan lianr denken." „Heb jc haar later nog teruggezien, George? Of heb je niets meer van haar ver nomen?". „Ik ontving een brief van haar, juist vóór ik het eiland verliet, zeven jaar geleden. Ze kwam om van gebrek, schreef ze mij. Toen heb» ik haar wat geld gezonden. Zoodra ik in Engeland terug was. heb ik haar opge zocht. Mijn God! wat was het arme kind in een jaar tijds toch veranderd. De oude historie! Hij had haar laten zitten." „En toen vertelde ze je, hoe hij heette?" „Niets zei ze. Weet je nog, wat ik dien ochtend gezworen heb, toen je mij kwam ver tellen, dat ze gevlucht was?" „Ik ben het niet vergeten. Het was niet meer. dan iedereen in een dergelijk geval zou hebben gezworen Maar we weten allen, dat er een wet van schuldverjaring bestaat voor zulke eeden. Indertijd heb ik gezworen, een moord te begaan aan minstens drie kerels, maar ik ben blij, dat ze allen nog springlevend zijn. De wraak is zoet, doch alleen onder zekere omstandigheden. In dat opzicht gelijkt ze veel op melk; als ze een poos staat, wordt ze zuur. Great Admiral! Wat zijn we voor veel dingen bewaard ge bleven door hen. die wij gezworen hadden te zullen vermoorden. Tijd en frissche lucht openen ons langzamerhand d: oogen." Er verliepen eeriigc oogenblik ken, alvo rens George langzaam zei: „Juist, tijd en frissche lucht en „Natuurlijk!" lachte Newton; „tijd, en frissche lucht, en een ander meisje. Mis schien behoeven tijd en frissche lucht ten slotte niet eens le worden meegerekend. En wou ze je don naam van haar beminde niet zeggen?" „Zij weigerde. Misschien hield zc nog van hem." „Neen, George; jij wist het, dien ze nog liefhad." „Wat? fk? „Wel natuurlijk, wlc anders. Je zei, het was nog maar oen jaar, nadat ze de plaat gepoetst had. Zij begreep dus wel, dat jou gevoelens voor hem nog steeds van weinig vredelievenden aard waren, en indien dat bij haar landgenooten het geval is, dan peperen ze een ander dat in den repen in met een mes. Zij verlaagde niet te ecniger tijd te moeten vernemen, dat men jou had opge hangen. omdat ie een schurk de wereld had uitgeholpen. Ofschoon ik haast niet ge looven kan. dat ie er toen nog veel lust voor gevoeld zou hebben, hem met een mes te behandelen." „Ik weet niet. wat er dan wel in mijn hoofd zoy zijn omgegaan. Maar God weet, wat er nu nog door mijn hersenen zou vlie gen, als ik \an aangezicht tot aangezicht voor dien man werd geplaatst, waar dan ook." Met saamgeknepen vuisten liep hij in do kajuit op en neer. Verbaasd keek Newton naar hem. „Great Admiral!" zuchtte hij, en zijn stem werd bijna fluisterend. „Great Admiral! Hoe kan een gezond mcnsch, die zijn gansche leven in de frissche lucht heeft doorge bracht. zich zoo slecht weten te bcheer- schen, nadat er reeds acht 'iaren over da geschiedenis zijn heengegaan." ..Als jij wist. hoe ik den slag gevoeld heb hoe ik mijn toekomst voor mij had zien liggen in een gelukkig samenleven met haar, en hoe in één oogenblik, door een gril van een gewetenloozen schurk, mijn huis mij niet meer bewoonbaar toescheen als je kon begrijpen, wat ik gevoelde, toen ik haar terugzag de vrouw, dio ik had liefgehad die ik mijn heele leven op dc handen had willen dragen als een ruïne, uitgemergeld als een uitgoworpene van 't mcnschdom ie zou weten, hoe ik mij. ge\oelde. toen ik van haar ging ie zou weten, hoe ik God kon smeek en, mii nim mer van aangezicht tol aangezicht met dien man samen to brengen. Zelfs nu, terwijl ik er met je over spreek Wordt vervolgd.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1923 | | pagina 5