AMERSFOORTSCH DAGBLAD „de eemlander- FEUILLETON. Terug in het leven. TWEEDE BLAD. Gemengde onderneming? No. 206 22e Jaargang Zaterdag I Maart 1924 Onder den gemengden ondememersvorm wordt, naar men weet, verstaan een zekere verbinding van overheidsbedrijf en particu liere onderneming, welke in den laatsten tijd in zwang is gekomen. De meest gebruikelijke wijze, waarop z\rlk een verbinding tot stand komt, is dat van een onderneming, die den vorm een er naam- looze vennootschap heeft, een dge1 der aan- deelen in handen van Staat of gemeente wordt gebracht. Dit kan geschieden hetzij aanstonds bij de oprichting, hetzij bij een latere reorganisatie. De onderneming kan in haar vorige vorm een zuivere partikuliere zijn geweest, die thans de overheid als aan deelhoudster in haar midden opneemt, doch de volgorde kan ook omgekeerd zijn, n.l. dat aanvankelijk een onvermengd staatsbe*- drijf bestond, hetwelk deama in een naam- k>oze vennootschap wordt omgezet onder deelname van parfrikulier kapitaal. fn al deze gevallen echter is voortaan het bezit der onderneming „gemengd". De aan deel-en, hetzij in bezit van de overheid, hetzij in handen van parlikuliere beleggers, leve ren stem op in de aandeelhoudersvergade ring, en verschaffen dus hun bezitters o.a zeggenschap over de bezetting der bestuurs posten. Niet zelden echter zijn eenige dezer posten, bijv. een bepaald getal commissaris- plaatsen, voor de participeerende overheid bij de statuten gereserveerd geworden. Zoo is de gemengde onderneming een ware kruising van twee ondernemingstypen. Men verwanre haar dus niet met een over heidsbedrijf, dat eenvoudig de vorm een er naamlooze vennootschap heeft gekozen zonder deelname aan partikulieren en waarin alle aandeelen in handen der over heid gebleven zijn. De echte gemengde ondernemingsvorm, in het buitenland het eerst in toepassing ge bracht, heeft in de laatste jaren ook in Ne derland éenige verbreiding gekregen. Aldus bijv. voor onze spoorwegen en in het hoog- o ven bedrijf. Bn de ambitie ervoor schijnt toe te nemen, althans in meer of minder con servatief getinte kringen- Zoo heeft laatstelijk de oud-minister Treub, huidig woordvoerder der Indische grootondernemers, voor de invoering der gemengde ondernemingsvorm in Neder- landsch-Indië een lans gebroken. Of liever voor de uitbreiding ervan; want reeds is in de beruchte Djambi-concessie het voorbeeld ■ervan gegeven. De heer Treub echter wil nog veel verder gaan en liefst de bedrijven, die thans reeds in volledig' staatsbeheer zijn, omzetten in gemengde ondernemingen. Anderen steunen hem daarin. Als voor naamste motief voor zulke omzetting geldt daneenerzijds de tekortkomingen, de achterlijkheid en stroefheid, die aan staats bedrijven maaT al te veel eigen is, ander zijds de onwenschelijkheid, om gewichtige takken van produktie, die van nature een monopolistisch karakter hebben, gehéél aan partikuliere exploitatie toe te vertrouwen. Door de gemengde ondernemingsvorm ech ter zou men de doortastendheid en de koop mansgeest van het partikuliere bedrijf èn tegelijk het vereischte toezicht der overheid in een gelukkig verband te zomen hebben gebracht. Wij voor ons twijfelen echter sterk, of deze oplossing der moeilijkheid wel een ge lukkige heeten mag en of het algemeen be lang in de combinatie wel behoorlijk tot zijn recht komt. Dat er moeilijkheden weg te nemen z ij n, zullen wij geenszins ontkenhen. Voor de fouten van het overheidsbedrijf zijn wij geenszins blind. Ook tal van demokraten heeft het teleurgesteld. En met instemming hebben wij dan ook gevolgd, hoe ten onzent de Vrijzinnig-democratisch^ partij reeds een aantal jaren op de gebreken van staats exploitatie de aandacht is gaan vestigen en met klem de onmisbaarheid van den parti kulieren ondernemingsgeest en commer- cieelen zin naar voren ging brengen. Dit alles beteekent echter nog niet, dat in monopolististische takken, bijv. spoorwegen of mijnbedrijf, een krachtig overheidstoezicht ontbreken kan. Integendeel, er zal mede zeggenschap der overheid moeten zijn in <ie prijspolitiek, de arbeidsvoorwaarden, de kapitalisatie, in al welke punten het alge meen belang zoo nauw betrokken is. Maar wordt de behartiging daarvan in de gemengde onderneming dan niet verkregen? Neen, wij weezen van niet. Althans niet vol doende. Waarom niet? Vooreerst om een reden die tegenstrijdig klinkt, maar ons daarom niet minder geldig dunkt. De reden n.1. dat de overheid in de gemengde onderneming zelf te groot belang heeft. Zij bezit er mede het kapitaal, zij is grootaandeelhoud ster. De bedrijfswinsten laten ha®- niet on verschillig- Welnu, dit brengt voor menig bewindsman de verleiding mede, om het de onderneming, z ij n onderneming, niet al te moeilijk te maken. Wat hij als overheid, in dien er buiten staande, aan de onderneming zou voorschrijven, laat hij thans achterwege. Maar zoodoende is de Staat niet alleen mede-aandeelhouder in de onderneming, hij is ook haar gevangene! Dat is voor de partikuliere aandeelhouders en leiders ook veelal een der aantrekkelijk heden in deze opzet. Vaak gaat de aandrang tot deze deelname van hen uit. Dit geeft te denken. Aandrang ook hjerom. Neemt in gewich tige bedrijven de overheid zich medezeggen schap als een deel van haar publieke laak, dan beveelt zij eenzijdig, zonder tegenspraak en tol zoover als de wet haar machtigen wil. Aanvaardt de overheid eohter de private medezeggenschap als participant, dan valt haar ingrijpen als gezag vanzelf weg en heeft zij in de vergadering van commissaris sen of aandeelhouders slechts enkele stem men, die dan nog daarvoor zullen de medeoprichters, zoo mogelijk, zorg hebben gedragen door de stemmen der weder partij worden opgewogen of overtroffen. Wil men een voorbeeld? Wij noemden •hierboven reeds het hoogovenbedrijf, de ge mengde onderneming te Velsen, die enkele weken geleden in exploitatie kwam. Bij haar oprichting werd eén kapitaal van 25 millioen gulden noodig geacht- Men verzocht den Staat, daarin voor 7.5 millioen deel te ne men; tot op dit bedrag na was het geld ge vonden, maar of het spel sprak dit restant was met geen mogelijkheid te plaat sen. De Staat der Nederlanden ging er op in. En in ruil voor zijn storting verkreeg hij een onbeduidende zeggenschap in de vergode- ing van preferente aandeelhouders. Nouwe- lijks is echter deze machtige vogel in het net, of de vennootschap breidt haar kapitaal met 10 millioen uit en het reeds geringe slemmental van den Staat wordt in verhou ding nog zooveel te zwakkeri En zoo zouden meerdere voorbeelden zijn aan te halen. In de gemengde ondernemings vorm blijkt de staatsmacht niet vermeerderd, doch veeleer gekluisterd ie zijn. Toegegeven, dat het zuivere staatsbedrijf veelal geen ideale vorm van produceeren is. Toegegeven dat op tal ven punten aan de partikuliere exploitatie meer ruimte moet worden gelaten, dan een vroeger geslacht dit inzag. Maar de onmisbare behartiging van het algemeen belang, waarvoor in ge wichtige takken van voortbrenging of bij sterke trustvorming de overheid heeft op te komen, zoeke men dan door een, zoo noodig lcrochtig, ingrijpen van het gezag als zoo- da^jg. En men zoeke het niet langs den weg van d-e gemengde onderneming, waarbij dit ingrijpen veeleer in zijn tegendeel om slaat. Brieven uit Berlijn. No. m Berlijn, midden Febr. „Witte Week." Ondci hour brandkast verpletterd. Een then- terschandaal. Kroonprins Wil helm als burger. Bureaucrati sche zorgen. In Het begin van de maand Februari ziet Ber lijn er van ouds bijzonder netjes en vriende lijk uit. Dit is de periode van de „witte week", die gewoonlijk met eenigen tusschcntijd op de algemeene inventaris-uitverkoop van de zaken in Januari volgt. De straten stralen ook thans weer in verblindend wit, verscheidene etalages zijn met linnengoed en dergelijke schoone za ken gevuld. En eindelijk, eindelijk, na lange jaren kon het Berlijnscho publiek ook weer koopen. Verleden jaar nog is de „witte week" buitengewoon droefgeestig verloopcn. Juist te gen de jaarwisseling begon de waanzinnig* val van de oude, nu gestorven rijksmark. Niemand kon den wedloop met dc prijzen volhouden. Nu eindelijk zijn wc, plotseling, tot onze dogc- lijksch nieuwe verwondering, tot stabiele gvid- verhoudingen gekomen, en zie, onmiddellijk verdrongen dc koopers zich weer voor dc win kels. Zoo duidelijk heeft men do gunstige wending in den gang van zaken nog niet kunnen consta teren. Eensklaps hebben de mcnschcn ont dekt, hoe sterk hun voorraad linnengoed ge slonken, hoe deze bijna verdwenen is Jaar op jaar heeft men zich met de gestopte, verstel de, tot op den draad versleten tafelklecdcn, servetten, beddriakens, zakdoeken beholpen, zoo goed en zoo kwaad als het ging. En het ging soms absoluut niet goed, bijna heelemoal niet meer. De inventaris van de linnenkast was bedenkelijk verminderd er. men kon cr niet aan denken, zo aan te vullen. Thans schijnt ook hier weer, zooals graaf Tolstoï zeide, „een licht in de duisternis". De huisvrouwen komen in scharen aangerukt en koopen met een ware woede nieuw linnengoed Zeker, het verschil met vroeger is even duidelijk merkboar. Wat men eens per dozijn kocht, kan men zich thans slechts stuksgewijze aanschaffen. Ook hier openbaart zich de algemeene verarming, maar togelijkertijd opbenboren zich de sympto men van een verbetering in onzen toestand, dio ons nog ste'eds als c-en sprookje voorkomt De oude cn bekende waarheid, dat ook rijk dom niet gelukkig maakt, is dezer dagen door een tragisch feit weer eens bevestigd In mijn laatsten Berliinschen brief vermeldde ik het trreurige uiteinde van de oude juffrouw Olfers, die in hoar woning verbrandde Intusschen is weer een oude dame, die in de gegoede B-erlijn- schc kringen overal bekend en geliefd was, door een noodlottig toeval gedood dc wedu we van den voormaligen Pruisischcn minister Friedberg. Dc oude dame was verhuisd, had bij haar dochter, de cchtgenoote van een hoog ombtenaar haar intrek genomen en wilde aan haar zoo juist verplaatste ijzeren kast iets in orde brengen. En daar spelde zich het vol gende grotesk-tragische gebeuren afdc ijze ren kost, de „brandkast", zooals men dit meu belstuk meestal kortweg noemt, dit symbool van het kalm'j bezit, dat'stellig nog niet goed opgesteld was, wankelde, viel om on begroef haar eigenares onder zich. Zóó beangstigend overtuigend heelt het noodlot in zijn onbere kenbaarheid nog wel nooit gepredikt, dot dc mcnsch door zijn eigen rijkdom in de letter lijke betcekonis van het woord kan worden ver slegen. Minister Fricdberg was nog een persoonlijk heid uit den voorbijen tijd van het kijzerrijk. Hoe diep dit tijdperk, dat bijna zes jaren ge leden zoo plotseling afgebroken werd, nog steeds wortelt in de herinnering van menigen Duitscher, kwam dozei daeen bij een merk waardig theuterschandool, dot zich in den Staatsschouwburg afspeelde, vei rassend duide lijk aan het licht Men speelde door het stuk van een jongen, nog onbekenden auteur, van den dichter Bluth, op wiert enkele persoonlijk heden uit de literaire wereld hun hoop gesteld hcliben. Het drama, waarmee hij voor de eei- sto mooi on de planken aan het woord kwam, heet „die Empörung (les Lucius" Het is een tooneelstuk van een verword symbolisme, dat waarschijnlijk door het verveelde publiek zwij gend en stil met een begrafenis eerste klasse bijgezet was, nis niet tenslotte de politieke hartstochten aangevuurd werden. Dc jonge dichter toonde n.l. dc toeschouwers een staats wezen van een romantische vaagheid, dat door jarenlange oorlogen geschokt is. De koning heeft „in zeven zegenrijke veldtochten zijn mocht gegrondvest" steeds verder wil hij zijn onderdanen in on slog jagen. Zij moeten afdo len „in die Sümpfe" ieder begreep het sym bool voor de loopgraven. Maar ook onder het volk begint het onrustig te worden. Dc onte vredenheid groeit. De menigte dringt cr bij Lucius een domme fantast, die aan het konings huis verwant is, op aan. don monarch ten val te brengen en zichzelf de kroon op het hoofd te zetten. Lucius aurzclt lang als een Hamlet, die niet den moed tot een besluit vinden kan. Maar dan raapt hij zijn krochten bijeen. Den koning, die met bloed besmeurt uit den veld slag zijn burcht binncntuimelt en nog eenman! het volk tot nieuw verzet tegen den ovcrmoch- t>':ren vijand zou willen nanzcitcn de toespe ling op den toestond van Duitsehlnnd in 1978 is meer dan doorzichtig rukt Lucius nu in derdaad het diadeem van hst hoofd, echter niet om zichzelf doarmee te kronen, maar om het te breken en weg tc werpen. Met luider stcm- nvs verkondigt hij het gebod, dot het volk geen nieuwen hcerscher boven zich zal stellen, mooi door eigen krocht zijn lot besturen zal Toen brak in de zoal de storm los, d.w.z. niet dat het meerendeel von de toeschouwers tegen deze scène die een onttroning en uitroe pen van de republiek in besld bracht, protest flonteekende maar cenigc heetgebokerden kwa men in dc oppositie. Ze riepen luid „Pfui midden onder de voorstelling, cn dat prikkel de weer de meerderheid tot het uiterste. Het was een helsch lawaai. Het stuk kon nog wel ten einde gespeeld worden, oi*ndat dc onder breking even voor het slot plants had. Moor nauwelijks was het gordijn gevallen, of het on weer brok opnieuw los. Men zog opgewonden groepen in het parket heftig met elkaar debot- teeren. Booze woorden vlogen von dc ccnc rong naar de andere en dwars door dc zoal. Toen het licht uitging, verplaatsten de kemphanen het tooncel van hun uiteenzettingen naar dc garderobe cn de vestibule, totdat ze door de politie verspreid werden. Uit dit voorval blijkt alweer hoe gevoelig een groot gedeelte van het ontwikkelde publiek in Berlijn is, nis in het openbaar zinspelingen ge maakt worden op een gewelddadige onttro ning. Men moet echter zulke stemmingen in het buitcnlond niet verkeerd uitloggen. Geen mcnsch met een gezond verstond gelooft op het oogenblik in Duitschlond craon dat men eensklcps monarchie cn keizerdom weder in eerc zou kunnen herstellen. Zelfs den wens'ch daartoe zal zich tot betrekkelijk kleine kringen beperken. Maar men onderging het als nh?t zeer tactvol, dat juist in het vroegere Hof theater, woar zich eens dc glans van tallooze galavoorstellingen ontvouwde, de ofzetting van den laatsten keizer in een weinig kunstvol dra matisch spiegelbeeld als h*et ware voor oogen gevoerd werd. Hoe gering dc neiging op het oogenblik ook in conservatieve kringen is, een herstel van dc Hohenzollerns ook zelfs maar op hun progrnm tc zetten, bewijst de groote kalmte, waarmee dc terugkeer van den kroonprins van Wicrin- gen op ziin Silezisch jachtslot, opgenomen is. In de landen, die in den oorlog Duitschland's vijanden woren, dacht men algemeen, dot reeds dc aanwezigheid von den kroonprins Wilhelm op Duitschen bodem een monarchistische ngn- totie teweeg zou brengen Oels zou het open lijke of geheime middelpunt van een nnti-re- publikeinsche beweging worden. Van iets der gelijks is in de verste verte geen sproke Ieder een moet den vroegeren kroonprins nageven, dot hij zich uiterst tactvol gedraagt. Hij be woont uitsluitend in de hoedanigheid von par ticulier en familievader zijn bezitting 'De uit latingen, die uit gesprekken met bezoekers van Oels bekend worden, bewii/en duidelijk, dat de oudste zoon van keizer Wilhelm II zich ge heel en nl op d,er. grond vun de historische fei ten gesteld heeft. Toevallig vertelde me dcrer dagen een Duilsch schrijver, die uit Silezië n3ar Berlijn terugkeerde, dot de kroonprins met diepen ernst de vermoording van den mi nister Rothenou in den zomer van 7922 het grootste ongeluk noorr.de. dat Duitschland na het rnmpspocd:ge einde van den oorlog over komen was. Dat beteekent dat de kroonprins zich von de Deutsch-Völkischc samenzweer ders verre houdt. Zeer merkwaardig is het overigens, tot wel ke cornischc bureaucratische wonderlijkheden de staatsomwenteling gevoord heeft. Jaren lang heeft rncn er zich het hoofd over gebroken, hoe men de leden van dc vroegere aristocratie in dc registers van den burgerlijken stand in schrijven moet. omdat, zooals men weet, na de uitroeping der republiek dc adel in Duitseh lnnd afgeschaft is, maar niettegenstaande dat. de oude odcllijke families in het openbare le ven hun stnndsaanduiding blijven voeren. Wel ke houding moest men hiertegen aannemen. Een moeilijk probleem. Men heeft nu onlangs zijn toevlucht genomen tot dc geestige oplos sing, de titels „Freiherr", „Graf", „Prinz" enz eenvoudig tot den naam tc rekenen. Dit levert geen moeilijkheden op als iemand heet „Fric- drich Freiherr van Sodcn." Maai de zook wordt hoogst eigenaardig, zoodra b.v dc dochter van dezen heer officieel aangeduid worden moet, want don heet ze officieel „Elizabeth Froiherr von Sodcn", wot natuurlijk, taalkund:g be schouwd, onzin is. De vrouw van den kroon prins heet officieel „Cecilie Prinz von Preus- sen" niet „Prinzessin" want men heeft niet den stop gedaan den familienaam „Hohonzol- lern voor dc leden van het vroegere lieer» schcrshuis in te voeren, maar heeft den sinds eeuwen ingeburgerden titel „Prinz von Prcus- sen laten bestoon, deze als één geheel vor mend met den naam, in de registers opgeno men. Zooals men ziet, heeft een jonge repu bliek zware zorgen. Dr. MAX OSBORN. Londensohe Brieyen. Clubs Londen, 75 Februari. Een club is eon vorzameling van menschen d-e eikaars gezelligheid zoeken (ook het ge bouw waar zij bijeenkomen). Minder beknopt cn dus juister zou dc dofinitie kunnen luiden een organisatie van personen, die met zekere regelmaat bijeenkomen uit de begeerte aan spraak te hebben met leden von dc eigen maat schappelijke steerof voor een ander gemeen schappelijk doelcn waarvan het ledental ge woonlijk binnen een zekere vooraf .bepaulde hoeveelheid wordt gehouden, terwijl êen le- denstomming over toelating von nieuwe leden beslist (ook het gebouw of de vertrekken, woar de clubleden samenkomen). Maar hiermede is waarlijk niet alles von clubs gezegd en zeker niet voor oen land als Engeland, waar het chtblcven evenals in de andere Angelsaksische gemeenschappelijke der wereld tot grooten bloei is gekomen. Het is niet wol doenlijk om in het bestek van een of zelfs twee brieven een goeden in druk tc geven van het clublevcn in Londen alleen, cn van de intensiviteit cn van of van zijn invloed op het maatschappelijk leven hier. Maar wel kan ik beproeven met cenigc losse opmerkingen het clubleven to karnkterisecren. Dc meeste clubs hier verschillen in wezen, functie en bedoeling weinig of niet van dc sociëteiten, waarvan stad en dorp in Nederland cr een of meer bezitten. Maar dc inrichting vooral von de grooterc clubs hier, is veel vol lediger en omvangrijker Dc gemakken, welke de groote clubs hier verschaffen, zijn zoo uit gebreid, dc hirishoudclijke diensten zoo com pleet, dat een lid, die er dc kosten voor over heeft, zich cr een geriefelijk permanent tehuis kan vestigen. Een groot aantal jonge en oude vrijgezellen wonen don ook in hun club. Do gemeenschap hier sclvtnt von het club idee bijna tc zijn bezeten. Men kan het aan tal clubs in Londen met honderden tellen. Maor hun aantal is toch long niet voldoende om de verschillende categorieën en coterieën of *ancos van algemecn-mootschoppelijkc, commercieelc, professioneele oi artistieke „standing" te kunnen opnemen. En daarom worden bijna wekelijks nieuwe clubs geboren. Dc menschen, die het hevigst dooi dc club epidemie zijn nnngotost, heeten hier met wat mij een euphemismc toeschijnt „famous clubman Het zijn gewoonlijk sportieve man nen, „sporls" zegt men, hetgeen overeenkomt met het begrip, dut een Nederlander zi«h vormt van een „getnpten kerel" Hot is dit type, altijd een man met ruime gcldmidde'en, wiens levensideaal uitgoot nuar een gezellig clubrruiicu, het gezelschap van andere getnotc mannen, goede sigaren, goede whisky cn spel kaarten, dat telkens nieuwe clubs te voor schijn toovert, teneinde zijn ideaal tc kunnen benaderen En dan is ook het aantal zonder lingen, dat op futiele gTondcn of meer voor gewende don echte gemeenschappelijkheid een club vormt, zeer groot Het Angelsaksische ras heeft altijd een vrij groot aantal schatrijke, weelderig opgevoede en onafhankelijke personen voortgebracht, dio in zekere periode van hun leven genoeg krij gen van de drukkende leegheidvan hun be staan, het „spleen" kregen en ol in lusteloos heid ondergingen of cn dut kwam hoop ik vaker voor zich herzagen en een, zij het ook vaak meer opwindende dan nuttige, bezigheid zochten om hun leven te vullen. Eenigen lieten het niet tot „spleen komen en Denkt aleer gij doende zijt en doende, denkt dan nog. Guido Gezelle. Naar het Engelsch van WILLIAM J. LOCKE. Voor Nederland bewerkt door W. J. A. ROLDANUS Jr. „Ik wist met een paar machinegeweren ui een benarde positie te komen. Eerst toen we terugtrokken, ontdekten wc, dat we al leen waren. Ik dacht dat het bataillon viak bij ons was. Als ik dat niet gedacht had, zou ik er hoogstwaarschijnlijk vandoor ge gaan zijn. Dat zijn van die meevallertjes." „Wat zou uw vader trotsch op u geweest zijn," zeide Baltazar. „0. ia. dat is waar ook. Ik had het heefe- maal vergeten. U bent een vriend van mijn vader geweest." „Het is heel jammer, dat hij u nooit ont moet heeft." „Hij is vóór mijn geboorte verdwenen," merkte Godfrey droogjes op. „Dat weet' ik en het is tevens de reden, waarom ik eenigszins aarzelend schreef. Ik had er geen vermoeden van hoe u dacht over dè nagedachtenis van uw vader. Ik hoop. dat. u mijn gevoel, dat ik misschien moeilijk terrein betreden kon, zult be grijpen." „O, daar behoeft u zich niet ongerust over te maken. sir. Mijn vader was een bijzonder en romantisch iemand en ik stél groot be lang in hem." Baltazar loosde een zucht van verlichting. In ieder geval werd hij niet verfoeid door dit toonbeeld van alle zoons. „Dat begrijp ik," zeide hij, terwijl zijn trekken zich voorde eerste maal tot een glimlach ontspanden. „Zooals alle andere voorouders, maakte hij deel uit van uw familiegeschiedenis." „Ja, iets dergelijks. Alleen misschien wat naderbij!" „Hoe zoo naderbij?" „Er leven nog menschen, die hem per soonlijk gekend hebben. U bijvoorbeeld." ...Ta." zeide Baltazar, „ik heb hem intiem gekend. We zijn samen student en don ge weest. Ik ben ongeveer tegelijk met hem uit Cambridge vertrokken. Ik ben naar het Ver re Oosten gegaan, waar ik rnijn leven heb doorgebracht. Ik ben pas terug, moet u weten. Mijn instinct voerde mij naar Cam bridge om te zien of daar soms nog oude vriPiidcn waren en mijn bezoek aan u is het resultaat van mijn navragen." „Toen ik uw brief kreeg, heb ik mij afge vraagd of u mij soms zoudt kunnen zeggen ol mijn vader leeft of gestorven is." Baltazar maakte een klein handgebaar. „Quien sabe? Te oordeelen naar wat ik me van" John Baltazar herinner, was hij er de man niet naar, om zoö makkeliik dood tc gaan. Hij was de koppigste muilezel, dien ik ooit ontmoet heb. De dood zou een harde dobber aan hem gehad hebben. Bovendien was hij zoo taai als een rhinoceros." „Hij kan dus nog in het land der levenden zijn?" „Dat geloof ik wel." Baltazar boog zich voorover. „U koestert geen wrok tegen hem?" „Ik kan geen wrok voelen tegen een schim," antwoordde Godfrey. „Hoe zou uw lioudinig zijn tegenover hem, voor het geval hij terug mocht komen?" Godfrey fronste zijn wenkbrauwen bij het eenigszins inpertinente van die vraag. Hij keek wantrouwend naar zijn bezoeker. „Daar heb ik oigenlijk nog nooit oyer na gedacht," antwoordde hij koud. „Maar hebt u een bepaalde reden dat aan mfj te vra gen?" „Slechts als een beoefenaar der psycholo gie. Maai ik zie al, dat u hem liever als een legendarische persoonlijkheid blijft beschou wen." „Juist." „IJ moet liet me niét kwalijk nemen, Mr. Baltazar. zeide de vader met een glimlach „Ik ben half vcioosterscht en bcgiu ine pas weer aan te passen aan den Wcstersclien gedachtengang. Ik heb zooveel jaren in het binnenland van China geleefd, dat ik de Westersche gezichtspunten bijna vergoten ben. Kijk eens, daar is dc grondslag van alle godsdienstiige en wijsgeerige stelsels dc kin derliefde. Hel. geheele morcelc en staatkun dige stelsel van het Keizerrijk heeft zich ge durende duizenden jaren daarop ontwik keld. Als u een Chinees was, zoudt u uw vader vereeren, onverschillig welke grieven u ook tegen hem zoudt hebben of hoe schan delijk of hoe schimachtig en legendarisch hij ook mocht zijn." „Maar ik Jx?n «geen Chineesch.' „Precies. Dat is de reden, waarom het ty pische Westersche standpunt zoo interes sant voor mij is. Ik hoop daarom, dat u begrijpen zult. dat dc vraag, die ik u gedaan heb. al moge het een vraag uit nieuwsgie righeid zijn. het gevolg is van wijsgeerige en niet van gewone nieuwsgierigheid." „Ik begrijp het volkomen," antwoordde Godtrey glimlachende. „En mag ik u nu op mijn beurt vragen, welke van de twee ge zichtspunten u het meest geschikt acht voor liet praktische leven?" „Ik heb u juist gezegd, dat ik bezig was nnj aan den Westerschen gedachtengang aan te passen. Er volgde een korte stilte. Godfrey ver brak die door te zeggen, dat Mr. Burden Cambridge wel erg veranderd gevonden moest hebben. Baltazar begon met een le vendige beschrijving van de toga's, die wij ken moesten voor dc wapenen. Daarna kwamen zii op persoonlijke dingen, o.a. den dood van dr. Crosby's eenigen zoon. „Ja, ik heb het gehoord," zeide Godfrey. „Een kranig soldaat. Gedood door een hom van de hoogste explosiekracht. Geen spoor van hem en zes anderen over. /olfs geen hak van een laars.." „Hoe luchthartig wordt er hier tegenwoor dig over den dood gesproken, zeide Balta zar op verwonderden toon. „Dal moet u niet zoo verwonderen," zeid Godfrey. „Ik heb altijd hooien vertellen, dat zij zich daar in China hun hoofd niet druk over maakten." „Ik heb altijd gedacht, dat dit een der grootste verschillen tus-chen het Oosten en het Westen was." „In het leger moeten wc óf fatalisten óf krankzinnigen zijn. Als je nummer er is, dan i> het cr. zelf kan je niets doen. .7. kunt zelfs niet wegloopen „Maar jonge mannen als u met nog zoo'n schitterende toekomst voor zich, móeten toch aan liet leven hechten." „Wij doen geen stommiteiten," antwoord de Godfrey. „Wij zijn geen Ajaxen. die den bliksem trotseeren. Wanneer cr bommen ko men, vluchten wc als konijnen in het dichtst bijzijnde hol. Wij zijn hcelemaal niet dap per, tenzij het niet anders kan. Maar wan neer je er zooveel om je heen ziet vallen, dan zeg je: ,Nou komt. mijn beurt!' en je geeft er niet om. Je denkt: ,Wie voor den duivel ben je, dat je leven zoo kostbaar zou zijn?'Neen. Doodgaan in minder dan oen seconde zooals Crosby is zoo erg niet. Maar wat ie een beroerd gevoel geeft is de vrees, dat je zoo vrceselijk verminkt zult worden en toch blijft leven. Maar de dood op zichzelf is heel gewoon. Dat wil zeggen, dat is de manier, zooals ik de zaak opvat. Natuurlijk is het heel goedkoop en makke lijk voor oen boffert als ik, die er voorgoed uit is, er zoo philosoliscli over te praten maar toch geloof ik, dot ik u gezegd heb wat ik zoo ongeveer voelde, toen ik in l'Tank rijk was. Op sommige oogenblikken lijkt do licelc zaak een nachtmerrie. Óp andere oogenblikken daarentegen zou ik ino willen trappen, omdat ik hier midden in de weelde zit. terwijl er daar nóg zooveel gedaan kan worden. Ik had de laatste twee maanden mijn peloton. Nooit heb ik zooiets medege maakt Ik behoefde maar met mijn stok te zwaaien cn zii deden alles wal ik wilde. Len paar maal heb ik liet van verbazing bijna uitgeschreeuwd. En koit daarna viel ik flauw en kwam eerst mijlen ver weer bij. an neer ic ergens zoo. voor gezweet hebt, dan is liet beroerd, dat jr. er de vruch ten niet van plukken map Het is poeh. Het is Plotseling hield hij op 011 kreeg een kleur. „Neem me niet kwalijk, sir. liet wau hensch mijri bedoeling niet 11 zoo over mij zelf tc vervelen." „Mij vervelen!" riep Baltazar uit. ,J3est€ kerel, al praatte je tot morgenochtend door, dan zou ik met de groot.-te beianes tel ling luisteren. Vertel vorder als het 11 blieft." „Het is 'heel vriendelijk van u. stompldo de jonpo man, „maar heusch Hij hield verward en verlogen op, zich schamend over zijn pocherij. Nog nooit had hij zoo met, iemand over zijn onvereelijke- 1 ijk peleton gesproken. Nooit hap hij voor profane oogen zijn soIdaten-Heiligste-dc** Heiligen onthuld. Zeker niet aan ziin kamc raden. (Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1924 | | pagina 5