AMERSFOORTSCH DAGBLAD „de eemlander-
FEUILLETON.
Terug in het leven.
TWEEDE BLAD.
Gemengde onderneming?
No. 206
22e Jaargang
Zaterdag I Maart 1924
Onder den gemengden ondememersvorm
wordt, naar men weet, verstaan een zekere
verbinding van overheidsbedrijf en particu
liere onderneming, welke in den laatsten tijd
in zwang is gekomen.
De meest gebruikelijke wijze, waarop z\rlk
een verbinding tot stand komt, is dat van
een onderneming, die den vorm een er naam-
looze vennootschap heeft, een dge1 der aan-
deelen in handen van Staat of gemeente
wordt gebracht. Dit kan geschieden hetzij
aanstonds bij de oprichting, hetzij bij een
latere reorganisatie. De onderneming kan in
haar vorige vorm een zuivere partikuliere
zijn geweest, die thans de overheid als aan
deelhoudster in haar midden opneemt, doch
de volgorde kan ook omgekeerd zijn, n.l.
dat aanvankelijk een onvermengd staatsbe*-
drijf bestond, hetwelk deama in een naam-
k>oze vennootschap wordt omgezet onder
deelname van parfrikulier kapitaal.
fn al deze gevallen echter is voortaan het
bezit der onderneming „gemengd". De aan
deel-en, hetzij in bezit van de overheid, hetzij
in handen van parlikuliere beleggers, leve
ren stem op in de aandeelhoudersvergade
ring, en verschaffen dus hun bezitters o.a
zeggenschap over de bezetting der bestuurs
posten. Niet zelden echter zijn eenige dezer
posten, bijv. een bepaald getal commissaris-
plaatsen, voor de participeerende overheid
bij de statuten gereserveerd geworden.
Zoo is de gemengde onderneming een
ware kruising van twee ondernemingstypen.
Men verwanre haar dus niet met een over
heidsbedrijf, dat eenvoudig de vorm een er
naamlooze vennootschap heeft gekozen
zonder deelname aan partikulieren en
waarin alle aandeelen in handen der over
heid gebleven zijn.
De echte gemengde ondernemingsvorm, in
het buitenland het eerst in toepassing ge
bracht, heeft in de laatste jaren ook in Ne
derland éenige verbreiding gekregen. Aldus
bijv. voor onze spoorwegen en in het hoog-
o ven bedrijf. Bn de ambitie ervoor schijnt toe
te nemen, althans in meer of minder con
servatief getinte kringen-
Zoo heeft laatstelijk de oud-minister
Treub, huidig woordvoerder der Indische
grootondernemers, voor de invoering der
gemengde ondernemingsvorm in Neder-
landsch-Indië een lans gebroken. Of liever
voor de uitbreiding ervan; want reeds is in
de beruchte Djambi-concessie het voorbeeld
■ervan gegeven. De heer Treub echter wil
nog veel verder gaan en liefst de bedrijven,
die thans reeds in volledig' staatsbeheer zijn,
omzetten in gemengde ondernemingen.
Anderen steunen hem daarin. Als voor
naamste motief voor zulke omzetting geldt
daneenerzijds de tekortkomingen, de
achterlijkheid en stroefheid, die aan staats
bedrijven maaT al te veel eigen is, ander
zijds de onwenschelijkheid, om gewichtige
takken van produktie, die van nature een
monopolistisch karakter hebben, gehéél aan
partikuliere exploitatie toe te vertrouwen.
Door de gemengde ondernemingsvorm ech
ter zou men de doortastendheid en de koop
mansgeest van het partikuliere bedrijf èn
tegelijk het vereischte toezicht der overheid
in een gelukkig verband te zomen hebben
gebracht.
Wij voor ons twijfelen echter sterk, of
deze oplossing der moeilijkheid wel een ge
lukkige heeten mag en of het algemeen be
lang in de combinatie wel behoorlijk tot zijn
recht komt.
Dat er moeilijkheden weg te nemen z ij n,
zullen wij geenszins ontkenhen. Voor de
fouten van het overheidsbedrijf zijn wij
geenszins blind. Ook tal van demokraten
heeft het teleurgesteld. En met instemming
hebben wij dan ook gevolgd, hoe ten onzent
de Vrijzinnig-democratisch^ partij reeds een
aantal jaren op de gebreken van staats
exploitatie de aandacht is gaan vestigen en
met klem de onmisbaarheid van den parti
kulieren ondernemingsgeest en commer-
cieelen zin naar voren ging brengen.
Dit alles beteekent echter nog niet, dat in
monopolististische takken, bijv. spoorwegen
of mijnbedrijf, een krachtig overheidstoezicht
ontbreken kan. Integendeel, er zal mede
zeggenschap der overheid moeten zijn in <ie
prijspolitiek, de arbeidsvoorwaarden, de
kapitalisatie, in al welke punten het alge
meen belang zoo nauw betrokken is.
Maar wordt de behartiging daarvan in de
gemengde onderneming dan niet verkregen?
Neen, wij weezen van niet. Althans niet vol
doende.
Waarom niet? Vooreerst om een reden
die tegenstrijdig klinkt, maar ons daarom
niet minder geldig dunkt. De reden n.1. dat
de overheid in de gemengde onderneming
zelf te groot belang heeft. Zij bezit er
mede het kapitaal, zij is grootaandeelhoud
ster. De bedrijfswinsten laten ha®- niet on
verschillig- Welnu, dit brengt voor menig
bewindsman de verleiding mede, om het de
onderneming, z ij n onderneming, niet al te
moeilijk te maken. Wat hij als overheid, in
dien er buiten staande, aan de onderneming
zou voorschrijven, laat hij thans achterwege.
Maar zoodoende is de Staat niet alleen
mede-aandeelhouder in de onderneming, hij
is ook haar gevangene!
Dat is voor de partikuliere aandeelhouders
en leiders ook veelal een der aantrekkelijk
heden in deze opzet. Vaak gaat de aandrang
tot deze deelname van hen uit. Dit geeft te
denken.
Aandrang ook hjerom. Neemt in gewich
tige bedrijven de overheid zich medezeggen
schap als een deel van haar publieke laak,
dan beveelt zij eenzijdig, zonder tegenspraak
en tol zoover als de wet haar machtigen wil.
Aanvaardt de overheid eohter de private
medezeggenschap als participant, dan valt
haar ingrijpen als gezag vanzelf weg en
heeft zij in de vergadering van commissaris
sen of aandeelhouders slechts enkele stem
men, die dan nog daarvoor zullen de
medeoprichters, zoo mogelijk, zorg hebben
gedragen door de stemmen der weder
partij worden opgewogen of overtroffen.
Wil men een voorbeeld? Wij noemden
•hierboven reeds het hoogovenbedrijf, de ge
mengde onderneming te Velsen, die enkele
weken geleden in exploitatie kwam. Bij haar
oprichting werd eén kapitaal van 25 millioen
gulden noodig geacht- Men verzocht den
Staat, daarin voor 7.5 millioen deel te ne
men; tot op dit bedrag na was het geld ge
vonden, maar of het spel sprak dit
restant was met geen mogelijkheid te plaat
sen.
De Staat der Nederlanden ging er op in.
En in ruil voor zijn storting verkreeg hij een
onbeduidende zeggenschap in de vergode-
ing van preferente aandeelhouders. Nouwe-
lijks is echter deze machtige vogel in het net,
of de vennootschap breidt haar kapitaal
met 10 millioen uit en het reeds geringe
slemmental van den Staat wordt in verhou
ding nog zooveel te zwakkeri
En zoo zouden meerdere voorbeelden zijn
aan te halen. In de gemengde ondernemings
vorm blijkt de staatsmacht niet vermeerderd,
doch veeleer gekluisterd ie zijn.
Toegegeven, dat het zuivere staatsbedrijf
veelal geen ideale vorm van produceeren is.
Toegegeven dat op tal ven punten aan de
partikuliere exploitatie meer ruimte moet
worden gelaten, dan een vroeger geslacht
dit inzag. Maar de onmisbare behartiging
van het algemeen belang, waarvoor in ge
wichtige takken van voortbrenging of bij
sterke trustvorming de overheid heeft op te
komen, zoeke men dan door een, zoo noodig
lcrochtig, ingrijpen van het gezag als zoo-
da^jg.
En men zoeke het niet langs den weg
van d-e gemengde onderneming, waarbij dit
ingrijpen veeleer in zijn tegendeel om
slaat.
Brieven uit Berlijn.
No. m
Berlijn, midden Febr.
„Witte Week." Ondci hour
brandkast verpletterd. Een then-
terschandaal. Kroonprins Wil
helm als burger. Bureaucrati
sche zorgen.
In Het begin van de maand Februari ziet Ber
lijn er van ouds bijzonder netjes en vriende
lijk uit. Dit is de periode van de „witte week",
die gewoonlijk met eenigen tusschcntijd op de
algemeene inventaris-uitverkoop van de zaken
in Januari volgt. De straten stralen ook thans
weer in verblindend wit, verscheidene etalages
zijn met linnengoed en dergelijke schoone za
ken gevuld. En eindelijk, eindelijk, na lange
jaren kon het Berlijnscho publiek ook weer
koopen. Verleden jaar nog is de „witte week"
buitengewoon droefgeestig verloopcn. Juist te
gen de jaarwisseling begon de waanzinnig* val
van de oude, nu gestorven rijksmark. Niemand
kon den wedloop met dc prijzen volhouden.
Nu eindelijk zijn wc, plotseling, tot onze dogc-
lijksch nieuwe verwondering, tot stabiele gvid-
verhoudingen gekomen, en zie, onmiddellijk
verdrongen dc koopers zich weer voor dc win
kels.
Zoo duidelijk heeft men do gunstige wending
in den gang van zaken nog niet kunnen consta
teren. Eensklaps hebben de mcnschcn ont
dekt, hoe sterk hun voorraad linnengoed ge
slonken, hoe deze bijna verdwenen is Jaar op
jaar heeft men zich met de gestopte, verstel
de, tot op den draad versleten tafelklecdcn,
servetten, beddriakens, zakdoeken beholpen,
zoo goed en zoo kwaad als het ging. En het
ging soms absoluut niet goed, bijna heelemoal
niet meer. De inventaris van de linnenkast
was bedenkelijk verminderd er. men kon cr niet
aan denken, zo aan te vullen. Thans schijnt ook
hier weer, zooals graaf Tolstoï zeide, „een
licht in de duisternis". De huisvrouwen komen
in scharen aangerukt en koopen met een ware
woede nieuw linnengoed Zeker, het verschil
met vroeger is even duidelijk merkboar. Wat
men eens per dozijn kocht, kan men zich thans
slechts stuksgewijze aanschaffen. Ook hier
openbaart zich de algemeene verarming, maar
togelijkertijd opbenboren zich de sympto
men van een verbetering in onzen toestand, dio
ons nog ste'eds als c-en sprookje voorkomt
De oude cn bekende waarheid, dat ook rijk
dom niet gelukkig maakt, is dezer dagen door
een tragisch feit weer eens bevestigd In mijn
laatsten Berliinschen brief vermeldde ik het
trreurige uiteinde van de oude juffrouw Olfers,
die in hoar woning verbrandde Intusschen is
weer een oude dame, die in de gegoede B-erlijn-
schc kringen overal bekend en geliefd was,
door een noodlottig toeval gedood dc wedu
we van den voormaligen Pruisischcn minister
Friedberg. Dc oude dame was verhuisd, had
bij haar dochter, de cchtgenoote van een hoog
ombtenaar haar intrek genomen en wilde aan
haar zoo juist verplaatste ijzeren kast iets in
orde brengen. En daar spelde zich het vol
gende grotesk-tragische gebeuren afdc ijze
ren kost, de „brandkast", zooals men dit meu
belstuk meestal kortweg noemt, dit symbool
van het kalm'j bezit, dat'stellig nog niet goed
opgesteld was, wankelde, viel om on begroef
haar eigenares onder zich. Zóó beangstigend
overtuigend heelt het noodlot in zijn onbere
kenbaarheid nog wel nooit gepredikt, dot dc
mcnsch door zijn eigen rijkdom in de letter
lijke betcekonis van het woord kan worden ver
slegen.
Minister Fricdberg was nog een persoonlijk
heid uit den voorbijen tijd van het kijzerrijk.
Hoe diep dit tijdperk, dat bijna zes jaren ge
leden zoo plotseling afgebroken werd, nog
steeds wortelt in de herinnering van menigen
Duitscher, kwam dozei daeen bij een merk
waardig theuterschandool, dot zich in den
Staatsschouwburg afspeelde, vei rassend duide
lijk aan het licht Men speelde door het stuk
van een jongen, nog onbekenden auteur, van
den dichter Bluth, op wiert enkele persoonlijk
heden uit de literaire wereld hun hoop gesteld
hcliben. Het drama, waarmee hij voor de eei-
sto mooi on de planken aan het woord kwam,
heet „die Empörung (les Lucius" Het is een
tooneelstuk van een verword symbolisme, dat
waarschijnlijk door het verveelde publiek zwij
gend en stil met een begrafenis eerste klasse
bijgezet was, nis niet tenslotte de politieke
hartstochten aangevuurd werden. Dc jonge
dichter toonde n.l. dc toeschouwers een staats
wezen van een romantische vaagheid, dat door
jarenlange oorlogen geschokt is. De koning
heeft „in zeven zegenrijke veldtochten zijn
mocht gegrondvest" steeds verder wil hij zijn
onderdanen in on slog jagen. Zij moeten afdo
len „in die Sümpfe" ieder begreep het sym
bool voor de loopgraven. Maar ook onder het
volk begint het onrustig te worden. Dc onte
vredenheid groeit. De menigte dringt cr bij
Lucius een domme fantast, die aan het konings
huis verwant is, op aan. don monarch ten val
te brengen en zichzelf de kroon op het hoofd
te zetten. Lucius aurzclt lang als een Hamlet,
die niet den moed tot een besluit vinden kan.
Maar dan raapt hij zijn krochten bijeen. Den
koning, die met bloed besmeurt uit den veld
slag zijn burcht binncntuimelt en nog eenman!
het volk tot nieuw verzet tegen den ovcrmoch-
t>':ren vijand zou willen nanzcitcn de toespe
ling op den toestond van Duitsehlnnd in 1978
is meer dan doorzichtig rukt Lucius nu in
derdaad het diadeem van hst hoofd, echter niet
om zichzelf doarmee te kronen, maar om het
te breken en weg tc werpen. Met luider stcm-
nvs verkondigt hij het gebod, dot het volk geen
nieuwen hcerscher boven zich zal stellen, mooi
door eigen krocht zijn lot besturen zal
Toen brak in de zoal de storm los, d.w.z.
niet dat het meerendeel von de toeschouwers
tegen deze scène die een onttroning en uitroe
pen van de republiek in besld bracht, protest
flonteekende maar cenigc heetgebokerden kwa
men in dc oppositie. Ze riepen luid „Pfui
midden onder de voorstelling, cn dat prikkel
de weer de meerderheid tot het uiterste. Het
was een helsch lawaai. Het stuk kon nog wel
ten einde gespeeld worden, oi*ndat dc onder
breking even voor het slot plants had. Moor
nauwelijks was het gordijn gevallen, of het on
weer brok opnieuw los. Men zog opgewonden
groepen in het parket heftig met elkaar debot-
teeren. Booze woorden vlogen von dc ccnc rong
naar de andere en dwars door dc zoal. Toen
het licht uitging, verplaatsten de kemphanen
het tooncel van hun uiteenzettingen naar dc
garderobe cn de vestibule, totdat ze door de
politie verspreid werden.
Uit dit voorval blijkt alweer hoe gevoelig een
groot gedeelte van het ontwikkelde publiek in
Berlijn is, nis in het openbaar zinspelingen ge
maakt worden op een gewelddadige onttro
ning. Men moet echter zulke stemmingen in
het buitcnlond niet verkeerd uitloggen. Geen
mcnsch met een gezond verstond gelooft op
het oogenblik in Duitschlond craon dat men
eensklcps monarchie cn keizerdom weder in
eerc zou kunnen herstellen. Zelfs den wens'ch
daartoe zal zich tot betrekkelijk kleine kringen
beperken. Maar men onderging het als nh?t
zeer tactvol, dat juist in het vroegere Hof
theater, woar zich eens dc glans van tallooze
galavoorstellingen ontvouwde, de ofzetting van
den laatsten keizer in een weinig kunstvol dra
matisch spiegelbeeld als h*et ware voor oogen
gevoerd werd.
Hoe gering dc neiging op het oogenblik ook
in conservatieve kringen is, een herstel van dc
Hohenzollerns ook zelfs maar op hun progrnm
tc zetten, bewijst de groote kalmte, waarmee
dc terugkeer van den kroonprins van Wicrin-
gen op ziin Silezisch jachtslot, opgenomen is.
In de landen, die in den oorlog Duitschland's
vijanden woren, dacht men algemeen, dot reeds
dc aanwezigheid von den kroonprins Wilhelm
op Duitschen bodem een monarchistische ngn-
totie teweeg zou brengen Oels zou het open
lijke of geheime middelpunt van een nnti-re-
publikeinsche beweging worden. Van iets der
gelijks is in de verste verte geen sproke Ieder
een moet den vroegeren kroonprins nageven,
dot hij zich uiterst tactvol gedraagt. Hij be
woont uitsluitend in de hoedanigheid von par
ticulier en familievader zijn bezitting 'De uit
latingen, die uit gesprekken met bezoekers van
Oels bekend worden, bewii/en duidelijk, dat de
oudste zoon van keizer Wilhelm II zich ge
heel en nl op d,er. grond vun de historische fei
ten gesteld heeft. Toevallig vertelde me dcrer
dagen een Duilsch schrijver, die uit Silezië
n3ar Berlijn terugkeerde, dot de kroonprins
met diepen ernst de vermoording van den mi
nister Rothenou in den zomer van 7922 het
grootste ongeluk noorr.de. dat Duitschland na
het rnmpspocd:ge einde van den oorlog over
komen was. Dat beteekent dat de kroonprins
zich von de Deutsch-Völkischc samenzweer
ders verre houdt.
Zeer merkwaardig is het overigens, tot wel
ke cornischc bureaucratische wonderlijkheden
de staatsomwenteling gevoord heeft. Jaren lang
heeft rncn er zich het hoofd over gebroken,
hoe men de leden van dc vroegere aristocratie
in dc registers van den burgerlijken stand in
schrijven moet. omdat, zooals men weet, na
de uitroeping der republiek dc adel in Duitseh
lnnd afgeschaft is, maar niettegenstaande dat.
de oude odcllijke families in het openbare le
ven hun stnndsaanduiding blijven voeren. Wel
ke houding moest men hiertegen aannemen.
Een moeilijk probleem. Men heeft nu onlangs
zijn toevlucht genomen tot dc geestige oplos
sing, de titels „Freiherr", „Graf", „Prinz" enz
eenvoudig tot den naam tc rekenen. Dit levert
geen moeilijkheden op als iemand heet „Fric-
drich Freiherr van Sodcn." Maai de zook wordt
hoogst eigenaardig, zoodra b.v dc dochter van
dezen heer officieel aangeduid worden moet,
want don heet ze officieel „Elizabeth Froiherr
von Sodcn", wot natuurlijk, taalkund:g be
schouwd, onzin is. De vrouw van den kroon
prins heet officieel „Cecilie Prinz von Preus-
sen" niet „Prinzessin" want men heeft niet
den stop gedaan den familienaam „Hohonzol-
lern voor dc leden van het vroegere lieer»
schcrshuis in te voeren, maar heeft den sinds
eeuwen ingeburgerden titel „Prinz von Prcus-
sen laten bestoon, deze als één geheel vor
mend met den naam, in de registers opgeno
men. Zooals men ziet, heeft een jonge repu
bliek zware zorgen.
Dr. MAX OSBORN.
Londensohe Brieyen.
Clubs
Londen, 75 Februari.
Een club is eon vorzameling van menschen
d-e eikaars gezelligheid zoeken (ook het ge
bouw waar zij bijeenkomen). Minder beknopt
cn dus juister zou dc dofinitie kunnen luiden
een organisatie van personen, die met zekere
regelmaat bijeenkomen uit de begeerte aan
spraak te hebben met leden von dc eigen maat
schappelijke steerof voor een ander gemeen
schappelijk doelcn waarvan het ledental ge
woonlijk binnen een zekere vooraf .bepaulde
hoeveelheid wordt gehouden, terwijl êen le-
denstomming over toelating von nieuwe leden
beslist (ook het gebouw of de vertrekken, woar
de clubleden samenkomen).
Maar hiermede is waarlijk niet alles von
clubs gezegd en zeker niet voor oen land als
Engeland, waar het chtblcven evenals in de
andere Angelsaksische gemeenschappelijke der
wereld tot grooten bloei is gekomen.
Het is niet wol doenlijk om in het bestek
van een of zelfs twee brieven een goeden in
druk tc geven van het clublevcn in Londen
alleen, cn van de intensiviteit cn van of van
zijn invloed op het maatschappelijk leven hier.
Maar wel kan ik beproeven met cenigc losse
opmerkingen het clubleven to karnkterisecren.
Dc meeste clubs hier verschillen in wezen,
functie en bedoeling weinig of niet van dc
sociëteiten, waarvan stad en dorp in Nederland
cr een of meer bezitten. Maar dc inrichting
vooral von de grooterc clubs hier, is veel vol
lediger en omvangrijker Dc gemakken, welke
de groote clubs hier verschaffen, zijn zoo uit
gebreid, dc hirishoudclijke diensten zoo com
pleet, dat een lid, die er dc kosten voor over
heeft, zich cr een geriefelijk permanent tehuis
kan vestigen. Een groot aantal jonge en oude
vrijgezellen wonen don ook in hun club.
Do gemeenschap hier sclvtnt von het club
idee bijna tc zijn bezeten. Men kan het aan
tal clubs in Londen met honderden tellen.
Maor hun aantal is toch long niet voldoende
om de verschillende categorieën en coterieën
of *ancos van algemecn-mootschoppelijkc,
commercieelc, professioneele oi artistieke
„standing" te kunnen opnemen. En daarom
worden bijna wekelijks nieuwe clubs geboren.
Dc menschen, die het hevigst dooi dc club
epidemie zijn nnngotost, heeten hier met wat
mij een euphemismc toeschijnt „famous
clubman Het zijn gewoonlijk sportieve man
nen, „sporls" zegt men, hetgeen overeenkomt
met het begrip, dut een Nederlander zi«h
vormt van een „getnpten kerel" Hot is dit
type, altijd een man met ruime gcldmidde'en,
wiens levensideaal uitgoot nuar een gezellig
clubrruiicu, het gezelschap van andere getnotc
mannen, goede sigaren, goede whisky cn spel
kaarten, dat telkens nieuwe clubs te voor
schijn toovert, teneinde zijn ideaal tc kunnen
benaderen En dan is ook het aantal zonder
lingen, dat op futiele gTondcn of meer voor
gewende don echte gemeenschappelijkheid een
club vormt, zeer groot
Het Angelsaksische ras heeft altijd een vrij
groot aantal schatrijke, weelderig opgevoede
en onafhankelijke personen voortgebracht, dio
in zekere periode van hun leven genoeg krij
gen van de drukkende leegheidvan hun be
staan, het „spleen" kregen en ol in lusteloos
heid ondergingen of cn dut kwam hoop
ik vaker voor zich herzagen en een, zij
het ook vaak meer opwindende dan nuttige,
bezigheid zochten om hun leven te vullen.
Eenigen lieten het niet tot „spleen komen en
Denkt aleer gij doende zijt en doende,
denkt dan nog. Guido Gezelle.
Naar het Engelsch van WILLIAM J. LOCKE.
Voor Nederland bewerkt door
W. J. A. ROLDANUS Jr.
„Ik wist met een paar machinegeweren
ui een benarde positie te komen. Eerst toen
we terugtrokken, ontdekten wc, dat we al
leen waren. Ik dacht dat het bataillon viak
bij ons was. Als ik dat niet gedacht had,
zou ik er hoogstwaarschijnlijk vandoor ge
gaan zijn. Dat zijn van die meevallertjes."
„Wat zou uw vader trotsch op u geweest
zijn," zeide Baltazar.
„0. ia. dat is waar ook. Ik had het heefe-
maal vergeten. U bent een vriend van mijn
vader geweest."
„Het is heel jammer, dat hij u nooit ont
moet heeft."
„Hij is vóór mijn geboorte verdwenen,"
merkte Godfrey droogjes op.
„Dat weet' ik en het is tevens de reden,
waarom ik eenigszins aarzelend schreef. Ik
had er geen vermoeden van hoe u dacht
over dè nagedachtenis van uw vader. Ik
hoop. dat. u mijn gevoel, dat ik misschien
moeilijk terrein betreden kon, zult be
grijpen."
„O, daar behoeft u zich niet ongerust over
te maken. sir. Mijn vader was een bijzonder
en romantisch iemand en ik stél groot be
lang in hem."
Baltazar loosde een zucht van verlichting.
In ieder geval werd hij niet verfoeid door
dit toonbeeld van alle zoons.
„Dat begrijp ik," zeide hij, terwijl zijn
trekken zich voorde eerste maal tot een
glimlach ontspanden. „Zooals alle andere
voorouders, maakte hij deel uit van uw
familiegeschiedenis."
„Ja, iets dergelijks. Alleen misschien wat
naderbij!"
„Hoe zoo naderbij?"
„Er leven nog menschen, die hem per
soonlijk gekend hebben. U bijvoorbeeld."
...Ta." zeide Baltazar, „ik heb hem intiem
gekend. We zijn samen student en don ge
weest. Ik ben ongeveer tegelijk met hem uit
Cambridge vertrokken. Ik ben naar het Ver
re Oosten gegaan, waar ik rnijn leven heb
doorgebracht. Ik ben pas terug, moet u
weten. Mijn instinct voerde mij naar Cam
bridge om te zien of daar soms nog oude
vriPiidcn waren en mijn bezoek aan u is
het resultaat van mijn navragen."
„Toen ik uw brief kreeg, heb ik mij afge
vraagd of u mij soms zoudt kunnen zeggen
ol mijn vader leeft of gestorven is."
Baltazar maakte een klein handgebaar.
„Quien sabe? Te oordeelen naar wat ik me
van" John Baltazar herinner, was hij er de
man niet naar, om zoö makkeliik dood tc
gaan. Hij was de koppigste muilezel, dien
ik ooit ontmoet heb. De dood zou een harde
dobber aan hem gehad hebben. Bovendien
was hij zoo taai als een rhinoceros."
„Hij kan dus nog in het land der levenden
zijn?"
„Dat geloof ik wel." Baltazar boog zich
voorover. „U koestert geen wrok tegen hem?"
„Ik kan geen wrok voelen tegen een
schim," antwoordde Godfrey.
„Hoe zou uw lioudinig zijn tegenover hem,
voor het geval hij terug mocht komen?"
Godfrey fronste zijn wenkbrauwen bij het
eenigszins inpertinente van die vraag. Hij
keek wantrouwend naar zijn bezoeker.
„Daar heb ik oigenlijk nog nooit oyer na
gedacht," antwoordde hij koud. „Maar hebt
u een bepaalde reden dat aan mfj te vra
gen?"
„Slechts als een beoefenaar der psycholo
gie. Maai ik zie al, dat u hem liever als een
legendarische persoonlijkheid blijft beschou
wen."
„Juist."
„IJ moet liet me niét kwalijk nemen, Mr.
Baltazar. zeide de vader met een glimlach
„Ik ben half vcioosterscht en bcgiu ine pas
weer aan te passen aan den Wcstersclien
gedachtengang. Ik heb zooveel jaren in het
binnenland van China geleefd, dat ik de
Westersche gezichtspunten bijna vergoten
ben. Kijk eens, daar is dc grondslag van alle
godsdienstiige en wijsgeerige stelsels dc kin
derliefde. Hel. geheele morcelc en staatkun
dige stelsel van het Keizerrijk heeft zich ge
durende duizenden jaren daarop ontwik
keld. Als u een Chinees was, zoudt u uw
vader vereeren, onverschillig welke grieven
u ook tegen hem zoudt hebben of hoe schan
delijk of hoe schimachtig en legendarisch
hij ook mocht zijn."
„Maar ik Jx?n «geen Chineesch.'
„Precies. Dat is de reden, waarom het ty
pische Westersche standpunt zoo interes
sant voor mij is. Ik hoop daarom, dat u
begrijpen zult. dat dc vraag, die ik u gedaan
heb. al moge het een vraag uit nieuwsgie
righeid zijn. het gevolg is van wijsgeerige
en niet van gewone nieuwsgierigheid."
„Ik begrijp het volkomen," antwoordde
Godtrey glimlachende. „En mag ik u nu op
mijn beurt vragen, welke van de twee ge
zichtspunten u het meest geschikt acht voor
liet praktische leven?"
„Ik heb u juist gezegd, dat ik bezig was
nnj aan den Westerschen gedachtengang
aan te passen.
Er volgde een korte stilte. Godfrey ver
brak die door te zeggen, dat Mr. Burden
Cambridge wel erg veranderd gevonden
moest hebben. Baltazar begon met een le
vendige beschrijving van de toga's, die wij
ken moesten voor dc wapenen. Daarna
kwamen zii op persoonlijke dingen, o.a. den
dood van dr. Crosby's eenigen zoon.
„Ja, ik heb het gehoord," zeide Godfrey.
„Een kranig soldaat. Gedood door een hom
van de hoogste explosiekracht. Geen spoor
van hem en zes anderen over. /olfs geen
hak van een laars.."
„Hoe luchthartig wordt er hier tegenwoor
dig over den dood gesproken, zeide Balta
zar op verwonderden toon.
„Dal moet u niet zoo verwonderen," zeid
Godfrey. „Ik heb altijd hooien vertellen, dat
zij zich daar in China hun hoofd niet druk
over maakten."
„Ik heb altijd gedacht, dat dit een der
grootste verschillen tus-chen het Oosten en
het Westen was."
„In het leger moeten wc óf fatalisten óf
krankzinnigen zijn. Als je nummer er is,
dan i> het cr. zelf kan je niets doen. .7.
kunt zelfs niet wegloopen
„Maar jonge mannen als u met nog zoo'n
schitterende toekomst voor zich, móeten toch
aan liet leven hechten."
„Wij doen geen stommiteiten," antwoord
de Godfrey. „Wij zijn geen Ajaxen. die den
bliksem trotseeren. Wanneer cr bommen ko
men, vluchten wc als konijnen in het dichtst
bijzijnde hol. Wij zijn hcelemaal niet dap
per, tenzij het niet anders kan. Maar wan
neer je er zooveel om je heen ziet vallen,
dan zeg je: ,Nou komt. mijn beurt!' en je
geeft er niet om. Je denkt: ,Wie voor den
duivel ben je, dat je leven zoo kostbaar zou
zijn?'Neen. Doodgaan in minder dan
oen seconde zooals Crosby is zoo erg niet.
Maar wat ie een beroerd gevoel geeft is de
vrees, dat je zoo vrceselijk verminkt zult
worden en toch blijft leven. Maar de dood
op zichzelf is heel gewoon. Dat wil zeggen,
dat is de manier, zooals ik de zaak opvat.
Natuurlijk is het heel goedkoop en makke
lijk voor oen boffert als ik, die er voorgoed
uit is, er zoo philosoliscli over te praten
maar toch geloof ik, dot ik u gezegd heb
wat ik zoo ongeveer voelde, toen ik in l'Tank
rijk was. Op sommige oogenblikken lijkt do
licelc zaak een nachtmerrie. Óp andere
oogenblikken daarentegen zou ik ino willen
trappen, omdat ik hier midden in de weelde
zit. terwijl er daar nóg zooveel gedaan kan
worden. Ik had de laatste twee maanden
mijn peloton. Nooit heb ik zooiets medege
maakt Ik behoefde maar met mijn stok te
zwaaien cn zii deden alles wal ik wilde.
Len paar maal heb ik liet van verbazing
bijna uitgeschreeuwd. En koit daarna viel
ik flauw en kwam eerst mijlen ver weer
bij. an neer ic ergens zoo. voor gezweet
hebt, dan is liet beroerd, dat jr. er de vruch
ten niet van plukken map Het is poeh.
Het is
Plotseling hield hij op 011 kreeg een kleur.
„Neem me niet kwalijk, sir. liet wau
hensch mijri bedoeling niet 11 zoo over mij
zelf tc vervelen."
„Mij vervelen!" riep Baltazar uit. ,J3est€
kerel, al praatte je tot morgenochtend door,
dan zou ik met de groot.-te beianes tel
ling luisteren. Vertel vorder als het 11 blieft."
„Het is 'heel vriendelijk van u. stompldo
de jonpo man, „maar heusch
Hij hield verward en verlogen op, zich
schamend over zijn pocherij. Nog nooit had
hij zoo met, iemand over zijn onvereelijke-
1 ijk peleton gesproken. Nooit hap hij voor
profane oogen zijn soIdaten-Heiligste-dc**
Heiligen onthuld. Zeker niet aan ziin kamc
raden.
(Wordt vervolgd.)