AMERSHDOR i SCH DAGBLAD „DE eemlanper" M3l i9»
De verborgen vallei.
TWEEDE BLAD.
KOLONIËN.
HBÜWENLANDT"
FEUILLETON.
No. 269
22e Jaargang
Oost-IndiS.
EEN MILLïOENEN-FAILLISSEMENT IN
NED.-INDIE.
Naar Aneta verneemt is het faillissement
aangevraagd van Tan Yoe Hok, waarbij het om
millioenen guldens gaat
Enkele crediteuren overwegen een gerechte
lijke vervolging wegens frauduleus bankroet.
Volgens een bericht van het A. I. D. Preon-
gerbode bedraagt het deficit blijkens betrouw
bare gegevens zes millioen, terwijl de in Indië
bereikbare baten worden getaxeerd op vier
millioen.
De Escompto is voor drie millioen bij het
faillissement betrekken, wat evenwel voor het
overgroote deel is gedekt door panden.
De Escompto heeft de overtuiging, dat Ton
yoe Hok een paar millioen in veiligheid heeft
gebracht naar het buitenland.
In totaal bezit hij te Weltevreden 1200 hui
zen, meerendeels in het centrum der stad, waar
onder een geheel, welvarend kampong-com
plex. De onroerende goederen zijn in deze tij
den evenwel niet te realiseeren, terwijl ze bij
executie onvoldoende opbrengen ter dekking
van de hypotheken.
Voorts bezit Tan Yoe Hok perccelcn in Che-
ribon en hij is geïnteresseerd in bouwmijnen.
De echtgenoote von Tan Yog Hok, bij hoor
huwelijk bezitster van vijf mille, staat thans te
boek voor anderhalf millioen, welk bedrog vol
gens Tan Yoe Hok door een zuinig beheer, uit
gezet tegen samengestelden interest, uit het
oorspronkelijk, stamkapitaal is aangegroeid.
Tan Yoe Hok staat onder politietoezicht, wijl
er gegronde vrees bestaat voor uitwijking naar
Singapore.
Aan de 'Stadscourant van gisteravond
ontleenen wij de volgende Kon. Besluiten
benoemd tot leeraar aan de R.H.B.S. te
Schiedam W. Tempermon met eervol ontslag
als idem te Neuzen
eervol ontheven met dank van de tijdelijke
waarneming van de betrekking van directeur
van den Postchèque- en Girodienst de refe
rendaris bij het hoofdbestuur der Posterijen en
Telegrafie D van Jole
op verzoek eervol ontslagen A. Koops als
directeur van het post- en telegraafkontoot te
Vlijmen, en F. J. H. van Hest als idem te
Etten
benoemd bij het departement van Onderwijs
tot referendaris E. S. de Haan en A. C van
Braam Houckgeest, beiden thans hoofdcom
mies tot hoofdcommies A. Wicrts van Coc-
hoorn, P S. A. Goedbloed, M. Verhagen en J.
v. d. Brink, allen thans commiestot commies
S. Gerritsen en D. S. van Melsen, beiden thans
adjunct-commies
op verzoek eervol ontslagen uit 's Rijks
dienst K. Bijlsmo, verificateur der invoerrech
ten en accijnzen te Amsterdam
benoemd tot belasting-ontvanger te Tegelen
F. Werps, deurwaarder dér directe belastingen
te Rotterdam
op verzoek eervol ontslagen wegens invalidi
teit A. F. Geerdcs als commies bij het Centraal
Bureau voor de Statistiek
toegekend de gouden eere-medaille der
Oranje Nassau-Ordc aan W. C. Kolb, maga
zijnmeester-chef stempelmaker bij het alge
meen zegelkantoor te 's-Gravenhagede zil
veren medaille aan J. M. Reinboud gemeente-
brandweerman te Amsterdam
H.M. de Koningin-MoedeT, vergezeld van Ba
ronesse van Ittersum en Graaf van Limburg
Stierum, bracht gistermorgen een langdurig be
zoek aan de Koninklijke Kunstzaal Kleykamp
te den Haag. Hare Majesteit bezichtigde de
tentoonstelling van Indische reis schet
sen van Willy Sluiter en de tentoonstelling van
Chineesch borduurwerk. Hare Majesteit we d
ontvangen door mevrouw Kleykamp en rondge
leid door mevrouw Kleykamp cn den heer w illy
Sluiter.
EEN NBDERLANDSCH-BELGISCHE JUDI-
CIEELE CONFERENTIE.
Welke de volgende week ge
houden wordt.
De Brusselsche N. R. Ct correspondent
meldde gisteren
De volgende week komt er op het ministerie
van buitei.landsche zaken te Brussel een Neder
land* ch-Belgis'.he commissie bijeen, dte eer.
voorontwerp zol uitwerken van eén r n. n:
over de judiciecle competentie, het geza r en de
ten uitvoer legging van de judidéêle beslissin
gen, arbitrage-uitsproken en authentieke neten.
De Belgische afgevaardigden zijnGoddin,
vice-president van het Hof van Cassatie, I.e-
clercq, advocaat-generaal bij dat Hof, Kinon,
directeur-generaal aan het ministerie van justitie
en Costermans, directeur-generaal aan dat van
buitênlondsche zaken. De Nederlandsche afge
vaardigden zijn Loder, president van het Inter
nationaal Gerechtshof, Suyling, hoogleeraar te
Utrecht en Kosters, raadsheer in den Hoogcn
Raad,
DE VERLOFSREGELING DER RIJKSAMB-
TENAREN.
De verminderde jaarwedde zal niet
als basis voor den verloftijd gelden.
Door de regcering is, naar de Msb. verneemt
bepaald, dat de verlofsregcling voor de rijks
ambtenaren zal worden aangevuld met de vol
gende bepalingen.
De duur van het verlof wordt voor den
ambtenoar, die voor eerste oefening onder de
wapenen moet komen, naar evenredigheid ver
minderd met afronding tot heele dogen naar
boven.
Aangaande deze wijziging moet nog advies
gevraagd worden aan de Centrale Commissie
van Overleg. Bij de regeling van de a.s. zo-
merverloven zol echter reeds voorloopig met
deze wijziging worden rekening gehouden.
Verder is besloten, dat, nu de solnrisvermin-
derirvg is tot stond gebracht en een verdere
regeling wat betreft den duur van het verlof
noodig is, niet de verminderde jaarwedden als
basis voor den verloftijd zullen gelden. Bij de
toekenning van de verloven zol moeten worden
uitgegaan van do wedden, welke, volgens het
bestaande bezoldigingsbesluit zonder salaris-
vermindering zouden worden genoten.
Dc nieuwe regeling.
Omtrent de voornemens van de regeering
met betrekking tot de nieuwe salarisregeling
voo: het rijkspersoneel deelt men aan de N. Ct.
het volgende mede
De nieuwe salarisschalen zullen bedragen 80
pet. van het inkomen voor burgerrijkspersoneel,
85 pet. van het inkomen vcor militair personeel
beneden den rong van adjudant en 80 pet. voor
het overige militair personeel.
Deze berekening geldt van het salaris, dot op
I Januari 1924 genoten werd.
De bestaande wachtgeldregeling zal ook
spoedig worden opgeheven, door toekenning
van een afkoopsom, welke 60 h 65 pet. van he'
totaal wachfgeld bedraagt.
Ten aanzien van het op wachtgeld gesteld
personeel zullen binnenkort nog andere maat
regelen getroffen worden.
DE VLEESCHKEURINGSWET.
Vragen van den heer Brnat.
Het Tweede Kamerlid Braat heeft den mi
nister van arbeid, handel en nijverheid d's vol
gende vragen gesteld
Is het zijne excellentie bekend, dat door de
bepaling in de Vleeschkeuringswet, dat er zijn
moeten centrale slochtpluotsen voor noodslach-
tingen, het veel voorkomt, dat veehouders
groote schade lijden, omdat het op veel plaat
sen voorkomt dat de koudslachters de dieren
eerst ophangen en laten keuren, alvorens ze
te willen koopen, waardoor de eigenaars eenigs-
zins aan die slachters verplichtingen hebben
Is zijne excellentie bereid te bevorderen, dot
voor de kleine plaatsen die centrale slachtplaat
sen kunnen worden opgeheven, opdat alsdan
de eigenaar thuis kan laten slachten en keu
ren, wat een voordeel is voor
I. dc gemeente, die dnn geen onkosten heeft
aan centrale slachtplaatsen
II. de eigenaars van de dieren, omdat zij dan
in den handel vrijer staan
ID. de bevolking titer kleine plaatsen, wier
centrale slachtplaats thans, om finantieele re
denen, in een naburig dorp of plaats is en
alsdan weer gemakkelijk goedkoop vleesch kan
krijgen
DE VEEZIEKTE IN BRABANT EN
LIMBURG.
Vragen aan den minister.
Het Tweede Kamerlid Fleslcens heeft den
minister van binnenlandsche zaken en land
bouw de volgende vragen gesteld
T. Is het den minister bekend, dat op dit
oogenblik vooral in Noord-Brabant en Lim
burg een hevige ziekte onder de runderen
voorkomt, en dat reeds een betrekkelijk groot
aantal dieren hieraan zijn bezweken
7.oo ja. is dr aard dezer ziekt*4 reeds vast-
e rteld c;i welke maatregelen vyorricn et tegen
ge:,enten
Zou riten, is de minister bereid onverwijld
stappen te doen tot het doen vaststellen van
den aard dezer ziekte en het nemen van maat
regelen
3. Acht de minister het niet dringend nood
zakelijk, dat onverwijld een deskundige com
missie wordt benoemd, welke deze ziekte on
derzoekt. ook in verband met de te nemen be
strijdingsmaatregelen en in het belang vnn een
goede uitvoering der Vleeschkeuringswet
INVOER VAN SCHOENWERK.
Een nieuwe bepaling.
De minister von arbeid, handel cn nijverheid
maakt bekend, dat, ter uitvoering von het be
paalde in art. 3 van het Kon. besluit van 25
Juni 1923 (St.bl. no. 298) tot vaststelling van
de voorwaarden, bedoeld in art. 2 der wet van
5 Mei 1923 tot tijdelijke beperking van den
invoer van schoenwerk (St.bl. no. 186), gewij
zigd bij de wet von 29 Dec. 1923 (St.bl. no'.
56T), door hem is bepaald, dat, met ingang vnn
16 Mei, invoer van schoenwerk, waarvan het
bovenstuk grootendeels van leder is vervaar
digd, zal kunnen worden toegestaan, indien
daartegenover, in den zin van art. 3 von voor
meld Kon. besluit, veen aankoop van schoen
werk von binnenlandsch fabrikaat staat tot ecne
waarde, gelijkstaande aan een vierde der waar
de ven het in tc voeren schoenwerk.
DE FORENSENBELASTING.
De minister blijft op de vragen
vnn den heer Boon het ant
woord schuldig.
Op vragen ven het Tweede Kamerlid Boon
betreffende aanslag in dc forensenbelasting
(werkforensen)
lo. Is de minister van oordeel, dot iemand,
die in een andere gemeente dan die van zijn
hoofdverblijf gedurende het geheele belasting
jaar een vaste bedrijfsinrichting heeft, waar
uitsluitend een bestuurder der inrichting (be
drijfsleider, zetboer, winkelchef enz.) cn het aan
dezen ondergeschikt personeel werken, en die
dan ook voor hem zelf geen kantoor of andere
werkplaats bevat, tc dier zake tc recht in de
forensenbelnsting wordt aangeslagen, als heb
bende op meer dan 90 dagen von het belas
tingjaar tot pe-soonlijke uitoefening vans het
bedrijf de beschikking over die inrichting
2o. Is de minister van oordeel, dat de direc
teur eener noamlooze vennootschap, welke in
een andere gemeente dun die van diens hoofd
verblijf gedurende het geheele belastingjaar
een vaste bedrijfsinrichting (plaatselijk direc
teur, agent enz.) en het dan ook voor hem, di
recteur der vennootschap, geen kantoor of an
dere werkplaats bevat, te dier zake te recht
in de forensenbelasting wordt aangeslagen, als
hebbende op meer dan 90 dogen van het be
lastingjaar tot persoonlijke uitoefening van zijn
betrekking de beschikking over die inrichting
3o. Indien de minister de eerste of de twee
de vraag bevestigend beantwoordt, op welke
overwegingen steunt don zijn meening, dat
iemand voor zeker doel de beschikking over
een inrichting kon hebben, ofschoon da* doel
(in dit geval persoonlijke uitoefening van een
bedrijf of betrekking) in het geheel niet be
staat
4o. Indien de minister de eerste of dc tweede
vraag bevestigend beantwoordt, hoe is dit dan
naar zijn meening overeen te brengen met de
duidelijke verklaringen van tegenovergestelde
strekking, die bij de voorbereiding der wet,
waarbij de belasting der werkforensen is in
gevoerd, aan de Tweede Kamer der Stoten-
Generaal zijn gegeven (Gedrukte Stukken
1896/97-87, no. 6, voorlaatste alinea van par.18.
Handelingen I896f97, biz. 116T, eerste kolom
onderaan, biz. TI64, eerste kolom ond-raan en
tweede kolom bovenaan), en met het feit, dat
de eerste dier verklaringen door de regeering
uitdrukkelijk in herinnering is gebracht bij de
voorbereiding der wet, wanbij de belasting op
nieuw is geregeld. (Gedrukte Stukken 1919/20
-66, no. 1, blz 12)
5o. Indien de minister de eerste of de twee
de vraag bevestigend beantwoordt, welke
rechtsgrond bestaat dan, naar zijn meening,
voor de belasting ten opzichte van personen,
die niet tot de belasting heffende corporatie
bchooren, en die evenmin geregeld op haar
grondgebied vertoeven of er althans werk heb
ben zulks gegeven het feit, dot de belasting
naar het geheele inkomen der belastingschul
digen wordt geheven, onverschillig hoe en
waar het wordt verworven
6o. Indien de minister de eerste of de twee
de vraag bevestigend beantwoordt, is het hem
dan bekend, dnt de belasting der werkforensen
Is ingevoerd, ten einde de personen in de
plaatselijke belasting te doen bijdragen, die in
de gemeente hun dagelijksche beroepsbezig
heden komen verrichten, doch die elders gaan
slapen, zoools kan blijken uit Gedrukte Stuk
ken 1806.97—87, no. 5, blz. 14, voorlaatste
alinea
7o. Indien de minister de eerste cn de twee
de vraag, of één dier vragen, ontkennend be
antwoordt, is hij don bereid te bevorderen, dot
aanslagen, welke 'hij dienvolgens onwettig moet
achten, niet gehandhaafd blijven, wonneer daar
tegen bij de Kroon is opgekomen
heeft d^ minister von binnenlandscho zaken
cn landbouw geantwoord
De gestelde vragen komen ter sprake bij een
beroep op de Kroon. Dc ontwerp-beslissing
wordt dan voorgedragen door de ofdeeling ge
schillen van den Raad von State. Het zou van
weinig deferentie getuigen voor den arbeid
dier ofdeeling, indien de ondergetekende, zon
der van haar voordracht in elk spccinol geval
te hebben kennis genomen, zijn meening eens
voor al uitsprak. Tot zijn grpot leedwezen
moet hij don ook het antwoord schuldig blij
ven.
DE ROTTERDAMSCHE BELASTINGEN.
Dc factor blijft op 1.1.
Naar de N. R. Ct. verneemt, heeft het col
lege von burgemeester en wethouders vnn Rot
terdam bij meerderheidsbesluit, gisteren beslo
ten, aan den gemeenteraad voor te stellen den
vermenigvuldigingsfactor voor het belastingjaar
1924—1925 op I.I te laten. Een minderheid
was voor verhooging tot 1.35.
In de commissie voor de financiën waren drie
minderheden. Deze commissie was dus niet bij
machte geweest een meerderheidsadvies aan het
college uit tc brengen. Een dier minderheden
had zich verklaard voor een factor van 1.1 zon
der meer een tweede minderheid was voor een
factor van 1.1 onder voorwaarde van beperking
van dc uitgaven (loonen en salarissen); de derde
minderheid achtte, evenals dc minderheid in het
college van burgemeester en wethouders, een
verhooging tot 1.35 noodzakelijk.
De N. R. Ct. teekent bij dit bericht aan
Waar wij ons ook wel eens met het becijferen
van den vermoedclijkcn vermenigvuldigingsfac
tor voor het belastingjaar 19241925, voor
zoover ons de gegevens daarvoor ter beschik
king stonden, hebben ingelaten, durven wij, in
afwachting van het voorstel van burgemeester
en wethouders en de toelichting daarop, alvast
wel verzekeren, dat een factor van 1.1 slechts
mogelijk kan zijn, indien voor 1924 wordt opge
soupeerd, alles wat er nog van dc rijksuitkesring
uit de opbrengst der oorlogswinstbelasting (nrim
5 millioen) en aan batige saldo's over 1922 en
1^23 (tezamen 5 millioen) beschikbaar is, en
alles wat er oon meevallers over het loopende
jaar maar eenigszins. verwacht kon worden.
Reeds een factor von ,1.35 zou de toekomst niet
zonder groote zorgen tegemoet doen zien.
Daarbij komt, dat de factor voor het belas-
tingjaar 1924—1925 ook de ontvangsten uit dc
inkomstenbelasting over vier maanden van het
begrootingsjoor 1925 vastlegt, voor welk jaar
men dan in zijn hemd zal staan zónder een uit-
kcering uit de oorlogswinstbelasting en zónder
het batige s;ildo van 1923 (dat thans tegen de
traditie reeds in 1924 zou worden verteerd); ter
wijl 1924 bovendien nog zal profiteeren vnn het
batig saldo van 4 millioen over 1922. 1925 zal
dus al dadelijk 10 millioen moeten vinden
aan meerdere inkomsten en mindere uitgaven.
Dot belooft wot I Dot belooft zware belosting-
vevhooging en een bezuiniging in de eerste
plaats op de loonen en salarissen in het wilde
weg. Heeft men in dit opzicht dan werkelijk
ntets van het rijks voorbeeld geleerd
Het bestuurskrochtige college! Waarin ech
ter thans tot onze bevrediging een minderheid
zich tegen dit onverantwoordelijk spel heeft
verzet.
Onze financieele politiek is verworden tot een
leven van de hond in den tand. De dagen der
potvertering uit den tijd, toen de sociaal-demo
craten voor de eerste mooi zitting hadden in
het dagelijksch bestuur, zijn wedergekeerd. Wij
doen weer aan potverteren. En men kan zich
opnieuw voor de zooveclste maal de vraag stel
len, of de sociaal-democraten i n het college wel
zooveel gevaarlijker zijn dan daar buiten; of
de verleiding, aan welke van hun zijde de zwakke
elementen in ons dagelijksch bestuur en in den
raad zijn blootgesteld, door de opneming van
de sociaal-democraten in het college niet groo-
ter, in plaats van kleiner is geworden/
Dit zijn intusschen slechts eenige voorloopige
opmerkingen. Met belangstelling wachten wij
het voorstel van burgemeester cn wethouders af
Tot zoolong zullen wij ook onze mccning over
hei denkbeeld van een deel der commissie voor
de financiën, om een factor van 1.1 tc koppelen
onn een zoo spoedig mogelijk tc verwezenlijken
beperking van de uitgaven, in de pen houden.
HET LAND VAN HOBOKEN.
Dc Rand ven Rotterdam
besluit tc-t aankoop.
Dc gemeenteraad van Rotterdam heeft giste
ren behandeld het voorstel van B. cn W.
I. tot aanvaarding op den aangegeven voet
von de aanbieding van de maatschappij Dijk-
zigt, en daartoe vost tc stellen het besluit, het
welk in het ontwerp bij de stukken is gevoegd;
II. tot aanwijzing van het voor dezen aan
koop vercischte bedrag von 4,000,000 op een
hoofdstuk VII van den kopitonldienst der bc-
grooting 1924 toe te voegen volgnummer
Aankoop van het bezit dor maatschappij Dijk-
zigt tot exploitatie van het onroerend goed,
bekend onder den naam Het Land van Hoboken,
gelegen in den poldor Cool. Daartegenover zal
volgnummer 1001 Goldlecning, overgebracht
von hoofdstuk XVT, met een gelijk bedrag zijn
te verhoogen, terwijl dc som, dia in do specifi
catie bij volgnommcr 1280Geldlceningis
genoemd, als komende ten bate van hoofdstuk
VII, eveneens met f 4,000,000 zol moeten wor
den verhoogd.
Bij de behandeling diende de heer Schouten
een omendement in, ten einde vast tc stellen,
dot de oankoop geschiedt niet met het doe!
het exploitabele deel aan verkoop to onttrekken
cn niet om aan het land een bestemming te ge
ven gelijk de heer Van Rovesteyn bedoelde,
namelijk om er een park van te maken.
Dit amendement werd aangenomen met 20
tegen 19 stemmen, waarna de oldus geamen
deerde voordracht z. K st. werd aanvaard.
HET N. V. V.
Voortzetting van het debot over
het jaarverslag.
Na de pauze sprak het eerst de heer A.
Hillebregt (bnkke.sgczcllen). die er tegen
protesteerde, dat dc ofdeeling van zijn vak
bond te Heerlen was geroyeerd, zonder dat
daarin de Bestuun dersbond door het N. V. V.
was gekend. Spreker verheugde zich over een
samenwerking van N. V. V. cn S. D. A. P.,
maar meende, dat het tc vèr gaat, als het
N. V. V. za\ deelnemen oon de vo.-kiezingsoctie.
Do politiek behoort aan dc politieke partij tc
blijven.
Mejuffrouw A. de Jong (kleermakers) was
van mccning, dut het in de historische lijn
ligt, dat dc S. D. A. P. cn het N. V. V. samen
gaan. De poging tot fusie met andere vakbon
den was een stop in de verkeerde richting.
Dit samengaan wil echter niet zeggen, dat voor
loopig sprake behoeft tc zijn van deelneming
non de verkiezingsoctie.
Voorts opperde spreekster den wensch, dat
een commissie zal worden benoemd, welke het
vrouwenvraagstuk in vollen omvang zal onder
zoeken en in een volgend ccngres een rapport
zal uitbvengen.
De heer C. Woudenberg (meubelma
kers) besprak o.o. de kwestie der hoofdarbei
ders. Dc fusie van „Mercurius" cn dc „AJge-
meene" moet zoodanig zijn, dat zij beteekent
een versterking van den band tusschcn hoofd
en honctenorbeiders.
Spr. juiohte d© innige samenwerking tusschfen
S. D. A. P. cn N. V. V. toe en ontkende, dat
te dien opzichte de vakbonden niet behoorlijk
v/oren geroadpleegd. Van overrompeling is
geen sprake en spr. drong er op aan, dat
spoedig het vraagstuk van een organisatorisch
verband tusschen S. D. A. P. en N. V. V. onder
de oogen zal worden gezien. De vrees, dat
daardoor de zelrstondigheid zal worden ver
loren, achtte spreker ongegrond. Het N. V. V.
zal geen eigen candidaten moeten ste'len voor
de verkiezingen, maar wel de candidaten van
de S. D. A. P. officieel moeten aanbevelen.
Eén gevaar dreigt. Een eventueclc scheuring
in de partij zou, bij innig verband, een scheu
ring in het verbond tengevolge kunnen heb
ben. Dat gevaar moet onder de oogen worden
gezien en afgewend.
De heer Muller (fabrieksarbeiders) drong
aan op c-en onderzoek naar de mogelijkheid van
do vorming van een vrouwcn-organisotic.
Ten opzichte van de Arbeidersgeschil'enwet
betreurde spreker het, dat de Regeering tot
Rijksbenvddelaar mannen heeft benoemd die,
in die functie niet het vertrouwen von de ar
beiders hebben.
De heer Van der Hoeven (sigarenma-
Berust in uw lijden.
door HULBERT POOT NBR
VOOR NEDERLAND BEWERKT
- DOOR L. ALETRINO-
23
In de laagte scheen het landschap dronken
van kleur en licht. Het middendeel der vallei
was over de halve lengte ingenomen door een
meertje, dat zich bevallig boog. Het water
vertoonde een rijkdom van kleurschokeeringen,
die Ralph's oogen als door betoovering ge
boeid hielden. Het was geen saffier of smaragd,
maar een gelukkige versmelting dier beide. Het
deel van het dal dat het dichts bij hem lag,
was als een park als een gedroomde tuin.
De boomen, populieren cn witstammige berken,
verhieven zich in groepjes uit het hoogop-
schiatende gras. In do verte golfde massief een
dicht bosch. En overal zag hij bloemen. De
grasklokyes, die aan zijn voeten opbloeiden,
waren zoo groot als de bloemen van vinger
hoedskruid, en blauw als lapis lazuli Alles wat
daar groeide, berkeboomen, bloemen en gras,
vloeide over van een merkwaardige kracht, ver
toonde een rijkdom, als was dit dal de kweeke-
rij van Natuur zelf, waar zij haar soorten tot
volmaaktheid bracht
Niet geheel alleen was de hand der natuur
hier aan 't werk geweest.- Ter linkerzijde van
Ralph op ongeveer een halve mijl afstand,
stonden drie kleine Indianenhuten op een klei
nen grasberm dicht naast het meer. Een dunnen,
rookwolk steeg langzaam boven hen op. Drie
kano's lagen op den oevèr beneden. Zij werk
ten niet storend in het beeld; de hutten rezen
uit het gras op, even natuurlijk als boomen.
Nieuwsgierig staarde Ralph in hun richting. Hij
zag gestalten zich er voor bewegen ver
beeldde het zich althans.
Het geheele tafereel deed een snaar in Ralph's
herinnering aanspreken. Waar was het, dat hij
ook van zoo'n vallei had gehoord? Van zoo'n
blauw-groen meer? Dit was dan Nahnya's ge
heim! Hij moest den indruk, dien hij zich van
haar gevormd had, weer geheel herzien. Zijn
sombere gedachten en zijn achterdocht toen hij
voor de opening van het hol stond, schenen
hem thans dwaas toe. Deze plek, deze om
geving was teekenend voor het beste in haar.
Maar waorom wilde zij hem met alle macht
buiten haar paradijs houden? Deze gedachte
deed alle kwellingen, martelende twijfel weer
bij hem opkomen. Hij besloot uit te vinden,
wat de hutten verborgen.
Hij daalde de hellingaf, ging een beekje
over en liep door het bloeiende gras. Nooit
nog had hij zulke prachtige wilde bloemen ge
zien boschklokjes, wilde Tozen, anemonen,
dichte frombozenstruiken en allerlei bloemen,
waarvan hij den naam niet kende. De boomen,
alleenstaand of in kleine groepjes, hadden de
volmaaktheid in hun soort bereikt Het was te
mooi, alles, dan dat het werkelijkheid scheen
te kunnen zijn; toen Ralph daar tusschen de
glinsterend witte stammen doorging in zijn
donkere kleeren, voelde hij zich niet op zijn
plaats als een sterveling, die in een sprook
je is terecht gekomen.
Hij ging een tweede beekje over, dat zijn
van de bergen komend water naar het meer
voerde. Voor het zich daarin uitstortte, vloeide
het uit in kleine stroompjes, die een miniatuur
delta doorsneden. Ralph wiens aandacht ge
trokken was door eenige voorwerpen, die dicht
aan den waterkont in het gros lagen, ging er
op toe, om een nader onderzoek in te stellen.
Hij vond een schop, een groote, ondiepe kom,
en een kleinere kom, alle ruw vervaardigd uit
katoenboomhout.
Toen hij in de kleine kom keek, stokte Ralph
de adem van verbazing. Zij was voor de helft
met goud gevuld. De kleine, geelglinsterende
korrels konden onmogelijk iets anders zijn.
Ralph was nooit een slachtoffer geweest van
de goudkoorts van het Noorden; hij vond het
glanzende metaal mooi, maar telde het verder
weinig, maar toch ging zijn adem sneller, en
werden zijn oogen grooter bij het zien van zoo'n
enorme waarde in een klein, ruwhouten kom
metje. Hij begroef zijn har\den erin en liet het
tusschen de vingers doorglijden. Het was meer
dan genoeg om de heele Tewskbury te koopen,
of een stel van de beste pony's uit de streek,
of om op royale wijze een wereldreis te kunnen
maken,
Ralph vroeg zich af, of het ooit nog voor
gekomen was, dat goud 'op die manier, open
en bloot cn onbewaakt werd achtergelaten. Hij
verschoof de kom een eindje, en bemerkte dat
het gras er onder wit was. Blijkbaar had het
er dus verscheidene dagen reeds zoo gelegen.
Waarlijk, het goud moest hier in dit dol wel
voor het oprapen zijn, dat men op het bezit
ervan zoo weinig prijs scheen te stellen. In zijn
geest doemde vaag een visioen op van een
gelukkiger wereld, waar goud versmaad werd
gelijk dit.
Hij liet het verder liggen, cn vervolgde zijn
weg. Hij kwam thans in een dichtbegroeid ge
deelte, waar de hutten een oogenblik aan zijn
blikken waren onttrokken. Eindelijk een zacht
glooiende helling opklimmend, stond hij on
verwacht voor het kamp.
Vlak bij hem zat een volwassen en flink In-
diaansch meisje in een pot te roeren, die over
een vuur hing. Nuast haar op een deken lag
een naakt kindje in de zon te spartelen. Toen
zij Ralph gewaar werd, ontsnapte de moeder
een onderdrukte kreet van schrik. Ontsteld
staarde zij hem aan; met een wild gebaar greep
zij het kindje cn drukte het aan de borst. Het
gaf een doordringenden schreeuw. Achter de
vrouw, verder af, zat een oude man op den
grond gehurkt; hij was bezig met het maken
van een boog. Hij keek op, en ook zijn gelaat
verstarde van plotselingen schrik. Twee half
volwassen jongens kwamen van het strand aan-
loopen, en bleven vreesachtig op een afstand
staan. De verschrikte gezichten van twee meis
jes vertoonden zich in de opening van een hut.
Ralph voelde zich verlegen met de uitwer
king, die zijn plotseling verschijnen teweeg
bracht, Waar hij zichzelf nooit als een schrik
aanjagend personage had beschouwd, kon hun
houding hem slechts dwaas en onnatuurlijk
schijnen. Hij wist evenmin wat te doen als zij.
Eindelijk stond de oude man, na een merk
baren strijd met zichzelf, op, cn naderde Ralph.
Zijn gelaat was vertrokken van angst, en zijn
oude oogen staarden met vreemden glans. Uit
zijn manier van deen bleek duidelijk, dat hij
zich verplicht achtte den jongens een voor
beeld te geven. Niet zonder een zekere waar
digheid stak hij Ralph een bevende hand toe.
„Hoe?" zeide hij.
„Spreekt ge Engelsch?" vroeg Ralph gretig.
„Klein beetje," zeide de oude man, moeilijk
de woorden vormend. „Ik geen zie blanken
man, twee, drie winters. Ik vergeten mijzelf."
Toen hij dit gezegd had, wachtte hij hoffelijk,
dat Ralph weer het woord zou nemen. Alleen
was diep in zijn oogen zijn gesponnen angstige
verwachting te lezen.
„Ik kom hier met vriendschappelijke bedoe
lingen," haastte zich Ralph te verzekeren. „Jk
zal niemand kwaad doen."
De oude man hooide mismoedig de schou
ders op. „Niet bang voor kwaad," zeide hij.
Hij zweeg, zoekend naar Engelsche woorden om
uit te duiden wat hij bedoelde. „Wij alleen hier
longen tijd," vervolgde hij. „Vergeten vreem
delingen. Vreemdelingen komen oohl Het
is als zon neervollen van hemel."
Ralph begon een verklaring te vinden, voor
de uitwerking van zijn plotseling verschijnen.
„Waarvoor hier komen?" vroeg de oude man.
Rolph wist een oogenblik niet, wat te ant
woorden. „Ja om zoo maar eens te kijken,"
zeide hij toen.
De oude man boog. Zijn manieren waren
vriendelijk en correct. Ralph voelde er een in
nige goedheid des harten in. Hij was nooit een
groot man geweest, en nu hij door ouder
dom gebogen was, had hij nog een zekere
plechtige waardigheid. Honderden fijne, goedige
rimpeltjes groefden zich om zijn oogen. Hij was
gekleed in een oude jos, vervaardigd uit een
deken. Rond zijn voorhoofd droeg hij een zwar
ten band, die zijn grijze lokken beletten over
zijn gelaat te vallen.
„Hoe gekomen hier?" vroeg hij.
„Door het hol onder de bergen door," ant
woordde Ralph.
„U blanke dokter?" riep de oude man plot
seling uit, hevig verschrikt bij zijn eigen onder
stelling.
„Juist," zei Ralph.
De oude man liet het hoofd op de borst zin
ken, en een diepe zucht ontsnapte zijn borst
Hij mompelde iets in zijn eigen taal.
(Wordt vervolgd.)