KINDERHÜ6RIEK
De rubriek van Oom Karei.
Juiiie schrijft ine allemaal over het onweer
van de laatste dagen en de meesten zeggen, dat
ze wel een heel klein beetje bang zijn. Dat
hoeft toch niet, als ie voor het raam staat en
eens ziet, hoe prachtig het eigenlijk is, die
schichten licht. Het is dsn soins hcelemaal blanw j
Jicht. Je schrikt dan natuurlijk wel even, al? er
zop'n knetterende donderslag direct op volgt,
maar daar ben je toch ook wel weer op voor
bereid en je zult eens zien, als je het bliksemen
een paar keer gezien hebt, dan vind je het
veel minder erg en ga je met elk omveer weer
kijken en ben je telkens vol spanning, hoe de
schichten dan weer door de lucht zuilen schic- i
ten. En telkens is het anders.
Je kunt er nu eenmaal toch niets aan ver
anderen, een onweersbui kun je niet tegen
houden en daarom zou ik maar probecrcn. er
zooveel mogelijk het mooie van te zien. Als het
weer eens is, denk je maar, „nu staat Oom
Karei ook voor zijn raam te kijken'' en dat
geeft je vanzelf moed, probeer maar eens
Gisteravond schrok ik zoo, ik zat voor het
open raam tc schrijven; op de tafel stond een
lamp en voor nie was het donker. Opeens hoor
ik een gesnor, 't Leek wel oen vliegmachine
en voordaHk er haast aan had kunnen denken,
wat het was. viel pats een groot beest
voor me op het witte papier neer. Ik trok gauw
mijn hand terug, je schrikt dan wel even. als
het zoo heel stil is, dan ben je niet op zoo'n
verrassing voorbereid.
Maar zag toen al gauw. dat een meikever
tne met i bezoek vereerde, hij vond m'n sche
merlamp zeker zoo gezellig, dat hij er eens even
op af kwam snorren. Ik heb hem eens goed
bekeken, zooals hij daar op het papier allerlei
grappige bewegingen zat te maken Ik stelde
me voor, dat er een groot vliegtuig was neer
gekomen en dat de passagiers nu even rond
wandelden over het papier, om te lezen, wat er
al allemaal voor de Kinderrubriek neergeschre
ven was, tot na een poosje de motor weer werd
aangezet en met een gesnor de groote machine
uit het raam verdween, de donkere tuin in, om
een heel verre tocht te maken, misschien naar
de groote bruine beuk een eind verderop, en
dan verder de singels langs, 't Leek me heerlik
om den heelen nacht zoo'n groote reis nn»e te
maken en dan lekker veel wind te vangen en te
bekomen van den warmen dag.
Maar toen hoorde ik in de verte het carillon
en toen merkte ik dat het al heel laat was. En
omdat ik toch geen kans had, om nu een vlieg
tocht in een meikcvermachine mee te maken,
ruimde ik Tnaar gauw de boel op en ging naar
bed.
Zooals jullie merkt, laat Tante Riek haar
stem nu ook weer hooreti. Ze heeft een ver
haaltje, dat echt gebeurd is, en de versjes zijn
er nu ook weer.
VAN VELSEN NAAR WIJK AA ZEE
IN DONKER.
Vroeger, toen ik nog op school ging, gingen
we altijd zes weken naar buiten met de groote
vacantic.
Zelf hadden wij, mijn zuster en broers, maar
vier weken vacantic, maar vader had er wel
acht. Daarom gingen wc zes weken naar buiten
Het jaar, waar ik van zal vertellen, was het
weer naar Wijk aan Zee. Zijn jullie daar wel
eens geweest?
Nu, dan weten jullie wel, dat je van Velsen
af loopen moet. Een heel lange weg. We hadden
toen geen fietsen.
Nu waren kennissen van ons in Velsen ge
logeerd. Op een avond hadden we iemand naar
de boot van zes uur gebracht en waren een
kopje thee wezen drinken bij die familie in
Velsen. Zoetjes aan werd het laat.
We moesten gauw terug, want het begon al
tc schemeren. En toen we eindelijk op stap
gingen, was het al donker
We waren met ons vijven, moeder, m'n broer,
hvee zusters en ik. mijn broer gewapend met
een dikke stok.
Toen we in de prachtige laan liepen was het
pikdonker. Telkens k».am er een fel licht op
den weg, dat kwam van de vuurtoren van Ymui-
den.
Mijn broei moest met de stok telkens voelen
of we nog op de steenen liepen.
Nu heb je zoowat op de helft een melkhuis
van Jansen en daarover kun je een bosclije
Ingaan, wat veel vlugger gaat. aan wanneer je
de heele weg moet loopen. Dus moesten we
dat boschje in. Maar nu de opening te vindon
Eindelijk zei mijn broer, die voorop liep, dat
\ve er waren.
Wij door de opening er in Maar na tien mi
nuten moesten we weer terug, we konden niet
verder, we waren verkeerd.
Wij terug tot de groote weg. Niemand was
er tc zien en het was pikdonker, nu er geen
maan was.
Eindelijk, na lang zoeken, hadden we het
heusch gevonden. Nu zijn de paadjes in dat
boschje cm: smal; cén kan er maar loopen. Dus
liepen w. Is kippetjes achter elkaar. Maar geen
.van on- >u achteraan loopen
Toen ig mijn broer met de stok voorop
feil moedei achteraan. Telkens zagen we iemand
loopen. maar altijd, als we er bij gekomen wa
len. was her een tak of een boomstam.
Mijn broer had de gewoonte, met de stok nu
en dan een flinke slag tegen de boomen te
geven. Dan schrokken we erg en moeder lachte
ons dan smakelijk uit
Het laatste laantje was heclemaal als een
berceau gegroeid. Heel aan 't einde ervan, waar
het boschje eindigde, zag je een rond gat Dat
was de lucht.
Steeds -iqj* de opening dicht, dus we dach
ten weer. dat er iemand liep. ..Ja", zei m'u
broer dan. „beslist een strooper" Maar hoe
Verder ïVe kwamen, niemand zagen we.
Wat was het geval? Daar we op de Ver
lengde Voorstraat logeerden, was vader eens
gaan kijken, of wc er nog niet aankwamen.
Vader wist. dat de groote weg erg om liep.
Maar toch twijfelde hij eraan, of we wel door
de boschjes zouden komen De weg van dc
Voorstraat naar de boschjes is erg ongelijk,
vol kuilen.
Nu ging vader niet verder dan de opening
en daar hoorde hij ons al in de verte
Dat was het dus, wat steeds voor de opening
kwam.
Toen we uit het boschje kwamen, stond
vader te wachten. Dat laatste stuk naar huis
viel moeder wel een paar keer in een kuil
Toen hadden we schik, maar in ih boschjes
waren we een beetje benauwd geweest.
we thuis, maar cl:.-
is er in al die jnrc-
b ik
veel
Heel laat kvvri :c:
nooit vergeten. Nu
veranderd
Komen jullie no-; eens in Wijk aan Zee vraag
dan maar eens -;anr de hachjes van
Die bekend i- in Wijk aan Zee. weet liet wel.
ZIEK BROERTJE
„Stil kind'rcn," zei moedor
..Wecst stil toch en zoet
Lief broertje moet slapen.
Dat doet hem zoo goed
Maar maakt gij hem wakker
Dan gaat hij wis dood.
Wc liepen als muisjes
We waren al groot.
Klein broertje werd beter
Wat was dat een pret'
We mochten dien dvond
Om tien uur naar bed
We dronken anijsmelk
.\(et koekjes erbij.
Moe lachte zoo vriend'üjk.
Wat waren wij blij!
TANTE RIEK.
VOOR DE MEISJES.
Rcceplcnhockje (redactrice Lekkerbekje)
R oomvla.
2/2 d. h. melk, 3 eierdooiers, 50 gram suiker.
25 gram bloem, '4 stokje vanille.
Bereiding: Roer de eierdooiers met dc suiker
en de bloem, voeg dc melk, waarin de vanille
getrokken heeft, toe en kook de massa al roe
rende, tot de bloem gaar en de vla gebonden is
RAADSELS.
Oplossing van vorige keer.
I Berk. linde, den, eik en "olm
II „Achter de wolken schijnt toch de zon"
met de woorden: kachel, school, scheren, wijzen,
donker, wolken en de letters t. d, t.
lil Kancel, kameel.
Bij de loting van de heele stapel goede op
lossingen trok ik het briefje van Annie van dc
Waal Dus die krijgt het boekje van Willy
PetiHonIna en haar moeder.
NIEUWE RAADSELS
I. Zoekt in dit raadsel een woord.
Aan timmerlui meer dan bekend.
Als gij maar zoekt, dan vindt ge hef
Ge vindt het. maar niet op het end
(incez door Tante Riek.)
II. Kruisraadsel.
X
X
1 X
X X X X X X X
X
x
X
eerste rij is een medeklinker, een der eerste
tien letters v. h. alphabcth.
tweede rij is k dat een kruidenier gebruikt,
derde rij is ec. meisjesnaam,
vierde rij is In t gevraagde woord, een heel
bekende meisjesnaam,
vijfde rij i6 een dier.
zesde rij is een gewicht,
zevende rij is een klinker, die in de vijfde
zij voorkomt
(ingez. door Zwartkop.)
III Mijn geheel is een bekend spreekwoord,
dat met negentien letters geschreven wordt
i4, 11. 12. 13, 17 is een stad in Zuid-Holland.
1, 18. 19 is een jóngensnaam.
2. II. 4 is een deel van je gezicht.
10, 15. 5. 6, 9 is een wapen.
16. 12, 3 is nooit dik.
7. 8. 15, 3. 8. 19 is een ^tnd in Oostenrijk.
(ingez. door zus Cl.)
OPLOSSING VAN HET EXTRA-RAADSEL.
Barncveld met de woorden: vat, partij, Ber
nard, servies, Weesp en sla.
Het handwerkje van Tante Rick heeft Daisy
gewonnen. Voor het tweede woord waren er
allemaal verkeerde oplossingen, ik heb ze nu toch
maar allemaal bij elkaar gedaan en toen een
briefje van Daisy er uit getrokken Die komt
Maandag wel even?
PROEVEN EN KUNSTJES
I In den zoom van een doek naai je een
dubbeltje. Nu neem je een ander dubbeltje en
je zegt. ..Ik zai dit dubbeltje in mijn zak too-
vereu Je maakt je zak heclemaal leeg en iaat
zien. dal er niets in zit. Nu neem je het dubbel
tje en doet net, of ie het in de doek stopt. Jc
laat nu voelen, dat het er nog in zit. Natuur
lijk zullen de anderen het voelen, want ze voelen
het dubbeltje, dat er ingenaaid is. Het andere
dubbeltje houd je in je hand.
Nu steek jc jc hand in je zak en haal je
hem er weer uit met het dubbeltje in je hand.
Je schudt de doek goed uit en laat zien. dat
het dubbeltje er nu niet uitvalt, dus er ook niet
inzit. Het is een heel aardig kunstje en iemand,
die het niet weet, tl er niets van begrijpen
(ingez. door Doffer.)
II. Men neemt een blad uit een schrift en
maakt het tegen de kachel warm.
Strijk nu over het papier en leg er een massa
kleine papiertjes onder. De kleine papiertjes
zullen nu vanzelf tegen het papier gaan.
(ingez. door Ton Nevcu.)
III. Knak vier lucifers in 't midden.
Buig de uiteinden van elke lucifer naar elkaar
toe. Leg ze nu alle met de geknakte uiteinde
tegen elkaar, zoodanig, dat het geheel een ster
van acht stralen vormt.
Laat men nti een druppel water op de lucifers,
juist in het middelpunt van de ster vallen, dan
bewegen zich de uiteinden zoo naar elkkar toe,
dat er een kruis ontstaat. (Dit moet op een
gladde tafel gedaan worden).
(ingez. door Poesje.)
Welkom!
De ooievaar streek neer op 't dak,
mot vroolijk klepper-klepper-klap
nu komt de lente weer in 't land.
en wij, wc springen hand aan hand
nu in het rond, luer met elkaar
cn roepen: Welkom, ooievaar!
Daar in die verre, warme streek
bleef j'ons toch trouw, hier bij de beek
en 't stroodak, waar jo nest op rust,
vergat je niet aan ginsche kust
neen, vast kom j'ieder jaar terug
je reis ging dezen keer wel vlug I
We hadden je nog niet verwacht,
maar, voordat iemand er aan docht,
streek jij weer neer op 't oude dak
blij klinkt je klepper-klepper-klap
O zeker, zie jc met plezier
ook ons weer allen samen hierl
HERMANN A.
Spikkelorusje.
Vloog spreeuwtje Spikkelorusje
In bibb'rend lente-pak
Bij Daantje, Driesj' cn Dorusja
Op 't piekpunt-pannedak.
Zijn voorjoars-oogenvcertjes-vacht
Brrr I rilde stijf en stTam,
Hij sprik-sprik-sprieuwde heesehig-zacht,
Hoe 'n spreeuw verkouden kwam f
„Waórom," zei dikke Dorusje,
„Kleed jij je niet van pas?
Ik droog nog, Spikkelorusje,
Mijn wintcr-overjns I"
„Kan Tc mij maar eens in elk seizoen,
Héél 't jaar twéé keer, verkleên.
Moest in April lentjurkj' aandoen.
Woei 't winterjasje héén
,Hé," druk-bedrijvig Driesje wijs
Riep, „pAs is 't half April,
Als 't doorgaat zóó, bevries j'in 't ijs.
April doet wat hij wil
„Weet jij," vroeg spreeuwtje, „wM vooruit.
Welk plan het weertje smeedt
Toef leg je 't mij dan óók eens uit.
Dat voortaan 'k béter weet
In warm-wol truitje, roodgekraegd
Zei kleuter-kleine Daan
„Spikk'lorusje, als jij 't eens vraagt
Aan gindschen torenhaan
M, jaknikt spreeuwtje, „maar hij voelt
Alleen van welke zij
De wind nu draait cn woelewaait.
Wat kómt, weet zélfs niet hij f'
Sprak Driesje „Domme Spikkeloor,
Gebruik toch je verstond,
Zoo Pnppie leest ons 't weernieuws voor
Vindt jij 't óókin de krant I"
Stil pinkt' arm Spikkelorusje
Bedroefd een biggeltraan.
Liet Driesic, Daantj' en Dorusje
Aan 't vriezend venster staan.
Vloog schuw ornhoo-/, - héél verre h-en,
Zocht straaltje van de 'on
Diep treurd' in spr! spr! sprikgewean.
Geen spreeuwtje lezen kon f
CLARA WITTE.
WISKUNDIGE VRAAGSTUKKEN.
I. Wat moet je zeggen: elf en acht is twintig
of elf en acht zijn twintig?
(ingez. door Doffer.)
II. Hoe schrijf je. „droog gras" mer vier
letters?
Oplossing van vorige keer:
I. Het veulen komt op zijn vier pooten te
staan.
II Aten doet de zakken in elkaar.
III Men schrijft 99*/».
RUILHANDELHOEKJE.
Lien Drijver verzamelt Pleinesplaatjes en
p^etzegels. Kan iemand haar daaraan helpen
1 Ze v.oont: Puntenburgerlaan no. 36, adre?
Ide heer A. Molenaar.
He< Boschellj».
Marietjc en broertje Johannes,
die wandelen samen door 't bosoh
door zien 2ii een wonder-f"- ventje,
een elfje, verscholen in
j Een klokkeblocm is er 2ijn hoedje
van 't zuiverste donkere blauw
spitsblaadjes, die vormen zijn kleertjes
wet of toch dot elfje wel v/ou
De kindertjes komen al nader
met oogjes verwonderd en blij
zij willen het elfje graag vangen,
maar elfjes zijn heusch liever vrij I
Zij zorgen voor bloempjes en diertjes
in 't bosch, aan de beek. op het veld
's nachts werken zij, maar komt het zonlicht,
dan rusten ze. werd mij verteld.
Ten minste ir. lente en zomer,
maar, komt er de herfst in het land,
dan kunnen de elfjes niet slopen
hun arbeid moet eerst aan den kant
Zij moeten elk plantje, elk diertje
voorzien te<ren wintersche kou
en hebben de dagen óók noodig
tóch werken de elfjes heel gauw
Marietjc en kleine Johannes
gaat stil dvc aan 't elfjo voorbij
maar wïJ je wat meer van hem weten,
Jkomt morgen dan maar eens bij mij.
Ik weet nog heel wat van de elfjes»
die huizen in bosch en in veld
want, zie je, do Fco van do sprookjes»
die heeft er mij veel Van verteld I
HERMANN A.
CORRESPONDENTIE
Allereerst moet ik jullie eens vragen, hoe jul
lie de proeven en kunstjes vindt, en of jullie ze
wel eens doet. Ik krijg zooveel oplossingen van
dc vraagstukken, maar hoor daar nooit iets
van. Krijg ik daar eens antwoord op? En verder
zijn er enkele oude getrouwen, die me niet
meer schrijven. Ik heb heelcmnal niet te kingen
over het aantal brieven 't zijn er zelfs heel
veel maar van die neefjes en nichtjes, die me
hij het begin wel schreven, hoor ik toch graag
nog eens af en toe wat.
Annie v. d. W. Dat is prachtig, hè, al zoo
gauw? Je geniet nu zeker van buiten. Ik houd
ook erg veel van bloemen en heb er ook altijd,
't geeft je dan toch een gevoel van buiten ook
in de kamer. En daar verlang je toch altijd maar
weer naar. Tante Rick vroeg, wat je mankeerde,
ze had uit mijn antwoord opgemaakt, dat je
ziek was. Vertel je me eens, hoe je het boek
vond? Er is maar één plaatje, maar er heeft nog
iemand je adres gevraagd.
Doffer. Jij loot toch ook altijd mcc. Stel
je voor, dat je nooit mocht meedoen en jc bent
nog wel zoo'n groote helper van me. Ik wou, dat
ik nu zoo heerlijk buiten woonde als jij. Ga je
altijd op de fiets naar school?
Daisy. Ik wist wel, dat jullie met z'n vier
tjes ondeugende kinderen bent. Heeft ze nog
straf gehad? Ik kan me begrijpen, dat 't prikte.
Vind je het cadeautje niet keurig, daar kun je
mooi al jc strafwerk in opschrijven. Je hebt een
mooie naam uitgekozen, ik vind die schuilnamen
erg leuk.
Perpetuum Mobile Ik had de eerste
bezending net weggestuurd, dus zal ik de
proeven tot volgende keer bewaren. Ik vind het
heel prettig als er een oudere bij is, maar een
ding moet ik je toch zeggen, dat het grootste
deel kleintjes is. Misschien, als later de rubriek
apart komt, dat we het dan 200 kunnen doen,
als je zegt. Maar nu vind jc er toch gemakke
lijk genoeg uit, wat te kinderachtig is en wat
niet. Zeg, zou het vertrouwen opeens komen,
als je mc kende? IR geloof het toch v et.
Je kunt gerust er op vertrouwen, dat oit
iets zal vertellen, ik heb graag dat je van
alles vertelt. Ik zeg mijn naam liever nie:, dan
weten zoo gauw alle neefjes en nichtjes die en
ben ik bang, dat ik geen rustig leven -fraat
meer heb.
Zulke blaadjes als jij bedoelt, zijn er toch wel,
maar altijd voor ouderen, H B. S.'ers cn Gym
nasiasten b.v.
Er ligt hier nog altijd een schrift, kom je dat
Maandag na twaalven even halen, dan zal ik
eens opletten. Als je kunt. schrijf dan vaak, ik
vind het erg prettig.
Waterlelie. Ik ben altijd blij, als ik weer
nieuwe bloemen krijg, en nog wel zoo'n mooie!
Ik hoop een vaste medewerkster in je gekre
gen te hebben. Schrijf je eens, of j' plaatjes
gekregen hebt?
Mignonette. Jij behoort dus ook bij het
edele klaverblad van vieren, ik hoorde al van al
het kattekwaad, dat jullie uitvoeren. Genoot je
niet in het bosch? 't Wordt er mij gauw te
warm, ik zoek liever den waterkant op.
Van dat roode begreep je zeker eerst niets,
de antwoorden zijn vaak net raadseltjes voor
vreemden.
Spinnetje. Je naam staat er nog altijd,
maar je moet nog wat geduld hebben, ik heb er
nog maar een paar. Maar vast vergeet ik je niet.
D i k k i c De vraagstukken had je goed, ik
begrijp niet, hoe jullie ze zoo gauw vindt, ik
zou het zelf niet kunnen. Maar de vele oplos
singen bewijzen wel, hoe ze in den smaak
vallen.
Poesje. Weten de anderen die andere
naam ook? Wat het andere betreft, moet je
maar eens lezen, wat ik aan Perpetuum Mobile
schreef. Jij bent ook geen beetje nieuwsgierig!
Ton N e v e u. Ik zal zien. het nu nog te
plaatsen, anders volgende keer. Die hond, is dat
niet een gladharige, vrij groot en korte spitse
ooren? Dat Miten lijkt me nder prettig. Ik
heb nu ook ramen open, naar 't wordt er
soms nog warnier door.
Paddestoel Dank je wel voor de plaat
jes, ik zal ze geven. Jij was de eenige, die er
stuurde. Heb je je gesneden? Ik houd je aan je
woord met het sprookje.
Muisje. Ik heb het aldoor maar over vier
gehad, merk ik, ik rekende Duifje er bij. 't Schiet
nu op naar dc vacantic, telkens verdwijnt er
weer een streepje. Als het zoo ver is, heb ik
mijn vacantie al gehad, dan beginnen jullie pas,
hè? Ik heb nog geprobeerd, maar ik kon je brief
er niet uitkrijgen. Was je nu opeens weer blauw
geworden?
Appelbol. Je had het zeker te warm om
veel te schrijven, zulke appelbollen smelten ook
gauw. Ik kan het me anders best voorstellen.
J 0 Z. Jc bent geweldig verwend, wat een
cadeau! Dat hondje vind ik ook 't leukst, wat
wordt het er voor een? Ze moeten eerst altijd
wennen, vooral als ze zoo jong zijn. Ja, bij een
kiek van de baas hoort er een van dc hond. ik
ben erg benieuwd.
B i IJ. Jij hebt toch zeker iemand, die jou
brieven schrijft, 't is zoo netjes. Ik heb nog een
heele boel raadsels, maar ik wil cr toch altijd
wel weer nieuwe. Heb je pas die fiets gekregen?
Wat zal je er van genieten.
Aapje. Zoo heet jc toch, hè? Eerlijk ge
zegd kon het ook wel een doeshondje zijn.
Zoo'n raadsel is eens aardig voor de afwisse
ling.
Frit s R. Ik hoop het ook, 't zou een heele
verrassing voor jc zijn. Vorige week waren er
ook een paar jarig, die moesten het ook maar
alleen met mijn gelukwenscltcn doen.
Vraa Rteeken. Ik dacht toch wel, dat jij
het was. Dit is een prachtige schuilnaam zoo ge
worden. Er moeten ook wel eens gemakkkelijke
raadsels bij, als ze moeilijk zijn, krijg ik klach
ten cn als ze gemakkelijk zijn, ook al. 't ls
soms geen pretje, om Oom Karei te zijn. En
vooral niet, als het dan nog zoo snikheet is ook.
Nikkertje. Toch leuk, dat je nog even een
teeken van leven gegeven hebt.
Duifje. Deze keer was de extraprijs niet
een mandje, maar een opschrijfboekje, 't was
ook heel mooi. Fijn, hè, zoo buiten zitten; we
genieten nu wel.
Voetbal. Dank je wel voor je raadsels.
Gerard L. Die krant raakt men nog al eens
kwijt, dat hoor ik telkens. Je moet vragen, of
je de kinderrubriek er dadelijk uit moogt scheu
ren, als dc krant komt. Er staan toch meestal
advertenties achter. Jullie kent elkaar al alle
maal, geloof ik.
Zoeklicht. Nee, ik was cr niet, wie dacht
je, dat het was? Je zult daar genieten, vooral
in Artis, ik hoop er iets van te hooren. Ben je
al eens eerder in A. geweest? Woensdagmorgen
kan nog wel, dus zoo erg hoef jc jc niet tc
haasten.
Plaatje met de bok. Jullie namen ston
den er niet op, dus zet ik maar, wat er op het
plaatje staat, dan weten jullie het wel. Het
plaatje herkende ik direct. Wat het inzenden
betreft, moet jë maar eens zien, wat ik hier
boven schreef.
Zwartkop. Ik heb er al een gezien, dat
heb je gelezen. Ik schrok er eerst van. 't Is
nu opeens allemaal zoo opgeschoten. Bij ons
bloeien ze ook, fijn, als die er weer zijn, ik
houd er veel van. We krijgen nu een heerlijken
tijd met de aardbeien en kersen.
A ri e St. 's Morgens spartel ik al lekker
rond, 't is zoo lekker, je voelt je dan zoo opge-
frischt. Beu je ai in het diepe? Ik kreeg Jaatst
bijna die ton op m'n hoofd; ik moest me haas
ten. om er onder uit te blijven. Ik heb niet ge
zegd, dat ik zoo goed kan zwemmen. Heb jc
nog duiven verkocht? Ik reken op een uitvoerig
verslag van je reis.
Frits. Was je daar voor pleizier? Of familie
wezen opzoeken?
Goudvosje, 't Deed me bepaald pleizier,
het rose velletje weer te zien. Jc hebt nu weer
voor van alles gezorgd. Ik ben er heel vroeger
eens geweest, maar ik herinner me er niet zoo
veel meer van. Die Kievietsbloemen zijn prach
tig, met de gevlekte bloembladeren. Zijn ze
daar gekweekt? Je ziet ze hier «ens in
tuinen.
Arnold v. D. Wil je er eens naar toe gaan.
Het adres is Korte Bergstraat elf. Dan vraag jc
maar naar Annie en zeg je. dat Oom Karei je
gestuurd heeft. Vind je dat zwemmen ook niet
fijn? Ik voel ine er altijd zoo van opgeknapt.
Als ik niets te doen had, lag ik geloof ik, den
heelen dag in 't water te spartelen.
P e r 7. i k. Ik moest zoeken waar het begin
was. Ja, dat is vreemd, als je geprezen wordt,
gaat het opeens niet meer. Maar volgende keer
gaat het wel weer, probeer maar. Het woord is
Latijn en beteekent Eeuwig bewegelijk. Werk
jc zooveel, dat jc telkens hoofdpijn hebt? Ik
zou het maar kalm aan doen.
Meizoentje. Je lijkt wel een echt zaken-
mensch, geen oogenblikje tijd! Toch aardig,
dat jc nog even schreef, 't hoeft ook niet altijd
evenveel te zijn, 't is altijd voor je genoegen, hc?
J an R. Zoo'n broertje, daar heb je nog eens
wat aan. Dus hij helpt met de raadsels? Vind
je die vraagstukken ook niet leuk? Er is zoo
veel afwisseling, dat houdt de animo er In.
Theo B. Ik heb al langzamerhand heeMvat
plaatjes van de brieven afgeknipt, dit is leuk
met die ganzen.
Jan R. Hierboven staat ook al een'Jan R.,
ik zou maar een schuilnaam verzinnen. Zweni je
goed, dan b.v. „Snelzwemmer" of zoo iets, be
denk maar eens. Als ik je eens tegenkom in 't
zwembad, zal ik je eens nat gooien, pas maar
op!
Die meisjesnamen in een raadsel zijn altijd
moeilijk, omdat er zoo'n ruime keus is.
Generaal Tompoes. Je brief was iaat,
maar toch nog even een woordje. De rest is
voor de volgende keer. Dus toch weer terug
gekomen? Dat moet ook. Ik heb expres in 't
begin van de Correspondentie de oudjes weer
eens opgeroepen. Heb je nog veel gewandeld,
den laatsten tijd?
ONS MOPPENHOKJ&
Een duur pepermuntje.
Een boer kwam een apothekerswinkel binnen
en vroeg een drankje aan den apotheker, die
dit achter even klaar moest maken.
Op de bank stond een flesch met pepermunt.
De boer snoepte er één van, maar de apothe
ker zag het en zei, toen hij weer in den winkel
kwam: „Er zijn toch geen jongens in den winkel
geweest, die uit de flesch gesnoept hebben,
want dat is heel zwaar vergift?"
„Neeee," stotterde de boer ontdaan.
Apotheker: „Ik heb wel een tegengift, maar
die kost vijf gulden".
De boer: „Geef mij er maar gauw een, want
ik heb gesnoept."
Wat had de boer een spijt, want hij moest
geweldig braken.
(ingez. door Goudroosje.)