BINNENLAND.
TWEEDE BLAD.
■>De Vrije Gedachte" ln verband
met geestelijke zaken ln gevaar I
22e Jaargang AMERSFOORTSCH DAGBLAD „de eem lander" w** 14
Voor ieder vrijdenkend en vrijzinnig
mensch is het Bolsjewisme daarom zoo
weerzinwekkend, omdat het in beginsel de
verkrachting is van het vrije denken. Men
heeft de uitwerking van dit beginsel kun
nen waarnemen overal waar het Bolsje
wisme optrad en wel het best natuurlijk
in Rusland. In dat land werden verschil
lende vooraanstaande personen, leiders
van vrijzinnig-geestelijke bewegingen o.a.,
gevangen genomen. Men liet hen uren en
dagen lang kruisverhooren ondergaan, be
loofde hen allerlei faciliteiten voor hun
bewegingen, indien zij die van nu af aan
wilden bestemmen als propaganda-orga-
nen zoodat de verkondiging van de leer
van het Bolsjewisme in verband met reli
gie: „dat het geloof in het bestaan van
God, de grootste vloek voor de mensch-
heid is." Indien zij dit weigerden waren
vervolging en doodstraf hun deel; slechts
zeer weinigen zagen kans te ontkomen.
Zagen zij zich dus onder het Tsarisme ge
dwongen in het geheim en met de groot
ste voorzichtigheid te arbeiden, doordat
de orthodoxie der Russische kerk met den
Tsaar als Hoofd de verklaarde vijandin
van alle gewetens- en denkvrijheid was,
het nieuwe regime bracht hen in een heel
moeilijk parket. Een dergelijk verschijnsel
valt op te merken bij de praktijk van het
Facisme.
In Italjë sluit Mussolini de Vrijmetse
laarsloges en decreteert dat de R.K. Gods
dienst daar op de openbare scholen zal
worden onderwezen. Het Russische regi
me werkte met fusillades en martelingen
op grootc schaal, het ltaliaansche zette
kracht bij aan zijn daden door een over
vloedige toepassing van wonderolie, het
dragen van zwarte hemden en lange stok
ken, terwijl er ook menig „geval met doo-
delijken afloop" bij deze vreedzame revo
lutie te constateeren viel. De middelen en
het doel mogen dus verschillen, het be
ginsel en de uitkomst zijn bij beide syste
men dezelfde, n.l. de onderdrukking van
het vrije denken en de gewetensvrijheid.
Deze methoden nu wekken reeds zooals
gezegd, weerzin bij den vrijdenkenden,
vrijzinnigen Nederlander, indien hij ziet
dat zij in andere landen worden toege
past. Wanneer hij echter door de ervaring
leert, dat dit ook in zijn eigen land ge
schiedt en wel op steeds vrijmoediger
wijze, dan wordt het hem duidelijk, dat
zijn land en zijn volk geestelijk en zede
lijk in groot gevaar verkeeren. Het is
waarlijk niet overdreven om in dit ver
hand te spreken van gevaar, want onze
vrijheid van denken in verband met gees
telijke zaken en met godsdienst, onze
gewetensvrijheid, behoort tot onze heilig
ste en zeer duur-gekochte nationale goe
deren!
Merkwaardig genoeg wordt er het
sterkst getornd aan deze vrijheid door
hen, die zich de steunpilaren noemen van
den Troon van Haar, wier voorvaderen
goed en bloed veil hadden en hebben ge
offerd, om deze vrijheid voor ons volk fe
veroveren. Het is steeds de roem en glorie
van ons land geweest, dat het een vrij
plaats was voor hen die vervolgd werden,
omdat zij in Verband met geestelijke
vraagstukken er andere denkbeejden op
na hielden, dan de in hun tijdsgewricht
officieel erkende en gangbare. Voor die
kostbare vrijheid van denken heeft Neder
land tachtig jaar gevochten tegen over
machtige en sterke vijanden en... het
heeft dien strijd gewonnen.
Onze vrijheid van het gesproken woord,
onze groote vrijheid van drukpers, ons vrij
vereenigings- en vergadernigsrecht steu
nen in den grond allen op het pleit, dat in
den tachtigjarigen oorlog door ons volk,
geholpen door Oranje, is gewonnen. Bo
vendien heeft deze strijd voor de vrijheid
ons volk toegankelijk gemaakt voor de
groote ethische bewegingen van dezen tijd
waaronder die voor Internationalisme,
Vrede en Ontwapening een belangrijke
plaats innemen, terwijl het de vrije ont
plooiing van Wetenschap, Kunst, Gods
dienst en Onderwijs zoodanig ten goede
kwam, dat die in ons land tot een buiten
gewoon hoog peil konden worden opge
voerd.
De schoolstrijd tusschen de confessio-
neelen en de mannen der openbare school
is tenslotte beslecht door de loyale hou
ding der vrijzinnigen, de grenzen tusschen
andersdenkenden op religieus gebied wer
den in de laatste jaren vóór den oorlog
en kort daarna, steeds minder scherp om
lijnd. Men zocht oprecht naar samen
werking tusschen andersdenkenden ter
bevordering der gemeenschapsbelangen,
men zag in dat er veel meer en beter was
wat de menschen te zamen verbond, dan
wat hen scheidde. De congressen en con
ferenties, nationale zoowel als internatio
nale, gedurende de jaren 19101920 ge
houden in ons land, getuigen allen van
samenwerking en verbroedering der gees
ten op een ruimen vrijzinnigen grondslag.
Nu echter staan wij voor de ernstige
vraag: wat zal er binnen afzienbaren tijd
van dit alles in ons land zijn overgeble
ven? De vrees is gerechtvaardigd, dat
indien de Regeering voortgaat te handelen
op de wije zooals zij dit gedurende de
laatste jaren heeft gedaan, er van ons
trotsch nationaal bezit, onze vrijheid van
denken, niet veel over zal blijven in het
openbare leven. In de hoofden en harten
van die Nederlanders, waarin deze vrij
heid van denken den grondslag vormt voor
al hun levensuitingen en voor wie zij de
stuwkracht is van al hun werk voor de
gemeenschap, is zij Goddank door geen
enkele regeeringsmaatregel' te dooden!
Maar aan het openbare leven van ons volk
kan veel kwaad geschieden, wanneer op
den ingeslagen weg wordt voortgegaan.
Een weigering zooals die van de Konink
lijke Goedkeuring op de gewijzigde sta
tuten van de vereeniging „de Dageraad",
op grond van het feit dat deze vereeniging
in die statuten vastlegt, dat zij atheistisch
is en de regeering dit „strijdig met de
goede zeden acht", is in ons land en voor
ons volk een bedenkelijk verschijnsel. Het
feit dat aan een niet-kerkelijke religieuse
gemeenschap door de betrokken gemeen
telijke overheid moet worden aangezegd,
dat piano-muziek bij de samenkomst, in-
plaats van muziek op 'n serafientje, die
samenkomsten stempelt tot niet-religieus
en haar dus als openbare vermakelijkheid
in conflikt brengt met de Zondagswet, zou
belachelijk zijn indien het niet zoo diep
treurig was! De belemmering die de Re
geering in den weg legt aan de crematie,
zoodat \crschillendc gemeenten geen
goedkeuring kunnen verkrijgen op haar
besluiten om een crematorium te bouwen,
pleit niet voor verdraagzaamheid ten op
zichte van andersdenkenden. De uitlatin
gen over het wederinvoeren van de dood
straf, die men hoort uit de met de Regee
ring sterk gelieerde kringen, zijn niet be
paald bemoedigend. De 'wijze waarop
onder de vroolijk wapperende vlag der
bezuiniging, die het schip van staat dezer
Regcering in top voert, menig door haar
ongewenscht geacht stuk van de aan haar
zorgen toevertrouwde nationale lading
over boord wordt geworpen, bewijst dui
delijk dat deze Rcgecring op alles gesteid
is, behalve op een vrijdenkend volk. Het
bewijsmateriaal hiervoor vindt men in de
manier waarop ons onderwijs mishandeld
en verminkt is, de gehuwde ambtenares
naar huis wordt gezonden, het bewape
ningsvraagstuk wordt behandeld en de
ambtenaren in den hoek worden geduwd.
De wijze waai op deze maatregelen ge
troffen zijn getuigt van een geesteshou
ding' die wel vrijheid van denken opeischt
voor zich zelf, maar deze overal en ten
allen tijde onthoudt aan andersdenkenden.
De gevolgen van dit alles blijven niet
uit en zullen in de naaste toekomst reeds
een groot nadeel blijken te zijn voor de
goede verstandhouding der verschillende
groepen onder ons volk. Reeds is het be
kend onder vrijzinnig geestelijke werkers,
zooals predikanten, sprekers, schrijvers
en sociale werkers, dat op dorpen waar
nooit eenige strijd of afscheiding was tus
schen andersgeloovenden en denkenden
nu de oude toestanden van vijfentwintig,
dertig jaar geleden weer ingetreden zijn,
dat Roomschen en Protestantsch geloo-
vigen en niet-geloovigen weer als vijan
den tegenover elkander staan. Men is er
in sommige vrijzinnige kringen van sociale
werkers in ons land van overtuigd, dat
samenwerking tusschen de andersdenken
den en geloovenden, zooals die voor vijf
of zes jaar geleden met succes plaats
vond, nu reeds niet meer mogelijk is.
In de laatste twee werkseizoenen is het
geen uitzondering, predikanten en geeste
lijken van kansel en podium te hooren ver
kondigen, dat zij die samenwerking en
verbroedering niet wenschen en dat zij
de oude strijd over de dogma's weer in
volle kracht terugwenschen!
Deze strijd nu kan niet anders dan
nadeelig werken op het geheele zedelijke
en geestelijke leven van ons volk en men
veroorlooft zich de vrijheid te meenen, dat
het provoceeren van dien strijd zooals de
Rcgecring dit op het oogenblik doet,
„strijdig is met de goede zeden van ons
land en ons volk" en dat daarop „Je
Koninklijke Goedkeuring" allerminst past.
Wij zullen weer gedompeld woiden in alle
ellende van godsdiensttwist en school
strijd en we zullen hoe langer hoe meer
zien de verschillende benoemingen door
de regeering op belangrijke punten, zoo
als hoofden van groote gemeenten, posten
bij de rechterlijke macht e.d. wijzen reeds
diudelijk hier op, dat niet alleen het feit
van bekwaamheid en karakter, eigen
schappen bij de benoeming tot betrekking
den doorslag zal geven, doch tevens de
kwestie van het geloof veel gewicht in de
schaal zal leggen.
De Regeering bedenke echter wel, dat
het een bewijs van slecht en kortzichtig
staatsmanschap is, wanneer men zijn volk
in vijandige kampen verdeelt en zij be
denke daarbij tevens, dat zij vele reli
gieus-denkenden en voelenden in en
buiten de kerk voor goed van zich ver
wijderd heeft door haar recente maat
regelen. De tijden zijn voorbij waarin men
geloofde dat een gezond, sterk en Gode
waardig geestelijk leven kan opbloeien
onder dwang. Er is geen geestelijk leven
en dus ook geen godsdienstig leven van
beteekenis mogelijk, zonder vrijheid van
denken en geweten. „God is groot genoeg,
dat wij menschen in vrijheid over Hem
denken kunnen, zonder aan Zijn Groot
heid te kort te doen." Het is oneerbiedig
en ongeestelijk om aan het denken over
het Opperwezen en geestelijke zaken
dwang te willen opleggen. Het leidt on
vermijdelijk tot huichelarij bij de zwakken,
tot ontevredenheid bij de sterken gevaar
lijker voor de vredige ontwikkeling der
samenleving, naarmate zij krachtiger
wordt onderdrukt van boven af. Deze
methode van belemmering van het vrije
denken, tracht de geestelijke zelfwerk
zaamheid van het volk te dooden en tot
de bereiking van dat doel vormen de ver
slechtering van het onderwijs (vooral
voor het volkskind), de belemmering van
de arbeidsvriiheid der gehuwde vrouw en
een sterk geprononceerd militairisme de in
leiding van een verderfelijk systeem, daar,
al vertoont het zich ook in het kleed van het
anti-revolutionairisme, het de overheer-
sching van een minderheid over de
massa beteekent. In de volksvertegen
woordiging toegepast, zal het leiden
tot het wekken van afkeer bij de
menigte voor het parlementarisme, omdat
dit door deze regeering en de haar steu
nende partijen wordt verbasterd op een
wijze, die het onherkenbaar maakt. Het
zal, indien ons volk niet krachtig ontwaakt
en begrijpt hoe groot het gevaar is dat
dreigt en hoe heilig de nationale goederen
zijn waar het om gaat, ons voeren, (en
wel veel sneller dan de meesten denken)
tot een starre autocratie, die als stalen
keurslijf alle progressief leven onzer natie
zal belemmeren. Het werk van deze Re
geering is anti-Nederlandsch en anti-
Oranje, al juicht zij ook nog zoo van
„Oranje Boven".
Het is een bespotting van den arbeid
van den Grootcn Zwijger en onzen niet
minder grooten Koning-stadhouder. We
derom is de oproep uit de „Valerius-
Gedenckklanckcn" op zijn plaats: „O,
Nederland let op uw saeck!"
Wat hierop het antwoord van ons voik
zal zijn, wacht het vrijdenkend deel der
Nederlanders met zorg af.
Aan de Staatscourant van gisteravond ont-
leenen wij nog de volgende Kon. besluiten
een eervol ontslag uit den militairen dienst
verleend
1. op hunne aanvrage, onderscheidenlijk met
ingang van T Aug. 1024, 8 Juni 1924, 30 Juni
1024 en 8 Juni 1024 aan de majoors B. Ja-
sik van het 12c regiment infanterie, en H. C.
B. Schregardus, van het 8c regiment infanterie,
zoomede aan de kapiteins L. J. Sterkenburg
van het 2e regiment infanterie en jhr. J. H.
Strick van Linschotcn, van het regiment ja-
gers;
2. met ingang van 8 Juni 1024 aan den
kapitein op non-activiteit G. H. O. W. van
der Nagel, van het dienstvak der intendance,
op zijne aanvrage, terzake van ongeschiktheid
voor de waarneming van den militairen dienst
uit hoofde van lichaamsgebreken
B. benoemdbij het reserve-personeel der
landmacht, bij het wapen der infanterie. Ie tot
reserve-majoor, onderscheidenlijk met ingang
von I Augustus 1024 en 8 Juni 1024, bij het
12de regiment, de majoor Jasink, voornoemd
bij het 11e regiment dé 'majoor Schregardus
voornoemd 2. tot reserve-kapitein onderschei
denlijk met ingang van 30 Juni 1024 en 8
Juni 1024, bij het 2de regiment de kapitein
Sterkenburg voornoemd; bij het 20e regiment
de kapitein jhr. Strick van Linschoten voor
noemd.
VASTSTELLING VAN EEN NIEUWE
TARIEF WET.
Bij de Tweede Kamer is een wetsontwerp in
gediend tot vaststelling van een nieuwe tarief-
wet.
Aan de zeer uitvoerige memorie van toelich
ting wordt het volgende ontleend
I. Algemeenc toelichting.
1. Aanleiding tct de herziening.
Klachten tegen het bestaande tarief.
Sinds jaren worden bij de toepassing van het
huidige tarief moeilijkheden ondervonden. Zoo
wel handel en nijverheid als de met de uitvoe
ring belaste ambtenaren hebben deswege her
haalde malen op een technische herziening van
het tarief aangedrongen.
De herziening van het tarief, welke bij dit ont
werp wordt voorgesteld, heeft dan ook in de
eerste plaats ten doel om in het belang van
handel en nijverheid het tarief in technisch op
zicht te verbeteren.
De klachten, welke tegen het tegenwoordige
tarief zijn aangevoerd, zijn in hoofdzaak de drie
volgende
a. het tarief is in het belasten en vrijstellen
van artikelen inconsequent en willekeurig;
b. het verleent in verscheidene gevallen een
averechtsche bescherming;
c. het geeft bij de toepassing voortdurend
aanleiding tot geschillen.
Inconsequenties en willekeur.
De inconsequenties en willekeur, welke bij het
tegenwoordig tarief zijn waar te nemen, zijn te
onderscheiden in twee soorten, n.l. in incon
sequenties en willekeur ten opzichte van de be
ginselen, welke bij de samenstelling van de te
genwoordige Tarief wet hebben voorgezeten en
in inconsequenties cn willekeur ten opzichte van
het karakter van de tegenwoordige Tariefwet.
Tot eerstgenoemde soort behoort b.v. de in
consequentie van het onbelast zijn van gelokt
leder en het belast zijn van manufacturen, beide
grondstoffen, of, zoo men wil, beide halffabri
katen; tot de tweede soort de inconsequentie van
het onbelast zijn van spijkers en het belast zijn
van schroeven, beide artikelen, welke verband
houden met de voortbrenging, en welke dus, in
verband met het karakter van de tegenwoordige
wet, beide voor een vrijstelling in aanmerking
komen.
De onconsequenties en willekeur zijn het ge
volg van drie omstandigheden.
In de eerste plaats hiervan, dat het practisch
niet mogelijk is, om bij de samenstelling van
een tarief, de hieronder vermelde beginselen,
waarvan de wetgever bij de samenstelling van
het tegenwoordige tarief verklaarde te zijn uit
gegaan, consequent door te voeren.
Bij een poging toch om een tarief samen te
stellen volgens de beginselen„grondstoffen
vrij, halffabrikaten matig recht, volledige fa
brikaten hoogste recht", doet zich al dadelijk
de moeilijkheid voor, dat het vrijwel onmoge
lijk is de verschillende goederensoorten, welke
in den handel voorkomen, volgens de begrippen
„grondstof", „halffabrikaat" cn „fabrikaat", in
drie scherp afgescheiden groepen in te deelen.
Verschillende artikelen immers (men denke b.v.
aan papier, bereide vellen en meel) beantwoor
den zoowel aan het begrip grondstof, als onn een
der begrippen fabrikaat of halffabrikaat.
Nog een tweede moeilijkheid doet zich doorbij
voor. De onderscheiden soorten von grondstof
fen, halffabrikaten cn volledige fabrikaten, (men
denke o.a. kon smeerolie en wclriékcnde olie,
aan klompen en lakschoenen, aan hamers cn
bronzen beelden en aan stokvisch cn kaviaar),
verschillen onderling dermate in aard cn be
stemming, dat het torifieeren von die artikelen
volgens cenzelfden maatstaf niet is door te
voeren, zonder tot opvallende tegenstrijdighe
den te komen.
Dc inconsequenties en willekeur, welke bij het
tegenwoordige tarief zijn waar te nemen, zijn in
de tweede plaats het gevolg van de omstandig
heid, dat tusschen het doel, dot met de indiening
von dc tegenwoordige wet in 1862, en bij hoor
herziening in 1877, werd Lcoogd, cr\ de begin
selen, welke volgens den wetgever bij het sa
menstellen van de wet tot grondslag hadden ge-
d.end, geen overeenstemming bestaat. Dot doel
toch was in de eerste plaats het stelsel van be
scherming prijs te geven, cn door verlaging c.q.
opheffing van het daarbij geheven invoerrecht,
geleidelijk te komen tot een zoo vrij mogelijk
ruilverkeer, en in dc tweede plaats, om zoo
lang laatstgemeld streven door de nooden van
de schatkist niet in zijn vollen omvang was te
verwezenlijken, dat doel althans te verwezenlij
ken ten opzichte van algemeenc voedingsmid
delen cn van artikelen, welke verband houden
met dc voortbrenging, of welke uitsluitend of
zoo goed als uitsluitend worden ingevoerd ten
behoeve van den minder gegoede. Dat tweeledig
doel was uit den aard der zaak niet tc bereiken,
door bij dc samenstelling van dc wet bovenver
melde drie beginselen tot grondslag tc kiezen.
De wetgever zag zich dan ook herhaaldelijk ge
noodzaakt van die beginselen of tc wijken.
De inconsequentie cn willekeur zijn in de der
de plaats het gevolg van de techniek, welke bij
de samenstelling van de tegenwoordige Turief-
wet is gevolgd. Die techniek komt in het kort
gezegd hierop neer, dot bij verschillende om
vangrijke rubrieken als oardewerk, houtwerk,
ijzerwerk, koperwerk, enz., nocV eenige arti
kelen met name of in dc soort zijn belast of
vrijgesteld, implicitc olie overige artikelen van
de rubriek öf worden vrijgesteld óf worden on
derworpen aan het hoogste recht, dat voor dc
rubriek is aangenomen.
Het is duidelijk, dat door dit systeem van z.g.
sluitposten, waarbij alle niet met name genoem
de artikelen, onverschillig of zij worden ge
bezigd bij de voortbrenging dan wel in huis
houden of keuken, of beantwoorden onn het
begrip grondstof dan wel aan een der begrip
pen fabrikaat of halffabrikaat, met eenzelfden
kam worden geschoren, zoowel het doel, dat
bij de indiening van de wet heeft voorgezeten,
als dc voor het samenstellen van de wet aan
genomen beginselen, slechts ten opzichte van
de met name genoemde artikelen, tot hun recht
komen, moor voor alle overige artikelen van de
rubriek buiten toepassing blijven. Llit den oord
der zaak zijn daardoor ccn groot aantal incon
sequenties in het leven geroepen. Om aan even-
gemeld bezwaar te ontkomen bestaat slechts
één middel, namelijk met die techniek te bre
ken, cn zooals thans in het ontwerp geschied,
de artikelen, welke voor een invoerrecht in aan
merking komen, met name in het tarief te noe
men.
Omtrent de beide overige tegen het tarief
aangevoerde klachten moge het volgende wor
den opgemerkt.
Averechtsche bescherming.
Het tegenwoordig tarief verleent in verschil
lende gevallen ecne" averechtsche bescherming.
Boeken, drukwerken, prenten cn platen zijn on
belast; van het papier, dat noodig is om deze
artikelen te vervaardigen, zijn rechten verschul
digd. Kranen, schroeven, moeren, monometers
en verschillende andere artikelen voor het sa
menstellen van werktuigen en toestellen zijn aan
rechtop onderworpen; fnbricks- en stoomwerk
tuigen, waaraan die artikelen in het buitenland
zijn aangebracht, kunnen zonder betaling van
rechten het Rijk worden ingevoerd. Builkleeden
cn persdoeken zijn onbelast; van de manufac
turen, noodig om die klccden cn doeken samen
te stellen, is belasting verschuldigd. En zoo is
door meerdere voorbeelden aon te toonen, dat
door het vrijstellen van verschillende fabrikaten,
terwijl de voor de samenstelling dier fabrikaten
benoodigde hulpmiddelen non rechten onderwor
pen bleven, in verschillende gevallen een ave
rechtsche bescherming in het leven is geroepen.
Het behoeft zeker geen betoog,, dot de hier
te lande bestaande industrie er belang bij heeft,
dot aan dezen minder gewenschten toestond een
einde wordt gemaakt. Geheel te ondervangen is
die toestand echter niet. Evenwel mag worden
verwacht, dat zoowel door de uitbreiding, welke
is aangegeven aan het aantal der bestaande vrij
stellingen, als door de techniek, welke bij de
samenstelling van het ontwerp is gevolgd, de
gevallen van averechtsche bescherming in de
toekomst tot een onvermijdelijk minimum be
perkt zullen blijven.
Geschillen bij de toepassing.
Het is echter vooral op grond van de talrijke
geschillen, welke zich bij de toepassing van het
tegenwoordige tarief hebben voorgedaan, dot
handel en industrie herhaaldelijk en met aan
drang op een herziening van het tarief hebben
aangedrongen.
Die geschillen zijn het gevolg van de tech
nische gebreken van het tarief.
Dc technische gebreken van het
tarief.
De technische gebreken van het tarief, welke
de geschillen die zich bij de toepassing van het
tarief voordoen, veroorzaken, zijn de volgende:
1. onduidelijke, niet voldoende omschreven
posten, waardoor deze niet zelden voor ver
schillende opvattingen vatbaar zijn, en ecne con
stante interpretatie der posten mitsdien is bui
tengesloten. ,\Vat verstaat de wet b.v. onder
drukwerken, wat onder modewaren, wat onder
specerijen, wat onder gereedschappen, fabrieks
werktuigen, instrumenten, enz.?
2. de omstandigheid, dat artikelen, welke in
aard cn somenstelling, of wel in gebruik of be
stemming, met eikonder overeenkomen of slechts
weinig van elkander verschiller niet steeds tot
éénzelfden post, maar veelal i verschillende
posten behooren. Een post gereedschappen naost
een post instrumenten, een pos_t vet naast een
post olie, een post vruchten naast een post spe
cerijen, ccn post modeworen naast een post
klccdingstukken, enz.;
3. het dualistisch karakter van het tarief, n.l.
het daarin voorkomen van heffingen en vrijstel
lingen gegrond op oord, grondstof of samen
stelling der artikelen, naost heffingen cn vrij
stellingen, gegrond op gebruik of bestemming
dierzelfde artikelen. Naost posten als houtwerk,
glaswerk, ijzerwerk, opgemaakt koperwerk en
manufacturen, posten als gereedschappen, meu
belen, rijtuigen, lompen, kramcrijen cn klccding
stukken;
4. het ontbreken van regelen voor de toepas
sing van het tarief, waardoor, in verbond met
de gebreken, aangegeven sub 1, 2 en 3, een
vaste grondslag voor de tocpossing van het
tarief en het beslissen von dc geschillen, welke
zich daarbij voordccden, wordt gemist, cn beide
in hooge mate afhankelijk zijn van persoonlijke
opvattingen.
Middel om de geschillen tc
voorkomen.
De omstandigheid, dat de technische gebre
ken van het tarief don aanleiding geven tot
geschil,, wanneer de posten, omtrent welker
tocpossing het geschil loopt, een verschillend
heffingscijfer geven, of wonneer slechts aon een
of eenige dier posten eene vrijstelling is ver
bonden, leidt tot de gevolgtrekking, dot als dc
daadwerkelijke en onmiddellijke oorzaak dier
geschillen is te beschouwenhet verschillend
torifeeren van niet voldoende scherp van elkaar
te scheiden oonverwante artikelen.
Met het vaststellen van deze daadwerkelijke
cn onmiddellijke oorzook der geschillen is te
vens het antwoord gegeven op de vraag, hoe
een tarief moet worden samengesteld om der
gelijke geschillen bij dc toepassing zooveel mo
gelijk tc voorkomen de niet voldoende scherp
van elkander te scheiden aanverwante artikelen
moeten niet op verschillende wijze, maar op
uniforme >vïjze worden getnrifcerd.
Uniforme tarifccring.
Met dit hoofdbeginsel voor oogen, is de tabel
von het tegenwoordig ontwerp samengesteld.
Dc noodzakelijk geachte uniforme torifeering
van de niet voldoende scherp van elkander te
scheiden aanverwante ortikelen wordt in het
ontwerp tot stand gebracht door inkrimping
van het aantal bolastingobjecten.
Beginselen van het ontwerp.
Bij dc samenstelling van dc tabel heeft het
streven voorgezeten een tarief te ontwerpen,
waarbij het karakter van het tegenwoordige ta
rief zooveel mogelijk wordt behouden. Daar
nu het tegenwoordig tarief ten aanzien van uit
het buitenland ingevoerde producten het ka
rakter draagt von eene verbruiks- en verterings
belasting, is bij het samenstellen van de tabel
uitgegaan van het beginsel, dot voor een in
voerrecht slechts in aanmerking komt het ar
tikel, dot zonder nadere bewerking en zelfstan
dig, voor het gebruik von den consument ge
schikt is te achten. Daarbij is aangenomen, dat
als zoodanig in het algemeen alleen zijn aan
te merken de artikelen, welke over de toon
bank aan den verbruiker worden afgeleverd,
m.o.w. toonbankortikelen.
Bij het uitwerken von dit beginsel is vastge
houden aan het streven van do tariefwetgevers
van 1862 cn 1877 om algemeenc voedingsmid
delen en artikelen, welke verband houden met
do voortbrenging, of welke uitsluitend of zoo
goed als uitsluitend worden gebruikt door den
minder kapitaalkrachtige, niet aan invoerrecht
te onderwerpen. Een invoerrecht op meel, klom
pen. schroeven, vijlen, hamers, zogen en der
gelijke wordt dan ook, hoewel deze artikelen
ook via de toonbank aan den verbruiker worden
afgeleverd, in het ontwerp niet aangetroffen.
Tusschen artikelen, gebruikt in huishouding cn
keuken, en die, gebruikt in kantoren cn win
kels is echter geen onderscheid gemaokt.
Slechts ten opzichte von enkele ortikelen is
van het beginsel afgeweken, n.l. ten opzichte
van electrisch draad, glas, koolspitsen, popier,
mcnschenhaor. closets en nog eenige andere.
Het toonbank-artikel.
Ten einde niet verder tc gaan, dan het be-
losten van het toonbonkartikel, moet bij goe
derensoorten, waartoe zoowel toonbankortikelen
behooren als andere, tusschen het toonbank
en het niet-toonbankorlikel een grens worden
getrokken. Deswege is ten opzichte van artike
len, waarvoor het noodig was het invoerrecht
te beperken tot artikelen van een bepaalde
soort, een grens aangenomen, welke alle ge
schillen buitensluit, n 1. het gewicht der arti
kelen. Zoo is o.a. voor de „verpakte" artikelen
als grens voor belastbaarheid een gewicht aan
genomen van 1200 grom, voor het artikel in
tabletvorm een gewicht van 200 grom, voor
verschillende apparaten en toestellen een ge
wicht van 5 K.G.
In verband met de groote verwantschap wel
ke er tusschen de verschillende ortikelen be
staat, is het ter voorkoming van geschillen ech
ter noodig, voor verschillende ortikelen een
zelfde belastinggrens aan te nemen.
De veThooging van dep hef-
fingsvoct.
Nu in verband met den opzet van het ont
werp het tarief ten aanzien van ingevoerde pro
ducten inderdaad niet anders beoogt te zijn, dan
een verbruiks- en verteringsbelasting, en ortike
len welke verband houden met de voortbrenging
behoudens enkele uitzonderingen niet aan in
voerrecht onderworpen zullen zijn, bestaat er
naar gemeend wordt, geen overwegende beden
king om ook het tarief voor het verkrijgen ven
meerdere baten voor de schatkist te benutten
en voor bclastblijvende artikelen den bestaonden
heffingsvoet te verhoogen.
Het is deswege dat o. a. ni overweging wordt
gegeven het thans van de goederen geheven
waarderccht van 5 pet. in het algemeen te ver
hoogen tot een recht van 8 pet. Voor ccn recht
van 8 pet. der woarde wordt naar dezerzijdsch
oordeel het fiscaal karakter der tegenwoordige
tariefwet niet aongetast.
Blijkens de aan het ontwerp toegevoegde
raming zijn de grootere baten, welke op deze
wijze zijn te verkrijgen, tc stellen op ruim 10
millioen gulden.
Dc memorie bevat vervolgens een zeer uit
voerige toelichting der tariefposten.
In bijlage A worden de financieele gevolgen
geraamd van dc voorgestelde wijziging van het
tarief van invoerrechten.
De raming geeft niet de vermoedelijke op
brengst van het toekomstig terief, maar alleen
de uit de technische herziening voortvloeiend®