BINNENLAND. TWEEDE BLAD. ■>De Vrije Gedachte" ln verband met geestelijke zaken ln gevaar I 22e Jaargang AMERSFOORTSCH DAGBLAD „de eem lander" w** 14 Voor ieder vrijdenkend en vrijzinnig mensch is het Bolsjewisme daarom zoo weerzinwekkend, omdat het in beginsel de verkrachting is van het vrije denken. Men heeft de uitwerking van dit beginsel kun nen waarnemen overal waar het Bolsje wisme optrad en wel het best natuurlijk in Rusland. In dat land werden verschil lende vooraanstaande personen, leiders van vrijzinnig-geestelijke bewegingen o.a., gevangen genomen. Men liet hen uren en dagen lang kruisverhooren ondergaan, be loofde hen allerlei faciliteiten voor hun bewegingen, indien zij die van nu af aan wilden bestemmen als propaganda-orga- nen zoodat de verkondiging van de leer van het Bolsjewisme in verband met reli gie: „dat het geloof in het bestaan van God, de grootste vloek voor de mensch- heid is." Indien zij dit weigerden waren vervolging en doodstraf hun deel; slechts zeer weinigen zagen kans te ontkomen. Zagen zij zich dus onder het Tsarisme ge dwongen in het geheim en met de groot ste voorzichtigheid te arbeiden, doordat de orthodoxie der Russische kerk met den Tsaar als Hoofd de verklaarde vijandin van alle gewetens- en denkvrijheid was, het nieuwe regime bracht hen in een heel moeilijk parket. Een dergelijk verschijnsel valt op te merken bij de praktijk van het Facisme. In Italjë sluit Mussolini de Vrijmetse laarsloges en decreteert dat de R.K. Gods dienst daar op de openbare scholen zal worden onderwezen. Het Russische regi me werkte met fusillades en martelingen op grootc schaal, het ltaliaansche zette kracht bij aan zijn daden door een over vloedige toepassing van wonderolie, het dragen van zwarte hemden en lange stok ken, terwijl er ook menig „geval met doo- delijken afloop" bij deze vreedzame revo lutie te constateeren viel. De middelen en het doel mogen dus verschillen, het be ginsel en de uitkomst zijn bij beide syste men dezelfde, n.l. de onderdrukking van het vrije denken en de gewetensvrijheid. Deze methoden nu wekken reeds zooals gezegd, weerzin bij den vrijdenkenden, vrijzinnigen Nederlander, indien hij ziet dat zij in andere landen worden toege past. Wanneer hij echter door de ervaring leert, dat dit ook in zijn eigen land ge schiedt en wel op steeds vrijmoediger wijze, dan wordt het hem duidelijk, dat zijn land en zijn volk geestelijk en zede lijk in groot gevaar verkeeren. Het is waarlijk niet overdreven om in dit ver hand te spreken van gevaar, want onze vrijheid van denken in verband met gees telijke zaken en met godsdienst, onze gewetensvrijheid, behoort tot onze heilig ste en zeer duur-gekochte nationale goe deren! Merkwaardig genoeg wordt er het sterkst getornd aan deze vrijheid door hen, die zich de steunpilaren noemen van den Troon van Haar, wier voorvaderen goed en bloed veil hadden en hebben ge offerd, om deze vrijheid voor ons volk fe veroveren. Het is steeds de roem en glorie van ons land geweest, dat het een vrij plaats was voor hen die vervolgd werden, omdat zij in Verband met geestelijke vraagstukken er andere denkbeejden op na hielden, dan de in hun tijdsgewricht officieel erkende en gangbare. Voor die kostbare vrijheid van denken heeft Neder land tachtig jaar gevochten tegen over machtige en sterke vijanden en... het heeft dien strijd gewonnen. Onze vrijheid van het gesproken woord, onze groote vrijheid van drukpers, ons vrij vereenigings- en vergadernigsrecht steu nen in den grond allen op het pleit, dat in den tachtigjarigen oorlog door ons volk, geholpen door Oranje, is gewonnen. Bo vendien heeft deze strijd voor de vrijheid ons volk toegankelijk gemaakt voor de groote ethische bewegingen van dezen tijd waaronder die voor Internationalisme, Vrede en Ontwapening een belangrijke plaats innemen, terwijl het de vrije ont plooiing van Wetenschap, Kunst, Gods dienst en Onderwijs zoodanig ten goede kwam, dat die in ons land tot een buiten gewoon hoog peil konden worden opge voerd. De schoolstrijd tusschen de confessio- neelen en de mannen der openbare school is tenslotte beslecht door de loyale hou ding der vrijzinnigen, de grenzen tusschen andersdenkenden op religieus gebied wer den in de laatste jaren vóór den oorlog en kort daarna, steeds minder scherp om lijnd. Men zocht oprecht naar samen werking tusschen andersdenkenden ter bevordering der gemeenschapsbelangen, men zag in dat er veel meer en beter was wat de menschen te zamen verbond, dan wat hen scheidde. De congressen en con ferenties, nationale zoowel als internatio nale, gedurende de jaren 19101920 ge houden in ons land, getuigen allen van samenwerking en verbroedering der gees ten op een ruimen vrijzinnigen grondslag. Nu echter staan wij voor de ernstige vraag: wat zal er binnen afzienbaren tijd van dit alles in ons land zijn overgeble ven? De vrees is gerechtvaardigd, dat indien de Regeering voortgaat te handelen op de wije zooals zij dit gedurende de laatste jaren heeft gedaan, er van ons trotsch nationaal bezit, onze vrijheid van denken, niet veel over zal blijven in het openbare leven. In de hoofden en harten van die Nederlanders, waarin deze vrij heid van denken den grondslag vormt voor al hun levensuitingen en voor wie zij de stuwkracht is van al hun werk voor de gemeenschap, is zij Goddank door geen enkele regeeringsmaatregel' te dooden! Maar aan het openbare leven van ons volk kan veel kwaad geschieden, wanneer op den ingeslagen weg wordt voortgegaan. Een weigering zooals die van de Konink lijke Goedkeuring op de gewijzigde sta tuten van de vereeniging „de Dageraad", op grond van het feit dat deze vereeniging in die statuten vastlegt, dat zij atheistisch is en de regeering dit „strijdig met de goede zeden acht", is in ons land en voor ons volk een bedenkelijk verschijnsel. Het feit dat aan een niet-kerkelijke religieuse gemeenschap door de betrokken gemeen telijke overheid moet worden aangezegd, dat piano-muziek bij de samenkomst, in- plaats van muziek op 'n serafientje, die samenkomsten stempelt tot niet-religieus en haar dus als openbare vermakelijkheid in conflikt brengt met de Zondagswet, zou belachelijk zijn indien het niet zoo diep treurig was! De belemmering die de Re geering in den weg legt aan de crematie, zoodat \crschillendc gemeenten geen goedkeuring kunnen verkrijgen op haar besluiten om een crematorium te bouwen, pleit niet voor verdraagzaamheid ten op zichte van andersdenkenden. De uitlatin gen over het wederinvoeren van de dood straf, die men hoort uit de met de Regee ring sterk gelieerde kringen, zijn niet be paald bemoedigend. De 'wijze waarop onder de vroolijk wapperende vlag der bezuiniging, die het schip van staat dezer Regcering in top voert, menig door haar ongewenscht geacht stuk van de aan haar zorgen toevertrouwde nationale lading over boord wordt geworpen, bewijst dui delijk dat deze Rcgecring op alles gesteid is, behalve op een vrijdenkend volk. Het bewijsmateriaal hiervoor vindt men in de manier waarop ons onderwijs mishandeld en verminkt is, de gehuwde ambtenares naar huis wordt gezonden, het bewape ningsvraagstuk wordt behandeld en de ambtenaren in den hoek worden geduwd. De wijze waai op deze maatregelen ge troffen zijn getuigt van een geesteshou ding' die wel vrijheid van denken opeischt voor zich zelf, maar deze overal en ten allen tijde onthoudt aan andersdenkenden. De gevolgen van dit alles blijven niet uit en zullen in de naaste toekomst reeds een groot nadeel blijken te zijn voor de goede verstandhouding der verschillende groepen onder ons volk. Reeds is het be kend onder vrijzinnig geestelijke werkers, zooals predikanten, sprekers, schrijvers en sociale werkers, dat op dorpen waar nooit eenige strijd of afscheiding was tus schen andersgeloovenden en denkenden nu de oude toestanden van vijfentwintig, dertig jaar geleden weer ingetreden zijn, dat Roomschen en Protestantsch geloo- vigen en niet-geloovigen weer als vijan den tegenover elkander staan. Men is er in sommige vrijzinnige kringen van sociale werkers in ons land van overtuigd, dat samenwerking tusschen de andersdenken den en geloovenden, zooals die voor vijf of zes jaar geleden met succes plaats vond, nu reeds niet meer mogelijk is. In de laatste twee werkseizoenen is het geen uitzondering, predikanten en geeste lijken van kansel en podium te hooren ver kondigen, dat zij die samenwerking en verbroedering niet wenschen en dat zij de oude strijd over de dogma's weer in volle kracht terugwenschen! Deze strijd nu kan niet anders dan nadeelig werken op het geheele zedelijke en geestelijke leven van ons volk en men veroorlooft zich de vrijheid te meenen, dat het provoceeren van dien strijd zooals de Rcgecring dit op het oogenblik doet, „strijdig is met de goede zeden van ons land en ons volk" en dat daarop „Je Koninklijke Goedkeuring" allerminst past. Wij zullen weer gedompeld woiden in alle ellende van godsdiensttwist en school strijd en we zullen hoe langer hoe meer zien de verschillende benoemingen door de regeering op belangrijke punten, zoo als hoofden van groote gemeenten, posten bij de rechterlijke macht e.d. wijzen reeds diudelijk hier op, dat niet alleen het feit van bekwaamheid en karakter, eigen schappen bij de benoeming tot betrekking den doorslag zal geven, doch tevens de kwestie van het geloof veel gewicht in de schaal zal leggen. De Regeering bedenke echter wel, dat het een bewijs van slecht en kortzichtig staatsmanschap is, wanneer men zijn volk in vijandige kampen verdeelt en zij be denke daarbij tevens, dat zij vele reli gieus-denkenden en voelenden in en buiten de kerk voor goed van zich ver wijderd heeft door haar recente maat regelen. De tijden zijn voorbij waarin men geloofde dat een gezond, sterk en Gode waardig geestelijk leven kan opbloeien onder dwang. Er is geen geestelijk leven en dus ook geen godsdienstig leven van beteekenis mogelijk, zonder vrijheid van denken en geweten. „God is groot genoeg, dat wij menschen in vrijheid over Hem denken kunnen, zonder aan Zijn Groot heid te kort te doen." Het is oneerbiedig en ongeestelijk om aan het denken over het Opperwezen en geestelijke zaken dwang te willen opleggen. Het leidt on vermijdelijk tot huichelarij bij de zwakken, tot ontevredenheid bij de sterken gevaar lijker voor de vredige ontwikkeling der samenleving, naarmate zij krachtiger wordt onderdrukt van boven af. Deze methode van belemmering van het vrije denken, tracht de geestelijke zelfwerk zaamheid van het volk te dooden en tot de bereiking van dat doel vormen de ver slechtering van het onderwijs (vooral voor het volkskind), de belemmering van de arbeidsvriiheid der gehuwde vrouw en een sterk geprononceerd militairisme de in leiding van een verderfelijk systeem, daar, al vertoont het zich ook in het kleed van het anti-revolutionairisme, het de overheer- sching van een minderheid over de massa beteekent. In de volksvertegen woordiging toegepast, zal het leiden tot het wekken van afkeer bij de menigte voor het parlementarisme, omdat dit door deze regeering en de haar steu nende partijen wordt verbasterd op een wijze, die het onherkenbaar maakt. Het zal, indien ons volk niet krachtig ontwaakt en begrijpt hoe groot het gevaar is dat dreigt en hoe heilig de nationale goederen zijn waar het om gaat, ons voeren, (en wel veel sneller dan de meesten denken) tot een starre autocratie, die als stalen keurslijf alle progressief leven onzer natie zal belemmeren. Het werk van deze Re geering is anti-Nederlandsch en anti- Oranje, al juicht zij ook nog zoo van „Oranje Boven". Het is een bespotting van den arbeid van den Grootcn Zwijger en onzen niet minder grooten Koning-stadhouder. We derom is de oproep uit de „Valerius- Gedenckklanckcn" op zijn plaats: „O, Nederland let op uw saeck!" Wat hierop het antwoord van ons voik zal zijn, wacht het vrijdenkend deel der Nederlanders met zorg af. Aan de Staatscourant van gisteravond ont- leenen wij nog de volgende Kon. besluiten een eervol ontslag uit den militairen dienst verleend 1. op hunne aanvrage, onderscheidenlijk met ingang van T Aug. 1024, 8 Juni 1924, 30 Juni 1024 en 8 Juni 1024 aan de majoors B. Ja- sik van het 12c regiment infanterie, en H. C. B. Schregardus, van het 8c regiment infanterie, zoomede aan de kapiteins L. J. Sterkenburg van het 2e regiment infanterie en jhr. J. H. Strick van Linschotcn, van het regiment ja- gers; 2. met ingang van 8 Juni 1024 aan den kapitein op non-activiteit G. H. O. W. van der Nagel, van het dienstvak der intendance, op zijne aanvrage, terzake van ongeschiktheid voor de waarneming van den militairen dienst uit hoofde van lichaamsgebreken B. benoemdbij het reserve-personeel der landmacht, bij het wapen der infanterie. Ie tot reserve-majoor, onderscheidenlijk met ingang von I Augustus 1024 en 8 Juni 1024, bij het 12de regiment, de majoor Jasink, voornoemd bij het 11e regiment dé 'majoor Schregardus voornoemd 2. tot reserve-kapitein onderschei denlijk met ingang van 30 Juni 1024 en 8 Juni 1024, bij het 2de regiment de kapitein Sterkenburg voornoemd; bij het 20e regiment de kapitein jhr. Strick van Linschoten voor noemd. VASTSTELLING VAN EEN NIEUWE TARIEF WET. Bij de Tweede Kamer is een wetsontwerp in gediend tot vaststelling van een nieuwe tarief- wet. Aan de zeer uitvoerige memorie van toelich ting wordt het volgende ontleend I. Algemeenc toelichting. 1. Aanleiding tct de herziening. Klachten tegen het bestaande tarief. Sinds jaren worden bij de toepassing van het huidige tarief moeilijkheden ondervonden. Zoo wel handel en nijverheid als de met de uitvoe ring belaste ambtenaren hebben deswege her haalde malen op een technische herziening van het tarief aangedrongen. De herziening van het tarief, welke bij dit ont werp wordt voorgesteld, heeft dan ook in de eerste plaats ten doel om in het belang van handel en nijverheid het tarief in technisch op zicht te verbeteren. De klachten, welke tegen het tegenwoordige tarief zijn aangevoerd, zijn in hoofdzaak de drie volgende a. het tarief is in het belasten en vrijstellen van artikelen inconsequent en willekeurig; b. het verleent in verscheidene gevallen een averechtsche bescherming; c. het geeft bij de toepassing voortdurend aanleiding tot geschillen. Inconsequenties en willekeur. De inconsequenties en willekeur, welke bij het tegenwoordig tarief zijn waar te nemen, zijn te onderscheiden in twee soorten, n.l. in incon sequenties en willekeur ten opzichte van de be ginselen, welke bij de samenstelling van de te genwoordige Tarief wet hebben voorgezeten en in inconsequenties cn willekeur ten opzichte van het karakter van de tegenwoordige Tariefwet. Tot eerstgenoemde soort behoort b.v. de in consequentie van het onbelast zijn van gelokt leder en het belast zijn van manufacturen, beide grondstoffen, of, zoo men wil, beide halffabri katen; tot de tweede soort de inconsequentie van het onbelast zijn van spijkers en het belast zijn van schroeven, beide artikelen, welke verband houden met de voortbrenging, en welke dus, in verband met het karakter van de tegenwoordige wet, beide voor een vrijstelling in aanmerking komen. De onconsequenties en willekeur zijn het ge volg van drie omstandigheden. In de eerste plaats hiervan, dat het practisch niet mogelijk is, om bij de samenstelling van een tarief, de hieronder vermelde beginselen, waarvan de wetgever bij de samenstelling van het tegenwoordige tarief verklaarde te zijn uit gegaan, consequent door te voeren. Bij een poging toch om een tarief samen te stellen volgens de beginselen„grondstoffen vrij, halffabrikaten matig recht, volledige fa brikaten hoogste recht", doet zich al dadelijk de moeilijkheid voor, dat het vrijwel onmoge lijk is de verschillende goederensoorten, welke in den handel voorkomen, volgens de begrippen „grondstof", „halffabrikaat" cn „fabrikaat", in drie scherp afgescheiden groepen in te deelen. Verschillende artikelen immers (men denke b.v. aan papier, bereide vellen en meel) beantwoor den zoowel aan het begrip grondstof, als onn een der begrippen fabrikaat of halffabrikaat. Nog een tweede moeilijkheid doet zich doorbij voor. De onderscheiden soorten von grondstof fen, halffabrikaten cn volledige fabrikaten, (men denke o.a. kon smeerolie en wclriékcnde olie, aan klompen en lakschoenen, aan hamers cn bronzen beelden en aan stokvisch cn kaviaar), verschillen onderling dermate in aard cn be stemming, dat het torifieeren von die artikelen volgens cenzelfden maatstaf niet is door te voeren, zonder tot opvallende tegenstrijdighe den te komen. Dc inconsequenties en willekeur, welke bij het tegenwoordige tarief zijn waar te nemen, zijn in de tweede plaats het gevolg van de omstandig heid, dat tusschen het doel, dot met de indiening von dc tegenwoordige wet in 1862, en bij hoor herziening in 1877, werd Lcoogd, cr\ de begin selen, welke volgens den wetgever bij het sa menstellen van de wet tot grondslag hadden ge- d.end, geen overeenstemming bestaat. Dot doel toch was in de eerste plaats het stelsel van be scherming prijs te geven, cn door verlaging c.q. opheffing van het daarbij geheven invoerrecht, geleidelijk te komen tot een zoo vrij mogelijk ruilverkeer, en in dc tweede plaats, om zoo lang laatstgemeld streven door de nooden van de schatkist niet in zijn vollen omvang was te verwezenlijken, dat doel althans te verwezenlij ken ten opzichte van algemeenc voedingsmid delen cn van artikelen, welke verband houden met dc voortbrenging, of welke uitsluitend of zoo goed als uitsluitend worden ingevoerd ten behoeve van den minder gegoede. Dat tweeledig doel was uit den aard der zaak niet tc bereiken, door bij dc samenstelling van dc wet bovenver melde drie beginselen tot grondslag tc kiezen. De wetgever zag zich dan ook herhaaldelijk ge noodzaakt van die beginselen of tc wijken. De inconsequentie cn willekeur zijn in de der de plaats het gevolg van de techniek, welke bij de samenstelling van de tegenwoordige Turief- wet is gevolgd. Die techniek komt in het kort gezegd hierop neer, dot bij verschillende om vangrijke rubrieken als oardewerk, houtwerk, ijzerwerk, koperwerk, enz., nocV eenige arti kelen met name of in dc soort zijn belast of vrijgesteld, implicitc olie overige artikelen van de rubriek öf worden vrijgesteld óf worden on derworpen aan het hoogste recht, dat voor dc rubriek is aangenomen. Het is duidelijk, dat door dit systeem van z.g. sluitposten, waarbij alle niet met name genoem de artikelen, onverschillig of zij worden ge bezigd bij de voortbrenging dan wel in huis houden of keuken, of beantwoorden onn het begrip grondstof dan wel aan een der begrip pen fabrikaat of halffabrikaat, met eenzelfden kam worden geschoren, zoowel het doel, dat bij de indiening van de wet heeft voorgezeten, als dc voor het samenstellen van de wet aan genomen beginselen, slechts ten opzichte van de met name genoemde artikelen, tot hun recht komen, moor voor alle overige artikelen van de rubriek buiten toepassing blijven. Llit den oord der zaak zijn daardoor ccn groot aantal incon sequenties in het leven geroepen. Om aan even- gemeld bezwaar te ontkomen bestaat slechts één middel, namelijk met die techniek te bre ken, cn zooals thans in het ontwerp geschied, de artikelen, welke voor een invoerrecht in aan merking komen, met name in het tarief te noe men. Omtrent de beide overige tegen het tarief aangevoerde klachten moge het volgende wor den opgemerkt. Averechtsche bescherming. Het tegenwoordig tarief verleent in verschil lende gevallen ecne" averechtsche bescherming. Boeken, drukwerken, prenten cn platen zijn on belast; van het papier, dat noodig is om deze artikelen te vervaardigen, zijn rechten verschul digd. Kranen, schroeven, moeren, monometers en verschillende andere artikelen voor het sa menstellen van werktuigen en toestellen zijn aan rechtop onderworpen; fnbricks- en stoomwerk tuigen, waaraan die artikelen in het buitenland zijn aangebracht, kunnen zonder betaling van rechten het Rijk worden ingevoerd. Builkleeden cn persdoeken zijn onbelast; van de manufac turen, noodig om die klccden cn doeken samen te stellen, is belasting verschuldigd. En zoo is door meerdere voorbeelden aon te toonen, dat door het vrijstellen van verschillende fabrikaten, terwijl de voor de samenstelling dier fabrikaten benoodigde hulpmiddelen non rechten onderwor pen bleven, in verschillende gevallen een ave rechtsche bescherming in het leven is geroepen. Het behoeft zeker geen betoog,, dot de hier te lande bestaande industrie er belang bij heeft, dot aan dezen minder gewenschten toestond een einde wordt gemaakt. Geheel te ondervangen is die toestand echter niet. Evenwel mag worden verwacht, dat zoowel door de uitbreiding, welke is aangegeven aan het aantal der bestaande vrij stellingen, als door de techniek, welke bij de samenstelling van het ontwerp is gevolgd, de gevallen van averechtsche bescherming in de toekomst tot een onvermijdelijk minimum be perkt zullen blijven. Geschillen bij de toepassing. Het is echter vooral op grond van de talrijke geschillen, welke zich bij de toepassing van het tegenwoordige tarief hebben voorgedaan, dot handel en industrie herhaaldelijk en met aan drang op een herziening van het tarief hebben aangedrongen. Die geschillen zijn het gevolg van de tech nische gebreken van het tarief. Dc technische gebreken van het tarief. De technische gebreken van het tarief, welke de geschillen die zich bij de toepassing van het tarief voordoen, veroorzaken, zijn de volgende: 1. onduidelijke, niet voldoende omschreven posten, waardoor deze niet zelden voor ver schillende opvattingen vatbaar zijn, en ecne con stante interpretatie der posten mitsdien is bui tengesloten. ,\Vat verstaat de wet b.v. onder drukwerken, wat onder modewaren, wat onder specerijen, wat onder gereedschappen, fabrieks werktuigen, instrumenten, enz.? 2. de omstandigheid, dat artikelen, welke in aard cn somenstelling, of wel in gebruik of be stemming, met eikonder overeenkomen of slechts weinig van elkander verschiller niet steeds tot éénzelfden post, maar veelal i verschillende posten behooren. Een post gereedschappen naost een post instrumenten, een pos_t vet naast een post olie, een post vruchten naast een post spe cerijen, ccn post modeworen naast een post klccdingstukken, enz.; 3. het dualistisch karakter van het tarief, n.l. het daarin voorkomen van heffingen en vrijstel lingen gegrond op oord, grondstof of samen stelling der artikelen, naost heffingen cn vrij stellingen, gegrond op gebruik of bestemming dierzelfde artikelen. Naost posten als houtwerk, glaswerk, ijzerwerk, opgemaakt koperwerk en manufacturen, posten als gereedschappen, meu belen, rijtuigen, lompen, kramcrijen cn klccding stukken; 4. het ontbreken van regelen voor de toepas sing van het tarief, waardoor, in verbond met de gebreken, aangegeven sub 1, 2 en 3, een vaste grondslag voor de tocpossing van het tarief en het beslissen von dc geschillen, welke zich daarbij voordccden, wordt gemist, cn beide in hooge mate afhankelijk zijn van persoonlijke opvattingen. Middel om de geschillen tc voorkomen. De omstandigheid, dat de technische gebre ken van het tarief don aanleiding geven tot geschil,, wanneer de posten, omtrent welker tocpossing het geschil loopt, een verschillend heffingscijfer geven, of wonneer slechts aon een of eenige dier posten eene vrijstelling is ver bonden, leidt tot de gevolgtrekking, dot als dc daadwerkelijke en onmiddellijke oorzaak dier geschillen is te beschouwenhet verschillend torifeeren van niet voldoende scherp van elkaar te scheiden oonverwante artikelen. Met het vaststellen van deze daadwerkelijke cn onmiddellijke oorzook der geschillen is te vens het antwoord gegeven op de vraag, hoe een tarief moet worden samengesteld om der gelijke geschillen bij dc toepassing zooveel mo gelijk tc voorkomen de niet voldoende scherp van elkander te scheiden aanverwante artikelen moeten niet op verschillende wijze, maar op uniforme >vïjze worden getnrifcerd. Uniforme tarifccring. Met dit hoofdbeginsel voor oogen, is de tabel von het tegenwoordig ontwerp samengesteld. Dc noodzakelijk geachte uniforme torifeering van de niet voldoende scherp van elkander te scheiden aanverwante ortikelen wordt in het ontwerp tot stand gebracht door inkrimping van het aantal bolastingobjecten. Beginselen van het ontwerp. Bij dc samenstelling van dc tabel heeft het streven voorgezeten een tarief te ontwerpen, waarbij het karakter van het tegenwoordige ta rief zooveel mogelijk wordt behouden. Daar nu het tegenwoordig tarief ten aanzien van uit het buitenland ingevoerde producten het ka rakter draagt von eene verbruiks- en verterings belasting, is bij het samenstellen van de tabel uitgegaan van het beginsel, dot voor een in voerrecht slechts in aanmerking komt het ar tikel, dot zonder nadere bewerking en zelfstan dig, voor het gebruik von den consument ge schikt is te achten. Daarbij is aangenomen, dat als zoodanig in het algemeen alleen zijn aan te merken de artikelen, welke over de toon bank aan den verbruiker worden afgeleverd, m.o.w. toonbankortikelen. Bij het uitwerken von dit beginsel is vastge houden aan het streven van do tariefwetgevers van 1862 cn 1877 om algemeenc voedingsmid delen en artikelen, welke verband houden met do voortbrenging, of welke uitsluitend of zoo goed als uitsluitend worden gebruikt door den minder kapitaalkrachtige, niet aan invoerrecht te onderwerpen. Een invoerrecht op meel, klom pen. schroeven, vijlen, hamers, zogen en der gelijke wordt dan ook, hoewel deze artikelen ook via de toonbank aan den verbruiker worden afgeleverd, in het ontwerp niet aangetroffen. Tusschen artikelen, gebruikt in huishouding cn keuken, en die, gebruikt in kantoren cn win kels is echter geen onderscheid gemaokt. Slechts ten opzichte von enkele ortikelen is van het beginsel afgeweken, n.l. ten opzichte van electrisch draad, glas, koolspitsen, popier, mcnschenhaor. closets en nog eenige andere. Het toonbank-artikel. Ten einde niet verder tc gaan, dan het be- losten van het toonbonkartikel, moet bij goe derensoorten, waartoe zoowel toonbankortikelen behooren als andere, tusschen het toonbank en het niet-toonbankorlikel een grens worden getrokken. Deswege is ten opzichte van artike len, waarvoor het noodig was het invoerrecht te beperken tot artikelen van een bepaalde soort, een grens aangenomen, welke alle ge schillen buitensluit, n 1. het gewicht der arti kelen. Zoo is o.a. voor de „verpakte" artikelen als grens voor belastbaarheid een gewicht aan genomen van 1200 grom, voor het artikel in tabletvorm een gewicht van 200 grom, voor verschillende apparaten en toestellen een ge wicht van 5 K.G. In verband met de groote verwantschap wel ke er tusschen de verschillende ortikelen be staat, is het ter voorkoming van geschillen ech ter noodig, voor verschillende ortikelen een zelfde belastinggrens aan te nemen. De veThooging van dep hef- fingsvoct. Nu in verband met den opzet van het ont werp het tarief ten aanzien van ingevoerde pro ducten inderdaad niet anders beoogt te zijn, dan een verbruiks- en verteringsbelasting, en ortike len welke verband houden met de voortbrenging behoudens enkele uitzonderingen niet aan in voerrecht onderworpen zullen zijn, bestaat er naar gemeend wordt, geen overwegende beden king om ook het tarief voor het verkrijgen ven meerdere baten voor de schatkist te benutten en voor bclastblijvende artikelen den bestaonden heffingsvoet te verhoogen. Het is deswege dat o. a. ni overweging wordt gegeven het thans van de goederen geheven waarderccht van 5 pet. in het algemeen te ver hoogen tot een recht van 8 pet. Voor ccn recht van 8 pet. der woarde wordt naar dezerzijdsch oordeel het fiscaal karakter der tegenwoordige tariefwet niet aongetast. Blijkens de aan het ontwerp toegevoegde raming zijn de grootere baten, welke op deze wijze zijn te verkrijgen, tc stellen op ruim 10 millioen gulden. Dc memorie bevat vervolgens een zeer uit voerige toelichting der tariefposten. In bijlage A worden de financieele gevolgen geraamd van dc voorgestelde wijziging van het tarief van invoerrechten. De raming geeft niet de vermoedelijke op brengst van het toekomstig terief, maar alleen de uit de technische herziening voortvloeiend®

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1924 | | pagina 5