AMERSFOORTSCH DAGBLAD „de eemlander" a
binnenland.
TWEEDE BLAD.
No. 298
22e Jaargang
NATIONALE VEREENIGING TEGEN DF
WERKLOOSHEID.
Behandeling" van praeadviezen.
De Nationale verecniging tegen de werkloos
heid heeft Zaterdagmiddag te Amsterdam ver
gaderd onder leiding van prof. mr. E. M.
Meijers, ter behandeling van de praeadviezen van
de heeren I G. Keesing, voorzitter van den
Raad van Arbeid te Utrecht, en mr. A. A. van
Rhijn. adviseur van de Federatie van werkge
versorganisaties in het boekdrukkersbedrijf, over
de vr.aag „Behooren de beginselen, waarop de
tegenwoordige regeling der werkloosheidsver
zekering in Nederland berust, veranderd te wor
den
De minister van arbeid was in de vergadering
vertegenwoordigd door den heer A. Folmer, di
recteur van den dienst van werkloosheidsver-
zakering en arbeidsbemiddeling van het depar
tement van arbeid.
De eerste spreker over de reeds gepubliceerde
praeodviezen, mr. G. Kortenhorst, vertgenwoor-
digend de R. K. werkgevers, merkte op dat de
praeadviseurs geen nieuw licht op het vraag
stuk hebben geworpen. Spreker zal over het
standpunt van de werkgevers ook geen nieuwe
<üngen kunnen vertellen. Sprekers gedachten
komen het meest overeen met die van den
praeadiviseur van Rhijn. De werkgevers zijn niet
overtuigd dat een wettelijke regeling noodig iS.
Deze regeling is ook voor de gemeenten, wat
het bepalen van de bijdragen betreft, niet ur
gent. Spreker zet dan uiteen dat de werkgevers
alleen dan bereid zijn bij tc dragen nan kosten
voor een normale werkloosheid, als hun gestelde
voorwaarden werden aanvaard.
Nu de werkgevers noch werknemers kunnen
overzien waarheen de crisis en de gevolgen van
de crisis in de bedrijven zullen leiden, lijkt het
dén spreker allerminst den goeden tijd om nu
een regeling wettelijk vost te stellen. Spreker
acht de tegenstclb'ng in de beschouwing te lig
gen in de vraag of men de verzekering wil be
schouwen als een verlengstuk van de loonpoli
tiek der vakvereenigingen, aan wel als een so
ciale verzekering.
Spreker zegt ook dat de vakvereenigingen de
taak van de verzekering tot genoegen van de
betrokkenen hebben gevoerd. Of daar nu ver
andering in moet komen ontkent spreker, of
dat in de toekomst moet geschieden is de vraag.
De werkgevers stellen zich niet op star stand
punt. Spreker neemt niet aan dat de huidige
werkloosheid een uitvloeisel is van het heden bc-
stoande productiestelsel.
De heer Ponsteyn, van den Typografenbond,
merkte o.a. op dot indien de vakvereenigingen
een werkloosheidsverzekering werd opgedron
gen waarbij ook de ongeorganiseerden werden
begrepen, deze vakvereenigingen weinig waarde
zouden hechten aan een dusdanige verzelcei ing.
Het standpunt van den spreker is ovrigèns, dat
de werkgevers moeten bijdragen aon de verze
kering.
De heer Van Tuyll van Serooskerken, be
stuurslid, de adviseurs op enkele punten bestrij
dend, gaf o.m. ols zijn zienswijze te kennen
dat samenwerking tusschen werkgevers en ar
beiders een groote bron van onaangenaamheden
zal zijn, zoolang het moet gaan met de vak
vereenigingen der arbeiders zóoals die nu zijn,
De arBeiders moeten eerst komen tot een vaks-
gewijze samenwerken en niet verdeeld zijn in
politiek en sociale bonden.
Wat het preedavies van den heer Keesing be
treft vindt de heer van Tuyll dat dit de zaak wat
té veel van arbeiderszijde heeft bekeken. O.a.
immers zegt hij dat de arbeiders de verzeke
ringspremie drrbbel moeten bijdragen door hun
belasting-betaling, maar hij laat achterwege dat
de werkgevers dat ook zouden doen en dan pro
gressief.
M.r G. H. van den Berg zegt dat hij in 1920
reeds betoogde dat de werkgevers mee moeten
betalen en het doet hem genoegen dat mr. Kor
tenhorst nu deze meening onderschrijft. (Op de
interrupties die volgen dat dit niet juist is, zegt
mr. van den Berg maar ik moet er bij voegen,
de liefde is nog platonisch). Spreker is van
ipeening dat het beter is de bijdrage doen af
hangen van het aantal werkloozen in hun be
drijf, dan zullen de werkgevers zelf alles doen
om de werklooseid zooveel mogelijk te bestrij
den. De moeilijkheid van het doen betalen van
de premie door ongeorganiseerden acht spre
ker te ondervangen door de premie van het loon
af tehouden. Spreker is er voor dat het voor
komen en het bestrijden van de werkloosheid
moet komen in handen van de combinatie
werkgevers, werknemers en rijksdienst.
De heer Dekker, van het Neutraal Vakver
bond, vindt dat de aannemelijke opvatting dat
de werkloozen-weerstondskas een instituut moet
zijn van de vakvereenigingen, vervalt, zoodra
er van een wettelijke regeling sprake is. Vooral
als de werkgevers mede willen spreken, moeten
zij ook mede betalen. Spreker acht de crisis niet
meer zoo te zijn dat men daarin een bezwaar kan
zoeken. Spreker gelooft dat die crisis nu wel
als geëindigd mag worden beschouwd. (De heet
Simon A. Maas interrumpeert„laten we haar
nog acht dagen geven").
De heer van Geelen, directeur vun de arbeids
beurs te Utrecht, dringt cr op aan de gemeen
telijke diensten moet worden opgedragen de
gëheele verzorging van de administratieve rege
ling van de verzekering en dat de laatste be
slissing bij verschillen niet aan den minister moet
worden overgelaten doch aan organen, gevormd
uit de drie groepen, werkgevers werknemers en
overheid.
De heer F. van der Walle, (N. V. V.) wil nu
niet meer getreuzeld zien over deze kwestie van
verzekeren. De regeling moet er nu maar ko
men. De vakvereenigingen wenschen de ongeor
ganiseerden niet aan hun lot over te laten met
het oog op de loonpolitiek in tijden van crisis.
De menschelijkheid staat voorop, doch de loon
politiek komt onmiddellijk daarna
De heer Simon A. Maas voorzitter van het
Verbond van Nederlandsche fabrikantenver-
eenigingen, acht dezen tijd geen gelukkige om
tespreken over wcrkloozcnverzekering, doch
vindt dat men alleen mag spreken over werk-
loozenzorg. Daarvoor zou men een vrij groote
algemeene basis kunnen vinden, uls men een
noodvoorziening wil treffen. In het algemeen
&£reker ook dat in de praeadviezen te wei
nig aandacht is gegeven aan de crisis-werkloos-
heidszorg.
Aan de hond van enkele cijfers betoogt de
heer Maas dat de crisis in de bedrijven zeker
niet voorbij is. Spreker zegt nog eens dot de
overheid zeker zich niet mag bemoeien met de
werkloosheidsverzekering, wel met de crisis-
werkloosheidsverzekering met uitsluiting van
het beginsel der verzekering. De werkloos
heidsverzekering vindt spreker bovendien te
zijn van de krachtigste wapenen in de
handen van de vakvereenigingen en de ver
zekering zou leiden tot verzwakking van de po
sitie dezer vakvereenigingen in normale tijden.
De heer Maas acht het financieel weinig ver
schil voor de werkgevers te maken of zij mede
betalen in de verzekering of niet. Want zoo-
als werd opgemerkt dat is wel op te vangen
op een of ondere wijze. Maar principieel is de
heer Maas er tegen omdat het de anti-sociale
tendenz inhoudt van den arbeider te ontnemen
het besef dat hij de verantwoordelijkheid moet
dragen van zijn eigen bestaan. Wat doen de
vakver eenigingen Zij vooronderstellen de me-
reele onmacht van den arbeider en dcmorali-
seeren daarmede het principe van de vakver-
ecniging, die juist altijd beweert dot de arbeider
potent is waar het zorg voor zijn bestaan geldt.
Als Nederlander tot Nederlander vraagt spre
ker den leiders van de vakvereenigingen of zij
in deze tijden van moeilijkheid om hun ver-
eeniging zoo krachtig mogelijk te handhaven,
niet te ver gaan met him pogen om do pauzen
te vullen met onschuldig spel.
Dc heer Nijkamp van het R. K. Vakbureau,
ontkent dat de werkloozenverzckering verband
houdt met de loonpolitiek.
Dc, heer van der Bom ziet de verzekering zoo,
dat de bedrijven behoefte hebben aon reserve
en dat dus de bedrijven in beide geledingen
werkgevers en werknemers aon de verzekering
moeten bijdragen. De overheid kan daarbij in
hoofdzaak regelend optreden.
De proedadviseur, mr. A. A. van Rhijn, het
eerst de sprekers beantwoordend, begint met er
op te wijzen dat men nog midden in de crisis
zit, hetgeen o.a. blijkt uit de foillissements-sla-
tistiek. Wij men al niet ten eeuwige dagen de
verzekering uitstellen, toch moet men ook niet
de zaak willen schaden door de verzekering a
tors ct a travers te willen doorvoeren. De tij
den zijn nog van dien aard dat men er geen
verzekering voor kan vaststellen.
Spreker is niet tegen het opnemen van een
zekere reserve in de premie, maar wel tegen
een omslag der kosten die de werkgevers zou
den moeten betalen. Spreker ziet niet evenals
de heer Moos in de vakvereeniging in hoofd
zaak een strijdverecniging, maar ziet de vak
vereeniging gegroeid tot een orgaan dat min
en meer ook orgaan wordt voor de uitvoering
van de sociale wetgeving. Spreker ontkent ook
dat de werkloosheid alleen een loonkwestie is.
De andere pVaeadivseur, de heer I. G. Kee
sing, zegt bij de beantwoording van dc sprekers,
dat naar zijn mccning de werkgevers nalatig zijn
gebleven om het hunne bij te dragen oni hulp
te bicden in normale tijden san de werkloozen.
De werkgevers in Nederland verschillen in cit
opzicht sterk van hun collegae in het buitenland,
over 't algemeen. De historische lijn in deze Ver
zekering is, ook naar de meening van het ar
beidsbureau van den Volkenbond, dat juist de
crisissen de werkgevers meer en meer in de ver
zekering betrekken. Met het oog op hetgeen
er reeds in Engeland en Denemarken voor de
wettelijke verzekering is gedaan, acht spreker
het voor do werkgevers een mooie taak om nu
eens aan te toonen dat de sociale toestonden in
die landen beter zijn dan hier. Spreker zegt dot
de tijden ons geleerd hebben dot de arbeider
niet in staat is voor zich zelf te zorgen in tij
den van langdurige werkloosheid. In die tijden
moet je de staat hen helpen (De heer Maas:
volkomen juist) door middel van een verzeke
ring.
De heer Maasdoor werkloozenzorg.
De heer Keesing door hen te verzekeren dat
in abnormale tijden voor ze gezorgd wordt.
Spreker wijs op de mislukking van de Insu
rance by Industry in Engeland en vraagt waar
om deze mislukking hier door de werkgevers
wordt genegeerd, terwijl men hier vaak deze
insurance naar voren brengt.
De heer Keesing is van meening dat de poli
tieke omstandigheden en de capaciteiten van den
bedrijfsleider, van een dergelijke bcteekenis zijn
voor de werkgelegenheid en de werkloosheid,
oat men niet de arbeider alleen de verantwoor
delijke mag noemen.
Prof. Meijers herinnert er aan bij het sluiten
van de bijeenkomst dat achttien jaren geleden
het eerste artikel in Nederland verscheen over
eventueele verplichte bijdrage van de werkge
vers van werkloosheidsverzekering. Tthans woidt
erdteen druk bezochte vergadering over gehou
den. De overeenstemming die men behoeft, is
er nog niet, nioar toch hoopt spreker dat de
tijd er spoedig is dat de meeningen van Maas
en Rhijn te zamen vloeien. Spreker dankt de
praeadviseurs voor- hun zakelijke, doorwerkte
praeadviezen.
DE HERZIENING DER SOCIALE VERZE
KERING.
De nieuwe Ziekte- cn Ongevallen
wet.
Aan de Nota van Toelichting ontleenen we
het volgende
In de vergadering van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal van 8 April j.l. heeft de mi
nister een overzicht gegeven van zijn plannen
inzake de herziening der sociale verzekering.
Aan deze reorganisatie zouden de twee volgen
de beginselen ten grondslag komen te liggen
lo. De sociale verzekering, als verplichte
verzekering, is in wezen eene arbeidrs-
verzekeringdaarnaast is ols aanvulling plaats
voor een vrijwillige verzekering ten dienste van
degene, die maatschappelijk met arbeiders ge
lijk staan.
2o. De uitvoering der verzekering geschiedt
bij voorkeur door uit de maatschappij opge
komen organen. De overheid bepcike zich zoo
veel mogelijk tot het stellen van dwingende re
gelen, het houden van toezicht, het geven van
noodzakelijke leiding, terwijl aanvullende orga
nen door haar worden ingesteld, welke de uit
voering der sociale verzekering op zich zullen
nemen, voorzoover daaraan, naost de uit de
maatschappij opgekomen organen, behoefte
mocht blijken.
In den loop der besprekingen, welke op de
ontvouwing van deze plannen zijn gevolgd,
heeft de Minister de toezegging gedaan met
spoed de indiening te zullen bevorderen van een
wetsontwerp tot regeling der ziekteverzekering,
welk ontwerp dan zou komen tc rusten op dc
boven aangegeven beginselen en in het kader
van de door he.m indertijd ontwikkelde lijnen
zouden passen. De invoering van de ziektever
zekering zoude dan worden gevolgd door de
omwerking overeenkomstig de boven uiteenge
zette denkbeelden ook van de overige takken der
sociale verzekering. Het hierbij aangeboden
wetsontwerp strekt tot voldoening aan die toe
zegging.
Omvang van het wetsontwerp.
Bij de kennisneming van het wetsontwerp zal
blijken, dot dit niet slechts een regeling geeft
van de ziekteverzekering, maar ook van de on
gevallenverzekering. Het nauwe verbond, dat
naar het inzicht van den minister tusschen dezo
beide verzekeringen ter bereiking van eenheid
cn eenvoud bij de sociale verzekering behoort
te bestaan, zoude een wetswijziging, welke zich
zou beperken tot die ziekteverzekering, en de
bestaande regeling der ongevallenverzekering
onaangeroerd zoude laten, tot onvruchtbaren
arbeid doemen.
Bij de indeeling der rcchtsstof is zooveel
mogelijk het aon de uitvoering van deze beide
verzekeringen gemcenzome samengevat. Hoofd
stuk I geeft mitsdien de bepalingen van de aan
beide verzekeringen gemeen zijnde begrippen
van arbeider, werkgever, loon cn dergelijken.
In dat Hoofdstuk zijn voorts de noodige voor
schriften opgenomen betreffende de Bedrijfs-
vereeniging, welke, naar dc denkbeelden van
ondergeteekende, het hoofdorgaan zal z'_n voor
de uitvoering der ziekte- cn der ongevallen
verzekering. Verder bevat het Hoofdstuk be
palingen omtrent dc aangiften, door de werk
gevers te doen, omtrent de Verplichtingen der
werkgevers, die niet bij Ven Bedrijfsvereniging
zijn aangesloten, tot het aanhouden van loon
lijsten, tot de premiebetaling, enz., tenvijl ten
slotte de regeling ingeval van gemoedsbezwa
ren bij werkgevers tegen de verzekering een
plaats heeft gevonden. Höofdst. II §n III bevat
ten vervolgens de bijzondere voorschriften
voor de ziekte-verzekering cn voor de ongeval
lenverzekering, terwijl daarna Hoofdstuk IV
bepalingen geeft omtrent beroep, het toezicht
op de naleving der wettelijke voorschriften
door de betrokkenen, strafbepalingen en slot
bepalingen, welke bepalingen voor beide ver
zekeringen dezelfde kunnen zijn.
Behoudens de in de voorgaande alinea be
sproken uitbreiding is bet onderhavige wets
ontwerp mitsdien in zijn inhoud beperkt tot
datgene, wat noodig is om te komen tot de
invoering eener ziekteverzekering, welke post
in 't kader van 't door den minister opgevatte
hervormingsplan. Er worden daarom thans
geen voorstellen gedaan met betrekking tot
tic organisatie der Overheidsorganen, tot de
wijziging der Invaliditeitswet en andere on
derwerpen, in 1 onder letters a—h aan
gegeven. Uiteraard heeft deze gedragslijn
het bezwaar, dat indien het thans aongeboden
i wetsontwerp door de Stoten-Gencraal in wezen
i wordt aanvaard, spoedig daarop in deze aldus
tot stand gekomen wet wederom wijzigingen
zullen moeten, woi-den...,aangebracht in vcjl-
i band met de verdere iVetsvoorsfellen welke
ondergeteekende voor dc doorvoering van zijn
I herzieningsarbeid zal hebben te doen. De voor
j dit wetsontwerp gekozen vorm zal echter,
i naar ondergeteekende vertrouwt, de oplossing
van dat bezwaar vergemakkelijken, omdat de
nieuwe réchtsstof als nieuwe Hoofdstukken
zoude kunnen worden ingclascht.
Hoofdlijnen van het wetsontwerp.
Het wetsontwerp brengt onder de verplichte
ziekte- en ongevallen-verzekering allen, die in
loondienst arbeid verrichten. Een loongrens,
waarboven de; verzekering is uitgesloten, wordt
naar het voorbeeld der bestaande Ongevallen
wetten niet gesteld. Alleen wordt het dagloon,
waarnaar bij ziekte en bij ongeval geldelijke
schadeloosstelling wordt toegekend, gebonden
aon een maximum van acht gulden. Het ont
werp kent op deze algemeene verzekering
slechts ééne uitzondering, n.l. voor de beman
ning van zeeschepen. De rechten dezer arbei
ders op voorziening bij ziekte en ongeval blij
ven in verband me( den aard van het bedrijf,
waarin zij werkzaam zijn, beheerscht door de
Zeeongevollenwct 1919 en het Wetboek van
Koophandel.
Overigens is de verzekering der arbeiders ge
heel losgemaakt van den nard van hun arbeid,
zoodat verzekerd zullen zijn niet slechts arbei
ders, werkzaam in ondernemingen, maar ook
arbeiders, aangenomen voor het verrichten van
huiselijke diensten.
De arbeiders zijn door het enkele feit van hun
loondienst verzekerd tegen geldelijke gevolgen
van ziekte en ongeval. Aanmelding voor de ver
zekering is niet noodig, zoodat zonder indivi-
dueele aanduiding, derhalve collectief, alle ar
beiders, die op een gegeven oogenblik in loon
dienst van een bepaalden werkgever zijn, ver
zekerd zullen zijn.
De verzekering zal, als het door den wetgever
gedachte normale geval, worden uitgevoerd door
Bedrijfsverenigingen, als welke in beginsel uit
sluitend zullen kunnen worden erkend door
samenwerking van werkgevers en werkgevers
organisaties met arbeidersorganisaties in het
leven geroepen instellingen. Daarnevens zullen
echter, onder bepaalde voorwaarden, ols Bedrijfs
vereniging ook kunnen worden erkend vereni
gingen van werkgevers. Dezelfde Bed rijf sveree-
niging zal het risico van de beide verzekeringen
van dezelfde arbeiders moeten dragen.
Als aanvullende organen treden op de Rijks
verzekeringsbank en de Raden van Arbeid, met
dien 'verstande, dot het risico der ziekteverzeke
ring zal worden gedragen door de Raden icn
Arbeid, en dat der ongevallenverzekering door
de Bank.
De kosten .der verzekering worden gedragen
door de werkgevers. Voor zoover dezen niet bij
een Bedrijfsvereeniging zijn aangesloten, zullen
zij aan de hand eener door hen aan tc houden
loonlijst de voor beide verzekeringen verschul
digde premie hebben te betalen, in den vo:m
van een door de Koningin vast te stellen per
centage van het door hen uitbetaalde loon.
De bepalingen betreffende de schadeloosstel
lingen, krachtens elk der beide verzekeringen
te genieten, zijn bijna ongewijzigd overgenomen
uit de Ziektewet cn de Ongevallenwet, terwijl
ook overigens zooveel mogelijk aansluiting is
gezocht bij den inhoud dier wetten. Verande
ringen zijn sicchts dan aangebracht, indien de
ontworpen wijziging van het stelsel der betrok
ken wetten noodzakelijk #dit eischte.
De collectieve ziekteverzekering.
In het bijzonder de beide volgende motieven
hebben den minister geleid tot zijn voorkeur
van het stelsel der collectieve verzekering bo
ven het stelsel der individueel© verzekering vnn
do bestaande Ziektewet. In de eerste plaats
vervalt bij het door hem voorgestane stelsel de
noodzakelijkheid van de regelmatige of- cn aan
melding van dc bij den Raad vnn Arbeid ver
zekerde arbeiders.
In de tweede plaats is het bij de keuze van
het collectief stelsel mogelijk in het bijzonder
voor de premie-inning cn voor de aanmelding
der werkgevers aansluiting te verkrijgen bij de
reeds collectief gercgeldo wettelijke ongevallen
verzekering, waarmede aan de werkgevers, en
aan do verzekeringsorganen moeite en kosten
worden bespaard. De werkgevers zullen immers
hunne premie voor beide verzekeringen aan de
hond der zelfde loonlijst kunnen betalen en dus
niet genoodzaakt zijn om naast de hun bereids
bij de Ongevallenwet opgelegde administra
tieve verplichtingen nog andere dergelijko ver
plichtingen voor de uitvoering der Ziektewet te
vervullen. Dit voordeel voor den werkgever komt
vanzelf mede aon de verzekeringsorgonen ten
goede.
De Minister ontveinst zich intusschen niet,
dat de toepassing van het stelsel von collec
tieve verzekering bij de ziekteverzekering een
bezwaar ontmoet, dat bij do individueel© ver
zekering uitgesloten is, n.l. dit, dat niet steeds
onmiddellijk zal kunnen blijken of recht op zie
kengeld bestaat. De ziekte openbaart zich im
mers slechts in zeldzame gevallen tijdens het
verrichten von den arbeid. Is de orbeidsover-*
cenkomst tusschen den werkgever en den ar
beider geëindigd, dan zal ook een ziekte, welke
zich, mits binnen niet te longen tijd, na die be
ëindiging openbaart, aonspraok op ziekengeld-
moeten geven. In zoodanige gevallen zal bij het
collectieve stelsel van die dienstbetrekking moe
ten blijken, zal dc werkgever, in wienst dienst
werd gearbeid, bekend moeten zijn. In het stelsel
der individucelo verzekering kan daarentegen
over de verzekering geen twijfel bestaan. Do
minister acht dit bezwaar echter niet van ge
noegzaam gewicht om op grond daarvan af to
zien van dc collectieve verzekering.
In het stelsel van den Minister kunnen ook
de gewone regelen omtrent de verzekering ten
aanzien van de losse arbeiders niet worden
gevolgd. De voorgedragen regeling (ortt. 88 cn
89) geeft den lossen arbeider, die aannemelijk
weet te maken, dat hij geregeld loonarbeid
pleegt te verrichten, aanspraak op ziekengeld,
indien binnen een week na het eindigen zijner
laatste dienstbetrekking ongeschiktheid tot het
verrichten van arbeid wegens ziekte intreedt.
Over die ahnsproken wordt dan beslist door
den bevoegden Ruud van Arbeid, doch de kos
ten van de ziekengeld-uitkeeringcn worden
naar bij algemecnen maatregel vnn bestuur te
geven regelen omgeslagen over alle risicodra
gers te zamen.
De uitsluiting der zieken
kassen.
Bij de uitwerking vnn het onderhavige wets
ontwerp heeft de Minister érnstig nagegaan of
het mogelijk zoude zijn aan de ziekenkassen
een plauts in te ruimen onder de met de uit
voering der ziekteverzekering belaste organen.
Dat onderzoek heeft echter tot een negatief re
sultaat geleid, aangezien de collectieve verze
kering der arbeiders zich niet verdraagt met een
regeling, waarbij aan den individucelen arbei
der de bevoegdheid wordt gegeven zich bij een
ziekenkas te verzekeren.
De minister heeft sedert de laatste jaren met
aandacht de ontwikkeling van het zickenkassen-
wezen in ons land gevolgd. Maar hoewel hij
gaarne hulde wil brengen aan de goede bedoe
lingen en de energie van velen, die zich op
het gebied dezer ziekenkassen hebben bewogen,
is toch zijn algemeene indruk deze, dat de
groote meerderheid dezer kassen van beschei
den betekenis is gebleven. Hem is het niet
ontgaan, dut door het vormen vun federaties
getracht wordt de aangesloten ziekenkassen in
hechtere positie tc plaatsen, maar de kassen
blijven ook don, in vergelijking tot dc Bcdrijfs-
vereenigingen, zwakke organisaties.
De verzekeringsorgancn.
Het wetsontwerp gaat van de gedochte uit, dat
uitvoering der verzekering door de Bedrijfsver-
eenigingen regel zal zijn, zoodat de openbare
organen aanvullend zullen optreden. Met de
aanduiding Bedrijfsvereeniging heeft het ont
werp in het bijzonder het oog op organisaties,
welke in het leven zijn geroepen door samen
werking van werkgevers- en werknemersbonden.
Echter zullen als Bedrijfsvereeniging mede er
kend kunnen worden, doch don telkens voor een
tijdsduur van 10 jaren, vereenigingen van werk
gevers, die in den geest van de Bedrijfsvereni
gingen, bedoeld in de tegenwoordige Land- en
Tuinbouwongevallcnwct 1922, zijn georgani
seerd. De Bedrijfsverenigingen zullen met be
trekking tot de arbeiders in dienst van denzclf-
den werkgever, zoowel het ongevallen- als het
ziekterisico op zich moeten nemen.
Voor de ongevallenverzekering blijft de Rijks
verzekeringsbank het aanvullend risico-dragend
orgaan, terwijl de Raden van Arbeid ols aan
vullende organen het risico der ziekteverzeke
ring zullen dragen. Voor de uitvoering' der on
gevallenverzekering worden de Raden van Ar-
1 beid belast met de werkzaamheden betrekking
hebbende op de indeeling in gevarenklasse van
de voor rekening der bank verzekerde onderne
mingen, de premicvaststelling en inning, het
ongevalsonderzoek cn het toezicht op de rich-
tige naleving, met betrekking tot welke be
moeiingen zij echter gehouden zullen zijn zich'
naar algemeene voorschdiften van het Bankbe-
stirur te gedragen.
Artikelen.
Als bijlage bij deze Nota is gevoegd een lijst
van de artikelen van het wetsontwerp, met aan
duiding, indien een artikel is overgenomen uit of
ontleend aan een der thans geldende verzeke
ringswetten, van het overeenkomstige wets
artikel.
EEN VERZOEK OM GRATIE.
Afwijzend beschikt.
De Koningin heeft afwijzend beschikt op een
request om gratie van mevrouw B.r te Gassel-
ternijveenschemond, betreffende een vonnis
van de rechtbank te Assen, waarbij zij wegens
het schrijven van een bericht in Het Volk, om
trent den rijksveldwachter S. te Gasselternij-
veen, is veroordeeld tot één maand gevangenis
straf, v i
Financieel Overzicht.
MET AMERIKAANSCH-JAPANSCHE CON-
ri.ICT. De VOORUITZICHTEN VOOR DE
KEGELING DER OORLOGSSCHATTING.
DE VOORTDURENDE SPANNING OP DE
DUITSCHE GELDMARKT. HOE ZAL!
DUITSCHLAND DE OORLOGSSCHATTING
MOETEN BETALEN? BOLSJEWISTISCHE
MAATREGELEN DER ROEMEENSCHE RE
GEERING TEN AANZIEN DER PETROLEUM
INDUSTRIE. DE JAARVERSLAGEN DER
KONINKLIJKE PETROLEUM EN DER NEDER
LANDSCHE BANK.
De beperking der Japanscbe
immigratie door Amerika.
De stemming op de fondsenmarkt is in de af-
geloopen week wel iets verbeterd, al blijft de
oinzet nog altijd zeer beperkt. Daarin 'zal, naar
zich laat aanzien, voorloopig trouwens wel geen
wijziging komen. Wij naderen langzamerhand
bet hoogzomer-seizoen, het tijdperk, waarin
Velen de benauwde stad ontvluchten en hun
tenten opslaan in buitenverblijven, wier com
municatie met de beurscentra nog niet van
zocdanigen aarrd is. dat hun afwezigheid geen
belangrijke sporen zou moeten nalaten op den
omvang van het beursverkeer.
Ook afgezien hiervan zijn er echter tal van
factoren, die nog altijd aan een ontplooiing van
zaken ter beruze in den weg blijven staan en die
ook in dc eerstvolgende weken wel tenvolle
hun invloed zullen blijven uitoefenen. Het be-
ti eft hierbij vooral de politieke onzekerheid, niet
alleen wat aangaat de verhouding tusschen'
Frankrijk cn Duitschland, maar ook tal van an
dere vraagstukken, die voortdurend dc inter
nationale verhoudingen opnieuw komen ,com-
ph'ceerën.
Zoo heeft het ongewijzigd aannemen van de
nieuwe immigratie-wet in de Vercenigdc Sta
ten, ondanks de poging van President Coolidge,
om dit door zijn veto te verhinderen, in Japan
groote verbittering gewekt. Deze wet, in derf
vorm waarin zij thans rechtskracht heeft ge
kregen, bepaalt, dat in de Ver. Staten in het ge
heel geen immigranten zullen worden toegelaten
uit landen, wier bevolking zich niet met de Ame-
rikaansche kan assimilceren. Dit treft natuurlijk
alle Oosterlingen, maar is zeer klaarblijkelijk
meer bepaald bedoeld tegen de Japanners. Dit is
des te hatelijker, omdat het aantal Japansche
immigranten in de Unie in de laatste jaren krach-
lens een bijzondere overeenkomst tusschen de
beide regeeringen toch reeds niet meer bedroeg
dan enkele honderden per jaar, zoodat men in de
opzettelijke uitsluiting, waartoe liet Congres
thans het initiatief heeft genomen, een manifes
tatie heeft te zien, meer dan een maatregel tot
beperking van het aantal immigranten.
Nu zou de wrijving, die hieruit is voortge
vloeid, voor de internationale verhoudingen niet
van zooveel beteel^enis zijn, ware het niet, dat
dc Vereenigde Stalen cn Japan de twee grootste
Zuidzec-mjogendheden zijn. Indien Japan wegens
de verbittering, die.de Amérikaansche wetgeving
er heeft gewekt, zijn bewapening niet wil .ver
minderen, of ze zelfs misschien gaat uitbreiden,
dan kunnen de Ver. Staten ojk al niet anders
handelen. In dat geval is het echter ook voor
Engeland moeilijk, om verder te ontwapenen,
en zoo werkt de zaak dan verder door, met al
den slechten invloed, die hiervan ook op de
Staatsfinanciën cn de belastingen moet uitgaan.
Vandaar, dat het bedrijfsleven zeer gevoelig is
voor deze berichten, ook afgezien van de po
gingen, die in Japan worden aangewend tot het
boycotten van Amerikaanschc goederen; wat
natuurlijk eveneens tal van onvoorziene gevol
gen en complicaties in dc internationale goede
renbeweging zal kunnen uitlokken.
De houding van Duitschland
inzake de oorlogsschatting.
Als wij dichter bij honk blijven, dan is het
vooral dc kwestie der Duitsche oorlogsschat
ting, die de beurs nog altijd in onrust blijft
houden. Na het optreden van het nieuwe Fran
sche Ministerie mag men wel verwachten, dat
een modus vivendi tusschen Engeland en Frank
rijk niet veel voeten meer in dc aarde zal heb
ben, daar het nieuwe Fransche Kabinet in prin
cipe bereid is tot ontruiming van het Ruhrge-
bied en tot schenking van voldoening aan En
geland ook op andere punten van internationale
politiek. Het is echter thans in het gèhèel niet
meer zeker, dat Duitschland, hetwelk zoo lang
naar een regeling der oorlogsschatting heeft ge
snakt, thans nog bereid zal zijn, een billijke op
lossing van deze kwestie te aanvaarden. Al te
scherp snijdt niet.
Dit is ook in de laatste jaren in toenemende
mate gebleken ten aanzien van de politiek van
den heer Poincaré. In Duitschland heeft die zulk
een haat gewekt, dat thans dc rechterzijde er
voor een groot deel troef is, en deze is in staat,
de grondwetsherziening, die waarschijnlijk voor t
het doorvoeren van een vergelijk met Frankrijk
noodig zal zijn ten aanzien van het beheer der
spoorwegen etc. onmogelijk te maken. Wat ons
dan tc wachten zou zijn, ligt nog in het duister.
Heel veel goeds is het echter waarschijnlijk niet,
te oordeelen naar het feit, dat het nieuwe Fran
sche Kabinet den Franschen Generaal, die tot
nu toe met het toezicht op de Duitsche bewa
pening belast was, tot Minister van Oorlog
heeft benoemd. Dit mag zeker wel als een vrij
onzachte wenk aan Duitschland worden be
schouwd, dat de nieuwe Fransche regeering niet
van plan is, niet zich te laten spelen, zoodat wij
voor de kans staan, dat dc gehccle Ruhrmisère
enz. zich zullen gaan herhalen, indien geen
overeenstemming omtrent de oorlogsschatting
wordt getroffen.
Verhooging van het Ameri-
kaansch crediet voor Duitsch
land.
Ook de toestand op de Duitsche geldmarkt
geeft nog steeds aanleiding tot groote terughou
dendheid. Zoolang geldkoersen van 50 a 75
loor crediet op langen termijn worden gevraagd
en ook door vele van de grootste industriëele
ondernemingen worden bewilligd, is de toestand
noch financieel, noch economisch gezond. Men
moet te allen tijde rekening houden met de mo-
elijkheid van onverwachte faillissementen.
Bovendien is het duidelijk, dat Duitschland niet
in staat is tot een eenigszins belangrijken uit-
yfpcrt zoodat'de kostprijs jto de industrie dpfl^