"•ftT* AMERSFOORTSCH DAGBLAD „de eemlander- BINNENLAND. TWEEDE BLAD. Bij K B zijn bij hef Departement vön Ko loniën bevorderd a. gerekend met ingang van 1 Januari 1924, cc commies J. A. Sleyffers tot hoofdcommies en de klerken Mej, M. E. de Zaayed en J W. Maan tot adjunct-commies b gerekend met inganng van 1 April 1924 de adjunct-commies S. C. J. A. Boogaard tot commies zijn bij hej koloniaal Etablissement te Am sterdam de hoofdambtenaren 2e klasse \V. L. A. Warnier en H. A. J. Hietink, onderschei denlijk gerekend met ingang van 1 April 1924 en T Juli 7924, bevorderd tot hoofdambtenaar Te klasse. MUTATIES IN HET LEGER. Een groot aantal benoe mingen in het leger. Bij K. B. is met ingang van 1 Juli 1924 be noemd, bij den Geneiolen Staf tot Luitenant- Kolonel de Majoor H. H. van Dobbcn van den Staf der Cavalerie toegevoegd aan der. Inspec teur van het Wapen. Bij K. B. zijn benoemd, bij het reserve-per soneel der landmacht, tot Rosci vc-Twccde- Luitenant a. bij het Wapen der Infanterie, bij het Tsle Regiment Infanterie de vaandrigs H. L. Ter- heyden, G. Blok, P. P. Barcnds, J. V. H. Uljee, A. G. van Meerendonk, A. C J. Schimmel, al len van het Korps bij het 2e Regiment Infanterie de vaandrigs W. P. J. de Vruch, J. A. C. Dietz, J. H. Nij- holt, G. Verschuur. K. J. H. Zweyffemning, al len van het Korps, bij het 3de Regiment Infanterie de vaandrigs J. M. Quik, M. Kort, C. B. A. Mclscn, E. X. Beuvory, P. C. A M. Pillot, J. A. Verhulst, J. W. Bernhnrdi, J. van Onlangs nllcn van het Korps bij het 4de Regiment Infanterie de vaandrigs C D. van der Vijver, C. H. Kluiters, C. J. J. Vei steeg allen van het Korps; bij het 5de Regiment Infanterie de vaandrigs P. Smoor, J. A. T. van Walsen, H. van Zijl, W. Kirchner allen van het Korps bij het 6de Regiment Infanterie, de vaandrigs W. N. J. Krocse, N. J. M. Smeels. D. A. van Aalderen, J. C. H. Staaf, E. A. Hofman, 3llen van het Korps bij het 7e Regiment Infanterie, de vaandrigs J. W. L. Rudovich, H. G. S. Roys, J. L. Kalff, alien van het Korps; bij het 8e Regiment Infanterie, de vaandrigs F. Baron van Heeckeren xan Walien, L. Korn- dorffer, beiden van het Korps bij het 9de Regiment Infanterie, de vaandrigs P. Compaan, F. Gorissen, W. MeskeiH. Poel, H. R. E. Meijer allen van hel Korps bij het TOde Regiment Infanterie, de vaan drigs P. Onrust, P. J. Rings, H. de Lange. D. Sluis, Jonkheer N. F. de Sovornin Lohmon, allen van het Korps bijt het Tide Regiment Infanterie, cL* vaan drigs W. J. Demez, A. J. Walraven, A. Rin- geb'ng, A. F. Derks, allen van het Korps bij het I2de reg. inf. de vaandrigs J. B. van Wijk, C. M. Zweens, T. J. van Zwol. A. Mcd- dens, H. de Haan, allen van het korps; bij het 13e reg. inf. de vaandrigs E. M. H. G. H. Houtappel, J. W. Smith, \V. C. van Veenen- daal, A. C. W. Bosman, allen van het korps; bij het 14e rog. inf. de vaandrigs P. J. J. Dekker, C. J Roelse, S. Stodel, allen van het korps; bij het T5e reg. inf. dc vaandrigs W. L. Haye, P. A. Daum, J. van Hinte, F. W. A. Don, F. H. Brandsen, K. Schouten, W. F. C. Engelbert van Bevervoorde, W. J. Hilwig, allen van het korps; bij het T6e reg. inf. dc vaandrigs W. J. G A. H. Vranken, J. J. Kampier, J. Hogers, G. M. Bijlsma, allen van het korps; bij het T7e reg. inf,, de vaandrigs H F. Schouten, H W. Bosman, J. A. J. de Groot, allen van het korps; bij het 18e reg. inf. dc vaandrigs F. C. Mo- besoonc, H. J. C. Hover, J. B. Kooy, allen van het korps; bij het 20e reg. inf., de vaandrigs T. G. Nass, W. Gregouir, L. H. H. B. Lieve, L. P. Schippers, G. W. Jager, B. van der Wolf, allen van het korps; bij het 21e reg. inf. de vaandrigs J. J. van den Bom, J. G. F. van Ewijk, S. F. van Keken, allen van het korps; bij het 22e reg. inf. de voondrigs J. F. L Krugers, J. G. van Schalkwijk, C. W. van Wou-* denberg, allen van het korps; b- Bij het wapen der artillerie bij het reg. kust-artillerie, de vaandrig J. Wijsman van het korps; bij het 2e reg. veld-art. de kornet C. W. J. Schroder van het korps; bij het 6e reg. veld-art. de kornetten J. Schreuders, W. P. van Lindonk, beiden van het korps; bij het 7e reg. veld-art. de kornetten J. J. van den Berg, J. Verdam, beiden van het korps; bij het korps luchtdoel-art. de vaandrigs J. J. EHerman, L. A. Sanders, C. W. J. Groothoff, allen van het korps; bij het reg. vest.-art. de vaandrigs J. G. Kruyff, J. J. A. H. M. van Besouw, J. A. Col- lette, H. Rietveld, W. F. Schokking, J. P. Tim mer, A. van Lennep, P. J. Schiks, allen van het korps. Bij Kon. besluit is: lo. aan de reserve-officieren van gezond heid der 2e kl. D. M. C. van Hilten, J. M. Auer, M. I. Boas, F. J. Frederikse en H. Berkelbach van der Sprenkel, allen van het personeel van den geneeskundigen dienst der landmacht, on derscheidenlijk met ingang van 15 Juli, 25 Juli, 17 Juli, 21 Juli en 1 Aug. 1924 een eervol ontslag verleend, als zoodanig, uit den militai ren dienst; 2o. benoemd a. bij het personeel van den Geneeskundigen Dienst der Landmacht, met ingang van 21 Juli 1924, tot officier van gezondheid der le klasse de officier van gezondheid der 2e klasse K. Kroeze, van dat personeel b. bij het reserve-personeel der Landmacht, bij het personeel van den Geneeskundigen Dienst, onderscheidenlijk met ingang van 17 en 21 Juli 1924 tot reserve-officier van gezond heid der 2e klasse L. A. Wesly en D. J. van Rijn, beiden van dat personeel Bij K. B. zijn benoemd A. bij het wapen der infanterie, met ingang van 1 Juli 1924 tot kapitein, de eerste lui tenants W. C. J. Versteegh en J. G. van der Veen, beiden van het wapen, onderscheidenlijk vlieger bij de Luchtvaartafdeeling en werk zaam bij de 2e school voor verlofsofficieren der infanterie tot kapitein, respectievelijk bij het 2e en het 20ste regiment de eerste luitenants E. H. C. van Gent cn G. J. H. E. Hillinga, onderschei denlijk van het 2de en het I5de B. bij het wapen der artillerie, met ingang van I Juli 1924 tot kapitein, respectievelijk bij het 8ste cn het 6de regiment veld-artillerie, de eerste-luitenants C. J. A. Snorn en P. C. Ta conis, onderscheidenlijk van de trein-afdeeling der He artillerie-brigade en von het 6de regi ment veld-artillerie 2o. met ingang van 2 Juli 1924 tot kapitein, bij hun tegenwoordig korps de eerste-luitenants jhr. A. R. Clifford Koek van Breugel en A. G. van der Hout, onderscheidenlijk van het 6de en van het 7de regiment veld-ortillerie C. bij het dienstvak der Militaire Administra tie Ie. met ingang van 16 Juli 1924 tot lui tenant-kolonel, dc majoor G. M. Maritz, con troleur der militaire udministratie dc majoor J. Loeff van het dienstvak tot majoor de kapitein N. H. van Roggen van het dienstvak, werkzaam bij het departement von oorlog 2o. met ingang van 17 Juli 1924 tot majoor de kapitein B. J. Verbrugh, van het dienstvak; D bij het reserve-personeel der landmacht 1. met ingang van T Juli 1904: a. bij het wapen der infanterie bij hun tegen woordig korps. tot reserve-kapitein de rescrvc-eerste-luite- nnnts C. Korpershoek, G. van Hcrwijnen, D. Goaslerland, J. J G. Henkelman, A. A. N. Poetsmo, C. J. Schmits, J. F. Heimei, H. E. J. van den Broek, onderscheidenlijk van het 11de, het 20ste, het 11de, het 20ste, het 21ste, het 17de, het 6de en het 17de regiment; b. bij het wapen der artillerie, bij zijn tegen woordig korps, tot reserve-kapitein de reserve- ecrste-luitenont H. M J. Mothé, vnn het regi ment vesting-artillerie; 2 met ingang van 28 Juli 1924 bij het wa pen der genie tot reserve-kapitein de reserve- eerste-luitenant A. G. Blaauw, van het wapen, gedetacheerd bij het leger in Ncderlondsch- Indie; tot reserve-kapitein bij him tegenwoordig korps de reserve-ecrste-luitononts C. A. Hoog- terp, G. A. dc Boer, C. B. Kraaijeveld, A. H. O. W. de Bats, H. Éverwijn, C. H. Wittenberg cn LL H. ten Have, allen van het regiment ge nietroepen; 3 met ingang van 16 Juli 1924, bij het dienstvak der militaire administratie tot reserve- majoor de reserve-kapiteins D. J. Jager, H. J. Scheffer cn F. Dekker, allen van het dienstvak; is A. een eervol ontslog uit den militairen dienst verleend: 1. met ingang van 1 Juli 1924, op zijne aan-* vrnge, aan den majoor A. H. van Ander, van het 8ste regiment veld-artillerie, ter zake van het, in verband met zijii leeftijd, niet meer ten volle geschikt zijn voor dc waarneming van den dienst; 2. met ingang van onderscheidenlijk 1 Juli 1924, 30 Juni 1924, 1 Juli 1924 en 7 Juli 1924, op hunne aanvrage, aan den kapitein E. J. J. Trapman, van het 6de reg. veld-artillerie, aan den kapitein H. Lubberts, van het 13de regi ment infanterie, aan den kapitein J. G. J. van Loo, van het 20ste regiment infanterie, zoomede aan den eerste-luitenant W. H. »Snijders, van. het regiment grenadiers; B. is benoemd: bij het reserve-personeel der landmacht: I. bij het wapen der artillerie, bij het 6de regiment veld-artillerie met ingang van 1 Juli 1924 tot rcservc-kopitcin de kapitein Trapman, voornoemd; 2 bij het wapen der infanterie, met ingang van 30 Juni 1924 tot reserve-kapitein bij het 15de regiment de kapitein Lubberts, voornoemd; met ingang van 1 Juli 1924 tot reserve-kapi tein bij het 19de regiment dc kapitein Van Loo, voornoemd; met ingang van 7 Juli 1924 tot reservc- eerste-luitenant bij het 15e regiment dc eerste- luitenant Snijders, voornoemd; C. met ingang van 1 Juli 1924, de titulaire rang van luitenant-kolonel verleend aan den majoor van Andel voornoemd; is ingetrokken het besluit van 20 September 1923, waarbij ter zake van ongeschiktheid voor de waarneming van den militairen dienst, ten gevolge van lichaamsgebreken, een eervol ont slag uit den militoiren dienst is verleend non den eerste-luitenant op non-activiteit E. Stoorvogel van het wapen der artilllerie; is, met ingang van 1 Juli 1924: o. op zijne aanvrage een eervol ontslag uit den militairen dienst verleend aan den kapitein G. W. Stroink van het 7e regiment infanterie; b. is benoemd, bij het reserve-peisoneel der landwacht, bij het wapen der infanterie bij het 7e regiment tot reserve-kapitein dc kapitein G. W. Stroink voornoemd; zijn, te rekenen van 1 April 1924, benoemd bij de Topografische Inrichting: a. tot adjunct-commies de klerk bij dia in richting A. Massizzo; b. tot graveur le klasse de graveurs 2e klasse bij die inrichting J. Th. van Ravestijn en J. B. L. Verhoek; is, met ingang van 15 Juli 1924, benoemd tot graveur 1ste klasse bij dc Topografische Inrich ting G. A. H. Müller; is, te rekenen van 21 Maart 1924, aan den reserve-ritmeester jhr. M. C. F. J. de Rotte, van het Ie regiment Huzaren, zoomede aan den reserve-kapitein M. J. G. Strootman van het 11e regiment infanterie eervol ontslag verleend uit den militairen dienst; zijn benoemd bij het reserve-personeel der landmacht, bij het personeel van den Genees kundigen dienst tot reserve-officier van gezond heid der 2e klasse de heeren J. H. van der Horst, A. W. van Kwowegen, W. J. Duirrsma, J C. Schultsz en J. Potter van Loon, artsen; is aan de rescrve-eerste-luitenants N. J. Be- versen van het 6e regiment veld-artillerie; L. P. J. Alkemade van het 16e regiment infanterie; E. R. Peters van het 3e regiment infanterie; J. H. Stahl, van het 2e regiment huzaren; N. N. Visser van het korps Luchtdoel-artillerie; J. Speijer van het 22e regiment infanterie en J. E. Holthuis van het 1ste regiment infanterie op het daartoe door hen gedaan verzoek een eervol ontslag als zoodanig verleend uit den militairen dienst, voor zoover betreft den reserve-cerstc- luitenant Holthuis met ingang van 1 Juli 1924; is voor den tijd van drie jaren benoemd tot kring-commissaris van hot Nederlandsche Roo- de Kruis in den kring Twenthe de heer mr. dr. M. G. ten Cate te Hengelo; is aan den luitenant-kolonel F. C. A. von der Minne, alsmede aan dc kapiteins J. H. G. Kep- pelhoff en M. C. van Houten, allen van het wapen der Koninklijke Maréchaussee vergun ning verleend tot het aannemen cn dragen on derscheidenlijk van het officierseereteeken van het Roode Kruis van Oostenrijk en voor zoover betreft de twee laatstgenoemden het eeretee- ken 2e klasse van het Roode Kruis von Oosten rijk: zijn benoemd bij het reserve-personeel der landmacht bij het personeel van den genees kundigen dienst tot reserve-officier von gezond heid der 2de klasse de heeren B A. Versteeg cn J. Zeven, artsen is aan den reserve eerste-luitenant V. R. Kos van het 2de regiment huzaren vergunning ver leend tot het dragen van het eereteeken 2de klasse van het Oostenrijksche Roode Kruis is den reserve eerste luitenant L. L. Hüp- scher van het 3e regiment infanterie, op het daartoe door hem gedaan verzoek onder toe kenning van een eervol ontslog uit den mili tairen dienst als zoodanig benoemd tot reserve- officier van gezondheid der 2de klussc, bij het reserve-personeel der landmacht, bij het perso neel von den geneeskundigen dienst is rnet ingang vun 15 Augustus 1924 aan D. Dijkman wegens lichaamsgebreken eervol ontslag verleend uit zijne betrekking van op zichter eerste klasse bij do ortilleric-inrichtin- gen is met ingang van 25 Juli 1924 aan den eerste luitenant op non-activiteit J. J. Kolz van het wapen der artillerie op het daartoe door hem gedaan verzoek een eervol ontslag als zoodanig verleend cn is hij benoemd tot reserve» eerste luitenant bij het 6de regiment veld-artil lerie is met ingang van 15 Juli 1924 aan F. A. von Loon wegens lichaamsgebreken eervol ont slag. verleend uit zijn betrekking van drukker 2de klasse bij de Topografische Inrichting is te rekenen von I Juni 1924 1. aon den eerste luitenant op non-activiteit C P. H. Stijns van het wapen der infanterie op het daartoe door hem gedaan verzoek een eervol ontslag als zoodanig verleend uit den militairen dienst 2. is benoemd bij het reserve-personeel der landmacht, bij het wapen der infanterie bij het 13de regiment tot reserve eerste luitenant de eerste luitenant Stijns voornoemd zijn benoemd bij het reserve-personeel der landmacht, bij het personeel van den genees kundigen dienst tot reserve-officier van gezond heid der 2de klasse de heeren P. van Braam van Vloten, C. de Boer en W. J Oosterveld, artsen. DE VERKIEZING VAN TWEEDE KAMERLEDEN. Mej. Van Dorp over dc gebreken van het bestoonde kiesstelsel. Verschenen is de Mem. van Antw. op het voorstel van wet van mej. Van Dorp tot nadere regeling van de verkiezing van leden van de Tweede Kamer door de daartoe bevoegd ver-, klaarde kiezers en dc toepassing op die verkie zing vnn het stelsel van evenredige vertegen woordiging. Het volgende is er aan ontleend: Hoewel dc voorstclster betreurt, dat het ont werp geen steun heeft kunnen vinden, zoo heeft dc daarop geleverde critiek haar toch niet kun nen overtuigen van de verwerpelijkheid der voorgestelde regeling. Zij wcnscht echter het lot van het ontwerp niet in de waagschaal te stellen door den vorm, waarin het gegoten is, en zij dient op dien grond oen omgewerkt voorstel in, waarin de inhoud vnn het ontwerp verwerkt is in de daar op betrekking hebbende afdeelingen van de Kieswet. Met betrekking tot den inhoud van het voor stel betoogt mej. Van Dorp, dat het tegenwoor dige stelsel op twee gedachten hinkt. Het wilde, nithans vóór de wijzigingen in 1921 in de Kies wet aangebracht, de vorming van kleine par tijen mogelijk maken, maar doet aan den ande ren kant alles, om die te voorkomen. Gaat men nog verder in die richting, wat geenszins uitge sloten is, dan blijven alleen dc nadoelen van het tegenwoordige stelsel over. Het grootste kwaad echter van dat stelsel is hierin gelegen, dat het de tendentie heeft, de meest onafhankelijke elementen buiten de poli tieke sfeer te sluiten, waardoor de kiem der verdere ontwikkeling uit de groote partijen ver dwijnt en zij de neiging krijgen, te versteenen. Daarmede wordt het tegendeel bereikt van dat gene wat het partijwezen brengen moet. Juist door die versteening van de groote partij komt het denkbeeld van de kleine partij op; en hoe kleiner de partij, hoe meer zij in het tegendeel eener partij verkeert. Wanneer er in Nederland honderd partijen zijn, die er in zouden slagen een afgevuardigde benoemd te zien, zou de Twee de Kamer niet meer uit partijen, maar uit indi viduen bestaan. Het partijwezen moet een zoodanige groepee ring van de volksovertuiging beteekenen, dot daaruit een actieve politiek kan voortvloeien, maar daarvoor is noodig, dat deze groepeering zich in den loop der tijden dan ook zoo vrij mogelijk kan ontwikkelen. Dit vindt plaats door onafhankelijke geesten in de partij. Het tegen woordige stelsel heeft juist de tegenovergestel de strekking. Het heeft de tendentie de volks vertegenwoordigers te maken tot de marionet ten van een traditioneel partijprogram, dat met de werkelijkheid niets meer uit te staan heeft. Ver van te zijn een miskenning van de groote waarde van het partijwezen, is meent mej. Von Dorp het onderhavige voorstel dus juist een erkenning daarvan. Hoe vrijer de keuze van personen, hoe sterker hot partijwezen in den goeden zin. Het thans geldende stelsel legt de macht, om over de overdracht der stemmen te beslissen, in handen van degenen, die over de nummering op de lijst beslissen; in de practijk dus in hon den van de door dc kiezers gekozen partijbe sturen. Het stelsel van het ontwerp daarentegen legt die macht in handen van de door de kiezers gestelde candidolen. Hoezeer mej. v. Dorp het betreurt, dat zij met haar zienswijze tot nu toe in de Kamer alleen schijnt te staan, dit feit is niet voldoende om haar van de onjuistheid harër opvatting tc overtuigen; te minder nu hoor gebleken is, hoe in brecde kringen van ons volk het door haar ingediende ontwerp beschouwd wordt als het begin van een herleving der staatkundige be langstelling. Niettemin zou het haar tot intrekking van hoar voorstel moeten brengen, zoo zij moest verwachten, dat de overgroote meerderheid harer medeleden het in het Vo-"-loonig Verslag ingenomen standpunt zou handhaven. Zij vrc- trouwt echter aangetoond te hebben, hoezeer de aangevoerde bezwaren van gewicht zijn ont bloot. BEMOEILIJKING DER NED. INDUSTRIE? Bcvoordccling voor Duitschland? Het lid der Tweede Kamer Ter Hall heeft den minister van Marine de volgende schriftelijke vragen gesteld: „Is het juist, dat de te Vlissingen in aan bouw zijnde kruiser „Java" gebouwd wordt naar plannen en ontwerpen van de Germa- niawerf te Kiel? Zoo ja, sluit zulks dun óók in, dat die Duitsche werf zoodanig toezicht heeft over den bouw, dot door hoor directie beslist wordt, welke materialen voor het schip mogen gebruikt worden en daardoor in de gelegenheid is de Duitsche fabrieken te be- voordeelen met cvcntucele uitsluiting vnn de Ned. industrie? Is den minister het geval bekend, woor- over dezer dagen in een dor dagbladen is geklaagd door eon Ned. fabrikant, die ol eerder leveringen t. b. v. onzen vlootbouw had verricht, dat, toon deze fabrikant zich wendde tot den Ncd. ingenieur, speciaal be last met het werk betreffende den aanbouw van de Java, met eon sollicitatie noor de levering van zijn ortikcl t. b. v. de Java dc fabrikant van den ingenieur ten ont- woord kreeg, dat hij bij hem niet terecht was, doch bij dc Gcrmnnio-wcrf to Kiel offerte behoorde tc maken cn dat hij inge nieur, trouwens wel met zekerheid kon zeg gen, dot het door den fabrikant aangebo den artikel door dezen niet geleverd mocht worden, doch de levering non een Duitsche fabriek was opgedragen? Acht de minister het oorbaar, dat de Ger- mnnin-werf te Kiel, ook al wordt dan het schip gebouwd volgens hoor plannen cn ontwerpen, haar toezicht op den bouw ge bruikt om de Ned. nijverheid te weren of te bemoeilijken?" DE VERMOORDE NACHTWAKER TE GOOR. Vragen vnn Komerleden. De heer Klccrekoper heeft den Minister van Justitie de volgende vTagen gesteld lo. Is het den Minister van Justitie bekend, dat, toen het lijk van den vermoorden nacht waker te Goor van de plaats, waar het gevon den was, naar de plaats <3er sectie werd ver voerd, alléén om het hoofd zich de gonje-zuk bevond, dien de moordenaars daaromheen had den gedaan, terwijl verder het lijk, dnt op een plank of op de trekkar was gelegd, volkomen onbedekt was, zoodut zelfs een der beenen ge heel naakt uitstak Zoo ja, hoc ncht de Minister dit te rijmen met zijn medcdeeling, „dat een niet-ingewijde aan een en onder in geenen dcele zoude hebben kunnen zien, dat het hier het vervoer van een lijk betrof", nog daargelaten de vraag, ot zich te Goor dien dag ook één „niet-ingewijde" bevond en met de verklaring van Z. E.: „von vervoer zonder ecnige bedekking kon derhalve kwalijk worden gesproken"? 2o. Is het den Minister bekend, dat voor dit vervoer gepasseerd moesten worden de open bare grindweg GoorHaaksbergen en vervol gens de overweg Staatsspoor, en dot op deze beide punten eenige honderden mcnschen het transport hebben afgewacht en vlakbij zien voorbijgaan, zonder op eenige wijze tc worden teruggehouden Zoo ja, acht dan de Minister het vervoer van een onbedekt lijk, waarvan het hoofd in oen zak is gebonden, en dnt in zulk een staat verkeert, langs deze kruispunten, ten aanzien van honder den dorpsgenooten van den verslagene, „het zoo weinig mogelijk de aandacht trekken van het publiek", cn konden aldus de bewoners von Goor, in wier kleine omgeving iets zóó onge woons voorviel, „alleen dan iets van hetgeen voorging zien cn begrijpen, indien zij er op uit waren hun nieuwsgierigheid te bevredigen"? 3o. Is het den Minister bekend, dut het ter rein, waarop de sectie plaats vend, inderdaad is „afgesloten" gelijk Z. E. het uitdrukt doch dat die „afsluiting", op de plaats waar ds sectie ploots vond. slechts één meter boven den grond reikt, en dat het grootste deel van die „afsluiting" don nog bestaat uit polen, welke op een afstand van één h twee meier von elkaar staan, cn door drie ijzeren draden van vijf milli meter met elkaar verbonden ziin Weet de Minister voorts, dat op de plaats, waar de sectie van den openbaren weg het aller nauwkeurigst te volgen vietl, op een breedte van ongeveer vijftig meter die „afsluiting" geheel ontbreekt, immers de terreinen daar alléén zijn „afgesloten" door gaos von ijzerdroad, met mazen van vijf bij vijf centimeter, terwijl ook deze „afsluiting", van den grond gemeten, een meter hoog, of, juister gezegd laag is, zoodot, aangezien weg en berm hooger zijn gelegen dan de terreinen vnn „Weddehcen", ook door kin deren niet alleen door, maar ook over dat gans met het grootste gemak en onbelemmerd de sectie werd gevolgd, welke ten hoogste 30 h 35 meter van den openbare weg geschiedde Zoo ja, wil dan de Minister alsnog toelichten, hoe in het licht dezer feiten verstaan moet worden zijn bescheid, dot „blijkens het ter zake ontvangen rapport, het nagenoeg onmoge lijk zou zijn, dot personen, die op den open baren weg aon de voorzijde van de foLriek stonden, door scherp kijken cn turen iets ge zien hebben van hetgeen de deskundige aan de achterzijde heeft verricht" en dat men zich „te voren had vergewist, dot van den openba ren weg de sectietofel niet waarneembaar was 4o. Is de Minister bereid, kennis te nemen van een fotografie, welko vervaardigd is mid den op den openbaren weg, waar het publiek de sectie heeft gevolgd, cn een duidelijke of- beelding geeft van het „afgesloten" terrein, met name van den houten paardenstal, waarvóór de sectie heeft plaats gehad 5o. Is het voorts juist, dat de romp van het onthoofde lijk nog ten minste een holf uu; onbedekt is blijven liggen, mnor niet, „nadat de sectie was verricht, in een kist gelegd werd, althans niet in den gangbaren zin dezer woorden, dat dc kisting aanstonds op dc sectie zou zijn gevolgd Zoo ja, ncht de Minister dezen gong von zaken te strooken met de openbare orde en goede zeden 6o. Indien het bovenstaande juist mocht blij ken, wil de minister dan alsnog uiteenzetten, in welk opzicht in de over deze aangelegenheid te voren gestelde vragen feiten werden mede gedeeld, die zich „geheel anders hebben toege dragen don gesteld was" 7o Is de Minister bereid de gegrondheid te onderzoeken der navolgende verklaring „Goor, 2 Juli 1924. De ondcrgctcekeneden verklaren, door eigen waarneming te bevestigen, dot het lijk van den vermoorden nachtwaker H. van Om men, liggende op de sectietofel bij Weddc- hocn, zeer duidelijk van den openbaren weg zichtbaar was, zonder dat het daarbij noodig was, te turen of scherp te kijken, (w. g.) A. Lobstcin, wethouder A. J. Gics, wethouder H. Fokkcns, gemeente-secretaris H. Lcrtink." Is de Minister voorts bereid, ook andere oog getuigen te hooren, die zoowel vervoer als sec tie von den openbaren weg hebben waarge nomen, of één von beide, en die ook bereid zijn tc bevestigen, dat wel honderd kinderen vrij cn onbelemmerd deze verrichtingen hebben kun nen volgen 8o. Is dc Minister alsnog bereid, zijn oor dcel over het optreden, alsmede over het rop- porlccrcn door dc betrokken autoriteiten mede tc deelen 9o. Indien het aan Z. E. gerapporteerde geen juist beeld geeft der feiten, wil dan de Minis ter medcdeelen, tot welko consequenties voor de betrokken autoriteiten dit zal leiden HET BEZOEK DER A MER IK A AN SCHE OORLOGSSCHEPEN. Het diner der rcgccring. Woensdagavond heeft minister Westerveld na mens onze regccring in het Palace-Hotel een feestmaaltijd aangeboden aan den commondani van het Amerikoonscho eskader, dat op het oogenblik ons land bezoekt, ter eerc van dit Amerikaansche vlagvertoon. Aan het diner hebben met den minister en vicc-admiraal McCully o.a. aangezeten <3? se cretaris-generaal van het depart, van marine schout bij nacht Zegcrs Rijscr, vice-admiroal Fock, commandant van dc marine te Willems oord cn van 't Nederlandscr eskader, bestaande uit de Heemskcrck en de Tromp, dot te Rot terdam ligt in verbond met het Amerikaansche vlootbezoek, ac chef van den marinestaf schout bij nacht Sluys, de Amerikaansche gezont To- bin, de commondunt van de Wyoming cn van de Arkansas, kapiteins ter zee Bennett cn Frank Lyon, kapitein ter zee Rodgers, marine-ottoché bij het Amerikaansche gezantschap, cn twintig officieren der beide vreemde oorlogsbodems, de commandant van de Heemskcrck kap.-luit. ter zee Teldcrs, de commandant van de Tromp ka pitein ter zee Van Hengel, kopt.-luit. ter zee Prillevitz, sous-chef van den marinestaf, ver schillende officieren van de Tromp en dc heemskcrck, kapitein ter zee Schreuders, chef van de afdeeling personeel aan het dep. 'van marine, kapitein-luit. ter zee Arntzenius van dc afdeeling loodswezen van het departement, kop. ter zee Schorer, chef van de onderafdeeling tor pedo-, mijnen- en onderzeebootmaterieel, luit- kok Gruschkc, commandant van de mariniers- kazerne te Rotterdam, de burgemeester van Rot terdam mr. Wijtemo, burgemeester Patijn, de heer Rypperdn Wierdsmo, directeur van de Holland—Amerikolijn, luit. ter zee le kl. Bruin- sma, van den marinestaf, toegevoegd aan vicc- admiraal McCully tijdens het vlootbezoek, de adjudant von den minister luit. ter zee le kl. Tcrmijtelen cn enkele officieren van het minis terie van marine. Minister Wcstervc-ld heeft eerst een d;onk uitgebracht op de Koningin cn den president der Ver Staten cn later, namens onze regee ring, voldoening uitgesproken over dit bezoek van het Amerikaansche oefeningseskader in do Europeeschc wateren aan ons land, welk vlag vertoon de regeering niet alleen beschouwt als een bewijs vnn vriendschap tusschen de beide natiën, maar dot Nederland ook eer» welkome gelegenheid biedt aan een groot aantal Ame rikanen iets van de lage landen aan de Noord zee tc laten zien. Als mipistcr van marine sprak hij een welkomstwoord uit naam van de Ne derlandsche marine, onder herinnering aon de vriendschappelijke gevoelens, die steeds tus schen de zeemachten van beide landen heb ben besfnon. De minister besloot met een dronk op de Amerikaansche vloot en haar vertegen woordigers in Nederland. Vice-admiroal McCully beantwoordde dc kor te tafelrede van den minister met vriendelijke woorden voor ons land en onze marine, nan welke hij zijnerzijds een dronk wijdde. Het bezoek aon Amsterdam- Gister zijn de officieren, adelborsten en be manning van het Amerikaansche eskader, dat op het oogenblik ons land bezoekt, de gasten ge weest van het Amsterdamsche gemeente bestuur. Decommandant van het eskader admiraal Mac Cully, heeft onmiddellijk na zijn aaonkomst to Amsterdam, hedenmor gen ten stadhuize een officieel bezoek gebracht aan den wnnrnemenden burge meester, den heer F. M. Wibaut. Daarna begaf de Amerikaansche admiraal, die verge zeld werd door den kapitein ter zee Frank Lyon, commandant van ós „Arkansas", kapitein ter zee Bennet, commandant vnn de „Wyoming" en een groot aantal stafofficieren, zich naar de Nieuwe kerk op den Dam. Daar werd door admiraal Mac Cully een prachtige krans op de graftombe van Michiel Adriaanszoon de Ruyter gelegd, waarbij de commandant van het Amerikaansche eskader in enkele woorden de bcteekenis van De Ruyter als zeeheld schetste. „Ieder kind in Amerika", zeide dc admi raal „kent de Ruyter en ik beschouw het als een groote eer els vertegenwoordiger van de Vereenigde Staten op het prooigraf van dezen wereldberoemden zeeman, die de zeeslagen steeds door strijd gewonnen heeft, een krans te mogen leggen." No de krans'.egging werd in de Nieuwe Kerk, wear ook de Amerikaansche marine-attaché, commandant Rodges aanwezig was en verschillende Nederlandsche marine-

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1924 | | pagina 5