KINDERRUBRIEK a V\jk kreeg het voorstel, om niet te laten be- sen door de jongens en meisjes zelf, omdat ^Adaar zoo gauw partijen hebt, clubjes, die j«r kennen en de vrienden en vriendinnetjes y^n voortrekken. Ik voel wel iets van dat .zwaar. Eerst dac^t ik al „Iaat ik vooral niet elf beslissen, zooals vorigen keer", maar nu zie ik al, dat het op een andere manier ook nog niet zoo heel gemakkelijk is. Ik zal er eens over nadenken, doen jullie dat ook en schrijf me dan, ais je een goede oplossing hebt gevonden, 't Is werkelijk een moeilijk geval, maar samen zijn we toch wel mans genoeg, om een middel te vinden, hoe we het meest eerlijk den eersten prijswinnaar kunnen opzoeken? Voor de Kleintjes. De rubriek van Oom Karei. Ik was tevreden, zoo mooi het plaatje in de krant stond, ik zag nu eens goed, hoeveel er aan te kleuren is. al die verschillende jurkjes van de meisjes, en het gebloemde gordijn voor de kast. Ik denk, dat sommigen van jullie het plaatje wel herkend zullen hebben, want het is uit een boek, dat ik wel eens aan de meisjes als prijs geef. 't Was nu Zondag zulk mooi weer, dus zal cr wel weinig tijd overgebleven zijn. om aan 't kleuren toe te komen. Daarom zal ik de be slissing nog een week uitstellen en vinden jullie 20 September den uitslag in de krant, wie den prijs voor den kleurwedstrijd gewonnen heeft. Ik heb nog geen opstellen gekregen, maar ik denk, dat er al hard aan gewerkt wordt. Het microscoopje zal wel liefhebbers trekken en ook V andere prijzen. raadsels. ^Oplossing van vorigen keer. Assendelft. II. „Zoo de waard is, vertrouwd hij zijn gasten" met de woorden: rood en zwart, voor en onder, water, zout, wagen en ijs, zijn, hert, dit en s. „Arbeid adelt" met de woorden: el, Al- bert, adder en de ontbrekende letter i. Deze week kwamen de raadsels gelukkig weer goed uit en had ik eens geen klachten in ontvangst te riemen. Er was nu weer pleizier aan, zooveel goede oplossingen te vinden. De prijs werd dezen keer gewonnen door Johan Erdbrink. nieuwe raadsels. I. Neem een boom van drie letters en vervang de middelste letter door een andere Ietter; neem vervolgens een muziekinstrument van vijf let ters en voeg dan de twee verkregen woorden bijeen tot een viervoetig dier. (Ingez. door Voetbal.) II. Mijn geheel bestaat uit drie woorden, 19 lette/s/én is voor Amersfoorters heel bekend. >5, 8, 6 is een vogel met een krommen sna vel. 13, 16, 14, 8, '4, 15, 9 is een voertuig voor Veel personen. 7, 5, 17, 6 is een kleur. 7, 2, 12, 17, 5, 18, 19, 2, 14 vormen de deelen van elke provincie. 6, 8, 2, 9 is een meisjesnaam met een 1. II, 15, 10 Is een hondennaam, een andere naam voor Hector. (Ingez. door Jopie N.) III. Mijn geheel Is een spreuk van zeven woorden, 32 letters. 9, 4, 13, 25, 19, 19 is een plaats in Noord- HoJIand. Een 17, 24, 2, 31, 22, 7 is een lekkere vrucht. 18, 30, 21, 6, 23 zijn zwarte vogels. 8, 15, 21 is een dagelijks in de krant te lezen geneesmiddel. Een 12, 29, 27, 13, 26 wordt bij het schoon maken gebruikt. 14, 11, 20, 5, 1, 10, 32, 16, 2, 18, 19, 12. 6 is een plaatsje in Noord-Brabant, bestaande uit 2 woorden. 3 6, 27, 18, 5 is een plaats In Midden-Limburg. Welke letter is weggelaten? (Ingez. door Nikkertje.) vraagstukken. Oplossing van vorigen keer. I. Ze gieten de 5 volle, ieder half leeg in de 5 leege wijnvaten en dan neemt ieder 5 half ge vulde vaten. II. Forellen.' III. M. Oom Beer en neef Wolf willen Reintje straffen. Klein© Reintje, het slimme, stoute vosje, was er weer I Hij was ontsnapt uit de groote kooi, waarin men hem naar den dierentuin zou bren gen. Natuurlijk holde hij toen dodelijk naar het bosch, waar ook oom Beer en neef Wolf woon den, en nog heel veel andere dieren. En om dat hij nu wel dacht, dat de menschen hem overal zouden zoeken, verstopte hij zich in een oud vossen-hol, en hield zich daar zóó lang schuil, totdat de honger hem er toe noodzaak te zijn schuilplaats te verlaten en wat voedsel te zoeken. Maar het scheen, dat alle haasjes en konijntjes wisten, dot Rijntje er weer was, want ellen bleven in hun warm holletje, 't Was ook winter, en de meeste dieren hadden vol doenden voorraad voor dit barre jaargetij ver zameld. Reintje durfde oolc nog niet op kippenroof uit te gaan. „Want", dacht hij, „'t is natuurlijk overal bekend, dat ik uit de kooi ben ont snapt, en ook de boeren zullen dit wel weten en mij weer trachten te vangen ofte doo den I" Nu, dood wilde Reintje nog niet, en zelfs van honger wilde hij niet sterven1 Hij bedacht daarom weer iets heel slims 1 Op een ochtend, toen hij heel koud en honge rig was, ging hij bij een boom staan, en zoo dra er nu een dier voorbij kwam, zette slim me Reintje een treurig snuitje, stak als een echte bedelaar, zijn pootje uit en smeekte met een akelig-zwokke stem„Ach, ik ben zoo heel lang ziek geweest, en ik ben nog te zwak om ver te loopen.En, ach, ik sterf van den hon- gerl" Nu waren er heel wat dieren in het woud, en velen waren zeer goedhartig. Zoo kreeg dan Reintje heel wat voedsel zijn hol binnen. Hij leefde daarvan wel een week long. Maar eens op een dag, toen hij het laatste brokje had opgepeuzeld, en hij weer bedelend en smeekend bij den boom stond, uitstrekkend zijn rechterpoot, kwam een varken voorbij, dat, zoodra hij het vosje zag, heel boos begon te knorren „Zeg, bedclvos, sta je daar nu nóg Ileb je nu nog geen voedsel kunnen vinden Je zult toch nu wel weer sterk genoeg zijn 1 Neen, hoor, ik geef je niets meer. de winter is streng en duurt nog zoo lang, en misschien heb ik zelf niet voldoende tot de lente is geko men." Knorrend en giommend liep het varken verder het bosch in, want het was een wild varken, dat niet op een boerderij thuishoorde. Zooals het varken had gegromd, deden ook de anderen dieren, die voorbijkwamen. Ook zij hadden Reintje herkend, enook zij allen zeiden„'t Is nu mooi geweest We geven je niets meer. Je bent nu weer sterk en kunt zelf je voedsel zoeken Daar stond nu Reintje. Reeds dacht hij er over het nu maar weer eens te wagen naar één der boerderijen te gaan en daar een kippetje of wat eieren te stelen, toen hij oom Beer en neef Wolf zog aankomen met een dood schaap. Om beurten hadden zij het vrij zware dier voortgesleept Nu was weer neef Wolf aan dc beurt, en omdat die zich reeds moe gesleept had en grooten trek in een schapenboutje kreeg, stelde hij juist oom Beer voor, dat zo nu maar een geschikt plekje moesten zoeken, waar ze zich aan den buit te goed konden doen. „Laten we nu een hol zoeken, waar we on ongestoord ons maal kunnen doen," zei hij juist tot oom Beer. „Ik zie hier in dc buurt niets, dat op een hol gelijkt. Of bedoel je mis schien een konijnen-hol," bromde hij spot tend. „Spot nu eens niet, om Beer," kefte de wolf nijdig. „Ik heb een reuze-honger en wil een hol, waar we onzen buit rustig kunnen verorberen." Reintje wreef zich in de pootjes van pret, toen hij neef Woif zoo hoorde keffen. „Hij moet grooten honger hebben", dacht hij. „Wacht, ik zal hem een hol aanwijzen, waar..." Meer zei slimme Reintje niet, maar hij sprong vlug naar voren, boog eerst heel diep voor oom Beer, daoma voor neef Wolf en begon toen met een stem, alsof hij heel verlegen was: „lk hoorde, dat u een hol zocht, om uw maal te doen. Mag ik u mijn hol aanbieden 't Is cr ruim en warm, en vooral heel rustig." Heel blij waren natuurlijk oom Beer en neef Wolf met Vosje's aanbod. „Is je hol hier dicht bij bromde oom Beer. „O, ja, oompje," zei Reintje. ,,'t Is voorbij den vierden boom. U bent er dodelijk." En toen vroeg hij heel vriendelijk„Wil ik nu het schaap daarheen sleepen Oom Beer gromde, dat hij dit best vond, en neef Wolf gaf een schreeuw van vreugde. Zoo trok slimme Reintje nu het schaap voort, I tot vlak bij zijn hol, legde het dier toen voor I de opening en zei„Als u er niets tegen hebt, j wil ik het schaap wel heelemaal in mijn hol brengen. U hebt me don maar te volgen." „Wel, neef Reintje, dat is heel vriendelijk van je," bromde oom Beer. En neef Wolf zei„Jij krijgt een stukje van het schaap voor je moeite, neefje I" Met inspanning van al zijn krachten duwde nu Reintje het schaap de opening van het hol binnen't ging met moeite, want het schaap was nogal dik. Doch nog véél dikker, dan het schaap, waren oom Beer en neef Wolf, en Reintje, die dit wel had opgemerkt, begon weer „Laat mij eerst met het schaap heele maal binnen in het hol zijn. Ik zal roepen, zoodra ik er ben, en daarna kimt gij beiden mij volgen." Ook dit voorstel vonden oom Beer en neef Wolf best. Zoo stonden zij nu beiden voor dc opening van liet hol te wachten, totdat zij Reintje's stem zouden hooren. Terwijl ze daar nu stonden, begon het vree- selijk te sneeuwen, en er kwam een hevige stoim opzetten. Neef Wolf rilde van koude en honger, en oom Beer, die niet zoo koud was, maar ook grooten honger had, brulde door de opening„Kom, neef Reintje. ben je al bin nen Kunnen wij nu haast komen „Ja, komt maar binnen riep Reintje. „Ga jij maar eerst, neef," zei Beer tot Wolf. „Ik volg je op den voet." Neef Wolf vond deze schikking best Hij stok zijn kop door de opening, daoma zijn voor- pooten en schouders entoen kon hij niet verder, want zijn achterste gedeelte was veel te breed.' „'t Gaat niet, oom Beer," kreunde hij, terwijl hij zijn voorpootcn weer uit de ope ning trok. „Ga jij er maar eerst in, 'ik volg je op den voet." Oom Beer stak nu zijn ruigen. bcrenkop een eindje in het gat, daarna óók zijn twee voorpooten cn toenbleef ook hij in de opening steken. „Ach, neef Wolf," gromde hij, „ik kom er met geen mogelijkheid door. Wat nu?" ,Ja, wat nu huilde, woedend van teleur stelling en ook van den honger, neef Wolf. En toen gilde hij heel hard door de opening: „Breng dadelijk het schaap weer naar buiten, neef Reintje. We kunnen niet je hol binnen komen, oom Beer niet, en ik ook niet. We zijn veel te dik Ije van uit het hol lerug. „Dan hebben jullie zeker vandaag al heel voel gegeten. En om dat ik nu vandaag nog niets heb gehad, en heel mager ben, zal ik eens heerlijk van het schaap smullen. Dat zal ik I Nu, dag oom Beer, dag, neef Wolf, hartelijk bedankt voor het heerlijke maal I" Grommend en brommend stonden nu wel een uur lang oom Beer en neef Wolf voor Reintje's hol. Dabedachten ze van alles om het slimme vosje naar buiten te lokken. En toen alles, wot zij bedachten, Reintje niet in zijn maaitijd kon storen, gingen ze heen en bedachten een plan, om Reintje op een vreeselijke manier te straf fen. In dien tijd deed het slimme vosje zich te goed. En toen hij zich dik en rond had gege- J ten, begon hij er over te denken, wat oom Beer en neef Wolf nu wel met hem zouden doen. j als die hem op zekeren dog weer eens zouden ontmoeten. „Ze zullen mij stellig dooden dacht hij. „'t Zal daarom dan ook maar het beste zijn, dat ik dadelijk dat hol verlaat en j een ander verblijf zoek." Hij kwam nu eerst eens neuzen buiten de opening, cn zoodra hij nu j zag, dat alles veilig was, sleepte hij de rest van het schaap naar buiten en ging op zoek 1 Om te kleuren cn uit tc knippen. Miesje en haar Lievelingen. J' begint met Miesje cn haar lievelingen ik tel er vijf samen uit te knippen cn op een stuk heel dun karton to plokken. Daar na ga je hen kleuren. Dit wordt het mooist, als je niet over de zwarte lijnen heen kleurt, 't Is een echt secuur werkjenet iets voor een re- ;cndag. Als jc met kleuren klaar bent, knip je Miesje met haar pop en de dieren, elk afzonderlijk, uit. Maar zorg er vooral voor, dat je de stukjes wit, die er aan vast zitten, niet afknipt. Als je nu de vijf plaatjes uitgeknipt hebt, vouw je de stippel lijntjes heel voorzichtig om en blijft Miesje met hnar pop stevig staan, ter wijl haar vier andere lievelingen heel op hun gemak zittei}. Zet je Miesje nu in het midden en de dieren er omheen, precies zoools ze in onze kinder courant stonden, dan is het net, alsof ze allen luisteren naar hetgeen Miesje hun vertelt. Ook kun je hen in de poppenkomer zetten en als je misschien een heel poppenhuis met veel ramen hebt, vinden zij het wel leuk, eens uit te kijken. Zet ze dus allemaal maar voor d© ramen, 't Konijntje oil een schijnt liever met zijn rug naor het raam te zitten, 'k Zou hem zijn gong maar loten gaan. C. H. naar een nieuwe woning. Hij had die ook al gouw gevonden, 't Was ook niet zoo heel ver van het hol, dat hij verlaten had. Maar ,'t lag zoo mooi verborgen achter het kreupelhout, dat het bijna niet tc zien was. En dat was juist, wat ons vosje moest hebben, want wèl kon hij nu het hol zien, dot hij verlaten had, maar men zog hém niet. 't Was nog heel vroeg en4 nog schemerig in het bosch, toen den volgenden morgen oom Beer met neef Wolf, juist zooals Reintje wel had gedocht, weer voor de opening van het oude hol stonden. „Hij zal nog wel in diepe rust zijn," bromde, zoo zacht hij maar kon, oom Beer tot neef Wolf. „Hij heeft zich natuurlijk dik gegeten aan het schaap cn zal daarom wel vast slopen. Wc kunnen hem dus prachtig overvallen en...- dooden." „Maar hoe krijgen we hem er uit," jankte heel zocht neef Wolf tot oom Beer. „We kun nen toch geen van beiden door dc nauwe ope ning I" „Graven, neefje, graven zullen we, net zoo long totdat de ingang naor het hol wijd ge noeg is, om ons door te laten." „Waarom hebt ge dat niet gisteren dadelijk bedacht, oompje?" gromde Wolf. „Nu kan de vogel best gevlogen zijn I" „Dat denk je maar, hij zit er nog kalmpjes in," bromde oom Beer, en hij begon uit alle macht de aarde uit de opening weg te graven. En neef Wolf hielp mee zoo goed hij kon. „St, nu sluipen we zachtjes binnen," fluister de oom Beer, toen de opening wijd genoeg was. Nu vergat ik nog te vertellen, dat oom Beer en neef Wolf een klein geitje, dat him middag maal moest worden, hadden meegebracht. Toen zij met graven begonnen, hadden zij' dit neergelegd in het kreupelhout, waarachter juist vosje's nieuwe hol was. En toen nu Reintje dan ook zag, dat oom Beer en neef Wolf het met graven veel te druk hadden, om op hun maaltijd te letten, sloop het slimme vosje uit zijn hol, nam het geitje en holde daarmee weer naar binnen. Terwijl dit gebeurde, hadden juist oom Beer en neef Wolf hun weg gevonden naar het vrij groote, oude hol. Maar toen ze dit nu geheel verlaten zagen, brulden zij beiden van woede. „Hij is weg I" bromde oom Beer. „Hij liet al leen wat afgekloven botjes achter. Wat nu „Ja, wat nu echode neef Wolf. „Waar zul len we hem nu vinden I" „Weet je wat," stelde oom Beer voor, „laten we eerst wat gaan eten cn daarna zullen we wel verder zien. Vinden zullen we hem 1" Ja, dat dacht neef Wolf ook wel. En omdat hij ook naar een malsch geitenbokje verlangde, zei ook hij„Kom, we zullen dan eerst ons geitje maar opeten I" Zoo kwamen ze nu bij het kreupelhout Maar, ach, daar was geen geitje meer. Alleen wat dor hout vonden ze op de plek. Oom Beer be gon hevig te brullen, toen hij zijn middagmaal gevlogen vond. „Waar is het geitjebrulde hij. „Waar is het geitje huilde neef Wólf. „Heb jij het straks niet opgegeten brulde nu oom Beer tot neef Wolf. „O, als ie zóó spreekt, dan heb jij het ver slonden I" huilde neef Wolf. En hij werd zoo boos op oom Beer, omdat die hem valsch had beschuldigd, dal hij hem nog meer leelijke worden toeriep. Nuy schreeuwden ze beiden el kaar woedend allerlei leelijks toe zooals „dief! valschaard 1" en nog meer. Daarna vlogen ze woedend op 'elkaar afze beten, krabden en klauwden zóó, dat ze eindelijk beiden met wonden waren overdekt. Uitgeput rolden ze dan ook weldra neer. Ze konden niet meer vechten met hurt klauwen, nóch met hun muil, doch ze kónden elkaar nog wel vertellen, dat ze voortaan altijd vijanden zouden zijn. Reintje, die alles had aangezien, zonder zelf gezien te worden, lachte zijn vossen-loch. Al leen vond hij het jammer, dat ze het oude hol zoo bedorven hadden. „Dat zal ik ze betaald zetten," mompelde hij. En hoe Reintje dit nu ook deed, dat vertel ik een andoren keer. Als de Oogst binnen Is. Als 't korenveld is leeggemaaid, d'oogst in de schuur geborgen, dan gaat het vroolijk elvenvolk, eens voor een pretje zorgen. Zij hebben heel den zomer door gewerkt, gezwoegd met ijver en enkel in den nacht gerust, in 't boschje bij den vijver. Onzichtbaar voor de boeren steeds, maar toch him beste krachten, zoo mag hun, nu het najaar is, wel wat ontspanning wachten. Een danspartij bij maneschijn, dat zal het glanspunt geven 't veldmuis-orkest zorgt voor muziek —r het is hun lust en leven. In lucht' go kleedjes, vlug cn vrij, springt, huppelt 't elvenvolkje, beschenen door het licht der maan er is geen enkel wolkje. 'i Het feest gaat veel te gauw voorbij, voor hen, niet voor de muizen, d i e worden moe en zien daardoor soms mollen aan voor kruizen. De dageroad brengt 't tot een eind; de maan zegt„tot genoegen - „ik ben heel blij, dat jullie mij' „op je partijtje vroegen." i De muizen trekken slap'rig af de elfjes zijn nog monter, en maken in hun feestkleedij de bloemenwei nog bonter. Ze drinken dauw uit kelkjes fijn en nippen van den honing, totdat ten laatste klinkt 't appèl van d' ouden elvenkoning. Gehoorzaam vliegen allen heen, onzichtbaar als te voren, en ook hun zangerig gesnap is nergens meer te hooren. Moar weet je, wat hen nog verraadt ga mee. naar 't veldsst zoetjes dan wijs ik jullie daar heel stil, de sporen van hun voetjes. HERMANNA. correspondentie. Bert K r. Wat heb ik in langen tijd gceit brief van je gehad. Heb je tegenwoordig geen tijd meer om wat bij dc oplossingen te schrijven. Ik had maar één Pleinesplaatje en er waren heel wat liefhebbers en liefhebsters. Dus één kon er maar tevreden gesteld worden. Als ik er weer meer heb zal ik aan je denken. G i r 1 y. Je opstel heb ik ontvangen. Ik zal het bewaren tot de tijd om is en dan worden ze in de kinderkrant opgenomen. Wat een gemceno jongen was dat, om een snee met een mes in de fietsband te maken. Jc moest dus» terug loo pen en het was juist zulk slecht weer. 't Is wer kelijk een mooie tocht die je gemaakt hebt. Zoo'n banden pech is altijd vervelend. Gelukkig als je dan nog reserve banden hebt. Anders ziet het er heelemaal treurig uit. Frits R. Zie je geen kans voor een opstel. Ik zou het nog maar eens probeeren. Het hoeft heelemaal niet zoo erg lang te zijn, hoor. Als jc eenmaal een begin hebt, dan volgt de rest ook wel. Je kleurteekening was niet bij je brief. Heb je die soms vergeten in te sluiten? Stuur hem dan nog maar gauw. G o u d v o s j e. Ja, dat zou een groote kinder krant worden, als ze er allemaal tegelijk in kwa men. Maar het zal wel over verschillende num mers verdeeld moeten worden. Heb je geerf slecht weer getroffen op je reis? De meeste men schen hebben niet geboft. Ik zelf ook niet. Kom je het plaatje even aan het bureau van de krant afhalen? Ik heb het voor je klaar gelegd. Johan E. Voornemens zijn altijd goed maar jc moet ze ook uitvoeren. Dat heb je zelf zeker ook wel begrepen. De volgende keer moet je me eens vertellen, hoe jij de vacantie hebt doorge bracht. Dat hebben de andere neefjes en nichtjes ook geschreven. Of bewaar je dat soms voor een opstel. Jc mag ook wel oyer een ander on derwerp een opstel maken, maar dat lijkt mé niet zoo gemakkelijk, als over iets wat je zelf hebt meegemaakt. De raadsels waren nu niet zoo moeilijk hè? Maar ze kunnen niet altijd even gemakkelijk ziin. Dat zal niet gaan, hoorl Dit maal ben jij de gelukkige geweest. Kom je je prijs Maandag even halen aan het kantoor, Paddestoel. Waarom maak jij je er toch steeds zoo gauw af. Je schrijft wel heel aardig Fransch, maar je stuurt alleen maar de oplos singen van de raadsels. Vroeger schreef jc er zulke mooie brieven bij. Daar zie ik tegenwoor dig niets meer vpn. Ik zou er maar eens gauw weer mee beginnen. D a h 1 i a. Het is juist heelemaal niet noodig, dat er zooveel kleuren gebruikt worden. Al heb je er weinig, dan kan het toch nog wel wat wor den, dat zie je. Ida H. Ook jou pfaatje heb ik ontvangen. Je hebt er goed je best op gedarfn. Ik heb nog maar een paar plaatjes gekregen, dus ik kan niet vooruit zeggen, of het van jou de mooiste is. Gymnast. De raadsels waren nu ook niet erg moeilijk. Ik heb wel een prettige vacantie gehad, maar, nef zooals jelui allemaal: slecht weer. En dat is altijd heel jammer, 't Is altijd veel prettiger als het weer een beetje meehelpt. Dat opstel zal je best voor elkaar kunnen krij gen. Het lijkt me net iets voor jou. Piet W. Je had deze keer zeker geen tijd voor een briefje? Als ik mij niet vergis, schrijf je in den laatsten tijd erg weinig. Neemt je schoolwerk nu weer alle tijd in beslag. Zondag's zal er toch nog wel een oogenblikje over blij ven? Tortelduif. Die ééne mop was niet erg geschikt oyi in de kinderkrant te zetten. Derge lijke kunnen nooit geplaatst worden. Je begrijpt zeker wel waarom niet. De andere wel, zooals je ziet. Als je er nog meer weet, stuur ze dan maar, want mijn voorraad is niet groot meer. Driehoek. Nu ziet je rebus er duidelijker uit. Hij is wel aardig. Ik zal hem bewaren. Te gelegenertijd zal je hem wel in de krant zien, denk ik. Je opstel heb ik bij de verzameling ge legd. Er zijn er nog niet veel. Ik denk dat alle neefjes cn nichtjes hard aan het werk zijn en dat tegen het einde alles tegelijk komt. Ik zal aan je plaatje denken. ,T o n N e v e li. Het was langs den weg Zondag weer duidelijk te merken. Er waren weer veel meer auto's en rijwielen. Zoo'n enkele mooie dag moet je ook gebruiken. Die hebben we den laatsten tijd niet veel meer. Ja, je huiswerk zal nu wel steeds meer worden. Maar op zoo'n regenachtige Zondag is er altijd wel een oogen blikje over voor de kinderkrant. S n ij b o o n en Kruidje-roe r-m e-n i e t. Hè, hè, komen jelui ook weer eens voor den dag. Ik dacht dat je Oom Karei vergeten was. Maar dat is toch gelukkig niet zoo, zie ik. Als je de raadsels wel oplost maar vergeet in te sturen, dan helpt liet je niet veel. Ik zou daar maar geen gewoonte van maken. Stuur ze du6 maar trouw in, dan zal je ook wel eens de ge lukkige prijswinnaar worden. G. L. Ik heb je gemist, den laatsten tijd. Waarom neem je geen schuilnaam. Dat doen de meeste neefjes en nichtjes ook. Dus in 't ver volg schrijf, je weer geregeld. Prachtig! Bi 11Wel gefeliciteerd met je beterschap. Ben je nu weer heelemaal opgeknapt? Ik zou dan maar niet meer gaan feest vieren, als je er ziek van wordt. Dat zijn altijd slechte gevolgen. ,T o n i a H. Je moet maar eeH andere schuil naam zoeken, want de naam, die je noemde is er al. Anders kom ik in de war. Je opstel heb ik bij de andere gelegd. Je schiet dus al aardig op op school. Annie van de W. Natuurlijk mag je mee doen. Hoe gaat het nu met je. Gelukkig dat je de duiven nu weer terug hebt. Je moet toch maar oppassen als de poes in de buurt is. 000] OD moppenhoekje; Al te beleefd. Papa (tot zijn zoon): „Wim wil je dit van mij leeren, dat wanneer je in gezelschap bent, en er mocht eens geen -laats meer zijn voor e£n nieuwe gast, jc dan heel netjes je eigen plaats zult afstaan." Wim: „Natuurlijk Pa." Den volgenden dag zaten Pa en Wim in een tram waar het ontzettend vol was. Bij een halte kwam er nog een dame binnen. Wim stond heel netjes op en bood de dame heel beleefd zijn plaats aan. Doch hevig blozende wendde de dame zich af. En waarom? Wel, Wim zat op Pa's knie. (Ingezonden door Tortelduif.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1924 | | pagina 11