KINDERRUBRIEK
De rubriek van Oom Karei.
Zoo hebben we dan de opstellen binnen, en
wat ik er tot hu toe van gezien heb er
zijn heele goede bij.
Maar nu de prijswinnaars bepalen en dot is
niet zoo gemakkelijk; ik heb veel gewikt en ge
wogen, veel om raad gevraagd, maar geen
gekregen, die me nu" werkelijk voldeed, en
zoo kwam ik dan tot het besluit, zelf een stuk
of twaalf opstellen te kiezen en die achtereen
volgens in de krant te plaatsen.
Genummerd komen ze er in, zooals dezen
keer de nos. 1, 2, 3 en 4, volgende week het
vervolg en de week daarop weer wat.
Bewaren jullie de kranten goed, want dan
over drie weken vraag ik jullie: aan welk
nummer kennen jullie den eersten prijs toe en
zoo achtereenvolgens tot en met no. 10 toe.
■Als ik van jullie dan antwoord heb, behoud
ik mij de eindbeslissing voor; maar ik zal die
doen, zooveel mogelijk overeenkomstig jullie
opgaven.
Maar om één ding moet ik vragen weest
niet partijdig en oordeelt over de opstellen,
zooals ze jullie werkelijk het beste lijken, dus
niet den eersten prijs voor opstel 2, omdat dat
van een vrindje of een vriendinnetje is. Ik re
ken er op, dot jullie het eerlijk doet, dat ver
wachten jullie toch immers ook van mij.
Do overige inzendingen moeten nu wat
wachten, de versjes en handwerkjes en proeven
enz., en dezen keer is er maar één raadsel, dus
nu is het al heel gemakkelijk om naar den
wekelijkschcn prijs te dingen.
Ik ben benieuwd of jullie meening over de
opstellen met die van Tante Riek en van mij
overeenkomt. Jammer, dat het nog drie weken
duurt, hè? Ik ben er zelf ook zoo benieuwd
naar J
OPSTELLEN.
1. DE GESNAPTE INBREKERS.
Een druilige regen. Een duistere nöcht Eerv
uitgebrande lantaarn en een lekke band. Dit
was nu niet bepaald geschikt om iemand vroo-
lijk te stemmen. Maar Tom Kraal was er de
jongen niet naar om daar lang over te treuren.
•Als hij niet fietsen kon, wel, dan ging hij loo-
pen en met zijn fiets aan de hand staple hij
verder over den straatweg, af en toe een lustig
deuntje fluitend.
Wat was nu wel de reden, die Tom nog zoo
lang op pad voerde? Och heel eenvoudigHij
was aan 't kampeeren in dc omstreken van
het stadje Z. met zijn speciale vrienden Toon,
Wim en Hans. Nu hadden ze onderweg een
bekende ontmoet, die een poosje, met hen
mee wes gereden. Ze vroegen of hij bleef eten.
Nu dat was goed. Na het eten bleef hij r.og
even praten en het werd zoo laat, dat Hans
de kamplantaarns al aanstak toen de „gast"
dan wegging. Tom zou hem een eindje weg
brengen. Dat eindje werd een heel groot eind
en Tom bracht den jongen tot Z. weg, waar
hij, door den regen gedwongen, den terugweg
begon aan te nemen met het resultaat waar
mee dit verhaal begint.
Zoo vinden we Tom diep in de kraag van
zijn regenjas gedoken terug, op den straat
weg waar hij naast zijn fiets voortstapt. „Hoe
laat zal het wezen", mompelde hij, „dat m'n
fietslantaarnbatterij nu ook lceggcbrand is.
Wat zullen dc jongens ongerust worden. Hij
loopt nog een poosje door, totdat zijn voet te
gen iets hards aanstoot. „Wat zou dut wezen,
mompelt Tom. Op tast zoekt 'hij de stroatstce-
nen af en vindt een pakje van zeildoek. „Zie
zoo, denkt hij, dat heb ik alweerl Wat zou het
wezen, het is nog al zwaar." Tom steekt het
pakje in z'n zak en loopt door. Na een half
uurtje loopen heeft hij z'n tent bereikt, waar
zijn vrienden ongerust zitten tc wachten. Tom
vertelt waarom hij zoo laat komt. Ook zegt hij
dat hij een pakje gevonden heeft. „Wat Vit er
in?" vraagt Wim.
„Hoe ken ik dat nu weten? Ik had immers
geen licht".
„Geen licht? Dus je fietslantaarn is ooL
uitgebrand?"
„Ja, heb ik dat nog niet gezegd?" vraagt
Tom.
„Neen, zegt Toon, „maar laat nu maar eens
zien wat je gevonden hebt." Tom haalt het
pakje van zeildoek uit z'n zak. „Het is zwaar
hoor zegt hij. „Misschien zitten er we! rolletjes
gouden tientjes in", fantaseert Wim. Hans
maakt het pakje los en tot de verwondering
van alle jongens bevat hetinbrekers-
werktuigen en een briefje.
„Gommesknetter", zegt Tom, „dat zijn geen
gouden tientjes, maar dat zijn dingen om gou
den tientjes mee te krijgen." De anderen
lachen. „Wat staat er op dot papiertje Tom?"
vraagt Toon. Tom grijpt het papiertje en leest
het volgende.
Sunej
Mok gideops ed tsakdnarb nav alliv annahoj
si naa ed treueb. Dnovagadrednod flaawt ruu
teom ej ijb ed ncrotrctaw nezew. Ki loz ej raad
nethcaw.
M. Keers.
Tom tuurt zich bijna blind op het briefje,
maar kon er niet uit wijs worden.
„Nu Tom, wat staot er op?" vraagt Hans „je
staat te kijken of er Japansch of Chineesch op
staat.
„Dat lijkt ook wel zoo. Zie zelf maar eens."
Hans kijkt en kijkt, maar ook hij kan het
briefje niet ontcijferen. Ook Wim en Toon kij
ken, maar niemand weet wat er op staat. „Nu
hoor", zegt Toon, „het kan mij niet schelen
wat er op staat." „Mij wel zegt Tom, „je moet
niet vergeten, dat het bij inbrekerswerktuigen
in zat. „Ja", zegt Hans, „Tom heeft gelijk,
„we moeten te weten zien te Komen wat cr op
staat". „Geef mij het briefje nog eens" zegt
Wim. Wim tuurt ongeveer 5 minuten op het
geheimzinnige papiertje, tot hij eensklaps uit
roept, „Ik weet het! Ik weet het! Hier Tom,
lees de woorden eens van achteren naar voren'
Tom doet het en leest hardop.
Janus.
Kom spoedig de brandkast van villa „Johan
na" is aan de beurt. Donderdagavond twaalf
uur moet je bij de watertoren wezen. Ik zal
je daar wachten.
M. Keers.
„Gommesknetter" roept Tom uit, „dat zal
ze niet glad zitten. Dadelijk naar de politie".
„Ho, ho, Tom niet zoo vlug. Het heeft de tijd"
zegt Hans. „Het is nu Woensdag. Als we mor
genochtend naar het politiebureau gaan is het
nog vroeg zat. Maar nu ga ik slapen want het
is al bijna twaalf uur. Morgen moeten we weer
om half zes op."
Tien minuten later is het stil in de tent. De
jongens liggen in hun dekens gerold naast
elkaar in het stroo en slopen weldra als rozen.
Volgenden Morgen.
5 min. voor 6 uur.
Alles in de tent ligt nog in diepe rust. De
vlag hangt stil, want het is bladstil. Een heer
lijke morgen.
6 uur.
Tom wordt wakker, rekt zich eens uit. Blijft
nog even doorsoezen. Dan grijpt hij zijn hor
loge dat achter bij z'n hoofd ligt op de brood
trommel en kijkt cr op. „Gommcsknetterl"
Jongens opstaan, het is al zes uur!" Maar de
jongens blijven doorslapen. De gevolgen van
het late gaan slapen. Als Tom merkt dat zijn
„alarmkreet" niet helpt, trekt hij Hans met
dekens en al aan zijn beenen buiten de tent.
Hierdoor wordt Hans half wakker en mompelt.
„Dc scalp van het bleekgezicht zal mijn wig
wam sieren?" Hij droomt namelijk dat hij In
diaan is. „Zoo" lacht Tom „Dat geloof ik
graag, „maar als je een wigwam hebt moet
je niet onder den blooten hemel slapen". Hans
is nu klaarwakker. „Wat is dat nou? Heb ik
buiten de tent geslapen? Joh ik droomde zoo
fijn." „Goeden morgen", klinkt het uit de tent.
Het tentzeil wordt opzij geschoven en verleent
doorgang aon Wim en Toon. „Goeden morgen.
Goeden morgen" klinkt het. „Fijn weertje zeg"
zegt Wim. „Reusachtig" zegt Tom.
De jongens gaan zi<;h wosschen en kleeden,
eten, stroo opschudden, dekens opvouwen enz.
enz. Na een half uurtje zegt Toon: „Jongens
nu gaan jullie met z'n driecn naar het politie
bureau. Tom kan don op mijn fiets gaan dan
zal ik Tom's bond even lappen." „Als je wilt.
Heel graag" zegt Tom. Dc jongens stappen op
en rijden weg, alleen Toon blijft achter. Bij het
politiebureau in Z. aangekomen neemt Tom het
pakje uit zijn zak en gaat ermee het bureau
binnen. Z'n vrienden blijven zoolang wachten.
Na een poosje komt Tom terug. Hij had moe
ten vertellen waar zijn tent stond, don zou de po
litie wol komen berichten wat ze verder moes
ten doen, want de commissaris was nu nog
niet te spreken. Hij hnd het pakje achterge
laten. Tom vertelt dit aan zijn vrienden. Sa
men rijden ze weer naar hun tent terug en
als'ze daar aankomen, staat Toon al op den
uitkijk. Dc jongens vertellen hem hoe het is af-
geloopen. „Dus straks krijgen we bezoek van
koperen knoopen?" vraagt Toon. „Ja", zegt
Wim. „We kunr.cn dus niet met dc tent weg
gaan om vandaag verder te fietsen. Ik denk
dat we hier nog eens zullen moeten over
nachten."
Om elf uur komt dc commissaris van politie,
vergezeld van twee agenten bij de jongens, die
alles nog eens uitvoerig vertellen. Als ze uit
gepraat zijn vraagt dc commissaris of ze bij
de arrestatie van de inbrekers aanwezig willen
zijn. Nu dat willen ze graag. „Maar"', zegt
Hans, „Koe kunnen we alle vier nu meegaan de
tent kan toch niet alleen blijven. „Dat is al
in orde hoor" zegt de vriendelijke commissa
ris. „Jullie kunnen op het landgoed vink bij
de villa gaan staan met jullie tent. Mijnheer
en Mevrouw van Schroede zijn al van alles op
de hoogte cn die vinden goed, dat jullie komt."
„Hoeral" riepen dc jongens. „Dat is fijn!"
De commissaris neemt lachend afscheid cn
vertrekt. De jongens breken op cn een uur
later zitten ze in de keurig gemeubileerde huis
kamer van villa „Johanna", waar mevrouw van
Schroede dc jongens onthaalt op gebak en
limonade. De jongens op hun beurt moeten van
hun kampeertocht vertellen waarnaar mevrouw
van Schroede met veel belangstelling luistert.
Na een poos gaan dc jongens weg. Als mijn
heer van Schroede om zes uur thuis komt zijn
de jongens weer in hun tent die zij vlok bij
de villa hebben opgeslagen. De Heer van
Schroede gaat ze even opzoeken en vraagt hen
of ze 's nachts in huis willen slapen. De jongens
wijzen dit aanbod echter af, daar ze liever in
hun tent slapen, 's Avonds komt een agent
van politie hen halen het is inmiddels II uur
geworden om bij dc arrestatie tegenwoor-
je zijn. Ze bleven nog ccn poosje praten
tot half twaalf. Dan worden al de clectrischc
lichten in het 'huis uitgedraaid, de blinden
voor de romen gesloten, behalve ven een der
voorkamers. Daar laat men de luiken los en
op het raam wordt geen pin gedaan. Het
spreekt vanzelf dat dc dieven hierdoor naar
binnen zullen komen.
Kwart over twaalf.
De beide inbrekers komen voor het onge
sloten raam. „Hier moeten' wc door Janus",
zegt de een. „Ja" zegt de ander, dat zullen we
doen. Janus neemt een steekbeitel cn steekt
die onder het room. Hij schuift het raam op.
„Ze hebben het ons wc! gemakkelijk gemaakt",
grinnikt Janus. Ze kruipen beiden door het raam
en juist wil ''e kameraad van Janus een die
venlantaarn aansteken, als plotseling de deur
open gaat en het knopje van het licht wordt
gedraaid. Daar staan voor de inbrekers drie
agenten van politie, de commissaris, vier jon
gens en mijnheer en mevrouw van Schroede.
Twee agenten overmannen den kameraad van
Janus. Janus zelf wil door het open raam
ontvluchten, maar ziet hier een agent staan
met een geladen revolver in de hond. Dit zien
de wil hij door de deur ontvluchten. Maar hij
heeft buiten den waard of liever buiten Tom
gerekend. Deze vlugge jongen wierp zich voor
de voeten van den inbreker, deze struikelt en
valt en het volgende oogenblik heeft de derde
agent hem de handboeien aangedaan. Ver
volgens worden de dieven weggeleid.
Den volgenden dag slapen de jongens een
get in den dag cn als ze afscheid nemen, drukt
de heer van Schroede Hans een bankbiljet van
25 gulden in de hand met de woorden „dit is
voor jullie om het volgende jaar weer mee te
gaan kampeeren en dan kom je ons ook nog
eens opzoeken hè?" Dit beloven de jongens en
een kwartiertje later rijden ze weg, nog af en
toe wuivend tegen de vriendelijke mijnheer
en mevrouw van Schroede.
2. SPANRUPS EN KNIPTOR OP REIS.
Vader, Moeder eri de twee bovengenoemde
dieren beraadslaagden, waar de zomervacantie
doorgebracht zou worden. Zoools altijd bij ge
wichtige gebeurtenissen werd familieraad ge
houden en met meerderheid van stemmen werd
besloten maar zee te gaan. Vóór stemden Va
der en de twee ongediertcn. De koffer, waar
mede Vader een kwart-eeuw geleden het ouder
lijk huis verliet en die al zijn aerdsche goe
deren gemakkelijk kon bevatten, werd van den
zolder gehaald. Met dankbaarheid konden wij
allen zien, dat de roerende goederen in die 25
jaar toegenomen waren. Met moeite konden
wij onze reisbenoodigdheden er ingepakt krij
gen. Telkens sprong de koffer open en Spon-
rups en Kniptor moesten op het deksel gaan
zitten, terwijl vader vlug de sleutel omdraaide.
Om zoo rustig mogelijk van de vacantie te
genieten, was besloten zoo minv mogelijk te
vertellen waar de reis heen ging. De kans
wordt dan geringer met zaken lastig gevallen
te worden. Alleen het Amersfoortsch Dagblad
moest ons met dc nieuwtjes op de hoogte hou
den. Kniptor had dit in zijn oor geknoopt, aan
niemand het doe', van de reis tc vertellen. Aan
het station peemt vader de kaartjes en zegt
Hoek van Holland. Kniptor trekt aan zijn jas
en zegtniet zeggen pa, hij heeft er niets
mee te maken. Telcphoonpaal tot telephoon-
paal, om de snelheid van den trein te bepalen,
wordt geteld. In den trein honderd vragen wat
is dit, wat is dat, waar zijn wc nu, waar komen
wo nu aan. Aan het eindpunt afgehaald met
ccn rijtuig. En de jeugdige reizigers mochten
om beurten sturen. Prachtig weder, dus direct
naar het strand. De verrekijker mee, en geno
ten van heerlijke vergezichten. Wat ruimte als
men uit een boschstreek komt. De golfjes na-
loopcn, en al spoedig natte voeten. Dan moor
schoenen en kousen uit. Als men alleen een
bad gewoon is, komt het water al gauw over
de knie. Geen wonder dat de broeken nat wa
ren
Vooral Kniptor waagde zich tc ver. Het ge
volg was een natte broek en daar de koffer
nog niet aangekomen was, was goede raad
duur of liever heelcmaal niet duur, want Knip
tor liep het verdere gedeelte van den dog met
een kleedingstuk rond van zijn tante, natuur
lijk met plooien 'erin gevouwen. Een groote
wondeling werd gemaakt langs het strand Nu
Hoek van Holland ccn gedeelte van Rotterdam
is geworden komen eiken dog duizenden met
de treinen en de bekende Fop Srnit-booten
naar het strand.. Ook een groot tentenkamp
herbergde honderden stadsbewoners, die voor
een week de benauwde straten ontvlucht zijn
en liever op een bos strco sliepen cn in het
water rondsprongen. Er woren dagen dat er
20 a 25,000 menschen waren. Ezeltje rijden
enz. behoorde tot de gewone badplaatsvermo-
ken. De baas heet Nütbi en hij vertelde aan
iedereen, dat zijn ezel hem non zijn vrouw ge
holpen had. Bij zijn thuiskomst verzorgde zij
don ook steeds eerst den ezel cn dan haar man.
Vinden de lezers van deze Rubriek Nütbi
niet juist een raam voor een ezeldrijver? Een
andere typische naam lazen wij bij den bar
bier van het dorp. Deze heet Knipsc'naar. Op
een onderen dag maakten wij een wandeling
langs het strand en dc Nieuwe Waterweg.
Zandzuigers voeren of ert aon, de loodsboot
haalde de loodsen van uitvarende en zette
anderen op dé binnenkomende zeeschepen.
Wij zagen Cr allerlei vlaggenEngclschc,
Noorsche, Deensche, Bmt^ché, Franschc, maar
ook vele Nederlandschc. schepen. Met trots
zagen wij, dat onze schepen, wat grootte en
schoonheid betreft een K$e! goed figuur tus-
schen de andere notionolitciten maakten. Aan
den steiger van de Horwichbooten zogen wij
de Archangel. Wij hoorden een leven als bij
ccn watervol. Naderbij gekomen bemerkten wij
dot dit veroorzaakt werd door het laden van
kistjes met tomaten, die over een brug van
ijzeren rolletjes met veel lawaai in de inge
wanden van het schip verdwenen. Een volgen
de rr.aal wees vader ons het huis waarin hij
geboren was. Ook kwamen we langs de school
en allerlei herinneringen kregen wij tc hooren.
We zagen de bovenmeester, op het hoofd een
pet met twee kleppen en zelfs zijn Goudschc
pijp bestond nog, maar waarschijnlijk niet
meer dezelfde van vroeger, door de jongens in
dc steel nog al eens een houtje stopten. Was
het warm dan zei de meesterJan, Piet of
Klaas haal jij bij mijn vrouw nog eens een
glas vnn dat heldere roode sap. Dc jongens
waren daar fel op, want in 't portaal kon noch
de juffrouw, noch de meester hen zien; en een
klein slokje kwam de bediende wel toe dacht
hij. De lange vacantie duurde toen maar twee
weken cn jaar in jaar uit werden dezelfde boe
ken gebruikt. Elk jaar kreeg men dan ook de
les waarin stond van een tuitlomp en een snui
ter. De bovenmeester zei dan altijd „Kees ga
jij naar mijn vrouw. Ik gchoof (wij wisten allen
dat hij het zeker wist) dot op de schoorsteen
die dingen nog staan." Het weder sloeg om
en de regen viel met stralen neder, maar groot
ouders kunnen aardig vertellen. Grootmoeder
vertelde dat zij zich nog herinnerde dat de
Prins van Oranje de eerste spit deed bij het
graven van den Nieuwe Waterweg. Mijn over
grootmoeder cn overgrootvader waren de eer
ste bewoners, dus zooveel els de eerste men
schen of Adam cn Eva. Ik hoorde hoe het pant
serfort gemaakt is door den bekenden aard
rijkskundige A. A. Beekman, toen genicoffi-
cier die zijn verblijf daar beschreven heeft in
de novelle „Hollanders in politiek cn uniform".
Jarenlang bleef de Hoek van Holland een eigen
aardige plaats; geen stecncn huizen, geen rij
ke menschen, geen armen, geen boeren, geen
koeion, geen dokter, zelfs geen begraafplaats
Dc ecnige boom is maar vier a vijf meter hoog
cn werd gezaaid door mijn overgrootmoeder.
Mijn grootvader leerde mij netten breien.
Steeds viel de regen; ééns deed ik pen man
die strooibiljetten rond bracht de deur open.
Ik zeg„wat regent het hard," hij schudde
van neen. Ik vraag „zou het nog droog wor
den?" hij schudde van neen. „Wil je nog een kop
je koffie hebben?" hij schudde van neen. Mijn
grootmoeder vertelde dot hij a'tijd schudde.
Maar eerst maakte dot een zonderlinge indruk.
Een 'ander type was een Schevenir.ger, die elke
week een paar centen kwam halen, een echt
type al even brutaal als de belastingambtena
ren. Sloeg hij een week over dan zei hij„ik
mot van verleden week nog hebben." Eigen
aardig was, dat hij op klompen liep cn zijn
schoenen aan do veters droeg. Eens vlogen do
zwaluwen rond hem heen en ik zag hem in
het rond draaien en met de schoenen naar deze
vlugge vogels slingeren. Had hij oen g^eie bui,
dan maakte hij een praatje. Eens vroeg hij
wijzende op het kippenhok„Hou u daar
oliphanten?
Na dagen uitstellen maakten we ren reisje
naar den Haag. Dnar cegen we versgSft jendp
bekende standbeelden en cudc gebonven. B.j
de Gevangenpoort zagen we het voetsVk var
het standbeeld van koning Willem II. Het
standbeeld was weg. Dc een zei„Zeker even
sigaren koopen", dc andere .sprak: „Zeker
met vacantie op reis". Dit 'natste was werke
lijk waar, daar het beeld op reis was naar
'Tilburg. Typisch was ook. dat we 'savonds
om 8 uur uit Den Haog gingen en ook om F
lur ean den Hoek van Holland aankwamen.
Ra ra wat is dat? Den Haag heeft natuurlijk
nieuwe tijd cn het Westland zonnetijd. Wij be
zochten ook de groote veilingen van tomaten,
aardappelen, druiven enz. cn maakten een '.ij-
toer langs dc Maasdijk.
Aan alles komt een eind, ook aan een vacan-
tiereis. De laatste dag waren de ouderen een
weinig onder dén indruk van het komende af
scheid. Wij kinderen zijn altijd gelukkig; blij
als we komen, blij als we weg gaan. Rotterdam
met dc haven werd nog bezocht cn het laatste
stuk treinreis nam een aanvang. De laatste
grap beleefden wc in Utrecht de chef werd
geroepen in een coupé naast dc onze. „Ik heb
veel gevonden voorwerpen in de trein gezien
hfoordén wij hem zeggen, „tot kleine kinderen
toe, maar dit is wel het toppunt". Een dame
had haar bruine schoenen laten staan en liep
op haar slofjes Utrecht in.
Het sein stond veilig cn we waicn thuis.
3. MIJN VACANTIE.
Dc tijd van vacantie is nu weer voorbij, cn
nu ga ik in mijn gedachten alles nog eens na,
wat ik dezen keer heb genoten.
Mijn Oom en Ta'«te hadden voor de maand
Augustus een aardig buitenhuisje gehuurd in
Huisduinen, bij den Helder, heelemoul door in
het topje van Noord-Holland. Zij inviteerden
mij'om cenige weekjes bij hen te komen logee-
ren, welk aanbod ik natuurlijk met groote
blijdschap aannam.
Nadat Oom en Tante eerst dc boel wat in
orde hadden gebracht, kwam ik. Moeder zou
me brengen. Het zou dezen keer eens ccn heelo
mooie reis worden, n.l. per auto. Dus een
heele rit van Amersfoort af. 's Morgens om
half negen vertrokken we. Het weer was mooi.
We reden verrukkelijk, niet een snelheid van
gemiddeld 3040 K.M. per uur, dus cr was
gelegenheid genoeg om van alles te genieten.
Wat was het mooi, over Soest, Baarn en door
het Gooi zoo naar Amsterdam; wat interes
sant die oude vesting bij Nnarden. Ook zoo'n
mooie stadspoort is door. Alleen ondervon
den wij dat dc wegen erg slecht zijn.
We moesion in Amsterdam met een heele
groote stoompont raar den overkont van het
IJ varen. Wat is dat IJ breed, dot had ik mc
nooit zoo kunnen voorstellen. Op dc pont ston
den wel drie auto's tegelijk, buiten allerlei
andere dingen, o.a. paarden cn karren en dc
noodige fietsen. Wat kolossaal groot is zoo'n
pont. Moor dot moet ook wel, want aan beide
kanten van het IJ stonden nog heel wat men
schen tc wachten om overgebracht tc wor
den.
Wc volgden steeds het N.-H. konaal en re
den door dc Purmer cn dc Beemster naar Alk
maar. Wat een verschil van landschap door,
vergeleken bij hier. Uitgestrekte weilanden met
bijna nergens boomen zooals hier bij ons, maar
overal welvarende boerenplaatsen, tenminste
dat leek mij zco toe. Alles zog cr zoo goed
verzorgd uit. Alkmaar is ook een aardig stadje,
'locn waren wij echter nog long niet in Huis
duinen. Van Alkmaar naar den Helder is on
geveer een afstond 700 groot als van hier naar
Amsterdam. Inmiddels was het weer veel
slechter geworden cn werden we zelfs koud.
Eindelijk, daar heel* in cc verte zagen wc de
vuurtoren van Huisduinen. Wij naderden dus.
Ik woon nu cl bijna 8 jaar hier maar toch
vond ik het heerlijk toen ik mijn geboorte
plaats naderde want in den Helder ben ik ge
boren. Wel kom ik cr niet veel, maar Moeder
praat er nog dikwijls over cn vond ik het dus
heerlijk om cr tc zijn. Groote schepen lagen
in de haven en dc heerlijke frissche zeewind
woei ons in het gezicht. Maar ons doel was
Huisduinen cn daarom mochten wij niet' te
lang daar blijven. Wij gingen dus verder en
door te Huisduinen, midden tusschen de duinen
lagen een poor aardige huisjes, waarvan één
door mijn Oom cn Tante werd bewoond. Wij
waren er dus. Wat heerlijk was het hier. Zóó,
als je de deur uit kwam, was je in dc duinen
cn als wij daar don bovenop klommen, zagen
we de zee, die mooie, groote zee, met heel ip
de verte dc branding op de „Razende bol",
een zandplaat, die daar ligt en voor dc zee
man een gevaarlijke plaats is. 's Avonds, als
de zon onderging, gingen wij r.aor het strand.
Dat was een prachtig gezicht. Niet écn avond
was dal schouwspel gelijk oan de vorige, altijd
weer anders. Eén avond was hét zoo mooi
alsof alles er rondom van goud was. Ook de
zee die altijd maar bruischt cn lawaai maakt
alsof hij or.s doarmce zijn oneindige krocht cn
grootheid wil toonen. Ook het draailicht van
den vuurtoren is zco mooi. Wat moet het toch
heerlijk zijn als de zeeman na ccft longe reis
daar ginds in de verte het hem zoo bekende
stradïlicht ziet, dan weet hij immers dat hij
weldra in veilige haven is.
Het was erg jammer dat het zoo heel dik
wijls slecht weer was, maar toch hebben wij
genoten. Moeder ging nn één*dog weer terug,
dus bleef ik door achter. Maar dc tijd vloog
om. Als het weer maar eenigszins goed was
namen wc een bod. Ik leerde een beetje rug-
zwemmen. Wat fijn is dot als je je door eigen
kracht in het water kunt voortbewegen.
In minder don geen tijd was de dag daar, dat
we naar huis moesten. Ik heb het cr heerlijk
gevonden, maar toch verlangde ik wel een
beetje naar huis. Daarom was de terugreis ook
weer een genot cn heerlijk voldaan en tevreden
kwam ik weer in Amersfoort aon, waor Moe
der met mijn beide zusjes en broertje al aan
den trein stonden. Heel veel heb ik hun verteld
van mijn heerlijke vacantie, en nu nog is er
weer steeds iets wat ik vertel daarover, zoodot
de herinnering daaraan lang levendig zal blij
ven.
4. MLÏN VACANTIETOCHT.
Wij zouden naar Scheveningcn gaan in deze
vacantie. Eindelijk brak de langverwachte dag
aan. Beladen met koffers cn schoppen trokken
we naar 't station. Er waren al heel veel men
schen die op 't perron stonden te wachten.
Eindelijk kwam de trein binnen en nauv/elijks
zaten wij er in, of weg reed hij weer. Ik had
een plaatsje bij een raam veroverd en kon dus
fijn uitzien. Van Amersfoort tot Utrecht was
de streek mooi. Bosschen, heide en korenvel
den wisselden elkaar af. Maar van Utrecht tot
Den Haag was weide. Eindelijk zagen we in
de verte de torens van Voorburg. Nog een
oogenblik cn de trein was het station van Den
Hoog ingerold.
Met ccn schok stopte hij, zoodat ik tegen
een dikke juffrouw aanviel. Do portieren wer
den geopend, wij stapten uit cn gingen naar
buiten. De tram stond vlak voor het station <0
wachten. Wc liepen er hard naar toe om een
plaatsje te krijgen, want de tram was al
stampvol. Wc moesten blijven stoan cn ik kon
niets zien, wont ik zog tegen den rug van een
heer aon. Eindelijk, nadat ik bijna gestikt was
tusschen ol die menschen, kwamen we oan 't
Kurhous en vandaar wandelden we noor ons
hotel. We werden door den portier naar onzo
kamers gebracht cn nodot we ons wat ver-
frischt hadden, gingen we eten en doorna naar
't strand, 't Was cr erg druk. We hebben daar
kuilen gegraven en pootje gebaad. Er waren
ook visschersschecpjcs bij 't strand, waarin
je kon voren. Nadat ik naar hartelust gespeeld
had, en een natte broek met pootje baden ge
haald had, gingen we naar huis. Den volgenden
dag stond ik vroeg op, manr 't regende, zoo
dat we niet uitkonden. 's Middags klaorde 't
op cn wo gingen den Hang bezien. Wat een
drukte. Een paar keer ben ik bijna onder een
auto gekomen. Wc hebben 't schoolmuseum
gezien. Dat was prochtig I Er waren ook sche
dels van oermenschcn in, wat waren die oud I
Ze mochten wel eens noor den tandarts voor 't
gebit. Want de helft van dc tonden was afge
brokkeld of weg. Nadat wc 't museum gezien
hadden gingen wc weer in dc trom naar huis.
No het eten zijn wo nog even 't strond gaan
bezien en daarna moesten we noor bed. Den
volgenden dag was 't prachtig weer, zoodot wc
den gehcelcn dog op 't strand konden blijven,
's Avonds was er vuurwerk ter cere der Ameri
kanen die er toen waren, 't Was prachtig. Ik
stond op een zondhcuveltjc, want 't vuurwerk
wos op 't strand. Vuurpijlen werden van de
pier geschoten cn op het lund werden grootere
stukken vertoond. Den volgenden morgen, na
't ontbijt, zouden vader en ik gaan voren in
die bootjes, die bij het strond lagen.
Vader werd noor de boot gedragen. Toen ik
aan dc beurt kwam, zette de visscher, van wie
het bootje was, mij op zijn arm.
Maar toen hij door 't water plaste, struikelde
hij over 't anker cn viel op zijn kpieën in 't
watar. Ik viel ook, moor kwam op m'n beenen
terecht. Maar mijn kousen, schoenen cn broek
waren drijfnat. De visscher stond weer gauw
op cn droeg me, zoonot als ik was, naar de
boot. De menschen en vader, die al in de boot
zaten, moesten cr hartelijk om lachen. Maar
ik niet I Doch onderweg droogde alles weer
door dc zon. Een dame was erg zeeziek, ik zal
maar niet zeggen wat ze deed. 's-Middags
moesten we weer naar Amersfoort. Het was nu
niet zoo druk meer. We gingen weer met de
tram r.aar 't station en daarna met dc trein
noor Amersfoort. Het was een z*ligc tijd in
Scheveningcn.
RAADSELS.
Oplossingen von vorigen keer.
I „Letterzetter" met do woordenleest,
emmer, toren, troon, enkel, roest, zebra, Evert,
tafel, tjalk, Emmen, ratel.
II Mond, mand, tand.
III „Schooltasch" met de woorden schol,
loos, tol, lach.
Dezen keer waren ze weer eens zonder fou
ten cn heel gemakkelijk; dat was wol aan dc
vele goede oplossingen tc merken.
Jacob van Winterswijk heeft den prijs ge
wonnen. Kornt hij even aan het bureau van
het Dagblad
Nieuw raadsel.
Mijn geheel, bestaande uit één cn dertig let
ters cn vier woorden, kennen jullie allemaal.
31 15 19 25 vindt men aan ieder huis.
5 12 13 7 26 is iets, waar je clkcn
dag naar toe gaat.
13 7 9 20 is een Engelsch edelman.
21 24 28 is een boom.
1 27 18 is een visch.
2 22 30 4 is een water.
16 23 4 19 51 29 is een jongens
naam.
6 8 4 3 26 is ccn visch, die voor cenige
weken in een vraagstuk voorkwam.
11 10 7 8 6 is iets, dot men 's winters
gebruikt.
Welke zijn dc ontbrekende letters?
(ingez. door Kroppcr.)
f
CORRESPONDENTIE.
Aon alle neefjes en nichtjes.
Met het oog op de opstellcnprijsvraag mo'et
ik de correspondentie erg bekorten. Dot vindt
ik wel heel jammer, wunt ik babbel graag wat
met jullie. Dus degenen, die niet met den prijs
vraag meededen, moeten maar niet boos zijn.
En de anderen weten wel, dat ik zooveel ruim
te voor dc opstellen noodig heb; het duurt nu
toch al drie weken voor we samen kunnen be
slissen.
John Br. Ik had je naam al eens eerder
hooren noemen. Jc kon zoo goed opstellen ma
ken. Leuk, dat je nu tenminste met de prijs
vraag meedoet.
Doffer. Wil je die plaatjes even in je
volgenden brief doen; ze zal je wel dankbaar
zijn. Je opstel las ik, ik heb zoo'n idee
maar dc beslissing laten wc ook aan de neven
cn nichten over, zooals jc weet. Je overige in
zendingen bewaar ik als er weer meer plaats
ruimte is.
L u c i e. Je opstel is toch niet overgeschre
ven. Daar reken ik op, en schrijf me het, als
het wel zoo mocht zijn. De eerstvolgende koe
ren is er weinig ruimte voor raadsels, ik denk
cr dan maar één te plootscn. No. II was bij
jou fout zie je wel?
K r o p p e r. Het deed me goed, dat je me
niet vergeten was. Ik kan me begrijpen, dat het
een heele schrijverij was. Als nu de moeite
maar beloond wordt ookl
011 o S. Alle neefjes en nichtjes zetten
boven hun brief: Beste Oom Karei, en dat
„Hoogachtend" is veel te deftig, hoort Dat
schrijf je toch ook niet aan een echte Oom.
Maar je bent welkom in ons midden, nieuwe
neef!
(Vervolg onder Stadsnieuws.)