Hel Meisje van hiernaast. TWEEDE BLAD. Gsdenkteskenen. BINNENLAND. FEUILLETON. *3* Noa76*"9 AM E RS FOO RTSC H DAGBLAD „DE EEMLANDER" zaterdag 27 Sept. 1924 (Nadruk verboden). Het gebeurt mij, wanneer ik bij een zékere familie logeer, dat mijn aandacht steeds weer volt op hetzeifde portret, dat op de logeerkamer hangt. Reeds jaren over nacht ik, wanneer ik de familie bezoek, op dezelfde logeerkamer en steeds hangt e, dit zelfde portret. De familie is in dien tijd drie maal verhuisd en driemaal verhuisde het portret mee. Ik herinner me nog heel goed den avond, waarop ik het portret voor het eerst zag. De gastvrouw vertelde mij, wie het voorstelde; het was een kennisje uit de buurt, dat bij een feestelijke gelegenheid in een maske rade-pak was gestoken en zich zoo had laten kieken. We spraken over het meisje en over het flattante van het pak dat zij droeg. Toen ik een paar jaar later in een andere stad en een ander huis ditzelfde portret weer op mijn logeerkamer zag hangen, vond ik er iets ontroerends in, dat mijn gastvrouw dat kennisje uit een lang vervlogen tijdperk van haar leven zoo in eere hield. En toen ik, jaren daarna, weer in een andere stad en in een ander huis datzelfde portret nog maals tegenover mijn bed vond hangen, kon ik niet nalaten, haar er iets van te zeggen. Maar toen lachte mijn gastvrouw. Ze vond mijn opmerking overdreven. Er was voor haar heelemaal niet iets ontroerends in dit portret. Ze wist haast niet eens meer wie 't voorstelde; in elk geval was ze dat meisje al lang vergeten en de eenige reden, waar om deze kiek steeds maar weer aan den wend kwam, was de sleur, die haar nu'een- maal bij het meubilair van de logeerkamer deed behooren, gelijk de waschtafel en do toilet-emmer. Na mijn thuiskomst ben ik mijn eigen portretten aan den wand ook eens wat kri tischer gaan bekijken. Het eind was. dat ik enkele, die mij reeds lang niets meer zei den, heb vervangen door afbeeldingen van jonger datum. En ik dacht: zou het niet goed zijn, zoo wij bij de jaarlijksche schoonmaak ook ons portretten-materiaal eens gingen schiften Zeker, er ligt iets van trouweloosheid en on eerbiedigheid in het vervanger van een portret. Maar is heel het leven niet trouwe loos en oneerbiedig jegens den dood Het vergeten is een natuurlijk proces, en, als alle natuurlijke processen, tragisch en wreed. Maar wie op kunstmatige wijze in wezen wil houden, wat de natuur ter dood heeft veroordeeld, doemt zichzelf te leven in een wereld van mummies. Hoe zou de Meimaand er uitzien, als alle dorre takken en doode blaren van 't vorig jaar tusschen het nieuw onlluikend groen moesten blijven hangen I Onze gedenkteekenen mismaken het beeld van de wereld. Wanneer een ont dekkingsreiziger in Borneo's binnenlanden het beeld vindt van een vierstaartigen aap, maakt hij de gevolgtrekking, dat de inlan ders de vierstaartigen aap vereeren. Zijn slotsom is onjuist; hij had moeten vaststel len, dat de voorotiders dezer inlanders den vierstaartigen aap hebben vereerd en dat het thans levend ges'--ht dat oude beeld heeft laten staan. Maar misschien weet dit geslacht niet eens meer wat het beeld be- teekent. Wanneer een inlander uit Borneo bij woont, dat in den Haag een ruiter-stand- beeld van Willem 11 wordt onthuld, schrijft hij naar huis, dat de Hollanders Willem D vereeren. Maar dit ruiterstandbeeld zegt het thans levend geslacht allicht niets meer dan hetgeen het portret op de logeerkamer voor mijn gastvrouw beteekendè. Er zijn na Wil lem n alweer zooveel nieuwe volkshelden geboren 1 Evenmin als in een huis op portretten mag men in een stad op standbeelden oi straat namen afgaan. Wet weten de bewoners om trent de helden en grootheden, wier namen hun straten dragen? Het zijn vergeten portretten, die uit sleur aan den wand zijn blijven hangen en met elke verhuizing mee overgaan. Daarom ligt er een gezond beginsel ten grondslag aan de steeds meer in zwang ko mende gewoonte, oude straatnamen bij ge legenheid te vervangen door nieuwe, waar mee men de verdiensten van pas gestorven of nog levende burgers eert. Het gedenktee- ken voldoet door dit stelsel beter aan zijn eigenlijke bestemming; het is inderdaad een gedachtenis, die nog ontroering wekt, al thans gevoelens levendig houdt. Echter kan ik mij ook het bezwaar begrij pen van hen, die in een dergelijk tijdelijk karakter van gedenkteekenen iets onbevre digends zien, en de wijziging van een straatnaam een aanslag achten op de pië teit. Een naam krijgt op zie'.zelf historische waarde, afgescheiden van den persoon, aan wien hij is ontleend. Wie het Vondelpark of de P. C. Hooftstraat niet wil verdoopen, handelt niet uit piëteit voor de Hellandscho dichters, maar uit piëteit voor de Amster- damsche straten. Zoo is er zelfs wijziging, ontwikkeling vervorming in het proces van den dood. Wat als gedenkteeken voor den één is opgericht, wordt ten slotte het ge denkteeken voor den ander. Dit is wel het sterkste bewiis van anrdschc vergankelijk heid. H. G. CANNEGIETER. Amsterdarnsche Brieven. Luchtkastcelen. Het Internationaal Stedebouwkundig Con gres van dezen 'zomer doet zijn werking gevoelen. Er zit iets van een stedebouw- kundige prikkeling in de lucht, iets onbe stemds, dat tot handelen noopt. Wanneer het „studeeren" van een Tuin steden Commissie, d. w. z. vergaderen, dis cussieeren en rapporten opstellen alsme de het plannen maken door particuliere stc- debouwkundigen tenminste bandelen" mag hceten. Daar hebben wc dan onze Tgiinstedcn- commissie. Niet te verwarren met die voor Groot-Ams'tcrdam. Groot-Amsterdam is Amsterdam zelf, na de annexatie. Het tuin steden-plan wil, geloof ik, half Nederland omvatten, zoo iets van „van Amersfoort tot aan dc Noordzee". Hier blijft dus een ze kere ruimte van beweging, en de commissie schijnt niet nagelaten te hebben, daarvan een gepast gebruik te maken. Ze schijnt zelfs de noodige ruimte fc hebben gevonden voor... onderlinge ruzie. Zoo iets k,an bij een niet-Amstcrdammer verwondering wekken. Een gemeentelijke studie-commissie „van' brave stedebouw kundigen en belangstellende leeken" zou niet in vrede het Amsferdamsche zonnestel sel met hoofdplaneet en bijplaneten kunnen voorbereiden? Welke twistappel kan de een dracht bij zulk een werk des vredes \crsto- ren? Wij Amsterdammers weten wel beter. In de Commissie zitten natuurlijk menschen, die pro-Woningdienst cn anti-Publieke Werken zijn, èn hun tegenvoeters, de anti- Woningdiensters en pro-P. W.-ers. Nu staan Publieke Werken en Woningdicnsl nog altijd op een voet van Franschen en Duitschcrs uit het tijdperk van vóór Her- riot. Breng die twee bij elkaar, en ze zul len noodzakelijk trachten, eikaars gebied tc bezetten. Het is dan ook weldra „hom meles" geworden. On ne tarda pas a se b r o u i 11 c r, zou een Franschman zeg gen... Volgens den correspondent van de „Nieuwe Rott. Courant" was de Paris-ap pel: de tuinstad van wethouder Dc Mi randa in liet Gooi. Als ik het goed begrijp, zijn de pro-Woningdiensters verbolgen, om dat het voorloopige plan, door een sub commissie opgesteld, liet Dc-Miranda-dcnk- beeld de heer De Miranda is opperste chef van den Woningdienst zoo'n beetje negeerde, intusschen: het is best mogelijk, dat ik liet niet begrijp, en dat het pre cies andersom is. Evenzeer inijn aarzeling, want het terrein is glad. Het plan-Woning- diensf-De Miranda is namelijk oorspronke lijk een plan van... Publieke Werken. Deze dienst beweert tenminste, er zeer sterke historische claims op te hebben. Het zou dus kunnen zijn, dat Publieke Werken, veront waardigd over liet feit, dat de „tuinstad-de- Miranda" (zooals liet plan nu eenmaal heet) in woede was ontstoken, omda! de Woningdienst Maar neen, het v. ordt mij Ic ingewikkeld, ik zie verder van gissingen af. Het ontwerp, dat de sub-commissie voor noemd uan wei zou ontworpen hebben, be staat uit een serie van satelliet-steden om Amsterdam heen. Daar zou er één zijn bij Muiderberg (hm, ik solliciteer niet), een aan de Vecht, bij het lieflijke Gein; een aan de Loordrechtschc plassen, twee in de buurt van Halfweg, in he.t polderlandschap; no. 6 bij het aloude Vclsen. Ik hoop er het beste van. Maar ik vrees toch een-beetje-heel-erg \oor luchtkastee- len. Wanneer ik uit het raam van mijn werk kamer een blik naar buiten werp, ontwaart mijn oog een uijde prairie liet is gemeen telijk bouwterrein, niet verder dan een hall uur loopen van het centrum der stad; on verkoopbaar, of liever niet-in-erfpaclit-uit- geefbaar. Men zal er voorloopig maar een soort van reusachtig plantsoen van gaan maken. De situatie doet mij denken, in verband met de plannen te Muiderberg elc. etc. aan liet Afrikaansche stamhoofd dat aan den Christelijken zendeling vroeg: zijn er dan in uw eigen land cn op weg vandaar naar hier geen heidenen om tc bekeeren? En hetzelfde denkbeeld rijst in mij op, wanneer ik lees van liet plan-de Casseres voor een gewestelijke bebouwing Amster dam—Wijk aan Zee. Het is alles, om zoo Ic lezen: logisch, helder, goed-geconstru- cerd, magnifique. Een electrisclie spoor baan van Amsterdam langs Beverwijk (ten Noorden) naar Wijk aan Zee, met een bree- den weg voor auto-verkeer parallel... en aan weerszijden van deze worden met kwis tige sfedebouwkundige band dc tuindorpen gestrooid, vier ter eenc cn vier ter andere zijde; en poëtisch zullen ze verscholen lig gen in het groen, tóch vlak bij de plaatsen, waar de Arbeid zijn zetel heeft opgeslagen: de Hoogovens, de oevers van het Noordzee- 'kanaal, het grootc Amsterdam-Noord. En hoe schoon zullen Beverwijk cn Wijk aan Zee opbloeien, als officieeie satelliet-steden van Amsterdam! Wijk aan Zee krijgt bou levard cn Kurhaus, steekt Zandvoort prés ia mer naar dc kroon (hm!) en krijgt zijn verkeersverbindingen niet Noord, Oost, Zuid; Beverwijk wordt een paradijs voor bouwers en grondeigenaars, want het krijgt vanzelf een „meer stedelijk karakter". Kortom; het ontwerp-dc Casseres geeft aan Amsterdam wat het al lang had moeten hebben, ja, hetgeen een fatsoenlijke wereld stad inet liet praedicaat „Groot" voor zijn naam eigenlijk geen dag meer ontberen kan... En mjjn oog valt opnieuw op de prairie, die écn voorloopig park zal worden. Als wij Beverwijk'cu Wijk aan Zee „voorloo pig" ook maar eens lieten ziin zooals ze zijn? De uitvoering van het De Casseres- plan is mij overigens best, mits het geen Naamlooze Vennootschap wordt, waarin ik aandeelen moet nemen.. Mode. Dc regen heeft dezen zomer heel wat op zijn geweten gehadbedorven uitgangen, wegge gooid reisgeld, humeurljes, lastige kinderen en een massa mislukte plannen. Jammer Het is wel ongelooflijk hard, als je veertien dagen ol drie weken op een jaar vrij bent om naar builen te gaan cn je hebt er dan niet één met zon I Maar toch ook hiervan kan je veel maken, als je een beetje verstand hebt, om den huik naar den wind tc draaien. Ik ken menschen, die steen en been klagen als hun een regenbuitje overvalt, en anderen, die welgemoed door blij ven wandelen cn alleen even zeggen ,/t Wordt immers toch eens weer droogl" Ik geloof, dat deze verschillende wijzen, om de hemeltranen te beschouwen, in nauw'ver band met de mode sfaan. Ja, natuurlijk hangt het óók samen met het karakter en tempera ment van de menschen zeiven, maar daarnaast is net zuiver een toilclkwestie. Als je door gietrcg« ns van het soort, waar dc Augus'.us-depressics ons steeds mee verrasten. moet loopen met lage suèdc-schocntjcs cn zij den kousen, met een keurig geplooid mantel pakje van teere, besmettelijke kleur, en een hoed met bloemen of linten, die niet tegen water kurmen, ja, natuurlijk, d5n klaag je steen en been Nu heb ik nog overdreven, maar gebeurt het niet vaak, zelfs nog in dezen tijd van prak tische regenjassen, dat menschen met een drui pende paropluie scheef boven hun hoofd wnn- d-lcn, waardoor zij half nat worden, wat haast nog erger is dan heelemaal? Vroeger liep iedereen zoo. Heeren cn kin- dcien droegen wel eens een ruime regenjas of een cape, maar dc dames vonden die hobbc- zakdingen zóó afgrijselijk, dat zij nog maar lie ver hun klecren bedierven en kletsnat werden, dan dat zij er „niet leuk" uitzagen Vraag mij niet hoe zij er wel uitzagen. Zij droegen voor regen hun oudste klceren uit gezakte, verschoten dingen, die er niet meer op aankwamen. Half afgedankte hoedjes, slor dige schuiten van schoenen cn dan het eenige, wat goed in orde waseen geweldige para- pluie. Het was een ollerongczelligst gezicht. Want oud goed, c'at nat wordt, is daardoor na tuurlijk nóg leelijker. De ontkrulde veertjes op dc drie jaar oude hoeden, dc sluike haren om het gezicht, het mankte alles bij cikoar, dat een dame. die cr geen rijtuig op na hield, met regen, eenvoud g niet uit kon voor visites of zoo iets, want zij was binnen de vijf minuten ontoonbaar. Dc weet nog precies hoe wij eens een vrien din van mijn moeder op bezoek kregen op een vrccselijk natten dag er. hoe zij direct het wonder vertelde„Ik ben komen loopen cn tóch kurkdroog f zóó leukik draag buiten over mijn tailleur en wijde jas, die geen regen doorlaat. Die bracht ik uit het buitenland meel Het was een curiosuml Thans zijn wij zoo Ner, dat iedere man, vrouw of kind jarenlang door den regen kan wandelen en toch droog blijven, a!s men cr maar op is aangekleed. En het aar digste fs nog, dat die dracht ook flatteert en niet, zooals de ellendige rotondes van omstreeks 1899 van een vrouw een soort gecapitonneerde sluimerrol maakt Kijk e- dit plaatje maar eens op oon. Ziet het meiske er niet uit cm te stelen De regenjas en het regenhoedje behooren tegenwoordig tot dc noodigsle onderdeelcn van onze garderobe. Je hebt er veel wil van, doordat je cr zelf warm en droog in blijft en je je klceren spaart en het is bovendien «een groote uitgave meer. O, in de Engelsclve magazijnen kan je na tuurlijk ook nog dure soorten vinden, van die onverslijtbare dingen met keurige kleermakers- coupe jassen, die ruim zitten en absoluut on doordringbaar zijn „maar wie geen dikke beurs heeft en géén zin haar halve kleedgeld aan een regenjas te spendecrcn, kan in de nu zoo populoire goedkoopere zaken ook uit stekend terecht. Daar zijn jassen in zeildoek, leer, caout chouc, gabardine, geprepareerde zij er is k'euze te over. Ik vind dc gabardine jassen altijd het allerbest. Die klccdcn slank of, zitten worm, staan netjes en ruiken niet als je ze een poosje hebt gedragen, wot met gummi en zeildoek mantels dikwijls wel het geval is. Sommige gabardine-jassen loten op den duur door en het is waar, dat zij in ons kikvorschcnlnnd te gen heftige overstroomingen uit den hem»-, bestond moeten wezen. De groote confectieza ken kunnen voor een paar gulden dergelijks mantels weer opnieuw ondoordringbaar Aioken. Don houden ze het voorloopig wel uit. Ik raad u echter of om zelf een dergelijke DPhnndciing toe te passen. Dat wordt lapwerk, als je geen vakvrouw bent cn ten slotte moet dc zonk don tóch helpen. Wanneer u een regenjas koopt, moet u op sommige dingen goed letten lo. dot hij wijd genoeg om de heupen valt en niet slobbert om dc schouders 2o. dat de boord of kraag een goede snit heeft en royaal over eikónder kan sluiten 3o. dat er fatsoen lijke, goede knoopen op zitten 1o. dot er on der de knoopen nog een paar knipknoopjes volgen, onders waait hij open als u loopt of fietst5o. dat Hij, net als een soldotcnjns, naar twee konten gesloten kan worden; doch dit is geen noodzakelijkheid, alleen een besparing van de jas zelf. Een regenmantel d>.* afzakt van de schou ders of om dc heupen spant, staat goedkoop en leclijk. Hoe royaler hij om uw figuur past» des tc beter het is. Wanneer hij te nauw is, gaat hij bij de knoopen trekkendie vliegen er dan af of dc goten scheuren uit en daar door wordt de ganschc jas bedorven. Dc op staande kraag of dc sluitende boord geven het r.°og" oon don regenmantel. Een uitzakkend, fout geknipt boordje valt het allereerst op. Ook bederft zoo iets de lijn van den rug dus het is wM zaak hier goede aandacht aan te besteden. Ook moet u opletten, dat u den mantel niet le lang neemt. Sommige dames zeggen mijn rok is lang, dus moet de jas nog een hand langer zijn. Doch dan slaat deze om, krijgt vnlsche plooien, modderspatten, een vieze rand en dat zijn óók al détails, die de jas in haar geheel ontoonbaar kunnen maken. Kleed u als het meiske op dit plaatjedat is het allerbes' Over de hoedjes afzonderlijk behoef ik het niet te hebben. Die liggen bij mosso's overal tc koop de glimmende cn dw doffe, die van lak en die van vilthet kon alles tegen re gen kies een kleur, die u flatteert, en zet er geen andere garncering op, dan een lint of een piek of een stuk fluweel. Neem voor den regen knphanrlschoencn, die sluiten over uw mantelmouwdraag wollen kousen en overschoenen en ik verzeker u, dot u op die manior alle weer en wind kunt trot- seeren het wandelen in een gietbui zal zoo en pretje voor u zijn! De Staatscourant van heden 26 Sep tember bevat o.a. de volgende Kon. be- sluitcn: bevorderd tot officier der Oranje-Nassou- orde J. van Woning, te Ouderkerk a d. Use!; benoemd in die orde tot ridder W. van Rijck, te Parijs, cn R. van Dam, oudste directeur der N. V. Dinmantmaotschoppij E. van Dam te Amsterdam; toegekend de zilveren eere-medaille dier orde oon II. J. van Katwijk, concierge van de Rijks universiteit te Leiden; benoemd tot leeroar non de Rijkslenclbouw- wintcrschool te Dordrecht J. Berghuis, aldaar, en J. Nijland, te Dubbeldam; op verzoek .eervol ontslagen met donk H. C. dc Zwart als lid van den Voogdijraad te Am sterdam II; eervol ontslagen wegens overbodigheid van werkzaamheden G. L. M. H. Tromp als commies bij het departement van koloniën; op verzoek eervol ontslagen de directeur van de post- cn telegroofkantoren te Maassluis J. F. Pecter, te Blaricum O. A. Kakebeen cn tc Kampen H. van 't Hof. A. een eervol ontslag uit den militairen dienst verleend: 1. met ingang van 30 September 1921, op hunne aanvrage, aan den dirigeerend oflicicr van gezondheid der 3e klasse C. Boeser cn aan den officier van gezondheid der Te klasse op non-activiteit J. F. Mcyer. beiden van het personeel van den Geneeskundigen Dienst der Landmacht; 2. met ingang van 2 October 1921 aan den versie-luitenant op non-activiteit L. J. Noren- Naai het Er.gelsch von RUB'/ M. AyRES door W. J. A. ROLDANUS JR. 61 „Het is voikomen nutteloos daarover te dis- cussiecven," begon ik heesch. „Je inag van mij zeggen en denken wat je wilt, maar Don's geluk gaat voor mij boven mijn eigen r/O, goedenavond 1" viel zij mij in de rede en zij verdween. Den volgenden dag ging zij naar den ouden Jardine en werd het huis naast ons gesloten Toen ik den bediende van het verhuurkantoor het slot van het hek zag dichtmaken, kreeg ik ongeveer hetzelfde gevoel, dat ik jaren geleden gehad had, toen ik mijn vader de deur had zien sluiten van de kamer, waarin het lijk van mijn moeder lag. Het was mij toen als het einde van de wereld voorgekomen en nu was het bijna precies een der, toen het besef tot mij doordrong, dut voor taan het huis naast mij stil en verlaten zijn zou. Joy was met haar koffers in het stationsrij tuig naar den ouden Jardine gereden en later op den dag stuurde hij mij een invitatie om tc komen soupeeren. „Het is een welkomstfeestje voor het kind," schreef hij, „en ik zou graag zien, dat zij zich zooveel mogelijk thuis gevoelt." Ik ging niet, maar later in den avond liep ik even bij hen op ik vond ze nog aan tafel. Joy zat aaa het hoofd en het lichtrose-kleurig licht van de iamp viel op haar gezicht en haar haar, toen ik de deur open deed en binnenstapte. „Waarom ben je niet komen soupeeren vroeg de oude Jardine, die opsprong om mij tc verwelkomen. „We hebben nog een heelen tijd op je gewacht. Waarom ben je niet gekomen „Het speet me erg, maar ik ^noest brieven schrijven." Ik keck Joy aan zij leek ongewoon zenuwachtig, vond ik, en op haar wangen tce- kenden zich roode plekken af. Jardine drong mij met geweld een glas wijn cp en wij dronken op het lange leven en ,het ge luk van zijn nieuwen „zonneschijn", zooals hij haar noemde. „Het eenige, wat mij nu nog hindert," zeide hij later, toen wij alleen waren, tegen me, „is, dat, wanneer die jongen van jou thuis komt, hij haar waarschijnlijk van mij zal afnemen cn mei haar trouwen." Ik keek verwonderd naar hem op. „En je hebt mij vroeger verteld, dat zij zei, dat zij nooit met hem zou trouwen, wat er ook gebeuren mocht." De oude Jardine keek wat verlegen. „O, dat moet je maar vergeten, jongen," zei- de hij luchtigjes. „Zij bedoelde het blijkbaar niet zoo ernstig als ik dacht, wont vanavond heeft Z'J niij gezegd, dat zij vost besloten was, te trou wen, wanneer Don thuis komt als hij ten minste wil natuurlijk." „O," zeide ik, „hij zal niets liever willen." Maar de wetenschap, dat zij zoo makkelijk van besluit veranderen kon, deed mijn hart op nieuw pijn en ik dacht over dien namiddag, toen ik haar in deze zelfde kamer gevonden had, half neergeknield bij den ouden Jardino en huilend om mij. Natuurlijk wist ik, dat ik blij moest zijn, dat zij haar voorbijgaanden gril zou gauw vergeten had, maar het leek onmogelijk. „Zij is erg in haar schik met haar kamer," zeide dc oude Jardine na een poosje. „Toen ik hear mee naar boven genomen had, sloeg zij haar armen om mijn hals cn kuste me als een kind, dat ik een stuk speelgoed gegeven had trouwens, wat is zij per slot van rekening an ders dan een kind vroeg hij, terwijl hij mij woest aankeek alsof ik het gewaagd had to lachen. „Ik was er zeker van, dat zij ermee in haar schik zou zijn," antwoordde ik. Er volgde een stilte, die voortduurde tot zij verbroken werd door een lang aangehouden ge snurk, dat een duidelijk bewijs voor mij was, dat hij zijn gewoon namiddagslaapje deed. Hij sliep nog, toen Joy in de kamer terug kwam. Zij keek naar hem cn den vragend naar mij en ik glimlachte. „Dat doet hij iederen avond," zeide ik. „Ja Zij leunde tegen d$ tafel, terwijl haar handen achter haar erop rusten, en haar oogen zochten mijn gezicht. „Vindt u het niet grappig mij hier te zien vroeg zij. „Grappig „Ja, ik bedoel dat ik nog heelemaal niet „thuis" lijk „Je bent hier nog maar zco kort," zeide ik. „Ja, dat is zoo, natuurlijk, maar ik blijf mij afvragen wanneer het tijd zal zijn om naar huis te gaan het huis naost u was het prettigste tehuis, dat ik ooit gekend heb." Dan lachte zij. „U zult het nu rustig genoog hebben. Geen Rogs meer, die blaft, cn ik kan u niet meer lastig vallen Hoe kon ik haar zeggen, dat zij mij nooit lastig gevallen had Hoe kon ik haar zeggen, dat ik de gedachte naar huis terug te gaan en dan het ledige huis naast me tc zien. niet verdragen kon. „Ja, in den beginne zal het vreemd schijnen," zeide ik. „Don zal het ook vreemd vinden „Denkt u, dat hij gauw thuis zal komen „Ik hoop het wel" Zij keek naar haar voeten en dan plotseling naar Mr. Jardine „Hij is een schat," zeide zij. ..Hit is de goed heid zelf voor mij cn ik heb zoo'n mooie kamer gekregen, heelemaal blauw cn wit „J?, ik weet het," zeide i): zonder erbij na te dcnkcn."Ik heb het gezien." „Heusch V' Zij kreeg een kleur „En vondt u het niet mooi Jz" „Wanneer ik trouw, moet mijn slaapkamer ook heelemaal wit en blauw zijn." Ik nam een tijdschrift, dut naast mij lag, op en begon erin te bladeren, maar al hing mijn leven ervan af, dan zou ik toch niet kunnen zeg gen, wat erin gestoan heeft. Er was een onuitgesproken gebed :n mijn hort, dat de oude Jardine wakker zou worden cn daardoor een einde aan hot onhoudbare téte-L- féte zou maken. Vroeger zag ik er tegen op met Joy alleen tc zijn om de dingen, die ik bang was dot zij zou zoggen, cn om dc dingen, die zij mij wou laten zeggen, maar nu scheen het mij nog veel moeilijker toe om dc dingen, die ik wist dat nooit meer tusschcn ons uitgcsprokcn zouden worden. Eindelijk werd dc oude Jardine wakker en gauw daarna nam ik afscheid. Het was zoo vreemd weg te gaan en hem daar met Joy naast zich bij het hek te zien staan. Eenmaal keek ik om, hoewel ik mij voorgenomen had het niet te doen, en ik zag hoe zij, toen zij naar het huis terugliepen, haar hand in zijn arm legde. Het huis van den ouden Jardine stond maar tien minuten loopens van het mijne, maai dien avond was het alsof mijlen en nog eens mijlen mij scheidden van dc blauwe en witte kamer, waarin Joy sliep. HOOFDSTUK XX. De avondbezoeken van den ouden Jardine begonnen, nadat Joy bij hem was gaan inwo nen, minder talrijk te worden. „Be kan het meisje moeilijk alecn laten, zie je. Maar kom jij bij ons. Je bent altijd wel kom „Ik kan het meisje moeilijk alleen laten, zie ging niet, ofschoon ik hem vrij dikwijls in de stad tegenkwam; hij scheen of misschien was het alleen maar ccn verbeelding van me jong opnieuw glworden te zijn. Hij was opgewekter cn zog er leniger uit cn hij was er meer dan ooit van overtuigd, dat de Duitschcrs hopeloos verslagen waren. „Zij hebben geen kans meer geen greintje kans meer." zeide hij op een ochtend tegen me, toen ik hem voor den bloemenwinkel zag slaan. Hij had een rcusachtigen bouquet rozen bij zich cn een mondje peizixcn, dot schatten geld gekost moest hebben. Hij vertelde me dot ze voor Joy waren. „We hebben tegenwoordig altijd bloemen op tafel," zeide hij Irotsch. „Zij is er dol op, dot zijn trouwens alle vrouwen. Ik herinner me nog heel goed hoe mijn lieve vrouw Maar daar zullen wc het niet over hebben." Er waren duizend dingen, die ik over Joy had willen vragen, maar ik deed het niet, doch mogelijk raadde Jardine er instinctief een, want hij zeide „Zij schijnt zich nu heel gelukkig ete voelen en die rusteloosheid ete boven te zijn. Sinds ze bij mij woont, is zij geen enkele maal naar eHs- ton geweest." (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1924 | | pagina 5