Hel Meisje van hiernaast.
TWEEDE BLAD.
Gsdenkteskenen.
BINNENLAND.
FEUILLETON.
*3* Noa76*"9 AM E RS FOO RTSC H DAGBLAD „DE EEMLANDER" zaterdag 27 Sept. 1924
(Nadruk verboden).
Het gebeurt mij, wanneer ik bij een
zékere familie logeer, dat mijn aandacht
steeds weer volt op hetzeifde portret, dat op
de logeerkamer hangt. Reeds jaren over
nacht ik, wanneer ik de familie bezoek, op
dezelfde logeerkamer en steeds hangt e, dit
zelfde portret. De familie is in dien tijd drie
maal verhuisd en driemaal verhuisde het
portret mee.
Ik herinner me nog heel goed den avond,
waarop ik het portret voor het eerst zag. De
gastvrouw vertelde mij, wie het voorstelde;
het was een kennisje uit de buurt, dat bij
een feestelijke gelegenheid in een maske
rade-pak was gestoken en zich zoo had
laten kieken. We spraken over het meisje en
over het flattante van het pak dat zij droeg.
Toen ik een paar jaar later in een andere
stad en een ander huis ditzelfde portret
weer op mijn logeerkamer zag hangen, vond
ik er iets ontroerends in, dat mijn gastvrouw
dat kennisje uit een lang vervlogen tijdperk
van haar leven zoo in eere hield. En toen
ik, jaren daarna, weer in een andere stad en
in een ander huis datzelfde portret nog
maals tegenover mijn bed vond hangen, kon
ik niet nalaten, haar er iets van te zeggen.
Maar toen lachte mijn gastvrouw. Ze vond
mijn opmerking overdreven. Er was voor
haar heelemaal niet iets ontroerends in dit
portret. Ze wist haast niet eens meer wie 't
voorstelde; in elk geval was ze dat meisje
al lang vergeten en de eenige reden, waar
om deze kiek steeds maar weer aan den
wend kwam, was de sleur, die haar nu'een-
maal bij het meubilair van de logeerkamer
deed behooren, gelijk de waschtafel en do
toilet-emmer.
Na mijn thuiskomst ben ik mijn eigen
portretten aan den wand ook eens wat kri
tischer gaan bekijken. Het eind was. dat ik
enkele, die mij reeds lang niets meer zei
den, heb vervangen door afbeeldingen van
jonger datum.
En ik dacht: zou het niet goed zijn, zoo
wij bij de jaarlijksche schoonmaak ook ons
portretten-materiaal eens gingen schiften
Zeker, er ligt iets van trouweloosheid en on
eerbiedigheid in het vervanger van een
portret. Maar is heel het leven niet trouwe
loos en oneerbiedig jegens den dood Het
vergeten is een natuurlijk proces, en, als
alle natuurlijke processen, tragisch en
wreed. Maar wie op kunstmatige wijze in
wezen wil houden, wat de natuur ter dood
heeft veroordeeld, doemt zichzelf te leven
in een wereld van mummies. Hoe zou de
Meimaand er uitzien, als alle dorre takken
en doode blaren van 't vorig jaar tusschen
het nieuw onlluikend groen moesten blijven
hangen I
Onze gedenkteekenen mismaken het
beeld van de wereld. Wanneer een ont
dekkingsreiziger in Borneo's binnenlanden
het beeld vindt van een vierstaartigen aap,
maakt hij de gevolgtrekking, dat de inlan
ders de vierstaartigen aap vereeren. Zijn
slotsom is onjuist; hij had moeten vaststel
len, dat de voorotiders dezer inlanders den
vierstaartigen aap hebben vereerd en dat
het thans levend ges'--ht dat oude beeld
heeft laten staan. Maar misschien weet dit
geslacht niet eens meer wat het beeld be-
teekent.
Wanneer een inlander uit Borneo bij
woont, dat in den Haag een ruiter-stand-
beeld van Willem 11 wordt onthuld, schrijft
hij naar huis, dat de Hollanders Willem D
vereeren. Maar dit ruiterstandbeeld zegt het
thans levend geslacht allicht niets meer dan
hetgeen het portret op de logeerkamer voor
mijn gastvrouw beteekendè. Er zijn na Wil
lem n alweer zooveel nieuwe volkshelden
geboren 1
Evenmin als in een huis op portretten mag
men in een stad op standbeelden oi straat
namen afgaan. Wet weten de bewoners om
trent de helden en grootheden, wier namen
hun straten dragen? Het zijn vergeten
portretten, die uit sleur aan den wand zijn
blijven hangen en met elke verhuizing mee
overgaan.
Daarom ligt er een gezond beginsel ten
grondslag aan de steeds meer in zwang ko
mende gewoonte, oude straatnamen bij ge
legenheid te vervangen door nieuwe, waar
mee men de verdiensten van pas gestorven
of nog levende burgers eert. Het gedenktee-
ken voldoet door dit stelsel beter aan zijn
eigenlijke bestemming; het is inderdaad een
gedachtenis, die nog ontroering wekt, al
thans gevoelens levendig houdt.
Echter kan ik mij ook het bezwaar begrij
pen van hen, die in een dergelijk tijdelijk
karakter van gedenkteekenen iets onbevre
digends zien, en de wijziging van een
straatnaam een aanslag achten op de pië
teit. Een naam krijgt op zie'.zelf historische
waarde, afgescheiden van den persoon, aan
wien hij is ontleend. Wie het Vondelpark
of de P. C. Hooftstraat niet wil verdoopen,
handelt niet uit piëteit voor de Hellandscho
dichters, maar uit piëteit voor de Amster-
damsche straten. Zoo is er zelfs wijziging,
ontwikkeling vervorming in het proces van
den dood. Wat als gedenkteeken voor den
één is opgericht, wordt ten slotte het ge
denkteeken voor den ander. Dit is wel het
sterkste bewiis van anrdschc vergankelijk
heid.
H. G. CANNEGIETER.
Amsterdarnsche Brieven.
Luchtkastcelen.
Het Internationaal Stedebouwkundig Con
gres van dezen 'zomer doet zijn werking
gevoelen. Er zit iets van een stedebouw-
kundige prikkeling in de lucht, iets onbe
stemds, dat tot handelen noopt.
Wanneer het „studeeren" van een Tuin
steden Commissie, d. w. z. vergaderen, dis
cussieeren en rapporten opstellen alsme
de het plannen maken door particuliere stc-
debouwkundigen tenminste bandelen"
mag hceten.
Daar hebben wc dan onze Tgiinstedcn-
commissie. Niet te verwarren met die voor
Groot-Ams'tcrdam. Groot-Amsterdam is
Amsterdam zelf, na de annexatie. Het tuin
steden-plan wil, geloof ik, half Nederland
omvatten, zoo iets van „van Amersfoort tot
aan dc Noordzee". Hier blijft dus een ze
kere ruimte van beweging, en de commissie
schijnt niet nagelaten te hebben, daarvan
een gepast gebruik te maken. Ze schijnt
zelfs de noodige ruimte fc hebben gevonden
voor... onderlinge ruzie.
Zoo iets k,an bij een niet-Amstcrdammer
verwondering wekken. Een gemeentelijke
studie-commissie „van' brave stedebouw
kundigen en belangstellende leeken" zou
niet in vrede het Amsferdamsche zonnestel
sel met hoofdplaneet en bijplaneten kunnen
voorbereiden? Welke twistappel kan de een
dracht bij zulk een werk des vredes \crsto-
ren?
Wij Amsterdammers weten wel beter. In
de Commissie zitten natuurlijk menschen,
die pro-Woningdienst cn anti-Publieke
Werken zijn, èn hun tegenvoeters, de anti-
Woningdiensters en pro-P. W.-ers. Nu
staan Publieke Werken en Woningdicnsl
nog altijd op een voet van Franschen en
Duitschcrs uit het tijdperk van vóór Her-
riot. Breng die twee bij elkaar, en ze zul
len noodzakelijk trachten, eikaars gebied
tc bezetten. Het is dan ook weldra „hom
meles" geworden. On ne tarda pas a
se b r o u i 11 c r, zou een Franschman zeg
gen...
Volgens den correspondent van de
„Nieuwe Rott. Courant" was de Paris-ap
pel: de tuinstad van wethouder Dc Mi
randa in liet Gooi. Als ik het goed begrijp,
zijn de pro-Woningdiensters verbolgen, om
dat het voorloopige plan, door een sub
commissie opgesteld, liet Dc-Miranda-dcnk-
beeld de heer De Miranda is opperste
chef van den Woningdienst zoo'n beetje
negeerde, intusschen: het is best mogelijk,
dat ik liet niet begrijp, en dat het pre
cies andersom is. Evenzeer inijn aarzeling,
want het terrein is glad. Het plan-Woning-
diensf-De Miranda is namelijk oorspronke
lijk een plan van... Publieke Werken. Deze
dienst beweert tenminste, er zeer sterke
historische claims op te hebben. Het zou dus
kunnen zijn, dat Publieke Werken, veront
waardigd over liet feit, dat de „tuinstad-de-
Miranda" (zooals liet plan nu eenmaal
heet) in woede was ontstoken, omda! de
Woningdienst
Maar neen, het v. ordt mij Ic ingewikkeld,
ik zie verder van gissingen af.
Het ontwerp, dat de sub-commissie voor
noemd uan wei zou ontworpen hebben, be
staat uit een serie van satelliet-steden om
Amsterdam heen. Daar zou er één zijn bij
Muiderberg (hm, ik solliciteer niet), een
aan de Vecht, bij het lieflijke Gein; een aan
de Loordrechtschc plassen, twee in de buurt
van Halfweg, in he.t polderlandschap; no.
6 bij het aloude Vclsen.
Ik hoop er het beste van. Maar ik vrees
toch een-beetje-heel-erg \oor luchtkastee-
len. Wanneer ik uit het raam van mijn werk
kamer een blik naar buiten werp, ontwaart
mijn oog een uijde prairie liet is gemeen
telijk bouwterrein, niet verder dan een hall
uur loopen van het centrum der stad; on
verkoopbaar, of liever niet-in-erfpaclit-uit-
geefbaar. Men zal er voorloopig maar een
soort van reusachtig plantsoen van gaan
maken. De situatie doet mij denken, in
verband met de plannen te Muiderberg elc.
etc. aan liet Afrikaansche stamhoofd dat
aan den Christelijken zendeling vroeg: zijn
er dan in uw eigen land cn op weg vandaar
naar hier geen heidenen om tc bekeeren?
En hetzelfde denkbeeld rijst in mij op,
wanneer ik lees van liet plan-de Casseres
voor een gewestelijke bebouwing Amster
dam—Wijk aan Zee. Het is alles, om zoo
Ic lezen: logisch, helder, goed-geconstru-
cerd, magnifique. Een electrisclie spoor
baan van Amsterdam langs Beverwijk (ten
Noorden) naar Wijk aan Zee, met een bree-
den weg voor auto-verkeer parallel... en
aan weerszijden van deze worden met kwis
tige sfedebouwkundige band dc tuindorpen
gestrooid, vier ter eenc cn vier ter andere
zijde; en poëtisch zullen ze verscholen lig
gen in het groen, tóch vlak bij de plaatsen,
waar de Arbeid zijn zetel heeft opgeslagen:
de Hoogovens, de oevers van het Noordzee-
'kanaal, het grootc Amsterdam-Noord. En
hoe schoon zullen Beverwijk cn Wijk aan
Zee opbloeien, als officieeie satelliet-steden
van Amsterdam! Wijk aan Zee krijgt bou
levard cn Kurhaus, steekt Zandvoort
prés ia mer naar dc kroon (hm!) en
krijgt zijn verkeersverbindingen niet Noord,
Oost, Zuid; Beverwijk wordt een paradijs
voor bouwers en grondeigenaars, want het
krijgt vanzelf een „meer stedelijk karakter".
Kortom; het ontwerp-dc Casseres geeft aan
Amsterdam wat het al lang had moeten
hebben, ja, hetgeen een fatsoenlijke wereld
stad inet liet praedicaat „Groot" voor zijn
naam eigenlijk geen dag meer ontberen
kan...
En mjjn oog valt opnieuw op de prairie,
die écn voorloopig park zal worden. Als
wij Beverwijk'cu Wijk aan Zee „voorloo
pig" ook maar eens lieten ziin zooals ze
zijn? De uitvoering van het De Casseres-
plan is mij overigens best, mits het geen
Naamlooze Vennootschap wordt, waarin ik
aandeelen moet nemen..
Mode.
Dc regen heeft dezen zomer heel wat op zijn
geweten gehadbedorven uitgangen, wegge
gooid reisgeld, humeurljes, lastige kinderen en
een massa mislukte plannen. Jammer Het is
wel ongelooflijk hard, als je veertien dagen ol
drie weken op een jaar vrij bent om naar builen
te gaan cn je hebt er dan niet één met zon I
Maar toch ook hiervan kan je veel maken,
als je een beetje verstand hebt, om den huik
naar den wind tc draaien. Ik ken menschen, die
steen en been klagen als hun een regenbuitje
overvalt, en anderen, die welgemoed door blij
ven wandelen cn alleen even zeggen ,/t Wordt
immers toch eens weer droogl"
Ik geloof, dat deze verschillende wijzen, om
de hemeltranen te beschouwen, in nauw'ver
band met de mode sfaan. Ja, natuurlijk hangt
het óók samen met het karakter en tempera
ment van de menschen zeiven, maar daarnaast
is net zuiver een toilclkwestie.
Als je door gietrcg« ns van het soort, waar dc
Augus'.us-depressics ons steeds mee verrasten.
moet loopen met lage suèdc-schocntjcs cn zij
den kousen, met een keurig geplooid mantel
pakje van teere, besmettelijke kleur, en een
hoed met bloemen of linten, die niet tegen
water kurmen, ja, natuurlijk, d5n klaag je steen
en been
Nu heb ik nog overdreven, maar gebeurt
het niet vaak, zelfs nog in dezen tijd van prak
tische regenjassen, dat menschen met een drui
pende paropluie scheef boven hun hoofd wnn-
d-lcn, waardoor zij half nat worden, wat haast
nog erger is dan heelemaal?
Vroeger liep iedereen zoo. Heeren cn kin-
dcien droegen wel eens een ruime regenjas of
een cape, maar dc dames vonden die hobbc-
zakdingen zóó afgrijselijk, dat zij nog maar lie
ver hun klecren bedierven en kletsnat werden,
dan dat zij er „niet leuk" uitzagen
Vraag mij niet hoe zij er wel uitzagen. Zij
droegen voor regen hun oudste klceren uit
gezakte, verschoten dingen, die er niet meer
op aankwamen. Half afgedankte hoedjes, slor
dige schuiten van schoenen cn dan het eenige,
wat goed in orde waseen geweldige para-
pluie. Het was een ollerongczelligst gezicht.
Want oud goed, c'at nat wordt, is daardoor na
tuurlijk nóg leelijker. De ontkrulde veertjes op
dc drie jaar oude hoeden, dc sluike haren om
het gezicht, het mankte alles bij cikoar, dat
een dame. die cr geen rijtuig op na hield, met
regen, eenvoud g niet uit kon voor visites of
zoo iets, want zij was binnen de vijf minuten
ontoonbaar.
Dc weet nog precies hoe wij eens een vrien
din van mijn moeder op bezoek kregen op
een vrccselijk natten dag er. hoe zij direct het
wonder vertelde„Ik ben komen loopen cn
tóch kurkdroog f zóó leukik draag buiten
over mijn tailleur en wijde jas, die geen regen
doorlaat. Die bracht ik uit het buitenland meel
Het was een curiosuml Thans zijn wij zoo Ner,
dat iedere man, vrouw of kind jarenlang door
den regen kan wandelen en toch droog blijven,
a!s men cr maar op is aangekleed. En het aar
digste fs nog, dat die dracht ook flatteert en
niet, zooals de ellendige rotondes van omstreeks
1899 van een vrouw een soort gecapitonneerde
sluimerrol maakt
Kijk e- dit plaatje maar eens op oon. Ziet
het meiske er niet uit cm te stelen
De regenjas en het regenhoedje behooren
tegenwoordig tot dc noodigsle onderdeelcn
van onze garderobe. Je hebt er veel wil van,
doordat je cr zelf warm en droog in blijft en
je je klceren spaart en het is bovendien «een
groote uitgave meer.
O, in de Engelsclve magazijnen kan je na
tuurlijk ook nog dure soorten vinden, van die
onverslijtbare dingen met keurige kleermakers-
coupe jassen, die ruim zitten en absoluut on
doordringbaar zijn „maar wie geen dikke
beurs heeft en géén zin haar halve kleedgeld
aan een regenjas te spendecrcn, kan in de nu
zoo populoire goedkoopere zaken ook uit
stekend terecht.
Daar zijn jassen in zeildoek, leer, caout
chouc, gabardine, geprepareerde zij er is
k'euze te over. Ik vind dc gabardine jassen
altijd het allerbest.
Die klccdcn slank of, zitten worm, staan
netjes en ruiken niet als je ze een poosje
hebt gedragen, wot met gummi en zeildoek
mantels dikwijls wel het geval is. Sommige
gabardine-jassen loten op den duur door en
het is waar, dat zij in ons kikvorschcnlnnd te
gen heftige overstroomingen uit den hem»-,
bestond moeten wezen. De groote confectieza
ken kunnen voor een paar gulden dergelijks
mantels weer opnieuw ondoordringbaar Aioken.
Don houden ze het voorloopig wel uit.
Ik raad u echter of om zelf een dergelijke
DPhnndciing toe te passen. Dat wordt lapwerk,
als je geen vakvrouw bent cn ten slotte moet dc
zonk don tóch helpen.
Wanneer u een regenjas koopt, moet u op
sommige dingen goed letten
lo. dot hij wijd genoeg om de heupen valt
en niet slobbert om dc schouders 2o. dat de
boord of kraag een goede snit heeft en royaal
over eikónder kan sluiten 3o. dat er fatsoen
lijke, goede knoopen op zitten 1o. dot er on
der de knoopen nog een paar knipknoopjes
volgen, onders waait hij open als u loopt of
fietst5o. dat Hij, net als een soldotcnjns, naar
twee konten gesloten kan worden; doch dit is
geen noodzakelijkheid, alleen een besparing
van de jas zelf.
Een regenmantel d>.* afzakt van de schou
ders of om dc heupen spant, staat goedkoop
en leclijk. Hoe royaler hij om uw figuur past»
des tc beter het is. Wanneer hij te nauw is,
gaat hij bij de knoopen trekkendie vliegen
er dan af of dc goten scheuren uit en daar
door wordt de ganschc jas bedorven. Dc op
staande kraag of dc sluitende boord geven het
r.°og" oon don regenmantel. Een uitzakkend,
fout geknipt boordje valt het allereerst op.
Ook bederft zoo iets de lijn van den rug dus
het is wM zaak hier goede aandacht aan te
besteden.
Ook moet u opletten, dat u den mantel niet
le lang neemt. Sommige dames zeggen mijn
rok is lang, dus moet de jas nog een hand
langer zijn. Doch dan slaat deze om, krijgt
vnlsche plooien, modderspatten, een vieze
rand en dat zijn óók al détails, die de
jas in haar geheel ontoonbaar kunnen maken.
Kleed u als het meiske op dit plaatjedat is
het allerbes'
Over de hoedjes afzonderlijk behoef ik het
niet te hebben. Die liggen bij mosso's overal
tc koop de glimmende cn dw doffe, die van
lak en die van vilthet kon alles tegen re
gen kies een kleur, die u flatteert, en zet er
geen andere garncering op, dan een lint of een
piek of een stuk fluweel.
Neem voor den regen knphanrlschoencn, die
sluiten over uw mantelmouwdraag wollen
kousen en overschoenen en ik verzeker u, dot
u op die manior alle weer en wind kunt trot-
seeren het wandelen in een gietbui zal zoo
en pretje voor u zijn!
De Staatscourant van heden 26 Sep
tember bevat o.a. de volgende Kon. be-
sluitcn:
bevorderd tot officier der Oranje-Nassou-
orde J. van Woning, te Ouderkerk a d. Use!;
benoemd in die orde tot ridder W. van Rijck, te
Parijs, cn R. van Dam, oudste directeur der
N. V. Dinmantmaotschoppij E. van Dam te
Amsterdam;
toegekend de zilveren eere-medaille dier orde
oon II. J. van Katwijk, concierge van de Rijks
universiteit te Leiden;
benoemd tot leeroar non de Rijkslenclbouw-
wintcrschool te Dordrecht J. Berghuis, aldaar,
en J. Nijland, te Dubbeldam;
op verzoek .eervol ontslagen met donk H. C.
dc Zwart als lid van den Voogdijraad te Am
sterdam II;
eervol ontslagen wegens overbodigheid van
werkzaamheden G. L. M. H. Tromp als commies
bij het departement van koloniën;
op verzoek eervol ontslagen de directeur van
de post- cn telegroofkantoren te Maassluis J.
F. Pecter, te Blaricum O. A. Kakebeen cn tc
Kampen H. van 't Hof.
A. een eervol ontslag uit den militairen dienst
verleend:
1. met ingang van 30 September 1921, op
hunne aanvrage, aan den dirigeerend oflicicr
van gezondheid der 3e klasse C. Boeser cn
aan den officier van gezondheid der Te klasse
op non-activiteit J. F. Mcyer. beiden van het
personeel van den Geneeskundigen Dienst der
Landmacht;
2. met ingang van 2 October 1921 aan den
versie-luitenant op non-activiteit L. J. Noren-
Naai het Er.gelsch von RUB'/ M. AyRES
door
W. J. A. ROLDANUS JR.
61
„Het is voikomen nutteloos daarover te dis-
cussiecven," begon ik heesch. „Je inag van mij
zeggen en denken wat je wilt, maar Don's geluk
gaat voor mij boven mijn eigen
r/O, goedenavond 1" viel zij mij in de rede en
zij verdween.
Den volgenden dag ging zij naar den ouden
Jardine en werd het huis naast ons gesloten
Toen ik den bediende van het verhuurkantoor
het slot van het hek zag dichtmaken, kreeg ik
ongeveer hetzelfde gevoel, dat ik jaren geleden
gehad had, toen ik mijn vader de deur had zien
sluiten van de kamer, waarin het lijk van mijn
moeder lag.
Het was mij toen als het einde van de wereld
voorgekomen en nu was het bijna precies een
der, toen het besef tot mij doordrong, dut voor
taan het huis naast mij stil en verlaten zijn zou.
Joy was met haar koffers in het stationsrij
tuig naar den ouden Jardine gereden en later
op den dag stuurde hij mij een invitatie om tc
komen soupeeren.
„Het is een welkomstfeestje voor het kind,"
schreef hij, „en ik zou graag zien, dat zij zich
zooveel mogelijk thuis gevoelt."
Ik ging niet, maar later in den avond liep ik
even bij hen op ik vond ze nog aan tafel. Joy
zat aaa het hoofd en het lichtrose-kleurig licht
van de iamp viel op haar gezicht en haar haar,
toen ik de deur open deed en binnenstapte.
„Waarom ben je niet komen soupeeren
vroeg de oude Jardine, die opsprong om mij tc
verwelkomen. „We hebben nog een heelen tijd
op je gewacht. Waarom ben je niet gekomen
„Het speet me erg, maar ik ^noest brieven
schrijven." Ik keck Joy aan zij leek ongewoon
zenuwachtig, vond ik, en op haar wangen tce-
kenden zich roode plekken af.
Jardine drong mij met geweld een glas wijn
cp en wij dronken op het lange leven en ,het ge
luk van zijn nieuwen „zonneschijn", zooals hij
haar noemde.
„Het eenige, wat mij nu nog hindert," zeide
hij later, toen wij alleen waren, tegen me, „is,
dat, wanneer die jongen van jou thuis komt, hij
haar waarschijnlijk van mij zal afnemen cn mei
haar trouwen."
Ik keek verwonderd naar hem op.
„En je hebt mij vroeger verteld, dat zij zei,
dat zij nooit met hem zou trouwen, wat er ook
gebeuren mocht."
De oude Jardine keek wat verlegen.
„O, dat moet je maar vergeten, jongen," zei-
de hij luchtigjes. „Zij bedoelde het blijkbaar niet
zoo ernstig als ik dacht, wont vanavond heeft
Z'J niij gezegd, dat zij vost besloten was, te trou
wen, wanneer Don thuis komt als hij ten
minste wil natuurlijk."
„O," zeide ik, „hij zal niets liever willen."
Maar de wetenschap, dat zij zoo makkelijk
van besluit veranderen kon, deed mijn hart op
nieuw pijn en ik dacht over dien namiddag,
toen ik haar in deze zelfde kamer gevonden
had, half neergeknield bij den ouden Jardino
en huilend om mij.
Natuurlijk wist ik, dat ik blij moest zijn, dat
zij haar voorbijgaanden gril zou gauw vergeten
had, maar het leek onmogelijk.
„Zij is erg in haar schik met haar kamer,"
zeide dc oude Jardine na een poosje. „Toen ik
hear mee naar boven genomen had, sloeg zij
haar armen om mijn hals cn kuste me als een
kind, dat ik een stuk speelgoed gegeven had
trouwens, wat is zij per slot van rekening an
ders dan een kind vroeg hij, terwijl hij mij
woest aankeek alsof ik het gewaagd had to
lachen.
„Ik was er zeker van, dat zij ermee in haar
schik zou zijn," antwoordde ik.
Er volgde een stilte, die voortduurde tot zij
verbroken werd door een lang aangehouden ge
snurk, dat een duidelijk bewijs voor mij was,
dat hij zijn gewoon namiddagslaapje deed.
Hij sliep nog, toen Joy in de kamer terug
kwam. Zij keek naar hem cn den vragend naar
mij en ik glimlachte.
„Dat doet hij iederen avond," zeide ik.
„Ja Zij leunde tegen d$ tafel, terwijl haar
handen achter haar erop rusten, en haar oogen
zochten mijn gezicht. „Vindt u het niet grappig
mij hier te zien vroeg zij.
„Grappig
„Ja, ik bedoel dat ik nog heelemaal niet
„thuis" lijk
„Je bent hier nog maar zco kort," zeide ik.
„Ja, dat is zoo, natuurlijk, maar ik blijf mij
afvragen wanneer het tijd zal zijn om naar huis
te gaan het huis naost u was het prettigste
tehuis, dat ik ooit gekend heb." Dan lachte zij.
„U zult het nu rustig genoog hebben. Geen
Rogs meer, die blaft, cn ik kan u niet meer
lastig vallen
Hoe kon ik haar zeggen, dat zij mij nooit
lastig gevallen had Hoe kon ik haar zeggen,
dat ik de gedachte naar huis terug te gaan
en dan het ledige huis naast me tc zien. niet
verdragen kon.
„Ja, in den beginne zal het vreemd schijnen,"
zeide ik. „Don zal het ook vreemd vinden
„Denkt u, dat hij gauw thuis zal komen
„Ik hoop het wel"
Zij keek naar haar voeten en dan plotseling
naar Mr. Jardine
„Hij is een schat," zeide zij. ..Hit is de goed
heid zelf voor mij cn ik heb zoo'n mooie kamer
gekregen, heelemaal blauw cn wit
„J?, ik weet het," zeide i): zonder erbij na
te dcnkcn."Ik heb het gezien."
„Heusch V' Zij kreeg een kleur „En vondt u
het niet mooi
Jz"
„Wanneer ik trouw, moet mijn slaapkamer
ook heelemaal wit en blauw zijn."
Ik nam een tijdschrift, dut naast mij lag, op
en begon erin te bladeren, maar al hing mijn
leven ervan af, dan zou ik toch niet kunnen zeg
gen, wat erin gestoan heeft.
Er was een onuitgesproken gebed :n mijn hort,
dat de oude Jardine wakker zou worden cn
daardoor een einde aan hot onhoudbare téte-L-
féte zou maken. Vroeger zag ik er tegen op met
Joy alleen tc zijn om de dingen, die ik bang was
dot zij zou zoggen, cn om dc dingen, die zij mij
wou laten zeggen, maar nu scheen het mij nog
veel moeilijker toe om dc dingen, die ik wist dat
nooit meer tusschcn ons uitgcsprokcn zouden
worden.
Eindelijk werd dc oude Jardine wakker en
gauw daarna nam ik afscheid. Het was zoo
vreemd weg te gaan en hem daar met Joy
naast zich bij het hek te zien staan. Eenmaal
keek ik om, hoewel ik mij voorgenomen had
het niet te doen, en ik zag hoe zij, toen zij
naar het huis terugliepen, haar hand in zijn
arm legde.
Het huis van den ouden Jardine stond
maar tien minuten loopens van het mijne, maai
dien avond was het alsof mijlen en nog eens
mijlen mij scheidden van dc blauwe en witte
kamer, waarin Joy sliep.
HOOFDSTUK XX.
De avondbezoeken van den ouden Jardine
begonnen, nadat Joy bij hem was gaan inwo
nen, minder talrijk te worden.
„Be kan het meisje moeilijk alecn laten, zie
je. Maar kom jij bij ons. Je bent altijd wel
kom
„Ik kan het meisje moeilijk alleen laten, zie
ging niet, ofschoon ik hem vrij dikwijls in de
stad tegenkwam; hij scheen of misschien was
het alleen maar ccn verbeelding van me jong
opnieuw glworden te zijn. Hij was opgewekter
cn zog er leniger uit cn hij was er meer dan
ooit van overtuigd, dat de Duitschcrs hopeloos
verslagen waren.
„Zij hebben geen kans meer geen greintje
kans meer." zeide hij op een ochtend tegen
me, toen ik hem voor den bloemenwinkel zag
slaan.
Hij had een rcusachtigen bouquet rozen bij
zich cn een mondje peizixcn, dot schatten geld
gekost moest hebben.
Hij vertelde me dot ze voor Joy waren.
„We hebben tegenwoordig altijd bloemen op
tafel," zeide hij Irotsch. „Zij is er dol op, dot
zijn trouwens alle vrouwen. Ik herinner me nog
heel goed hoe mijn lieve vrouw Maar
daar zullen wc het niet over hebben."
Er waren duizend dingen, die ik over Joy
had willen vragen, maar ik deed het niet, doch
mogelijk raadde Jardine er instinctief een, want
hij zeide
„Zij schijnt zich nu heel gelukkig ete voelen
en die rusteloosheid ete boven te zijn. Sinds ze
bij mij woont, is zij geen enkele maal naar eHs-
ton geweest."
(Wordt vervolgd).