23Vo'"ogo°"3 AMERSFOORTSCH DAGBLAD „de eemlander"^'^250"- 1924 BINNENLAND. TWEEDE BLAD. Achturendag, ambtenaren en loon. Toen de conferentie van Washington den 8-urendag aannam werd zjj geleid door de idee den arbeider zooveel vrüen tjjd te ver zekeren dat hjj in staat zou zijn, zooals de Engelsehe afgevaardigde Barnes het uit drukte: „te genieten van het leven: zich te ontspannenzjjn kennis te verruimen en ziéh te kunnen bezighouden met zjjn plich ten tegenover gezin en maatschappij.'' Zoo beschouwd is de 8-urendag niet al leen een sociaal-oeconomisch belang, doch is hij ook van belang voor de algemeene beschaving en ontwikkeling: kan hij mede werken tot opheffing van het geheele maat schappelijke peil. Alle partijen en werkge ver èn gemeenschap hebben belang bjj de instandhouding van den achturendag. Zij hebben direct belang bij de wijze waarop de vrije tijd besteed wordt, al moge men dan ook de werknemer geheel vrij laten in de wijze waarop hjj zulks wenseht te doen. De wijze van besteden van den vrijen tijd zal niet alleen afhangen van persoonlijke eigenaardigheden en liefhebberijen doch ook van woonplaats en omgeving en voor verschillende categoriën ook van het sa laris. Vandaar dat voor de gemeenschap niet alleen van belang is de wijze waarop de arbeider zjjn vrijen tijd besteedt: doch zij heeft belang hjj de wjjze waarop al haar leden dien tjjd besteden. Alleen door den strijd om verkorting van arbeidstijd is de wjjze van gebruikmaken door den arbeider van zijn vrjje uren op het oogenblik meer naar voren gekomen. Doch zooals gezegd ook voor andere groepen werknemers: kan toorbedienden ambtenarenonderwijzers e a. is de wjjze van benutting van den vrijen tjjd van belang: hier hangt zij zeer vcelvudig samen met de salariecring. De voorspelling door sommige categorieën geuit dat meerdere vrije tjjd voor den arbei der mede zou brengen meerder alcohol misbruik en meerdere bandeloosheid wordt door de reeds bekende feiten absoluut weerlegd. Integendeel, de meerdere vrjje tjjd, die een groote schare burgers gelegen heid heeft gegeven tot een meer mcnsch- waardig bestaan, heeft èn alcoholmisbruik èn bandeloosheid (waar de werkman zich meer bezig kan houden met zjjn kinderen), zeker doen verminderen, dank vooral de sterke toeneming van het vereenigings- leven. Met dit laatste doel ik op: sport- vereenigingen (voetbal, korfbal, turnen, wandelen)muziek- en zangvereenigingen volkstuintjesleeszalen en leesbibliotheken, huisvlijt enz. Hieraan nemen natuurlijk niet allen als werkende leden deel, doch wordt de meerderheid gevormd door toe schouwers en toehoorders, waarbij het vrou welijk element, dank zjj de meerdere regel maat in het gezin, een belangrijke plaats gaat innemen. Wil de vrjje tjjd geheel beantwoorden aan het doel: uitrusten naar lichaam en geestverdiepen van het geestelijk leven uitspanning: medeleven met gezin en maat schappij, dan ma8 deze tijd slechts bjj hooge uitzondering gebruikt worden om geldelijk voordeel te behalen. Noodwendig is dat het inkomen uit den offieieelcr 'tage- ljjkschen arbeid voldoende is om zich en zjjn gezin te onderhouden en de vrjje tjjd mag niet besteed moeten worden aan het ver krijgen van bijverdiensten noodig om zjjn gezin maatschappelijk voor achteruitgang te bewarenom zijn kinderen een opvoeding en opleiding te geven overeenkomstig zjjn eigen plaats in de maatsehgppij. Het vraagstuk van het tot geldmaken van zjjn vrjjen tijd is oogenblikkelijk van groot belang voor grootere groepen ambtenaren, ook bij het rjjk. De regeering geeft toe dat menig salaris op het oogenblik niet beant woordt aan de eisehen die haar ambte naren mogen stellen om in hun onderhoud en in dit van hun gezin behoorlijk te kun nen voorzien. Velen hunner zullen door bijverdiensten of door het productief ma ken van vacanties in dit gebrek moeten voorzien. Dat hierin ten opzichte van hun onafhankelijkheid alsmede ten opzichte van den tjjd om uit te rusten een groot gevaar schuilt, schijnt door de regeering te veel over het hoofd te worden gezien. Dat hier mede niet alleen de voordeden van een beperkten arbeidstijd verloren gaan, doch dat ook het geleverde officieele werk hetzjj spierarbeid, hetzjj geestesarbeid moet lijden, is zeker. Dat alle middelen moeten worden aange wend om zoo spoedig mogelijk onze samen leving weer op te bouwen, te bevestigen op gezonde grondslagen en haar tc herstellen van de slagen, die oorlog en na-oorlogtjjd haar toebrachten is een onafwendbare nood zakelijkheid en eischt offers. Men dient echter verder te kijken dan den dag van lieden en niet door een oogenblikkeljjk voor de hand liggend succes of voordeel de toe komst in gevaar brengen. Voor deze toe komst is noodzakelijk dat ook nu wordt vastgehouden aan den eiseh van een beperk ten arbeidsduur - achturendag - met een voldoende geldelijke belooning. waardoor een ieder in staat wordt gesteld zich met vreugde en opgewektheid te geven aan zijn officieele taak om daarna nog tjjd en lust over te houden, zich te kunnen wijden aan eigen en anderer opvoeding. En dit wordt zoowel door particuliere werkgevers als door de overheid te veel uit het oog verloren bij al het pogen den werk tijd te verlengen en de belooning, het sa laris, te verlagen. y. D- PLAATSELIJKE KEUZE. Het oordeel der Eerste Komer over het initinficf-voorstol Rut gers tot wijziging van de Drankwet. Aon hef voorloopig verslag" over het voor stel van wet tot wijziging der drankwet is het volgende ontleend Zeer vele leden verklaarden, hoezeer ook waardeerende de goede bedoelingen van de voorstellers, overwegende, ja onoverkomelijke bezwaren te hebben. Hunne hoofdbezwaren waren te verdeden in bezwaren van moreelen, van politieken en financieelcn aard. Bezwaren van moreelen aard. Destrekking van het voorstel is de invoe ring van z.g. „plaatselijke keuze", wat een euphemisme is voor plaatselijk verbod. Zulk een verbod tast, zoo werd betoogd, in ern stige mate de vrijheid non, ook van die in gezetenen, die een matig gebruik geen kwaad achten en verlangen, dat daartoe de gelegen heid blijft bestaan Nu zou het onvervulbaar maken van zuük een verlangen niet onder alle omstandigheden onaannemelijk behoeven te zijn, maar zij, die daartoe door wetsdwang willen geraken, zouden dan toch vóór a'les de noodzakelijkheid van zulke dwangmaatregelen moeten eantoonen. De noodzakelijkheid voor nieuwe, ingrijpende, wettelijke maatregelen ontbreekt echter ten eenenmole. In het streven daarnaar ligt wantrouwen Jn de werkzaam heid der maatschappelijke krochten opgeslo ten, dat geheel onverdiend is. Bezwaren von politieken aard. Uit staatsrechtelijk oogpunt beschouwd is het wetsvoorstel van het grootste gewicht, in zoover wordt beoogd een eerste stop tc zetten op een weg, tot dusver door den Grond wetgever niet betreden. De Grondwet huldigt het beginsel, dat de wetgevende macht, ook in de gemeente, wordt uitgeoefend door ver tegenwoordigers der kiezers, aan wie zij voor een bepaalden tijdsduur hun vertrouwen heb ben geschonken Achten de kiezers dat ver trouwen niet langer gerechtvaardigd, dan heb ben zij de gelegenheid,' na afloop van den termijn, hun belangen ean andere vertegen woordigers op te dragen. Maar steeds ageeren de kiezers slechts door middel van hun ver tegenwoordigers Rechtstrecksche deelneming, in welken vorm ook, aan den wetgevenden arbeid is uitgesloten van referendum, van volksstemming of dergelijke maatregelen, welke de beteekenis der wettig gekozen ver tegenwoordigers slechts kunnen verzwakken, heeft onze Grondwet nimmer willen weten. Dit voorstel echter breekt mej die histo rische lijn. Het ^cnt aQn zeker percentage van de kiezers het recht toe rechtstreeks aan de Kroon het voorstel tot zgn. „drooglegging" te doen. Het gezag van den gemeenteraad kan door het scherpen van dit nieuwe orgaan, naast zich sVch'ts dalen. Conrlicten zullen niet uitblijven. Voorts be staat zeer groot bezwaar, dat de leuze vóór of tegen drooglegging op zeer ongewenschte wijze de gemeenteraadsverkiezingen zal gaan beïnvloeden en beheerschen. Bezwaren van financieelcn aard. Aan de kosten-kwestie is tot dusver weinig aandacht geschonken. Echter moge wel worden bedacht, dat aanneming van deze wetsvoor- dracht en doorvoering van haar beginsel op eenigszins belangrijke schaal enorme kosten voor het Rijk en voor de gemeenten zal mee brengen. In «te eerste plaats de kosten der te houden stemmingen. Dat voorts de „onteigende" vergunningshou ders schadeloos moeten worden gesteld, ligt in den aard der zaak en is dan ook terecht in beginsel bij het wetsvoorstel aangenomen. Be perking tot die vergunninghouders, aan wie vóór I Mei 1904 of na I Mei T9I6 krachtens art. 5 vergunning is verleend, is niet op af doende gronden te verdedigen. De lijfrenten, welke aan de vergunninghouders zullen wor den toegekend, rullen belangrijk moeten zijn. Van andere zijde werd dit wetsvoorstel d'oor verschillende leden, die verklaarden daaraan gaarne hun stem te zullen geven, in bescher ming genomen. Tegenover de hierboven weergegeven bezwo ren voerden zij o.a. het volgende aan De bezwaren van moreelen aard. De geheele uiteenzetting der moreel e bezwa ren gaat uit van een vergissing. Zij meent, dat de voorstanders den zedelijkcn invloed van matigheids-genootschappen, arbeidersbeweging, godsdienstleeraren en sport willen vervangen door den dwang van wettelijke maatregelen. Deze meening rust op geen enkelen grond en voorstanders van plaatselijke keuze hebben voor deze opvatting nimmer aanleiding gege ven. Het omgekeerde is waar. Dat voorts de individueele vrijheid wordt bedreigd door dit voorstel, is niet juist. De Bedoeling is niet om de menschen tot deugd te dwingen, maar om zooveel mogelijk te belet ten, dat er slachtoffers van den alcohol zijn. De bezwaren van politieken aard. Een deel van de voorstanders van dit voor stel had principieel geen bezwaar tegen een referendum. Er is volgens hen echter geen reden, dat tegenstanders van een referendum zich ook tegen deze wetsvoordracht verklaren, want in dit geval heeft men niet te doen met een eigenlijk referendum, maar met een middel voor de regeering om te weten, hoever zij met beperking der drinkgelegenhcden kan gaan. Bezwaren ven anderen aard. Eenige leden, die voor het vroeger inge diende gelijkluidende voorstel hadden gestemd, verklaarden ditmaal hun stem daartegen te zullen uitbrengen. Z'j achtten het namelijk res mali exempli, dat zóó spoedig na het afwij zend votum het voorstel opnieuw is ingediend Het zou naar hun meening een bedenkelijk an tecedent zijn en aanleiding geven, dat later telkens zou worden nagegaan, of mogelijk door het omgaan van een enkelen zetel de kansen voor een reeds afgewezen wetsvoordracht be ter zouden staan en hernieuwde indiening dus succes beloofde. Het gebruik maken van het recht van initiatief onder zoodanige omstan digheden keurden zij dan ook af. Bovendien vreesden zij, dat aanneming na deze herindie- ning aanleiding zal geven, dat het ook in de gemeenten elke 5 jaren tot een stemming zal komen. •Andere leden merkten naar aanleiding hier van op, dat deze Kamer sedert het vroeger uit- gebrocht afwijzend votum geheel nieuw is sa mengesteld tengevolge von de invoering der evenredige vertegenwoordiging. Er kan dus in geen geval sprake zijn van nagaan, of éér. stem is omgegoon, en het is volgens hen vol komen rationeel, dot dit voorstel opnieuw is ingediend. Wat de geuite vrees betreft, dot nu ook in de gemeenten elke 5 jaren zal moeten worden gestemd, voerden deze leden aan, dat de vergelijking tusschen deze her-indiening cn bedoelde stemming niet opgaat. Het »s namelijk zeer juist gezien, dot elke jaren de aandrong in road of gemeente kon worden hernieuwd, omdat die ten doel heeft te ontdekken in hoeverre de volksopvoeding telkenmole in de tusschenlig.gende jaren is voortgeschreden. Door tegenstanders von het voorstel werd voorts op gewezen dot het droogleggen van enkele gemeenten en niet van het Pte"" h'ecV land, verplaatsing van het kwaad van dranksmisbruik tengevolge zal hebben. Er zul len daardoor toestonden ontstaan, die in de praktijk onhoudbaar zullen blijken. Een der lc&n vestigde er de aandacht op, dat tijdens de vorige behondeling van dit voorstel -in deze Kamer de wensch is uit gesproken, om de Rcgcering de verplichting op te leggen, na tc gaan. of door het ge meen? bestuur wel alles gedaan om \de drankgelegenheid tc verminderen, aVorens tot oloatselijke keuze mag worden overgegaan De voorstellers blijken ook thans te hebben nagelaten in hun ontwerp die verplichting te regelen. RICHTIGE HEFFING VAN DE DIRECTE BELASTINGEN. Een adres van de Amstcrdamsche Kamer van Koophandel. Aan de Tweede Komer is het volgende adres verzonden: De Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Amsterdam heeft de eer U haar zeer ernstige bedenkingen te doen kennen tegen het wets ontwerp tot bevordering van de richtige hef fing vnn de directe belastingen. De Kamer is ten volle overtuigd van de wen- schelijkheid om aan de belastingadministratie de middelen te verschaffen, welke aan eenc „richtige heffing" ten goede zullen kunnen ko men, en zij erkent dat daaraan zoo vele bezwa ren in den weg worden gelegd, dot het moeilijk is te ontgaan om tot een zekere hoogte voor dien tak van administratie een bevoorrechte po sitie tc creëeren; zij meent echter dat in het thans aanhangig gemaakte wetsontwerp de grens van hetgeen in dit oozicht geoorloofd is, zeer ver wordt overschreden. De oorzaak daarvan ligt, nonr het oordeel van deze Kamer, in het feit dat bij de redactie van artikel T van het ontwerp er klaarblijkeliik naar is gestreefd een formule te vinden, welke zooveel mogelijk alle denkbare gevallen zal om vatten cn daarbij zelfs ook die, welke men niet eens bedoelt te treffen; de redacteur van het wetsvoorschrift is in dat streven zóó goed ge slaagd dat en dit is wel zeer teekenend de memorie van toelichting zelve reeds bij voorboot een voorbeeld noemt (het afschaffen uit zuinigheidsoverwegingen vnn een dienst bode) waarin, ofschoon het onder het voorge stelde artikel I valt, dit wetsvoorschrift toch geen toepassing zal mogen vinden. Wij achten zulk een wijze van wetgeving in hooge mate bedenkelijk en voor het bedrijfs leven gevaarlijk. De voorbeelden zijn voor het grijpen wij herinneren b.v. oan de toepas sing, welke de forensenbelasting hier en daar vond waarin de belastingadministratie van de bevoegdheden, die haar naar de letter der wet ter beschikking stonden, gebruik maakte cn tijdverlies, moeite, kosten en een periode van onzekerheid deed ontstaan, olvorens eindelijk in hoogste instantie was beslist dat er, om met de memorie van toelichting op het onderhavige wetsontwerp te spreken, voor haar „geen sprake" van had mogen zijn „te reageeren." Blijkens de memorie van toelichting beoogt het wetsontwerp wapenen te geven tegen be lasting-ontduiking; onze grief tegen artikel I van het ontwerp is dat ditzelfde doel daarin met niet void" -'Ie duidelijkheid wordt terug gevonden. en Jientengevolge toepasselijk is óók op die gevallen, waarin kooplieden op volkomen reëele wijze trachten te voldoen oan den, in deze tijdsomstandigheden wel zeer klem- menden eisch om alle niet onvermijdelijke kos ten, welke op hun bedrijf rusten, te besparen. Wij hebben mitsdien de eer u te verzoeken, indien dan al cene voorziening als de thans voorgestelde niet langer kan word°n gemist, aan de elementen van de in artikel I bedoelde rechtshandelingen ten minste het element van het zedelijk ongeoorloofde toe te voegen en aan de belastingadministratie de verplichting op te leggen het voorhanden zijn van dot element minstgenomen aannemelijk te maken. Onze Kamer vertrouwt dat ^aldus, naast de preventieve werking, welke de memorie van toe lichting verwacht in het belang van den fiscus, een preventie zal worden geschapen in het be lang van den belastingschuldige, als tegenwicht tegen het toch reeds zeer groote voorrecht dat den fiscus-schuldeischer don nog zal zijn toe gekend. VRIJWILLIGE VERBINTENIS OP KORTEN TERMIJN Een nieuwe regeling. Bij K. B. is vastgesteld een nieuwe „regeling nopens het aangaan bij het leger hier te lande van eene vrijwillige verbintenis op korten ter mijn door jongelieden, die voornemens zijn zich in Nederlandsch-Indië te vestigen." Art. I. Voor personen, die voornemens zijn zich in Ned.-Indië te vestigen en aldaar inge volge het bepaalde in art. 2 van het Dienst plichtbesluit voor Ned.-Indië dienstplichtig zul len worden, wordt de gelegenheid geopend om bij het leger hier te lande eene vrijwillige ver bintenis aan te gaan, op korten termijn. Art. 2. Tot dc verbintenis worden slechts toegelaten zijn, die o. hier te lande in verbond met hun leeftijd nog niet voor inlijving als dienstplichtige in aan merking komen, tot buitengewoon dienstplich tige bestemd zijn of ingevolge de wet als bui tengewoon dienstplichtige beschouwd worden b. den 18-jarigen leeftijd volbracht en den 24-jnrigcn leeftijd niet overschreden hebben. Tot de verhintenis worden niet toegelaten personen, bedoeld in ort. 2(5, tweede lid, onder b en c, van de Dienstplichtwet. Met machtiging van den Minister van Oorlog kan van de leeftijdsgrens, genoemd onder b, worden afgeweken. Art. 3. De verbintenis kan, met inachtne ming van het bepaalde in ait 6, op elk tijdstip worden aongegoon bij olie korpsen van het leger, met uitzondering van de korosen, door den Minister van Oorlog vost te stellen. Art. 4. De duur der verbintenis is afhanke lijk van het korps of het wanen, waarbij zij is aangegaan, en 's gelijk aan den hoogsten duur der eerste oefening, zoonis die op grond van art. 32 der Dienstplichtwet is vastgesteld, met dien verstande, dat de in deze regeling be doelde vrijwilligers niet in opleiding worden ge nomen tot onderofficier of tot officier. Voor hem, die „voorgeoefend" is in den zin van art. I, eerste lid, j der Dienstplichtwet, wordt de duur von het verblijf in werkelijker dienst met vier maanden verkort. Art. 5. Behoudens den ddur van de dienst verbintenis geldon voor het aangaan die ver bintenis in het algemeen de bepolingen der instructie op dc werving, zoools die zijn vast gesteld voor het aangaan van eene gewone vrijwillige verbintenis bij het leger hier te lande. Aonbrenggolden, zoomede dienst- of engoge- mentspremiën worden ter zake von het aan gaan der verbintenis niet genoten. Art. 6. De werkelijke dienst van de in deze regeling bedoelde rrvlitnircn vangt aan op het zelfde tijdstip als dat, wnorop de dienstplich tigen von het jaar. waarin de verbintenis ge sloten is, of von het dnnrop volgende jaar hun eerste oefening aanvangen. Art. 7 De in deze regeling bedoelde mili tairen genieten dezelfde bezoldiging als de dienstplichtigen von het korps, waarbij zij zich verbonden hebben. DE RIJKSGEBOUWENDIENST. Een uiteenzetting over de reor ganisatie van den dienst. Heden werd een persconferentie gehouden, waarin de chef van den rijksgebouwendienst, J C. E. baron von Lynden een uiteenzetting gaf van de reorganisatie vnn den dienst der rijksgebouwen, door welke reorganisatie men molveisoties. zoonis bijv. hebben plants gehad tc Leiden, denkt te zullen voorkomen. Bij deze conferentie wns ook tegenwoordig de heer A. A. J. van Riemsdijk van het bureau vnn den accountantsdienst. De heer v. Lynden gaf eerst een overzicht van den toestand, zooals die was vóór het voor jaar van 1922. Verschillende departementen hadden toen hun eigen rijksbouwmeesterbu reau, n.l. justitie, onderwijs, waterstoet (\Velk laatste -departement twee bureaux had, een" voor 't Noorden en een voor het Zuiden des lands), terwijl voorts dc dienst van den eerst aanwezend ingenieur van marine existeerde Men had dus vijf op zich zelf staande diensten, waarvan enkele tevens de zorg hadden vooi gebouwen van andere deportementen dan di*e waartoe zij behoorden. Voor de administratieve behandeling van voorstellen had men soms een aparte afdeeling, soms kleine bureaux, soms ook enkele personen. Toen de tegenwoordige chef van dc rijks gebouwen in het najaar vnn 1921 chef werd van de afd. gebouwen aan het Min. van Finan ciën, wendde hij zich tot den minister van fi nanciën met de mededecling, dat een alge- hecle reorganisatie van de verschillende rijks- bouwmecsterbureaux hem noodzakelijk voot- kwam. Reeds geruimen tijd werd er gemompeld over ongewenschte toestanden, maar niet zoo zeer die geruchten als wel de onlogische toe stand dat voor één lichaam de staat verschillende, geheel los von elkaar staande bureaux de zorg voor de gebouwen droegen, heeft tot d-e reorganisatie aanleiding gegeven Dit denkbeeld was niet nieuw verschillende ministers hadden reeds eerder getracht buiten hun eigen bureoux om te handelen. Een ver wijt oan de rijksbouwmeesters moet hierin niet gezien worden dezen stonden, vooral in den oorlogstijd, voor tal van practische moeilijk heden en moesten dikwijls optomen tegen wat men „ambtenarij" pleegt te hoemen Het eerste gevolg van dc mededeeling van den chef van de afd. gebouwen over de nood zakelijkheid van reorganisatie was, dat hem door den min. van fin. min. de Geer werd opgedragen een rapport dienaangaande op te stellen. Op grond daarvan werd een cen suur ingesteld nan het departement van finan ciën. Geen departement mocht voortaan meer bouwen, koopen of huren zonder de toestem ming van den minister van financiën. Doardoo' werd voorkomen, dot de verschillende diensten, los van elkaar, en soms in concurrentie met elkaar, handelden. Het was nu onmogelijk ge worden. dat, zooals in het zuiden des lands gescheid, twee departementen tegen elkaar op boden om hetzelfde, gebouw te koopen. Er was een sterk eigendomsgevoel bij de verschillen de departementen, die soms handelden ols vij andelijke mogendheden, zoodat, wanneer het eene departement ruimte noodig had en een ander ruimte kon aanbieden, toch weieens een nieuw gebouw gekocht werd, om te voorko men, dat men uit moest rekenen hoeveel pre cies het aandeel van het eene en dat von het andere departement in de kosten van onder houd, verwarming en verlichting moest zijn. Nadat de censuur in één hond gebracht was, werd den bovengenoemden chef opgedragen voort te gaan met het verdere reorganisatie plan. De volgende stap was, dat bij K. B. van 19 Juni 1922 alle rijksbouwmeesterbureoux onder het departement van financiën werden ge bracht, waarmee een administratieve centrali satie bereikt was, die gevolgd zou worden door een technische centralisatie. De administratie ve centralisatie maokte een belangrijke vereen voudiging en doordoor een bezuiniging moge lijk. Ter illustratie deelde de heer v. Lynden o.m. mee, dat twee rijksbouwmeesters icaer een bctonbureau hadden die door de adminis tratieve centralisatie konden worden samenge smolten. De specielisecring van het onderhoud werd afgeschaft. Tevoren had ieder rijksbouwmccs- terburcau zijn eigen indecling van het land ;n districten, in 't vervolg kon het land verdeeld worden in 15 districten en twee dienstkrinpen (kleine districten). Aon het hoofd van elk dis trict kwam een districtsbouwkundige met cenig personeel. Men zog in, dat het verkeerd was. dat de rijksbouwmeester tegelijk de architect der ge bouwen en de met het onderhoud dier gebou wen belaste persoon was. In de practijk kwam dit hierop neer, dot het onderhoud werd over gelaten aon den districtsbouwkundigc en waar toe dot leidde, bleek, toen men een waarde bepaling liet moken von 300 gebouwen cn be rekende welk percentage von de wonrde de onderhoudskosten uitmoakten. Gemiddeld kwam men boven de 5%, er waren gebouwen, waar van het onderhoud jaarlijks 25% van dc wna'- dc bedroeg cn er was zelfs een gebouw (een houten loodsje op een kade in Amsterdam wel iswaar) waarvan de joarlijkschc onderhouds kosten 98% von dc waarde uitmaakten. Bij het berekenen van het gemiddelde ondei- houdspercentage per district vond men distric ten waar dit 1 Jj bedroeg, tegenover dis tricten waar het 9% bedroeg. Er was onvol doende toezicht, mede tengevolge van den om vang der districten. Door het verkleinen der districten en het stellen van de districtsbouw kundigen onder één chef, den chef von het bureau onderhoud werd het toezicht beter en de mogelijkheid von luieren cn knoeien voor komen. Noost het onderhoud werd ook de nieuw bouw gecentraliseerd door de aonstelling van één rijksbouwmeester, chef von het bureau nieuwbouw, die den gehcelen nieuwbouw in het land onder zich heeft. De technischo reorgani satie is in September 1923 tot stond gekomen, waardoor dus de toestond aldus werd, dat er kwamen een afd. nieuwbouw, een afd. onder houd, ressorteerend onder financiën cn door- nnost een afd. rijksgebouwen. In Juli 1924 werden dc administratieve en technische bureotix samengevoegd tot den rijksgebouwendienst, onder den tegenwoordigen chef bor. van Lynden. Dez^ dienst zorgt voor de odministrotic, woorvon thans de rijksbouw meester ontheven is. Declaraties von leveran ciers komen in origineel bij den dienst, zoodot de controle, door middel van onafhankelijke accountants gemakkelijk is en de rijl«bouw- meester, zoowel als de districtsbouwkundigen er geen belang meer bij hebben te knoeien. De controle op de werken, onder leiding der dis trictsbouwkundigen uitgevoerd, geschiedt door den gebruiker van het gebouw, bijv. door of namens den directeur von een postkantoor waaraan bestellingen verricht worden cn door het bureau onderhoud dot voortdurend toezicht houdt of het verband tusschen de waarde van het gebouw en de onderhoudskosten normaal blijft. Dc moeilijkheden van comptabele voor schriften, die eerst de rijksbouwmeester voel de, ondervindt thans rechtstreeks het departe ment van financiën, woordoor wijziging dier voorschriften gemakkelijker wordt, Wanneer er nu nog een element van fraude zou zijn. zou het bij den chef von den rijksgebouwendienst moeten zijn. Een controle in groote lijn is de controle op de totaalkostcn per M3. Men ver gelijkt de romingen, berekend naar den kubie- kon inhoud, met de geldende prijzen per M3 in het particuliere bedrijf en heeft zoo een opnervlakkige moor doeltreffende controle. De technische reorganisatie heeft een belangrijke besparing tengevolge gehad, de personeelskos ten bedroe-ren n 1. in 1923 1.176TD0 en zijn voor 1925 geroomd op 582 000. Van de bespaarde gelden is slechts 60.000 bezui nigd door salarisverlaging. Een belangrijke vereenvoudiging zal met 1 Jon. o s. ingevoerd worden. Don toch zullen de door de verschillende departementen ge raamd-a bouwkosten ter beschikking gesteld worden von het departement von financiën, dot de betalingen voor olie departementen doet. Dc versnelling in de uitbetaling, die daardoor verkregen wordt, zal de leveranciers ten goede komen en dus gunstig op de inschrijvingsprij zen werken. Ten slotte deelde de heer v. Lynden nog me de, dat men aan het d-ep. von finonciën bezig is met het uitwerken van een geheel nieuw systeem van boekhouding, de commercieele boekhouding. Er zij nog op gewezen, dat bij de malver satiën het, inmiddels opgeheven bureau voor de onderwijs gebouwen betrokken was, doch dot de rijksgebouwendienst daor geheel builen stoot. EEN SPORT- EN TENTOONSTELLINGS PARK TE DEN HAAG. Een mooi ontwerp. Het is een mooi ontwerp, dat B. cn W. van Den Hoog weldra den Rood zullen aanbieden en dat, door ir. Suyvcr ontworpen moet zijn, schrijft het „Vad." Zooals men weet, is het plan toegezonden oan een commissie, bestaande uit de presiden ten van vereenigingen, die zich op sport- en tentoonstellingsgebied bewegen. Hun advies zou wijziging in het plan kunnen biengen, voor al wanneer bereidheid van particuliere zijde mocht' blijken, waarop B. en W. zeer zeker rekenen, zich financieel bij den aanleg te in teresseeren. Uit den aard der zaak heeft men meer kans op verwezenlijking van wenschcn, als men er ook voor betalen wil. Om bizondere redenen onthoudt het blad zich van preciese aanduiding omtrent de lig ging ven het park, maar wel kan het verzeke ren, dot het aan stoute verwachtingen voldoet en dat het gemakkelijk met de stations cn met de binnenstad te verbinden is. Het plan voorziet in een stadion, dat tus schen de 20 en 30 duizend toeschouwers zal kunnen bevatten. Het heeft natuurlijk een ellips vorm en ligt dwars voor het park, waarvan hcjt de afsluiting vormt. Het stadion biedt ruimte voor de beoefening van alle sporten ""ïdloo- pen, voetbal, wedrennen, wielerwedstrijd enz. Het is mogelijk, zoo noodig de toeschouwers- ruimte nog uit te breiden. Vóór het stadion is het tentoonstellingster rein ontworpen. De voste gebouwen zijn aan de lengtezijden van het terrein gezet. Tusschen de gebouwen ligt volop terrein voor openlucht tentoonstellingen. Het spreekt von zelf, dat in alles is voor-

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1924 | | pagina 5