23Vo'"ogo°"3 AMERSFOORTSCH DAGBLAD „de eemlander"^'^250"- 1924
BINNENLAND.
TWEEDE BLAD.
Achturendag, ambtenaren en loon.
Toen de conferentie van Washington den
8-urendag aannam werd zjj geleid door de
idee den arbeider zooveel vrüen tjjd te ver
zekeren dat hjj in staat zou zijn, zooals de
Engelsehe afgevaardigde Barnes het uit
drukte: „te genieten van het leven: zich te
ontspannenzjjn kennis te verruimen en
ziéh te kunnen bezighouden met zjjn plich
ten tegenover gezin en maatschappij.''
Zoo beschouwd is de 8-urendag niet al
leen een sociaal-oeconomisch belang, doch
is hij ook van belang voor de algemeene
beschaving en ontwikkeling: kan hij mede
werken tot opheffing van het geheele maat
schappelijke peil. Alle partijen en werkge
ver èn gemeenschap hebben belang bjj de
instandhouding van den achturendag. Zij
hebben direct belang bij de wijze waarop
de vrije tijd besteed wordt, al moge men
dan ook de werknemer geheel vrij laten in
de wijze waarop hjj zulks wenseht te doen.
De wijze van besteden van den vrijen tijd
zal niet alleen afhangen van persoonlijke
eigenaardigheden en liefhebberijen doch
ook van woonplaats en omgeving en voor
verschillende categoriën ook van het sa
laris. Vandaar dat voor de gemeenschap
niet alleen van belang is de wijze waarop
de arbeider zjjn vrijen tijd besteedt: doch zij
heeft belang hjj de wjjze waarop al haar
leden dien tjjd besteden. Alleen door den
strijd om verkorting van arbeidstijd is de
wjjze van gebruikmaken door den arbeider
van zijn vrjje uren op het oogenblik meer
naar voren gekomen. Doch zooals gezegd
ook voor andere groepen werknemers: kan
toorbedienden ambtenarenonderwijzers
e a. is de wjjze van benutting van den
vrijen tjjd van belang: hier hangt zij zeer
vcelvudig samen met de salariecring.
De voorspelling door sommige categorieën
geuit dat meerdere vrije tjjd voor den arbei
der mede zou brengen meerder alcohol
misbruik en meerdere bandeloosheid wordt
door de reeds bekende feiten absoluut
weerlegd. Integendeel, de meerdere vrjje
tjjd, die een groote schare burgers gelegen
heid heeft gegeven tot een meer mcnsch-
waardig bestaan, heeft èn alcoholmisbruik
èn bandeloosheid (waar de werkman zich
meer bezig kan houden met zjjn kinderen),
zeker doen verminderen, dank vooral de
sterke toeneming van het vereenigings-
leven. Met dit laatste doel ik op: sport-
vereenigingen (voetbal, korfbal, turnen,
wandelen)muziek- en zangvereenigingen
volkstuintjesleeszalen en leesbibliotheken,
huisvlijt enz. Hieraan nemen natuurlijk
niet allen als werkende leden deel, doch
wordt de meerderheid gevormd door toe
schouwers en toehoorders, waarbij het vrou
welijk element, dank zjj de meerdere regel
maat in het gezin, een belangrijke plaats
gaat innemen.
Wil de vrjje tjjd geheel beantwoorden
aan het doel: uitrusten naar lichaam en
geestverdiepen van het geestelijk leven
uitspanning: medeleven met gezin en maat
schappij, dan ma8 deze tijd slechts bjj
hooge uitzondering gebruikt worden om
geldelijk voordeel te behalen. Noodwendig
is dat het inkomen uit den offieieelcr 'tage-
ljjkschen arbeid voldoende is om zich en zjjn
gezin te onderhouden en de vrjje tjjd mag
niet besteed moeten worden aan het ver
krijgen van bijverdiensten noodig om zjjn
gezin maatschappelijk voor achteruitgang
te bewarenom zijn kinderen een opvoeding
en opleiding te geven overeenkomstig zjjn
eigen plaats in de maatsehgppij.
Het vraagstuk van het tot geldmaken van
zjjn vrjjen tijd is oogenblikkelijk van groot
belang voor grootere groepen ambtenaren,
ook bij het rjjk. De regeering geeft toe dat
menig salaris op het oogenblik niet beant
woordt aan de eisehen die haar ambte
naren mogen stellen om in hun onderhoud
en in dit van hun gezin behoorlijk te kun
nen voorzien. Velen hunner zullen door
bijverdiensten of door het productief ma
ken van vacanties in dit gebrek moeten
voorzien. Dat hierin ten opzichte van hun
onafhankelijkheid alsmede ten opzichte van
den tjjd om uit te rusten een groot gevaar
schuilt, schijnt door de regeering te veel
over het hoofd te worden gezien. Dat hier
mede niet alleen de voordeden van een
beperkten arbeidstijd verloren gaan, doch
dat ook het geleverde officieele werk
hetzjj spierarbeid, hetzjj geestesarbeid
moet lijden, is zeker.
Dat alle middelen moeten worden aange
wend om zoo spoedig mogelijk onze samen
leving weer op te bouwen, te bevestigen op
gezonde grondslagen en haar tc herstellen
van de slagen, die oorlog en na-oorlogtjjd
haar toebrachten is een onafwendbare nood
zakelijkheid en eischt offers. Men dient
echter verder te kijken dan den dag van
lieden en niet door een oogenblikkeljjk voor
de hand liggend succes of voordeel de toe
komst in gevaar brengen. Voor deze toe
komst is noodzakelijk dat ook nu wordt
vastgehouden aan den eiseh van een beperk
ten arbeidsduur - achturendag - met een
voldoende geldelijke belooning. waardoor
een ieder in staat wordt gesteld zich met
vreugde en opgewektheid te geven aan zijn
officieele taak om daarna nog tjjd en lust
over te houden, zich te kunnen wijden aan
eigen en anderer opvoeding.
En dit wordt zoowel door particuliere
werkgevers als door de overheid te veel uit
het oog verloren bij al het pogen den werk
tijd te verlengen en de belooning, het sa
laris, te verlagen.
y. D-
PLAATSELIJKE KEUZE.
Het oordeel der Eerste Komer
over het initinficf-voorstol Rut
gers tot wijziging van de
Drankwet.
Aon hef voorloopig verslag" over het voor
stel van wet tot wijziging der drankwet is
het volgende ontleend
Zeer vele leden verklaarden, hoezeer ook
waardeerende de goede bedoelingen van de
voorstellers, overwegende, ja onoverkomelijke
bezwaren te hebben. Hunne hoofdbezwaren
waren te verdeden in bezwaren van moreelen,
van politieken en financieelcn aard.
Bezwaren van moreelen aard.
Destrekking van het voorstel is de invoe
ring van z.g. „plaatselijke keuze", wat een
euphemisme is voor plaatselijk verbod. Zulk
een verbod tast, zoo werd betoogd, in ern
stige mate de vrijheid non, ook van die in
gezetenen, die een matig gebruik geen kwaad
achten en verlangen, dat daartoe de gelegen
heid blijft bestaan Nu zou het onvervulbaar
maken van zuük een verlangen niet onder
alle omstandigheden onaannemelijk behoeven
te zijn, maar zij, die daartoe door wetsdwang
willen geraken, zouden dan toch vóór a'les de
noodzakelijkheid van zulke dwangmaatregelen
moeten eantoonen. De noodzakelijkheid voor
nieuwe, ingrijpende, wettelijke maatregelen
ontbreekt echter ten eenenmole. In het streven
daarnaar ligt wantrouwen Jn de werkzaam
heid der maatschappelijke krochten opgeslo
ten, dat geheel onverdiend is.
Bezwaren von politieken aard.
Uit staatsrechtelijk oogpunt beschouwd is
het wetsvoorstel van het grootste gewicht,
in zoover wordt beoogd een eerste stop tc
zetten op een weg, tot dusver door den Grond
wetgever niet betreden. De Grondwet huldigt
het beginsel, dat de wetgevende macht, ook
in de gemeente, wordt uitgeoefend door ver
tegenwoordigers der kiezers, aan wie zij voor
een bepaalden tijdsduur hun vertrouwen heb
ben geschonken Achten de kiezers dat ver
trouwen niet langer gerechtvaardigd, dan heb
ben zij de gelegenheid,' na afloop van den
termijn, hun belangen ean andere vertegen
woordigers op te dragen. Maar steeds ageeren
de kiezers slechts door middel van hun ver
tegenwoordigers Rechtstrecksche deelneming,
in welken vorm ook, aan den wetgevenden
arbeid is uitgesloten van referendum, van
volksstemming of dergelijke maatregelen,
welke de beteekenis der wettig gekozen ver
tegenwoordigers slechts kunnen verzwakken,
heeft onze Grondwet nimmer willen weten.
Dit voorstel echter breekt mej die histo
rische lijn. Het ^cnt aQn zeker percentage
van de kiezers het recht toe rechtstreeks aan
de Kroon het voorstel tot zgn. „drooglegging"
te doen.
Het gezag van den gemeenteraad kan door
het scherpen van dit nieuwe orgaan, naast
zich sVch'ts dalen.
Conrlicten zullen niet uitblijven. Voorts be
staat zeer groot bezwaar, dat de leuze vóór
of tegen drooglegging op zeer ongewenschte
wijze de gemeenteraadsverkiezingen zal gaan
beïnvloeden en beheerschen.
Bezwaren van financieelcn aard.
Aan de kosten-kwestie is tot dusver weinig
aandacht geschonken. Echter moge wel worden
bedacht, dat aanneming van deze wetsvoor-
dracht en doorvoering van haar beginsel op
eenigszins belangrijke schaal enorme kosten
voor het Rijk en voor de gemeenten zal mee
brengen.
In «te eerste plaats de kosten der te houden
stemmingen.
Dat voorts de „onteigende" vergunningshou
ders schadeloos moeten worden gesteld, ligt
in den aard der zaak en is dan ook terecht in
beginsel bij het wetsvoorstel aangenomen. Be
perking tot die vergunninghouders, aan wie
vóór I Mei 1904 of na I Mei T9I6 krachtens
art. 5 vergunning is verleend, is niet op af
doende gronden te verdedigen. De lijfrenten,
welke aan de vergunninghouders zullen wor
den toegekend, rullen belangrijk moeten zijn.
Van andere zijde werd dit wetsvoorstel d'oor
verschillende leden, die verklaarden daaraan
gaarne hun stem te zullen geven, in bescher
ming genomen.
Tegenover de hierboven weergegeven bezwo
ren voerden zij o.a. het volgende aan
De bezwaren van moreelen aard.
De geheele uiteenzetting der moreel e bezwa
ren gaat uit van een vergissing. Zij meent, dat
de voorstanders den zedelijkcn invloed van
matigheids-genootschappen, arbeidersbeweging,
godsdienstleeraren en sport willen vervangen
door den dwang van wettelijke maatregelen.
Deze meening rust op geen enkelen grond en
voorstanders van plaatselijke keuze hebben
voor deze opvatting nimmer aanleiding gege
ven. Het omgekeerde is waar.
Dat voorts de individueele vrijheid wordt
bedreigd door dit voorstel, is niet juist. De
Bedoeling is niet om de menschen tot deugd te
dwingen, maar om zooveel mogelijk te belet
ten, dat er slachtoffers van den alcohol zijn.
De bezwaren van politieken aard.
Een deel van de voorstanders van dit voor
stel had principieel geen bezwaar tegen een
referendum. Er is volgens hen echter geen
reden, dat tegenstanders van een referendum
zich ook tegen deze wetsvoordracht verklaren,
want in dit geval heeft men niet te doen met
een eigenlijk referendum, maar met een middel
voor de regeering om te weten, hoever zij met
beperking der drinkgelegenhcden kan gaan.
Bezwaren ven anderen aard.
Eenige leden, die voor het vroeger inge
diende gelijkluidende voorstel hadden gestemd,
verklaarden ditmaal hun stem daartegen te
zullen uitbrengen. Z'j achtten het namelijk res
mali exempli, dat zóó spoedig na het afwij
zend votum het voorstel opnieuw is ingediend
Het zou naar hun meening een bedenkelijk an
tecedent zijn en aanleiding geven, dat later
telkens zou worden nagegaan, of mogelijk door
het omgaan van een enkelen zetel de kansen
voor een reeds afgewezen wetsvoordracht be
ter zouden staan en hernieuwde indiening dus
succes beloofde. Het gebruik maken van het
recht van initiatief onder zoodanige omstan
digheden keurden zij dan ook af. Bovendien
vreesden zij, dat aanneming na deze herindie-
ning aanleiding zal geven, dat het ook in de
gemeenten elke 5 jaren tot een stemming zal
komen.
•Andere leden merkten naar aanleiding hier
van op, dat deze Kamer sedert het vroeger uit-
gebrocht afwijzend votum geheel nieuw is sa
mengesteld tengevolge von de invoering der
evenredige vertegenwoordiging. Er kan dus in
geen geval sprake zijn van nagaan, of éér.
stem is omgegoon, en het is volgens hen vol
komen rationeel, dot dit voorstel opnieuw is
ingediend. Wat de geuite vrees betreft, dot nu
ook in de gemeenten elke 5 jaren zal moeten
worden gestemd, voerden deze leden aan, dat
de vergelijking tusschen deze her-indiening cn
bedoelde stemming niet opgaat.
Het »s namelijk zeer juist gezien, dot elke
jaren de aandrong in road of gemeente kon
worden hernieuwd, omdat die ten doel heeft
te ontdekken in hoeverre de volksopvoeding
telkenmole in de tusschenlig.gende jaren is
voortgeschreden.
Door tegenstanders von het voorstel werd
voorts op gewezen dot het droogleggen
van enkele gemeenten en niet van het Pte""
h'ecV land, verplaatsing van het kwaad van
dranksmisbruik tengevolge zal hebben. Er zul
len daardoor toestonden ontstaan, die in de
praktijk onhoudbaar zullen blijken.
Een der lc&n vestigde er de aandacht op,
dat tijdens de vorige behondeling van dit
voorstel -in deze Kamer de wensch is uit
gesproken, om de Rcgcering de verplichting
op te leggen, na tc gaan. of door het ge
meen? bestuur wel alles gedaan om \de
drankgelegenheid tc verminderen, aVorens tot
oloatselijke keuze mag worden overgegaan
De voorstellers blijken ook thans te hebben
nagelaten in hun ontwerp die verplichting te
regelen.
RICHTIGE HEFFING VAN DE DIRECTE
BELASTINGEN.
Een adres van de Amstcrdamsche
Kamer van Koophandel.
Aan de Tweede Komer is het volgende adres
verzonden:
De Kamer van Koophandel en Fabrieken voor
Amsterdam heeft de eer U haar zeer ernstige
bedenkingen te doen kennen tegen het wets
ontwerp tot bevordering van de richtige hef
fing vnn de directe belastingen.
De Kamer is ten volle overtuigd van de wen-
schelijkheid om aan de belastingadministratie
de middelen te verschaffen, welke aan eenc
„richtige heffing" ten goede zullen kunnen ko
men, en zij erkent dat daaraan zoo vele bezwa
ren in den weg worden gelegd, dot het moeilijk
is te ontgaan om tot een zekere hoogte voor
dien tak van administratie een bevoorrechte po
sitie tc creëeren; zij meent echter dat in het
thans aanhangig gemaakte wetsontwerp de
grens van hetgeen in dit oozicht geoorloofd is,
zeer ver wordt overschreden.
De oorzaak daarvan ligt, nonr het oordeel
van deze Kamer, in het feit dat bij de redactie
van artikel T van het ontwerp er klaarblijkeliik
naar is gestreefd een formule te vinden, welke
zooveel mogelijk alle denkbare gevallen zal om
vatten cn daarbij zelfs ook die, welke men niet
eens bedoelt te treffen; de redacteur van het
wetsvoorschrift is in dat streven zóó goed ge
slaagd dat en dit is wel zeer teekenend
de memorie van toelichting zelve reeds bij
voorboot een voorbeeld noemt (het afschaffen
uit zuinigheidsoverwegingen vnn een dienst
bode) waarin, ofschoon het onder het voorge
stelde artikel I valt, dit wetsvoorschrift toch
geen toepassing zal mogen vinden.
Wij achten zulk een wijze van wetgeving in
hooge mate bedenkelijk en voor het bedrijfs
leven gevaarlijk. De voorbeelden zijn voor het
grijpen wij herinneren b.v. oan de toepas
sing, welke de forensenbelasting hier en daar
vond waarin de belastingadministratie van
de bevoegdheden, die haar naar de letter der
wet ter beschikking stonden, gebruik maakte cn
tijdverlies, moeite, kosten en een periode van
onzekerheid deed ontstaan, olvorens eindelijk in
hoogste instantie was beslist dat er, om met
de memorie van toelichting op het onderhavige
wetsontwerp te spreken, voor haar „geen
sprake" van had mogen zijn „te reageeren."
Blijkens de memorie van toelichting beoogt
het wetsontwerp wapenen te geven tegen be
lasting-ontduiking; onze grief tegen artikel I
van het ontwerp is dat ditzelfde doel daarin
met niet void" -'Ie duidelijkheid wordt terug
gevonden. en Jientengevolge toepasselijk is
óók op die gevallen, waarin kooplieden op
volkomen reëele wijze trachten te voldoen oan
den, in deze tijdsomstandigheden wel zeer klem-
menden eisch om alle niet onvermijdelijke kos
ten, welke op hun bedrijf rusten, te besparen.
Wij hebben mitsdien de eer u te verzoeken,
indien dan al cene voorziening als de thans
voorgestelde niet langer kan word°n gemist,
aan de elementen van de in artikel I bedoelde
rechtshandelingen ten minste het element van
het zedelijk ongeoorloofde toe te voegen en aan
de belastingadministratie de verplichting op te
leggen het voorhanden zijn van dot element
minstgenomen aannemelijk te maken.
Onze Kamer vertrouwt dat ^aldus, naast de
preventieve werking, welke de memorie van toe
lichting verwacht in het belang van den fiscus,
een preventie zal worden geschapen in het be
lang van den belastingschuldige, als tegenwicht
tegen het toch reeds zeer groote voorrecht dat
den fiscus-schuldeischer don nog zal zijn toe
gekend.
VRIJWILLIGE VERBINTENIS OP
KORTEN TERMIJN
Een nieuwe regeling.
Bij K. B. is vastgesteld een nieuwe „regeling
nopens het aangaan bij het leger hier te lande
van eene vrijwillige verbintenis op korten ter
mijn door jongelieden, die voornemens zijn zich
in Nederlandsch-Indië te vestigen."
Art. I. Voor personen, die voornemens zijn
zich in Ned.-Indië te vestigen en aldaar inge
volge het bepaalde in art. 2 van het Dienst
plichtbesluit voor Ned.-Indië dienstplichtig zul
len worden, wordt de gelegenheid geopend om
bij het leger hier te lande eene vrijwillige ver
bintenis aan te gaan, op korten termijn.
Art. 2. Tot dc verbintenis worden slechts
toegelaten zijn, die
o. hier te lande in verbond met hun leeftijd
nog niet voor inlijving als dienstplichtige in aan
merking komen, tot buitengewoon dienstplich
tige bestemd zijn of ingevolge de wet als bui
tengewoon dienstplichtige beschouwd worden
b. den 18-jarigen leeftijd volbracht en den
24-jnrigcn leeftijd niet overschreden hebben.
Tot de verhintenis worden niet toegelaten
personen, bedoeld in ort. 2(5, tweede lid, onder
b en c, van de Dienstplichtwet.
Met machtiging van den Minister van Oorlog
kan van de leeftijdsgrens, genoemd onder b,
worden afgeweken.
Art. 3. De verbintenis kan, met inachtne
ming van het bepaalde in ait 6, op elk tijdstip
worden aongegoon bij olie korpsen van het
leger, met uitzondering van de korosen, door
den Minister van Oorlog vost te stellen.
Art. 4. De duur der verbintenis is afhanke
lijk van het korps of het wanen, waarbij zij is
aangegaan, en 's gelijk aan den hoogsten duur
der eerste oefening, zoonis die op grond van
art. 32 der Dienstplichtwet is vastgesteld, met
dien verstande, dat de in deze regeling be
doelde vrijwilligers niet in opleiding worden ge
nomen tot onderofficier of tot officier.
Voor hem, die „voorgeoefend" is in den zin
van art. I, eerste lid, j der Dienstplichtwet,
wordt de duur von het verblijf in werkelijker
dienst met vier maanden verkort.
Art. 5. Behoudens den ddur van de dienst
verbintenis geldon voor het aangaan die ver
bintenis in het algemeen de bepolingen der
instructie op dc werving, zoools die zijn vast
gesteld voor het aangaan van eene gewone
vrijwillige verbintenis bij het leger hier te
lande.
Aonbrenggolden, zoomede dienst- of engoge-
mentspremiën worden ter zake von het aan
gaan der verbintenis niet genoten.
Art. 6. De werkelijke dienst van de in deze
regeling bedoelde rrvlitnircn vangt aan op het
zelfde tijdstip als dat, wnorop de dienstplich
tigen von het jaar. waarin de verbintenis ge
sloten is, of von het dnnrop volgende jaar hun
eerste oefening aanvangen.
Art. 7 De in deze regeling bedoelde mili
tairen genieten dezelfde bezoldiging als de
dienstplichtigen von het korps, waarbij zij zich
verbonden hebben.
DE RIJKSGEBOUWENDIENST.
Een uiteenzetting over de reor
ganisatie van den dienst.
Heden werd een persconferentie gehouden,
waarin de chef van den rijksgebouwendienst,
J C. E. baron von Lynden een uiteenzetting
gaf van de reorganisatie vnn den dienst der
rijksgebouwen, door welke reorganisatie men
molveisoties. zoonis bijv. hebben plants gehad
tc Leiden, denkt te zullen voorkomen.
Bij deze conferentie wns ook tegenwoordig
de heer A. A. J. van Riemsdijk van het bureau
vnn den accountantsdienst.
De heer v. Lynden gaf eerst een overzicht
van den toestand, zooals die was vóór het voor
jaar van 1922. Verschillende departementen
hadden toen hun eigen rijksbouwmeesterbu
reau, n.l. justitie, onderwijs, waterstoet (\Velk
laatste -departement twee bureaux had, een"
voor 't Noorden en een voor het Zuiden des
lands), terwijl voorts dc dienst van den eerst
aanwezend ingenieur van marine existeerde
Men had dus vijf op zich zelf staande diensten,
waarvan enkele tevens de zorg hadden vooi
gebouwen van andere deportementen dan di*e
waartoe zij behoorden. Voor de administratieve
behandeling van voorstellen had men soms een
aparte afdeeling, soms kleine bureaux, soms
ook enkele personen.
Toen de tegenwoordige chef van dc rijks
gebouwen in het najaar vnn 1921 chef werd
van de afd. gebouwen aan het Min. van Finan
ciën, wendde hij zich tot den minister van fi
nanciën met de mededecling, dat een alge-
hecle reorganisatie van de verschillende rijks-
bouwmecsterbureaux hem noodzakelijk voot-
kwam.
Reeds geruimen tijd werd er gemompeld
over ongewenschte toestanden, maar niet zoo
zeer die geruchten als wel de onlogische toe
stand dat voor één lichaam de staat
verschillende, geheel los von elkaar staande
bureaux de zorg voor de gebouwen droegen,
heeft tot d-e reorganisatie aanleiding gegeven
Dit denkbeeld was niet nieuw verschillende
ministers hadden reeds eerder getracht buiten
hun eigen bureoux om te handelen. Een ver
wijt oan de rijksbouwmeesters moet hierin niet
gezien worden dezen stonden, vooral in den
oorlogstijd, voor tal van practische moeilijk
heden en moesten dikwijls optomen tegen wat
men „ambtenarij" pleegt te hoemen
Het eerste gevolg van dc mededeeling van
den chef van de afd. gebouwen over de nood
zakelijkheid van reorganisatie was, dat hem
door den min. van fin. min. de Geer
werd opgedragen een rapport dienaangaande
op te stellen. Op grond daarvan werd een cen
suur ingesteld nan het departement van finan
ciën. Geen departement mocht voortaan meer
bouwen, koopen of huren zonder de toestem
ming van den minister van financiën. Doardoo'
werd voorkomen, dot de verschillende diensten,
los van elkaar, en soms in concurrentie met
elkaar, handelden. Het was nu onmogelijk ge
worden. dat, zooals in het zuiden des lands
gescheid, twee departementen tegen elkaar op
boden om hetzelfde, gebouw te koopen. Er was
een sterk eigendomsgevoel bij de verschillen
de departementen, die soms handelden ols vij
andelijke mogendheden, zoodat, wanneer het
eene departement ruimte noodig had en een
ander ruimte kon aanbieden, toch weieens een
nieuw gebouw gekocht werd, om te voorko
men, dat men uit moest rekenen hoeveel pre
cies het aandeel van het eene en dat von het
andere departement in de kosten van onder
houd, verwarming en verlichting moest zijn.
Nadat de censuur in één hond gebracht was,
werd den bovengenoemden chef opgedragen
voort te gaan met het verdere reorganisatie
plan.
De volgende stap was, dat bij K. B. van 19
Juni 1922 alle rijksbouwmeesterbureoux onder
het departement van financiën werden ge
bracht, waarmee een administratieve centrali
satie bereikt was, die gevolgd zou worden door
een technische centralisatie. De administratie
ve centralisatie maokte een belangrijke vereen
voudiging en doordoor een bezuiniging moge
lijk. Ter illustratie deelde de heer v. Lynden
o.m. mee, dat twee rijksbouwmeesters icaer
een bctonbureau hadden die door de adminis
tratieve centralisatie konden worden samenge
smolten.
De specielisecring van het onderhoud werd
afgeschaft. Tevoren had ieder rijksbouwmccs-
terburcau zijn eigen indecling van het land ;n
districten, in 't vervolg kon het land verdeeld
worden in 15 districten en twee dienstkrinpen
(kleine districten). Aon het hoofd van elk dis
trict kwam een districtsbouwkundige met cenig
personeel.
Men zog in, dat het verkeerd was. dat de
rijksbouwmeester tegelijk de architect der ge
bouwen en de met het onderhoud dier gebou
wen belaste persoon was. In de practijk kwam
dit hierop neer, dot het onderhoud werd over
gelaten aon den districtsbouwkundigc en waar
toe dot leidde, bleek, toen men een waarde
bepaling liet moken von 300 gebouwen cn be
rekende welk percentage von de wonrde de
onderhoudskosten uitmoakten. Gemiddeld kwam
men boven de 5%, er waren gebouwen, waar
van het onderhoud jaarlijks 25% van dc wna'-
dc bedroeg cn er was zelfs een gebouw (een
houten loodsje op een kade in Amsterdam wel
iswaar) waarvan de joarlijkschc onderhouds
kosten 98% von dc waarde uitmaakten.
Bij het berekenen van het gemiddelde ondei-
houdspercentage per district vond men distric
ten waar dit 1 Jj bedroeg, tegenover dis
tricten waar het 9% bedroeg. Er was onvol
doende toezicht, mede tengevolge van den om
vang der districten. Door het verkleinen der
districten en het stellen van de districtsbouw
kundigen onder één chef, den chef von het
bureau onderhoud werd het toezicht beter en
de mogelijkheid von luieren cn knoeien voor
komen.
Noost het onderhoud werd ook de nieuw
bouw gecentraliseerd door de aonstelling van
één rijksbouwmeester, chef von het bureau
nieuwbouw, die den gehcelen nieuwbouw in het
land onder zich heeft. De technischo reorgani
satie is in September 1923 tot stond gekomen,
waardoor dus de toestond aldus werd, dat er
kwamen een afd. nieuwbouw, een afd. onder
houd, ressorteerend onder financiën cn door-
nnost een afd. rijksgebouwen.
In Juli 1924 werden dc administratieve en
technische bureotix samengevoegd tot den
rijksgebouwendienst, onder den tegenwoordigen
chef bor. van Lynden. Dez^ dienst zorgt voor
de odministrotic, woorvon thans de rijksbouw
meester ontheven is. Declaraties von leveran
ciers komen in origineel bij den dienst, zoodot
de controle, door middel van onafhankelijke
accountants gemakkelijk is en de rijl«bouw-
meester, zoowel als de districtsbouwkundigen
er geen belang meer bij hebben te knoeien. De
controle op de werken, onder leiding der dis
trictsbouwkundigen uitgevoerd, geschiedt door
den gebruiker van het gebouw, bijv. door of
namens den directeur von een postkantoor
waaraan bestellingen verricht worden cn door
het bureau onderhoud dot voortdurend toezicht
houdt of het verband tusschen de waarde van
het gebouw en de onderhoudskosten normaal
blijft. Dc moeilijkheden van comptabele voor
schriften, die eerst de rijksbouwmeester voel
de, ondervindt thans rechtstreeks het departe
ment van financiën, woordoor wijziging dier
voorschriften gemakkelijker wordt, Wanneer er
nu nog een element van fraude zou zijn. zou
het bij den chef von den rijksgebouwendienst
moeten zijn. Een controle in groote lijn is de
controle op de totaalkostcn per M3. Men ver
gelijkt de romingen, berekend naar den kubie-
kon inhoud, met de geldende prijzen per M3
in het particuliere bedrijf en heeft zoo een
opnervlakkige moor doeltreffende controle. De
technische reorganisatie heeft een belangrijke
besparing tengevolge gehad, de personeelskos
ten bedroe-ren n 1. in 1923 1.176TD0 en zijn
voor 1925 geroomd op 582 000. Van de
bespaarde gelden is slechts 60.000 bezui
nigd door salarisverlaging.
Een belangrijke vereenvoudiging zal met 1
Jon. o s. ingevoerd worden. Don toch zullen
de door de verschillende departementen ge
raamd-a bouwkosten ter beschikking gesteld
worden von het departement von financiën, dot
de betalingen voor olie departementen doet.
Dc versnelling in de uitbetaling, die daardoor
verkregen wordt, zal de leveranciers ten goede
komen en dus gunstig op de inschrijvingsprij
zen werken.
Ten slotte deelde de heer v. Lynden nog me
de, dat men aan het d-ep. von finonciën bezig
is met het uitwerken van een geheel nieuw
systeem van boekhouding, de commercieele
boekhouding.
Er zij nog op gewezen, dat bij de malver
satiën het, inmiddels opgeheven bureau voor
de onderwijs gebouwen betrokken was, doch
dot de rijksgebouwendienst daor geheel builen
stoot.
EEN SPORT- EN TENTOONSTELLINGS
PARK TE DEN HAAG.
Een mooi ontwerp.
Het is een mooi ontwerp, dat B. cn W. van
Den Hoog weldra den Rood zullen aanbieden
en dat, door ir. Suyvcr ontworpen moet zijn,
schrijft het „Vad."
Zooals men weet, is het plan toegezonden
oan een commissie, bestaande uit de presiden
ten van vereenigingen, die zich op sport- en
tentoonstellingsgebied bewegen. Hun advies
zou wijziging in het plan kunnen biengen, voor
al wanneer bereidheid van particuliere zijde
mocht' blijken, waarop B. en W. zeer zeker
rekenen, zich financieel bij den aanleg te in
teresseeren. Uit den aard der zaak heeft men
meer kans op verwezenlijking van wenschcn,
als men er ook voor betalen wil.
Om bizondere redenen onthoudt het blad
zich van preciese aanduiding omtrent de lig
ging ven het park, maar wel kan het verzeke
ren, dot het aan stoute verwachtingen voldoet
en dat het gemakkelijk met de stations cn met
de binnenstad te verbinden is.
Het plan voorziet in een stadion, dat tus
schen de 20 en 30 duizend toeschouwers zal
kunnen bevatten. Het heeft natuurlijk een ellips
vorm en ligt dwars voor het park, waarvan hcjt
de afsluiting vormt. Het stadion biedt ruimte
voor de beoefening van alle sporten ""ïdloo-
pen, voetbal, wedrennen, wielerwedstrijd enz.
Het is mogelijk, zoo noodig de toeschouwers-
ruimte nog uit te breiden.
Vóór het stadion is het tentoonstellingster
rein ontworpen. De voste gebouwen zijn aan
de lengtezijden van het terrein gezet. Tusschen
de gebouwen ligt volop terrein voor openlucht
tentoonstellingen.
Het spreekt von zelf, dat in alles is voor-