Voer Uw GLORIA KACHEL of HAARD geen beter brandstof dan de daarbij passende
G L O R 3A-ANTHRACIET uit Kok's Electrische Anthracietbrekerij
J. Grootendorst
KoSenpark Soesterweg-Spoor Telefoon 863
9, Schoenen
DOORGAAN mn
FA J.W.VANACHTERBERGH
Heden begint de verkoop van
Langestraat 82
Sterk en Goedkoop
WOLLEN VESTEN
DE ADELAAR - Langestraat 40 - Amersfoort
MAISON DE JAGER EN Zn.
PRIMA HOLLANDSCHE WAFELEN
TEL. 238.
^MEUBELMAGAZIJNEN
BEHANGERIJ STOFFEERDERSJ
Afmeting 25/35 m.m. en 30/50 per H.L. franco huis f 3.50. Afmeting 12/25 m.m. per 4 H.L, f 10.—
Bestelhuizen: van Persijnstraat 4 Utrechtscheweg 71 Sumatrastraat 20 Langestraat 25
(D^pöt Ververij Palthe)
Oe verkoop van alle andere soorten
schoenen en sportartikelen blijft tevens
Wollen
Truien (voor Heeren en Jongens)
Shswis
Mutsen
Handschoenen
Breng uw kinderen mee, zij krijgen een boek met nieuwe gezelschapsspelen
CifJOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOB
LANGESTRAAT 56 CHOCOLATERIE - TELEF. 115
CONFISERIE - PATISSERIE
gOOOCOOOOOOOOOOOOOOooooocoooooca
zien, om het bezoek te veraangenamen en te
vergemakkelijken, dus dat niet alleen aan
standplaatsen van allerlei voertuigen, maar ook
aan bureaux voor inlichtingen van allerlei
aard, een restaurant, kortom aan alles is ge
dacht wat een internationaal publiek noodig
heeft, om na het sportfccst of no de tentoon
stelling, zijn tijd zoo proctisch en prettig mo
gelijk te besteden.
DE HAAGSCHE DUINWATERLEIDING.
Vijftigjarig bestaan.
Ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van
de 's Grovenhoogsche duinwaterleiding hebben
gisteren eenige feestelijkheden plaats gehad, die
begonnen met de aanbieding van een geschenk
door het personeel aan de gemeente, namens
welke de directeur van het bedrijf het aan
vaardde. Het terrein aan den Pompstationweg
was versierd met groen en vloggcdoek en van
den watertoren en de andere gebouwen woeien
vlaggen. Op het terrein boden dames aan de
talrijke aanwezigen bloemen aan.
Het personeel en de vele gepensionneerden
verzamelden zich om II uur bij den watertoren,
waar de directeur van de Duinwaterleiding, de
heer W. J. Herders, en een commissie uit het
personeel op een verhooging plaats nomen. De
voorzitter van deze commissie, dè heer J. Th.
Geurst, technisch hoofdambtenaar, voerde het
eerst het woord. Hij bracht o m. dank onn de
muziekvereeniging Oefening na Arbeid, die op
het terrein aanwezig was en vóór het begin
van de plechtigheid zich reeds had doen hoo-
ren.
Vervolgens kreeg de ecrevoorzitter van het
comité, de heer Stempels, het woord, die het
geschenk aan den directeur aanbood.
Twee belangrijke factoren, zoo zeide hij onder
meer, hebben invloed op den goeden gang van
het bedrijf: steun van boven cn medewerking
van beneden. Van beide heeft het bedrijf ge
profiteerd. Spr. wenschte den directeur toe, dat
hij steeds den steun van de autoriteiten mag
blijven genieten; de onvoorwaardelijke mede
werking van het personeel kon hij hem ver
zekeren. Het personeel heeft met het aan te
bieden geschenk niet de bedoeling gehad een
pluimpje te ontvangen of zijn voortreffelijkheid
te demonstreeren, het wilde slechts getuigen
van zijn medeleven met het bedrijf.
Aan den Haagschen beeldhouwer Altorf is
opgedragen, een bronzen gedenkplaat te ont
werpen ter plootsing in het administratiege
bouw, en een eenvoudiger bronzen plaat is in
den gevel von den watertoren geplaatst. Van de
eerstgenoemde plaat was een maquette aan
wezig.
Ofc verzoek van den spreker hieven de aan
wezigen een driewerf hoera aan, waarna de di
recteur, de heer Herders, namens de gemeen
te het geschenk aanvaardde. Hij zeide nog nim
mer met zooveel genoegen het terrein betre-'
den te hebben als dezen dag, op het vereerende
verzoek van het comité, dot zich zooveel moeite
gegeven heeft om het een feestelijk aanzien te
geven. Met bizonder genoegen had spreker de
rede van den heer Stempels aangehoord, maar
daarin had hij gemist een opmerking over de
wijzigingen, die onder leiding van dezen in de
administratie ziji^ tot stand gebracht.
Spr. eindigde met de woorden, dat hij in het
feest de uitdrukking ziet van het he4
bedrijf tot steeds grootere bloei te brengen.
Vervolgens werd de maquette getoond. Daar
op ziet men den watertoren afgebeeld en daar
naast de duinen met de spranken. Voorts zijn
verschillende fasen van de waterwinning in
beeld gebracht. De plaat wordt 90 bij 60 c.M.
groot cn zol nog voorzien worden van een on
derschrift-
Op de bronzen plaat in den watertoren staat
„1874 29 October 1924. Ter gelegenheid van
het 60-jarige bestaan der duinwaterleiding van
's Gravenhage heeft haar personeel aan de ge
meente deze gedenkplaat aangeboden."
's Middags werd een receptie gehouden in
het administratiegebouw en' gisteravond werd in
het gebouw voor Kunsten en Wetenschappen
een feestavond voor het personeel gegeven.
SPOORWEGONGEVAL TE WEESP.
Behandeling voor den Hoogcn Raad.
Voor den Hoogen Raad zijn gister behandeld
de procedures in verband met het bekende
spoorwegongeval te Weesp.
Zooals bekend hebben de bij het ongeval be
trokkenen een vordering tegen de H. S. M.
ingesteid, stellende dat de H. S. M. als onder
neemster van een spoorwegdienst hen op 13
Sept. 1918 heeft vervoerd met den trein no.
102 in de richting van Hilversum naar Amster
dam en voorts dat die trein, even vóór de brug
over het Merwedekanaal, voor een deel naar
beneden is gestort, tengevolge waarvan zij
schade hebben geleden, ,die de H. S. M. ver
plicht is te vergoeden, aangezien immers dit
spoorwegongeluk ontstaan is bij en tengevolge
van de uitoefening van den Spoorwegdienst
door ób H. S. M., die, als onderneemster daar
van, verantwoordelijk is voor de schade, door
personen of goederen bij de uitoefening van
den dienst geleden.
Bij vonnis van 1 Maart 1920 heeft de recht
bank te Amsterdam, ten verzoeke van de H. S.
M. gelast, dat de Staat der Nederlanden in
vrijwaring zal worden gedagvaard, terwijl zij
bij vonnis von 14 Juni 1920, nadat de Staat
in rechten was verschenen, den Staat heeft
toegelaten als gevoegde partij aan de zijde van
de H. S. M.
In de vrijwaringszaak heeft de H. S. M. op
een tweetal gronden gevorderd, dat de Staat
worde veroordeeld om haar, voor het geval dat
de rechter de hoofdvordering mocht toewijzen,
te betalen al datgene, waartoe zij in hoofdzaak
mocht zijn veroordeeld.
Een dezer gronden was, dat de Minister ven
Oorlog bij beschikking van 31 Juli 1914 het
gebruik van haar spoorwegen en materiaal heeft
gevorderd, welke vordering tot 1918 heeft
voortgeduurd en dot, tot regeling der deswege
haar door den Staat verschuldigde schadeloos
stellingen, in April 1915 een overeenkomst voor
1914 en 1915 is gesloten, welke daarna telkens,
ook voor 1918, is verlengd.
Bij vonnis van 22 Juni 1922 heeft de recht
bank de vordering in hoofdzaak toegewezen en
die in vrijwaring ontzegd.
Van dit vonnis kwamen èn de H. S. M. èn de
Staat in hooger beroep, doch het Amsterdom-
sche Hof bekrachtigde, zoowel ten aanzien van
de hoofdzaak als in de vrijwaringszaak, het von
nis, waarvan beroep.
Van dit arrest voorzagen de H. S. M. en de
Staat zich beide in cassatie.
Namens den Staat was het volgende cassatie
middel voorgesteld
„Schending of verkeerde toepassing van de
artt. 1401, 1402, 1403, 1406 en 1407 von het
B. W„ art. 1 der wet van 9 April 1875, artt.
I en 27 van het algemeen reglement voor den
dienst op de spoorwegen, vastgesteld bij alge
menen maatregel van bestuur van 26 Juni
1913 cn art. 48 Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering;
doordat het Hof de schuldvraag in het na
deel van de spoorwegonderneming beant
woordt, zonder voorlichting van deskundigen,
en de dien aanzien tot een oordeel komt, afwij
kend van dat der in het arrest genoemde com
missie, omdat het zonder in het bizonder een
blaam te willen werpen op de H. S. M. en haar
personeel in het algemeen op gTond van art. 1
van het alg. regl. voor den dienst op de spoor
wegen, aan een spoorwegondernemer stren
gere eischen stelt, dan men in ingenieurskrin
gen schijnt te doen, en dientengevolge, met be
vestiging van het vonnis der rechtbank de te
gen haar ingestelde rechtsvordering, toewijst,
niettegenstaande de grieven, op dit punt mede
ontwikkeld door de gevoegde partij, en tegen
deze laatste de kostenveroordeeling van eer
sten aanleg handhaaft, en kostenveroordeeling
in hooger beroep uitspreekt;
ten onrechte, omdat het bedoelde dienst
voorschrift niet mag leiden tot het aanleggen
van een anderen maatstaf van schuld, dan aan
gewezen is door het gemeene recht, en zelfs 'n
het geding niet in debat was de vraag waar
mede dit dienstvoorschrift zich bezig hield, te
weten het voortdurend onderhouden van weg
en werken in evenredigheid met de grootst
toegelaten snelheid.
Namens de H. S. M. was een soortgelijk
middel voorgesteld.
Voor de H. S. M. werd gepleit door den
Landsadvocaat mr. Telders. Pleiter wees er op,
dot na het ontzettende spoorwegongeval de mi
nister van Waterstaat een commissie van on
derzoek benoemde, bestaande uit de heeren
Lely, Francois, Maas Geesteranus, v. d. Toorn
en v. d. Vegt. Deze commissieleden hebben zich
onmiddellijk den volgenden dag na het ongeval
naar het terrein van den ramp begeven, en zij
hebben verschillende getuigen gehoord. Deze
commissie van deskundigen heeft een voortref
felijk rapport uitgebracht, waarin zij tot de
conclusie komt, dat de romp niet te wijten is
geweest aan nalatigheid van de zijde der spoor
wegonderneming of aan gebrek in onderhoud.
Niettegenstaande dit deskundigen-raDport heb
ben verschillende personen de Hollandsche
Spoor in rechten aangesproken, waarna de H.
S. M. den Staat in vrijwaring opriep op twee
gronden, en wel naast den reeds genoemden
grond, omdat de Staat vroeger zelf het baan
vak, waarop het ongeluk is geschied, heeft aan
gelegd. Later is deze grond echter weder terug
genomen.
Hoewel zoowel in eersten aanleg als in hoo
ger beroep de vrijwaringsoctie is ontzegd, is
toch de Staat in cassatie gegaan, omdat hij is
veroordeeld in kosten.
Wat nu do vordering in hoofdzaak betreft,
hebben rechtbank en Hof beide de schuld van
de H. S. M. aan het ongeval bewezen geacht.
Op gTond nu dat de schuld van de spoorweg
onderneming is komen vost te staan, zijn zoo
wel de vorderingen van gewonden als die van
nabestaanden van bij het ongeval gedoode per
sonen toegewezen. Dit was de eenige grond.
Waar nu op den dag van het ongeval de weg
voor het rijden onveilig was, is de vraag opge
worpen of de H. S. M. dit had kunnen weten.
Rechtbank en Hof hebben deze vraag beant
woord in dien zin, dat de H. S. M. dit had
moeten weten.
Een grief van pleiter is, dat de rechtbank
het rapport van de deskundigen heeft voorbij
gezien, en uitsluitend is afgegaan op mede-
deelingen van niet-deskundigen en zonder zelf
een onderzoek naar de feiten te hebben inge
steld.
De strekking van het arrest is, dat het Hof
strengere eischen stelt dan in ingenieurskrin
gen geschied en daarom komt het Hof eerder
tot het bewijs van de schuld.
Volgens pleiter is, wanneer een spoorweg
ondernemer op schuld in rechten wordt aan
gesproken, de tweeledige taak van dien spoor-
wegondememer om te bewijzen
a. heb ik mij gedragen als een goed spoor-
wegondernemcr betaamt
b. heb ik eenigerlei voorschrift van het be
voegd gezag overtreden
Het eerste onderdeel van deze taak moet
naar pleiter's meenirig onderworpen worden
aan het oordeel van deskundigen/ terwijl voor
het tweede gedeelte de rechter is aangewezen
om de gegevens der maatschappij te beoor-
deelen. Het Hof laat echter het voorschritf den
doorslag geven en wel artikel van het alge
meen reglement op den Dienst der Spoorwe
gen, volgens welk artikel de maatschappij ge
houden is den weg en de daartoe behoorende
werken voortdurend zoodanig te onderhouden,
dat zij veilig met de grootst toegelaten snel
heid kunneri worden bereden.
We hebben hier echter niet te doen met
een artikel, dat hoogere eischen stelt dan ge
schieden zou zonder dat artikel. Dat het Hof
op grond van dit artikel hoogere eischen wil
stellen don men in ingenieurskringen doet, is
dus onbegrijpelijk.
Dit artikel achtte pleiter onbeteekenend. De
beteekenis van het artikel is niet, zooals
wordt voorgesteld, dat met de grootst moge
lijk toegelaten snelheid volgens art. 68 moet
kunnen worden gereden, want in art. 68 wordt
voor proefritten een onbeperkte snelheid toe
gelaten. Het zou immers onzin zijn, om alle
baanvakken zoodanig te maken, dat daarop
met onbeperkte.snelheid kon worden gereden.
De bedoeling van het artikel is'niet anders,
dan dat moet kunnen worden gereden met de
snelheid, waarvoor het baanvak is aangelegd.
De beteekenis van art. 1 is dus ver overschat
en het Hof had er daardoor dus niet toe mo
gen komen, om een hoogeren maatstaf aan to
leggen don dien van het gemeene recht.
Pleiter komt voorts op tegen de voorstelling
van de tegenpartij, dot het Hob hier een fei
telijke bcsb'ssing heeft gegeven.
Onjuist acht pleiter verder de lezing door de
tegenpartij van het arrest, dat het Hof aan een
spoorwegondernemer hoogere eischen stelt dan
aan anderen, niet-spoorwegondernemers zijnde
en dot daarom de beslissing van het Hof juist
is gegeven.
Dit is juist de kern der tegenwerping; wont
de juiste lezing is, dat het Hof hoogere eischen
aan een spoorwegondernemer stelt, don men in
ingenieurskringen oen een spoorwegonderne
ming stelt.
Voorts heeft het Hof voorbijgezien, dat het
alleen had rekening te houden met den stond
der wetenschap en de ervaring op het oogen-
blik, dat het ongeval geschiedde, en niet met
de jarenlange studie na het ongeval, waaraan
J een oplossing vordt ontleend, waardoor het
ongeval had kunnen worden voorkomen.
I Ten slotte metkte pleiter op, dat de H. S.
M. het gebeurde beoordeeld wenscht te zien
naar het gemeene recht. En dan moet men niet
komen aandragen met een artikel dat niet an
ders dan naar dat gemeene recht verwijst,
j Mr. Telders zeide nog, dat hij geacht wensch
te teworden hetzelfde pleidooi namens den
Staat te hebben gevoerd.
Namens de verweerders werd allereerst ge
pleit door mr. de Vrieze, die er op wees, dat
de rechter zeker het recht heeft om te beslis
sen zonder deskundige voorlichting en ook
om te beslissen in strijd met een deskundigen
rapport. Bovendien is hier niet sprake van een
commissie van deskundigen, ingesteld door de
rechtbank, doch ingesteld namens den Staat.
We hebben Kier niet anders don een rap
port van 5 ingenieurs, waarvan voorzitter oud
minister Lely, die naar pleiter's meening vroe
ger wel eens als ingenieur van den Rijkswa
terstaat advies over den dijk, waarover het
gaat, heeft uitgebracht. Voorts is de heer
Francois oud-chef van weg en werken, terwijl
de heer v. d. Vegt lid is van den raad van
toezicht op de spoorwegen.
Pleiter acht het bij een dergelijke samenstel
ling der commissie feitelijk onjuist, dat een
rapport van die commissie zou scheppen een
gemeen recht. Bovendien was geen enkel ju
rist in die commissie aangewezen.
Naar pleiter's meening is het arrest van het
hof geenszins in strijd met het algeqveen recht.
Wat het rapport der commissie nog be
treft, heeft pleiter bij lezing ervan als leek de
overtuiging gekregen, dot de juridische schuld
absoluut vaststond. Pleiter zou deskundigen
kunnen voorbrengen, die in strijd met het rap
port der commissie zouden kunnen verklaren,
dat het onderhoud bij de spoorwegen zeer veel
te wenschen laat. Eén deskundige heeft zelfs
tegen pleiter verklaard, dat hetgeen is ge
schied, een groot schandaal is.
Pleiter bestrijdt derhalve de meening der te
genpartij, dat het rapport der commissie het
gemeen recht zou beheerschen.
Ook kon het vraagstuk der juridische schuld
niet door een commissie van ingenieurs wor
den opgelost. De tegenpartij verwart de con
clusie van de commissie met de communis
opinio in allerlei denkbare kringen. Pleiter
vraagt of de tegenpartij uit haar pleidooi de
consequentie zou durven trekken, dat elke
rechterlijke beslissing, genomen in strijd met
de meening van een commissie van deskundi
gen, ook in strijd zou zijn met het gemeene
recht.
Voorts is de deskundigheid van de commis
sie wel door den rechter erkend, maar deze
heeft haar slechts zoover gevolgd, dat zij zich
bewoog op haar eigen technisch gebied, maar
heeft haar verlaten, toen zij zich bewoog op
j een terrein, dat buiten haor bevoegdheid lag
en uitsprak, dat er geen schuld aanwezig was.
Deze juridische beslissing wenschte de rechter
terecht aan zich te houden. Pleiter meent dot
het gestelde middel feitelijk onjuist is.
Het Hof heeft evenals de rechtbank, een
beslissing genomen rustende op 8 gronden.
Wanneer men nu een dezer gronden aantast,
en deze zou uit het arrest moeten worden ge
nomen, dan blijft er toch nog een volledig ge
motiveerd arrest over, en is het niet juist, zoo-
als de tegenpartij wil beweren, dat door aan
tasting van dien éénen grond de geheele lip
van het arrest wordt aangejast/
Ten slotte merkte pxriter op, dat ~c in dit
proces zooveel schuld-elementen zijn komen
vast te staan, dat de tegenpartij het practisch
nimmer zoover zal kunnen brengen, dat eenig
rechtscollege de niet-aanwezigheid van schuld
zal aannemen, en daarom ontgaat pleiter de
strekking van het cassatiemiddel.
De schuld bij een spoorwegonderneming
wordt eerder aangenomen dan bij iemand an
ders, omdat spoorwegonderneming volgens de
woorden van den Hoogen Raad de stipte zorg
voor de veiligheid van haar passagiers in acht
dient te nemen. We hebben Kier dus te doen
met een bijzondere schuld, en pleiter meent,
dat de Hooge Raad Ket cassatiemiddel zal
moeten verwerpen.
Hierna pleitte mr. A. H. J. van der Biesen,
die opkwam, tegen de opmerking ven mr. Tel
ders, dat beide partijen zicK bij Ket rapport
der commissie hebben neergelegd. Voorts
merkte pleiter op, dat we Kier niet te doen
hebben met een dijk, zooals er zoovele in ons
land zijn neen, hier lieten zich zeer bijzdndere
omstandigheden gelden. Deze speciale omstan
digheden, b.v. het zakken van den parallelweg,
waren voor het Hof aanleiding, om te zeggen
gij hebt niet voldoende zorg aan het onder
houd besteed. Dot zakken van den parallelweg
had de maotschappij kunnen en moeten zien,
en ook dot daardoor de steun voor den dijk
verminderde. In de verbetering daarvan is de
maatschappij nalatig geweest en daarom is
er schuld.
Voorts is door de omstandigheid, dat het
Hof zegt, de schuldvraag te hebben kunnen
oplossen zonder zich te storen aan de voor
lichting van deskundigen, geen der in het mid
del aangehaalde artikelen geschonden.
Wat de commissie betreft, merkt pleiter op,
dot aan de commissie door de regeering alleen
was opgedragen te onderzoeken de oorzaken
van het ongeval, benevens een onderzoek
naar den toestond van andere dijken. DocK
aan de commissie was geenszins opgedragen
een beantwoording van de schuldvraaag.
EEN COMMISSARIS VAN POLITIE VOOR
DE RECHTBANK.
Beklaagd wegens huisvredebreuk.
De commissaris van politie M. G. uit Noord-
wijk stond terecht voor de Haogsche recht
bank wegens huisvredebreuk. In de maand
Maart is bekl. na opening van de achterdeur
van een perceel in de WilKelminastraat hoek
Hei'igegeestweg aldaar binnengedrongen.
Bekl. bekende. Het huis z'in eigendom 5
het werd op dat oogenblik niet bewoond. BekL
heeft de inventaris uit het huis een lunch
room laten halen en het huis door een smid
loten sluiten.
Getuige Duin, wonende te Zaandam, heeft
het huis ven bekl. gehuurd. Aanvankelijk heeft
zijn schoonzoon er een jaar gewoond daarna
heeft hij het voor de rest van den huurtijd
verhuurd aan zekeren Thomas, die ook den
lunchroom-inventaris huurde. Een half jaar
heeft deze Th. het huis bewoond. Toen getui
ge later het huis aan een anderen gedadigde,
wilde laten iien, bleken de meubelen verdwe
nen.
Getuige «Thomas bevestigde, dat hij een Kalf
jaar in Ket bewuste perceel h'ecft gewoond als
zetbaas. Hij is er uit gegaan, omdat de ver
gunning van het perceel was afgenomen. Ge
tuige had 700 afbetaald op de meubelen j
hij had beid. vergunning gegeven Ket huis
binnen te gaan en de meubelen op te bergen.
Het O. M. mr. Bauduin zeide eerst na
lange aarzeling tot deze vervolging te zijn
overgegaan, omdat hij voelde dat er ci
viele kwestie achten zat. Walt bekl. echter
gedaan heeft keurde spr. in beginsel af. Hij
hij zich moeten onthouden van elk feitelijk in
grijpen in het bestuur van het huis. Hij mocht
niet zijn eigen rechter zijn.
Eisch 25 boete, subs. 25 dagen hechtenis
Bekl 's verdediger, mr. de Clercq, betoogde
dat bekl. niets, wat maar op een strafbaar
feit lijkt, heeft gedaan. Het huis was niet in
gebruik bij Duin, doch ten hoogste bij Thomay
cn die had bekl. toestemming gegeven, hen
huis binnen te gaan. Van wie de meubelen
waren wist bekl. niet. Uitsluitend de vraag bij
wien het huis in gebruik was, is hier van be
lang. Buitendien stond het huis heelemaal leeg
In verband met hetgeen door de getuigenver
klaringen is komen vast te staan, concludes®
de pleiter tot vrijspraak.
Re- en dupliek volgden.
MISHANDELING VAN EEN POLITIE-
INSPECTEUR.
Eén maand
de daders.
geëisoht tegen
Op Zondag 24 Augustus werd te Ernst, bij
Epe, de inspecteur van politie, J. Smit, uit
Zwolle, door een aantal boerenknapen in een
café, waar hij cn zijn vriend voor den regen
schuilden, zonder eenige reden aangevallen en
daarbij ernstig aan h'et gezicht en het hoofd
verwond.
Tegen twee der dader», J. van L*. en C. K.,
was proces-verbaal opgemaakt en voor den
Zutphenschen politierechter werd twee maaivi
den gevangenisstraf tegen ieder geëischt.
De politierechter veroordeelde ieder {p*. een
maand gevangenisstrai
DE MOORD TE WYCHEN.
Een bekentenis van den daden
Men meldt aan de M.s.b. uit Nijmegen
Volgens mededeelingen van mr. Bonnikc, ver
dediger van K. v. M., in den geruchtmakenden
moord te WycKen, heeft K. v. M. zelf verklaard
den gewelddadigen moord gepleegd te hebben.
K. v. M. had voor de .Arnhemsche Rechtbonlj
slechts gesimuleerd. r