Voer Uw GLORIA KACHEL of HAARD geen beter brandstof dan de daarbij passende G L O R 3A-ANTHRACIET uit Kok's Electrische Anthracietbrekerij J. Grootendorst KoSenpark Soesterweg-Spoor Telefoon 863 9, Schoenen DOORGAAN mn FA J.W.VANACHTERBERGH Heden begint de verkoop van Langestraat 82 Sterk en Goedkoop WOLLEN VESTEN DE ADELAAR - Langestraat 40 - Amersfoort MAISON DE JAGER EN Zn. PRIMA HOLLANDSCHE WAFELEN TEL. 238. ^MEUBELMAGAZIJNEN BEHANGERIJ STOFFEERDERSJ Afmeting 25/35 m.m. en 30/50 per H.L. franco huis f 3.50. Afmeting 12/25 m.m. per 4 H.L, f 10.— Bestelhuizen: van Persijnstraat 4 Utrechtscheweg 71 Sumatrastraat 20 Langestraat 25 (D^pöt Ververij Palthe) Oe verkoop van alle andere soorten schoenen en sportartikelen blijft tevens Wollen Truien (voor Heeren en Jongens) Shswis Mutsen Handschoenen Breng uw kinderen mee, zij krijgen een boek met nieuwe gezelschapsspelen CifJOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOB LANGESTRAAT 56 CHOCOLATERIE - TELEF. 115 CONFISERIE - PATISSERIE gOOOCOOOOOOOOOOOOOOooooocoooooca zien, om het bezoek te veraangenamen en te vergemakkelijken, dus dat niet alleen aan standplaatsen van allerlei voertuigen, maar ook aan bureaux voor inlichtingen van allerlei aard, een restaurant, kortom aan alles is ge dacht wat een internationaal publiek noodig heeft, om na het sportfccst of no de tentoon stelling, zijn tijd zoo proctisch en prettig mo gelijk te besteden. DE HAAGSCHE DUINWATERLEIDING. Vijftigjarig bestaan. Ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van de 's Grovenhoogsche duinwaterleiding hebben gisteren eenige feestelijkheden plaats gehad, die begonnen met de aanbieding van een geschenk door het personeel aan de gemeente, namens welke de directeur van het bedrijf het aan vaardde. Het terrein aan den Pompstationweg was versierd met groen en vloggcdoek en van den watertoren en de andere gebouwen woeien vlaggen. Op het terrein boden dames aan de talrijke aanwezigen bloemen aan. Het personeel en de vele gepensionneerden verzamelden zich om II uur bij den watertoren, waar de directeur van de Duinwaterleiding, de heer W. J. Herders, en een commissie uit het personeel op een verhooging plaats nomen. De voorzitter van deze commissie, dè heer J. Th. Geurst, technisch hoofdambtenaar, voerde het eerst het woord. Hij bracht o m. dank onn de muziekvereeniging Oefening na Arbeid, die op het terrein aanwezig was en vóór het begin van de plechtigheid zich reeds had doen hoo- ren. Vervolgens kreeg de ecrevoorzitter van het comité, de heer Stempels, het woord, die het geschenk aan den directeur aanbood. Twee belangrijke factoren, zoo zeide hij onder meer, hebben invloed op den goeden gang van het bedrijf: steun van boven cn medewerking van beneden. Van beide heeft het bedrijf ge profiteerd. Spr. wenschte den directeur toe, dat hij steeds den steun van de autoriteiten mag blijven genieten; de onvoorwaardelijke mede werking van het personeel kon hij hem ver zekeren. Het personeel heeft met het aan te bieden geschenk niet de bedoeling gehad een pluimpje te ontvangen of zijn voortreffelijkheid te demonstreeren, het wilde slechts getuigen van zijn medeleven met het bedrijf. Aan den Haagschen beeldhouwer Altorf is opgedragen, een bronzen gedenkplaat te ont werpen ter plootsing in het administratiege bouw, en een eenvoudiger bronzen plaat is in den gevel von den watertoren geplaatst. Van de eerstgenoemde plaat was een maquette aan wezig. Ofc verzoek van den spreker hieven de aan wezigen een driewerf hoera aan, waarna de di recteur, de heer Herders, namens de gemeen te het geschenk aanvaardde. Hij zeide nog nim mer met zooveel genoegen het terrein betre-' den te hebben als dezen dag, op het vereerende verzoek van het comité, dot zich zooveel moeite gegeven heeft om het een feestelijk aanzien te geven. Met bizonder genoegen had spreker de rede van den heer Stempels aangehoord, maar daarin had hij gemist een opmerking over de wijzigingen, die onder leiding van dezen in de administratie ziji^ tot stand gebracht. Spr. eindigde met de woorden, dat hij in het feest de uitdrukking ziet van het he4 bedrijf tot steeds grootere bloei te brengen. Vervolgens werd de maquette getoond. Daar op ziet men den watertoren afgebeeld en daar naast de duinen met de spranken. Voorts zijn verschillende fasen van de waterwinning in beeld gebracht. De plaat wordt 90 bij 60 c.M. groot cn zol nog voorzien worden van een on derschrift- Op de bronzen plaat in den watertoren staat „1874 29 October 1924. Ter gelegenheid van het 60-jarige bestaan der duinwaterleiding van 's Gravenhage heeft haar personeel aan de ge meente deze gedenkplaat aangeboden." 's Middags werd een receptie gehouden in het administratiegebouw en' gisteravond werd in het gebouw voor Kunsten en Wetenschappen een feestavond voor het personeel gegeven. SPOORWEGONGEVAL TE WEESP. Behandeling voor den Hoogcn Raad. Voor den Hoogen Raad zijn gister behandeld de procedures in verband met het bekende spoorwegongeval te Weesp. Zooals bekend hebben de bij het ongeval be trokkenen een vordering tegen de H. S. M. ingesteid, stellende dat de H. S. M. als onder neemster van een spoorwegdienst hen op 13 Sept. 1918 heeft vervoerd met den trein no. 102 in de richting van Hilversum naar Amster dam en voorts dat die trein, even vóór de brug over het Merwedekanaal, voor een deel naar beneden is gestort, tengevolge waarvan zij schade hebben geleden, ,die de H. S. M. ver plicht is te vergoeden, aangezien immers dit spoorwegongeluk ontstaan is bij en tengevolge van de uitoefening van den Spoorwegdienst door ób H. S. M., die, als onderneemster daar van, verantwoordelijk is voor de schade, door personen of goederen bij de uitoefening van den dienst geleden. Bij vonnis van 1 Maart 1920 heeft de recht bank te Amsterdam, ten verzoeke van de H. S. M. gelast, dat de Staat der Nederlanden in vrijwaring zal worden gedagvaard, terwijl zij bij vonnis von 14 Juni 1920, nadat de Staat in rechten was verschenen, den Staat heeft toegelaten als gevoegde partij aan de zijde van de H. S. M. In de vrijwaringszaak heeft de H. S. M. op een tweetal gronden gevorderd, dat de Staat worde veroordeeld om haar, voor het geval dat de rechter de hoofdvordering mocht toewijzen, te betalen al datgene, waartoe zij in hoofdzaak mocht zijn veroordeeld. Een dezer gronden was, dat de Minister ven Oorlog bij beschikking van 31 Juli 1914 het gebruik van haar spoorwegen en materiaal heeft gevorderd, welke vordering tot 1918 heeft voortgeduurd en dot, tot regeling der deswege haar door den Staat verschuldigde schadeloos stellingen, in April 1915 een overeenkomst voor 1914 en 1915 is gesloten, welke daarna telkens, ook voor 1918, is verlengd. Bij vonnis van 22 Juni 1922 heeft de recht bank de vordering in hoofdzaak toegewezen en die in vrijwaring ontzegd. Van dit vonnis kwamen èn de H. S. M. èn de Staat in hooger beroep, doch het Amsterdom- sche Hof bekrachtigde, zoowel ten aanzien van de hoofdzaak als in de vrijwaringszaak, het von nis, waarvan beroep. Van dit arrest voorzagen de H. S. M. en de Staat zich beide in cassatie. Namens den Staat was het volgende cassatie middel voorgesteld „Schending of verkeerde toepassing van de artt. 1401, 1402, 1403, 1406 en 1407 von het B. W„ art. 1 der wet van 9 April 1875, artt. I en 27 van het algemeen reglement voor den dienst op de spoorwegen, vastgesteld bij alge menen maatregel van bestuur van 26 Juni 1913 cn art. 48 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering; doordat het Hof de schuldvraag in het na deel van de spoorwegonderneming beant woordt, zonder voorlichting van deskundigen, en de dien aanzien tot een oordeel komt, afwij kend van dat der in het arrest genoemde com missie, omdat het zonder in het bizonder een blaam te willen werpen op de H. S. M. en haar personeel in het algemeen op gTond van art. 1 van het alg. regl. voor den dienst op de spoor wegen, aan een spoorwegondernemer stren gere eischen stelt, dan men in ingenieurskrin gen schijnt te doen, en dientengevolge, met be vestiging van het vonnis der rechtbank de te gen haar ingestelde rechtsvordering, toewijst, niettegenstaande de grieven, op dit punt mede ontwikkeld door de gevoegde partij, en tegen deze laatste de kostenveroordeeling van eer sten aanleg handhaaft, en kostenveroordeeling in hooger beroep uitspreekt; ten onrechte, omdat het bedoelde dienst voorschrift niet mag leiden tot het aanleggen van een anderen maatstaf van schuld, dan aan gewezen is door het gemeene recht, en zelfs 'n het geding niet in debat was de vraag waar mede dit dienstvoorschrift zich bezig hield, te weten het voortdurend onderhouden van weg en werken in evenredigheid met de grootst toegelaten snelheid. Namens de H. S. M. was een soortgelijk middel voorgesteld. Voor de H. S. M. werd gepleit door den Landsadvocaat mr. Telders. Pleiter wees er op, dot na het ontzettende spoorwegongeval de mi nister van Waterstaat een commissie van on derzoek benoemde, bestaande uit de heeren Lely, Francois, Maas Geesteranus, v. d. Toorn en v. d. Vegt. Deze commissieleden hebben zich onmiddellijk den volgenden dag na het ongeval naar het terrein van den ramp begeven, en zij hebben verschillende getuigen gehoord. Deze commissie van deskundigen heeft een voortref felijk rapport uitgebracht, waarin zij tot de conclusie komt, dat de romp niet te wijten is geweest aan nalatigheid van de zijde der spoor wegonderneming of aan gebrek in onderhoud. Niettegenstaande dit deskundigen-raDport heb ben verschillende personen de Hollandsche Spoor in rechten aangesproken, waarna de H. S. M. den Staat in vrijwaring opriep op twee gronden, en wel naast den reeds genoemden grond, omdat de Staat vroeger zelf het baan vak, waarop het ongeluk is geschied, heeft aan gelegd. Later is deze grond echter weder terug genomen. Hoewel zoowel in eersten aanleg als in hoo ger beroep de vrijwaringsoctie is ontzegd, is toch de Staat in cassatie gegaan, omdat hij is veroordeeld in kosten. Wat nu do vordering in hoofdzaak betreft, hebben rechtbank en Hof beide de schuld van de H. S. M. aan het ongeval bewezen geacht. Op gTond nu dat de schuld van de spoorweg onderneming is komen vost te staan, zijn zoo wel de vorderingen van gewonden als die van nabestaanden van bij het ongeval gedoode per sonen toegewezen. Dit was de eenige grond. Waar nu op den dag van het ongeval de weg voor het rijden onveilig was, is de vraag opge worpen of de H. S. M. dit had kunnen weten. Rechtbank en Hof hebben deze vraag beant woord in dien zin, dat de H. S. M. dit had moeten weten. Een grief van pleiter is, dat de rechtbank het rapport van de deskundigen heeft voorbij gezien, en uitsluitend is afgegaan op mede- deelingen van niet-deskundigen en zonder zelf een onderzoek naar de feiten te hebben inge steld. De strekking van het arrest is, dat het Hof strengere eischen stelt dan in ingenieurskrin gen geschied en daarom komt het Hof eerder tot het bewijs van de schuld. Volgens pleiter is, wanneer een spoorweg ondernemer op schuld in rechten wordt aan gesproken, de tweeledige taak van dien spoor- wegondememer om te bewijzen a. heb ik mij gedragen als een goed spoor- wegondernemcr betaamt b. heb ik eenigerlei voorschrift van het be voegd gezag overtreden Het eerste onderdeel van deze taak moet naar pleiter's meenirig onderworpen worden aan het oordeel van deskundigen/ terwijl voor het tweede gedeelte de rechter is aangewezen om de gegevens der maatschappij te beoor- deelen. Het Hof laat echter het voorschritf den doorslag geven en wel artikel van het alge meen reglement op den Dienst der Spoorwe gen, volgens welk artikel de maatschappij ge houden is den weg en de daartoe behoorende werken voortdurend zoodanig te onderhouden, dat zij veilig met de grootst toegelaten snel heid kunneri worden bereden. We hebben hier echter niet te doen met een artikel, dat hoogere eischen stelt dan ge schieden zou zonder dat artikel. Dat het Hof op grond van dit artikel hoogere eischen wil stellen don men in ingenieurskringen doet, is dus onbegrijpelijk. Dit artikel achtte pleiter onbeteekenend. De beteekenis van het artikel is niet, zooals wordt voorgesteld, dat met de grootst moge lijk toegelaten snelheid volgens art. 68 moet kunnen worden gereden, want in art. 68 wordt voor proefritten een onbeperkte snelheid toe gelaten. Het zou immers onzin zijn, om alle baanvakken zoodanig te maken, dat daarop met onbeperkte.snelheid kon worden gereden. De bedoeling van het artikel is'niet anders, dan dat moet kunnen worden gereden met de snelheid, waarvoor het baanvak is aangelegd. De beteekenis van art. 1 is dus ver overschat en het Hof had er daardoor dus niet toe mo gen komen, om een hoogeren maatstaf aan to leggen don dien van het gemeene recht. Pleiter komt voorts op tegen de voorstelling van de tegenpartij, dot het Hob hier een fei telijke bcsb'ssing heeft gegeven. Onjuist acht pleiter verder de lezing door de tegenpartij van het arrest, dat het Hof aan een spoorwegondernemer hoogere eischen stelt dan aan anderen, niet-spoorwegondernemers zijnde en dot daarom de beslissing van het Hof juist is gegeven. Dit is juist de kern der tegenwerping; wont de juiste lezing is, dat het Hof hoogere eischen aan een spoorwegondernemer stelt, don men in ingenieurskringen oen een spoorwegonderne ming stelt. Voorts heeft het Hof voorbijgezien, dat het alleen had rekening te houden met den stond der wetenschap en de ervaring op het oogen- blik, dat het ongeval geschiedde, en niet met de jarenlange studie na het ongeval, waaraan J een oplossing vordt ontleend, waardoor het ongeval had kunnen worden voorkomen. I Ten slotte metkte pleiter op, dat de H. S. M. het gebeurde beoordeeld wenscht te zien naar het gemeene recht. En dan moet men niet komen aandragen met een artikel dat niet an ders dan naar dat gemeene recht verwijst, j Mr. Telders zeide nog, dat hij geacht wensch te teworden hetzelfde pleidooi namens den Staat te hebben gevoerd. Namens de verweerders werd allereerst ge pleit door mr. de Vrieze, die er op wees, dat de rechter zeker het recht heeft om te beslis sen zonder deskundige voorlichting en ook om te beslissen in strijd met een deskundigen rapport. Bovendien is hier niet sprake van een commissie van deskundigen, ingesteld door de rechtbank, doch ingesteld namens den Staat. We hebben Kier niet anders don een rap port van 5 ingenieurs, waarvan voorzitter oud minister Lely, die naar pleiter's meening vroe ger wel eens als ingenieur van den Rijkswa terstaat advies over den dijk, waarover het gaat, heeft uitgebracht. Voorts is de heer Francois oud-chef van weg en werken, terwijl de heer v. d. Vegt lid is van den raad van toezicht op de spoorwegen. Pleiter acht het bij een dergelijke samenstel ling der commissie feitelijk onjuist, dat een rapport van die commissie zou scheppen een gemeen recht. Bovendien was geen enkel ju rist in die commissie aangewezen. Naar pleiter's meening is het arrest van het hof geenszins in strijd met het algeqveen recht. Wat het rapport der commissie nog be treft, heeft pleiter bij lezing ervan als leek de overtuiging gekregen, dot de juridische schuld absoluut vaststond. Pleiter zou deskundigen kunnen voorbrengen, die in strijd met het rap port der commissie zouden kunnen verklaren, dat het onderhoud bij de spoorwegen zeer veel te wenschen laat. Eén deskundige heeft zelfs tegen pleiter verklaard, dat hetgeen is ge schied, een groot schandaal is. Pleiter bestrijdt derhalve de meening der te genpartij, dat het rapport der commissie het gemeen recht zou beheerschen. Ook kon het vraagstuk der juridische schuld niet door een commissie van ingenieurs wor den opgelost. De tegenpartij verwart de con clusie van de commissie met de communis opinio in allerlei denkbare kringen. Pleiter vraagt of de tegenpartij uit haar pleidooi de consequentie zou durven trekken, dat elke rechterlijke beslissing, genomen in strijd met de meening van een commissie van deskundi gen, ook in strijd zou zijn met het gemeene recht. Voorts is de deskundigheid van de commis sie wel door den rechter erkend, maar deze heeft haar slechts zoover gevolgd, dat zij zich bewoog op haar eigen technisch gebied, maar heeft haar verlaten, toen zij zich bewoog op j een terrein, dat buiten haor bevoegdheid lag en uitsprak, dat er geen schuld aanwezig was. Deze juridische beslissing wenschte de rechter terecht aan zich te houden. Pleiter meent dot het gestelde middel feitelijk onjuist is. Het Hof heeft evenals de rechtbank, een beslissing genomen rustende op 8 gronden. Wanneer men nu een dezer gronden aantast, en deze zou uit het arrest moeten worden ge nomen, dan blijft er toch nog een volledig ge motiveerd arrest over, en is het niet juist, zoo- als de tegenpartij wil beweren, dat door aan tasting van dien éénen grond de geheele lip van het arrest wordt aangejast/ Ten slotte merkte pxriter op, dat ~c in dit proces zooveel schuld-elementen zijn komen vast te staan, dat de tegenpartij het practisch nimmer zoover zal kunnen brengen, dat eenig rechtscollege de niet-aanwezigheid van schuld zal aannemen, en daarom ontgaat pleiter de strekking van het cassatiemiddel. De schuld bij een spoorwegonderneming wordt eerder aangenomen dan bij iemand an ders, omdat spoorwegonderneming volgens de woorden van den Hoogen Raad de stipte zorg voor de veiligheid van haar passagiers in acht dient te nemen. We hebben Kier dus te doen met een bijzondere schuld, en pleiter meent, dat de Hooge Raad Ket cassatiemiddel zal moeten verwerpen. Hierna pleitte mr. A. H. J. van der Biesen, die opkwam, tegen de opmerking ven mr. Tel ders, dat beide partijen zicK bij Ket rapport der commissie hebben neergelegd. Voorts merkte pleiter op, dat we Kier niet te doen hebben met een dijk, zooals er zoovele in ons land zijn neen, hier lieten zich zeer bijzdndere omstandigheden gelden. Deze speciale omstan digheden, b.v. het zakken van den parallelweg, waren voor het Hof aanleiding, om te zeggen gij hebt niet voldoende zorg aan het onder houd besteed. Dot zakken van den parallelweg had de maotschappij kunnen en moeten zien, en ook dot daardoor de steun voor den dijk verminderde. In de verbetering daarvan is de maatschappij nalatig geweest en daarom is er schuld. Voorts is door de omstandigheid, dat het Hof zegt, de schuldvraag te hebben kunnen oplossen zonder zich te storen aan de voor lichting van deskundigen, geen der in het mid del aangehaalde artikelen geschonden. Wat de commissie betreft, merkt pleiter op, dot aan de commissie door de regeering alleen was opgedragen te onderzoeken de oorzaken van het ongeval, benevens een onderzoek naar den toestond van andere dijken. DocK aan de commissie was geenszins opgedragen een beantwoording van de schuldvraaag. EEN COMMISSARIS VAN POLITIE VOOR DE RECHTBANK. Beklaagd wegens huisvredebreuk. De commissaris van politie M. G. uit Noord- wijk stond terecht voor de Haogsche recht bank wegens huisvredebreuk. In de maand Maart is bekl. na opening van de achterdeur van een perceel in de WilKelminastraat hoek Hei'igegeestweg aldaar binnengedrongen. Bekl. bekende. Het huis z'in eigendom 5 het werd op dat oogenblik niet bewoond. BekL heeft de inventaris uit het huis een lunch room laten halen en het huis door een smid loten sluiten. Getuige Duin, wonende te Zaandam, heeft het huis ven bekl. gehuurd. Aanvankelijk heeft zijn schoonzoon er een jaar gewoond daarna heeft hij het voor de rest van den huurtijd verhuurd aan zekeren Thomas, die ook den lunchroom-inventaris huurde. Een half jaar heeft deze Th. het huis bewoond. Toen getui ge later het huis aan een anderen gedadigde, wilde laten iien, bleken de meubelen verdwe nen. Getuige «Thomas bevestigde, dat hij een Kalf jaar in Ket bewuste perceel h'ecft gewoond als zetbaas. Hij is er uit gegaan, omdat de ver gunning van het perceel was afgenomen. Ge tuige had 700 afbetaald op de meubelen j hij had beid. vergunning gegeven Ket huis binnen te gaan en de meubelen op te bergen. Het O. M. mr. Bauduin zeide eerst na lange aarzeling tot deze vervolging te zijn overgegaan, omdat hij voelde dat er ci viele kwestie achten zat. Walt bekl. echter gedaan heeft keurde spr. in beginsel af. Hij hij zich moeten onthouden van elk feitelijk in grijpen in het bestuur van het huis. Hij mocht niet zijn eigen rechter zijn. Eisch 25 boete, subs. 25 dagen hechtenis Bekl 's verdediger, mr. de Clercq, betoogde dat bekl. niets, wat maar op een strafbaar feit lijkt, heeft gedaan. Het huis was niet in gebruik bij Duin, doch ten hoogste bij Thomay cn die had bekl. toestemming gegeven, hen huis binnen te gaan. Van wie de meubelen waren wist bekl. niet. Uitsluitend de vraag bij wien het huis in gebruik was, is hier van be lang. Buitendien stond het huis heelemaal leeg In verband met hetgeen door de getuigenver klaringen is komen vast te staan, concludes® de pleiter tot vrijspraak. Re- en dupliek volgden. MISHANDELING VAN EEN POLITIE- INSPECTEUR. Eén maand de daders. geëisoht tegen Op Zondag 24 Augustus werd te Ernst, bij Epe, de inspecteur van politie, J. Smit, uit Zwolle, door een aantal boerenknapen in een café, waar hij cn zijn vriend voor den regen schuilden, zonder eenige reden aangevallen en daarbij ernstig aan h'et gezicht en het hoofd verwond. Tegen twee der dader», J. van L*. en C. K., was proces-verbaal opgemaakt en voor den Zutphenschen politierechter werd twee maaivi den gevangenisstraf tegen ieder geëischt. De politierechter veroordeelde ieder {p*. een maand gevangenisstrai DE MOORD TE WYCHEN. Een bekentenis van den daden Men meldt aan de M.s.b. uit Nijmegen Volgens mededeelingen van mr. Bonnikc, ver dediger van K. v. M., in den geruchtmakenden moord te WycKen, heeft K. v. M. zelf verklaard den gewelddadigen moord gepleegd te hebben. K. v. M. had voor de .Arnhemsche Rechtbonlj slechts gesimuleerd. r

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1924 | | pagina 6