z3*o'°2°5T"9AMERSFOORTSCH DAGBLAD „de eemlander"w°ensda829aprili9zs
STADSNIEUWS.
TWEEDE BLAD.
UIT DEN OMTREK.
FEUILLETON.
De Tereglsesr tan Klompvoet.
KAMPEN VAN „VOLKSWEERBAARHEID".
Harderwijk. Het jongenskamp duurt van
25 Juli tot 8 Augustus, het meisjeskamp van
10 tot 24 Augustus, beide worden gehouden
op de boschrijke heide tusschen Harderwijk en
het Uddelermeer en komen respectievelijk on
der leiding van heeren en dames bij het M.
Onderwijs werkzaam.
Inlichtingen en aanmelddbladen bij den heer
W. Speerstra Hzn., 2e Constantijn Huygens-
straat 67, Amsterdam, telefoon 27479.
DE MALVERSATIES TE VEENENDAAL.
Behandeling der zaak voor de Arn-
hemsehe lechtbunk.
Voor de rechtbank te Arnhem staond gister
middag terecht de gewezen gemeente-secretaris
van Veenendaal, beklaagd van valschheid in
geschrifte. Men zal zich ongetwijfeld deze ge
ruchtmakende zaak herinneren, die aan het
licht kwam, toen nu eenigen tijd geleden het
gemeentebestuur van Veenendaal vanwege het
ministerie van financiën medegedeeld werd, dat
ongeveer 18.000 van de verstrekte voorschot
ten ter uitbetaling van de militie-vergoedingen
niet waren teruggestort. Ten einde deze zaak
te onderzoeken, werd op voorstel van wethou
der van Son een raadscommissie ingesteld, die
behalve deze, nog andere malversaties aan het
licht bracht, vooral betreffende de uitbetaling
van bouwpremies. Het Arnhemsche parket werd
van het voorgevallene in kennis gesteld en dit
gelastte ten slotte de inhechtenisneming van
den gemeente-secretaris. Het in totaal verduis
terde bedrag overschrijdt de dertig mille.
Volgens de dagvaarding is beklaagde ten
friste gelegd dat hij in de maanden April 1922
eti December 1923 op twee bevelschriften van
lVetaling, welke door B. en W. waren getee-
k end en op welke eerste stond vermeld: „de
oi vtvanger der gemeente Veenendaal zal beta
len. aan J. van Manen te Veenendaal wegens
toegekende bouwpremie de som van 4600",
tenvij'l het tweede bestemd was voor betaling
van e^en bouwpremie van 300 aan H. van
Geerenstein, valsohelijk de handteekeningen
heeft geplaatst van J. van Manen en H. van
Geerenstein, met het oogmerk deze valschelijk
gekwiteerde bevelschriften als echt en onver-
valscOat te gebruiken
voorts dat hij hierop van den gemeenteont
vanger J. H. Gunning betaling had ontvangen;
ook is hem ten laste gelegd, dat hij in 1923
op twspe door B. en W. geteekende bevelschrif
ten vaw betaling van 1000, bestemd voor den
secreta.ris-penningmeester van het Burgerlijk
Armbestuur en ook door dezen geteekend,
opzettelijk het cijfeT „1" heeft veranderd in
„2", waarna hij van den gemeente-ontvanger
op elk bevelschrift 2000 had ontvangen.
De rechtbank is als volgt samengesteld: pre
sident mtr. dr. A. D. H. Fockema Andreae, rech
ters mr. P. C. J. A. Boeles en mr. J. G. de Vries
Robbé, officier van Justitie mr. L. W. E. M.
Lasonder,. griffier mr. G. Felix.
Als getuigen zijn gedagvaard: H. A. van de
Westeringïh, burgemeester van Veenendaal; W.
van Son, wethouder; J. Bos Czn., oud-wethou
der; D. B lankespoor, waarnemend secretaris; J.
H. Gunning Jr., ontvanger; W. J. Hardeman,
gemeente-.bode; J. van Manen, caféhouder; H.
Geerestein,. landbouwer; M. C. Keulemans, se
cretaris-penningmeester van het Burg. Arm
bestuur en H. Brouwer, secretaris Patrimo
niums Bouwvereenigingen. Ook enkele getui
gen décharge zijn gedagvaard, onder meer
de ha-er Roessinghe.
Verdediger is mr. E. de Visser uit Arnhem.
De publieke tribune is geheel bezet, meest
met Ve\?nendalers, die dank zij speciale auto-
busdiensten naar Arnhem zijn gebracht. Hun
geduld wordt echter op langen proef gesteld,
want een .ingewikkelde aanrijdingsgeschiedenis
houdt het edelachtbare college reeds vele uren
bezig, zonder dat er eenig schot in de zaak
schijnt te kevnen.
Het getuigenverhoor.
Te circa half vijf neemt eindelijk de behan
deling oer zaak een aanvang; de president stelt
den beklaagde de gebruikelijke vragen, waarop
deze kalm met een zachte stem antwoordt.
Als eerste getuige wordt gehoord de heer
H. Brouwer, employé bij de Handelsbank te
Veenendaal.
President„Kunt u ons ook mededeelen of
beklaagde gespeculeerd heeft?"
Getuige „Ja, edelachtbare, dat is inderdaad
het geval geweest."
President„En heeft hij daarbij verloren?"
Getuige „Neen, edelachtbare. Hij speculeer
de niet ongelukkig, maar hij nam meer geld op
dan hij gestort had en dat is de reden waarom
beklaagde de bank op het oogenblik ongeveer
15,000 schuldig is."
Verdediger: „Was u iets bekend van den
financieelen toestand van den gedaagde?"
Getuige„Nee, maar wij hebben hem wel
eens moeten aanschrijven dat hij zijn tegoed
overschreden had en dus bij moest storten."
Hierna legt burgemeester H. A. van de
Westeringh zijn verklaring af.
President„U weet, dat als er bouwpremies
verleend moesten worden, eerst gewacht moest
worden op het Koninklijk besluit, waarbij deze
werden toegestaan?"
Getuige„In den regel geschiedde betaling
vóór het Koninklijk besluit, omdat dit altijd
lang op zich liet wachten. Overigens had de
secretaris de geheele administratie onder zich.
Ik teekende slechts de mandaten."
President„U heeft nooit gecontroleerd of
voor elk mandaat ook een Koninklijk besluit be
stond?"
Getuige„Neen, edelachtbare".
President„U teekende dus maar in goed
vertrouwen, dat het wel in orde zou zijn."
Getuige erkent dit.
President„U heeft dus ook geteekend twee
mandaten voor den secretaris-penningmeester
van het Burgerlijk Armbestuur. Herinnert u zich
wellicht nog dat die bedragen toen anders luid
den dan deze mandaten thans aangeven?"
Getuige „Neéïi, dat kan ik mij niet meer
herinneren."
President„U heeft dus nooit gecontroleerd
of het totaól der uitbetaalde subsidiën klopte
met de toegezegde som. Dat zou toch een klei
ne moeite geweest zijn, daar het hier slechts
ging om een bedrag van f 5500, dat in totaal
aan het Burgerlijk Armbestuur verleend mocht
worden. Het zou ongetwijfeld den secretaris
aangenamer geweest zijn, indien u han wat
meer op de vingers gekeken hadl"
Getuige„Maar ik heb altijd het volste
vertrouwen in hem gehad".
President„Heeft u nooit gemerkt dat de
secretaris .slecht in zijn geld zat?"
Getuige„Dat zeide men tenminste in Vee
nendaal, maar ik heb er nooit iets van bemerkt."
Verdediger „Werden de mandaten zoo maar
door den secretaris opgemookt, of werd de
zaak eerst in de vergadering von B. en W. be
sproken?"
Getuige „Nee, dit laatste geschiedde slechts
bij uitzondering."
Verdediger„U zei zooeven dat in Veenen
daal algemeen den financieelen toestand van
den secretaris als slecht werd beschouwd. Maar
dan moest u toch ook weten, dat hij aan een
groote verle'ding was blootgesteld?"
Getuige erkent dit. Hij gewaagt verder met
lof van de arbeidzaamheid van den secretaris.
Hij nam bijna nooit vacantie. In de 22 jaar,
dat getuige hem als secretaris meemaakte, mis
schien enkele dagen om eens te gaan jagen of
visschen. Dat was zijn eenigstc ontspanning.
De heer J Bos Czn., oud-wethouósr van
Veenendaal, herkent de door hem onder de
mandaten geplaatste handteekeningen.
President „U heeft niet nagegaan of olies
wel in den haak was?"
Getuige„Neen, als de burgemeester tee
kende, don dachten wij dat het wel goed zou
zijn.
President„Jazeker, daar heeft u ook wel
eenigszins gelijk in."
Wethouder W. van Son heeft een bouw
premie voor H. van Geerenstein mede onder
teekend.
President: „Wanneer u dergelijke mandaten
teekende, heeft u zich dan wel eens overtuigd
van de juistheid van het daarop vermelde be
drag
Getuige: „Zooveel mogelijk wel, maar ik als
wethouder kreeg nooit inzage van alle stukken.
Zoo kreeg ik de Koninklijke Besluiten nooit in
handen."
Getuige geeft toe dat bekend was dat men
den financieelen toestand van den secretaris nu
juist niet rooskleurig noemen mocht.
President: „Was dat dan geen aanleiding voor
u .er eens met den burgemeester over te spre
ken
Getuige: „In het begin dacht ik daar niet
aan; ik was pas wethouder. Maar later heb ik
er wel degelijk over gesproken."
De heer D. Blankespoor, waarnemend
secretaris, heeft bij het nazien der boeken een
journaal over 1923 en een portefeuille met
mandaten gemist. Die portefeuille is later terug
gevonden tusschen oude afgewerkte stukken,
waarbij bleek dat een mandaat twee maal voor
kwam en dat er zes weg waren. Getuige heeft
ruim negen jaar bij den secretaris in huis ge
woond, die zeer ingetogen leefde. Van gebrek
aan geld heeft hij nooit iets bespeurd.
De heer J. R Gunning Jr., sedert zeven
jaar ontvanger te Veenendaal, wordt vervol
gens gehoord.
President: „De secretaris kreeg van u een
voorschot, speciaal voor de bouwpremies, niet
waar Dat was toch niet met goedkeuring van
den burgemeester; het was maar zoo'n beetje
een regeling tusschen u en hem."
Getuige: „Jawel, edelachtbare."
President: „U kreeg de Kon. Besluiten niet
in handen en kon dus nooit controleeren of
alles wel klopte.
Getuige: „Het is mij opgevallen dat wij van
het Rijk zoo weinig terug kregen in verhou
ding tot wat wij uitbetaalden. Ik heb daar den
secretaris op gewezen."
Verdediger: „Was het volgens uw instructie,
dat de secretaris dienst deed als kassier tus
schen ontvanger en betrokkene
Getuige: „Ik vertrouwde op den secretaris
als hoofdambtenaar."
De getuigen Hardeman, Keulemans
en Gecrestein leggen nog enkele formeclc
verklaringen af, die niets opleveren, waarna nog
gehoord, wordt als
getuige a décharge,
de heer W. Roessingh, directeur van de
maatschappij voor textielindustrie te Veenen
daal, die drie jaar lid van den Raad geweest
is. Getuige kreeg den indruk dat er bij de
gemeente-administratie een groot gebrek aan
controle heerschtc, vooral in het toenmalige
distributie-bedrijf. De secretaris en do ontvan
ger stonden beiden voor een groote taak. Goede
krachten werden aan de gemeente-admiifistra-
tie ontnomen en bij uitzondering anderen daar
voor in de plaats gesteld. In Veenendaal wist
men algemeen dat de finantieele toestond van
beklaagde niet rooskleurig was.
Verhoor van den beklaagde.
President: „Beklaagde, u bekent hetgoen u
wordt ten loste gelegd, niet waar
Beklaagde, die zich geweld moet aandoen om
niet in tranen uit te barsten, knikt bevestigend.
President: „U is in honden van woekeraars
gevallen, die u een hooge rente lieten betalen
Beklaagde: „Ja, edelachtbare, ik heb het niet
voor mijn eigen pleizier gedaan. De oorlogs
toestanden hebben het mij zoo ontzettend moei
lijk gemaakt, dat ik geen uitweg meer zog. Ik
werkte als een paard, moor het gaf niets. Ik
begon om negen tot cenen,, van twee tot vijf,
en van zeven tot in den nacht en ook Zondags
werkte ik door. Dot heb ik zoo tien jaar uitge
houden. Van mijn vraag om meer en beter ge
schoold personeel nam men geen notitie. Het
is altijd mijn bedoeling geweest, de bedragen
weer terug te storten.
Mr. Boeles: „Maar bij de controle van het
Provinciaal Bestuur als die tenminste beter
was don de gemeentelijke zou toch alles uit
gekomen zijn."
Requisitoir.
De Officier van Justitie, mr. Lasonder, vangt
zijn requisitoir aan met te wijzen op de *06-
nemende criminaliteit ook in de beter gesitu
eerde kringen. „Enkele weken geleden bij de
behandeling van de zaak tegen den rentmees
ter van het Kroondomein te Nijmegen had ik
reeds gelegenheid te wijzen op het verschijnsel
dat in den bek'aagdenbank tegenwoordig men-
schcn komen, die maatschappelijk heel wat
beter gesitueerd zijn don do onderste lagen
der bevolking, waaruit misdadigers meestal
voortkomen. De oorzaak hiervan moet gezocht
worden in d0 in den laatstcn tijd sterk toene
mende zucht naar wee'dé, vermak en genot
aan den ecnen kant, aan den anueren kant in
het sterke afnemen van de degelijke oud-vo-
derlondsche eenvoud en eerlijkheid. Op tref
fende wijze is de uitspraak deze laatste weken
bevestigd. Want in de afgeloopen maanden
had het Huis van Bewaring zijn poorten te ope
nen voor ccn gemeentesecretaris, een kleck ter
griffie van het kantengerecht tc Nijmegen, een
directeur van ccn Bank aldaar, en voor den
directeur van de gemeente gosfabriek te Rcn-
kum Deze omstandigheden moeten wel drin
gen tot de conclusie, dat in de laatste jaren een
sterke toename van corruptie, criminaliteit en
verwildering van zeden gaat heerschcn in die
krigen, waaruit vroeger slechts weinig be
klaagden voortkwamen. Reeds lange jaren be
stond het vermoeden dflt in Veenendaal fraude
gepleegd werd, verschillende raadscommissies
hielden zich met de gemeente-administratie be
zig, aanvankelijk met weinig succes. Men wist
niet in welke richting men zoeken moest moor
hef spreekt van zelf dat dc justitie met belang
stelling do Vcenendaalsche kwestie bleeï ga
deslaan. Eindelijk dan was het zoover dot het
parket ontboden werd, maar de rechter-com-
missaris vond nog geen termen aanwezig, om
den secretaris in hechtenis te nemen. Want hoe
wel de aanwijzingen in zijn richting liepen, wist
hij met groote sluwheid en brutaliteit voor nl
die aanwijzingen even zoovele verklaringen te
vinden, die hoewel niet erg aannemelijk, toch
mogelijk genoemd konden worden. Enkele da
gen later leidden nieuwe ontdekkingen toch
tot de arrestatie van beklaagde, die evenwel
met groote hardnekkigheid bleef ontkennen cn
verontwaardigd de beschuldiging von zich af
wierp, als zou hij de gemeente besto'cn heb
ben. Toen ten slotte het feitenmateriaal zich
zoo hoog opstapelde dat ontkennen niet meer
mogelijk was, heeft beklaagde eindelijk een
volledige bekentenis afgelegd. Het aantal fei
ten is zoo groot dat het niet wel doenlijk was,
ze allen in de dagvaarding op te nemen, daar
dit don den vorm van een boekdeel aangeno
men zou hebben. Slechts enkelen hebben wij er
uitgezocht maar ik vertrouw dat bij de straf
bepaling ook dc overige feiten wel in rekening
gebracht zullen worden.
Het bewijs levert weinig moeilijkheden op
door de uitvoerige bekentenis van den be
klaagde, gestaafd door de talrijke getuigenver
klaringen. Wat nu de reden betreft, waarom
beklaagde tof het feit is gekomen, deze moet
allereerst gezocht worden in de buitengewoon
gebrekkige contro'e cr werd eenvoudig niet
gecontroleerd. B en W. teekenden de manda
ten zonder controle. Hierdoor heeft zoowel de
burgemeester als dc betrokken wethouder d e-
ze feiten zeer in de hand gewerkt.
Een tweede factor is dat de ontvanger de bouw
premies niet dadelijk aan de betrokkenen of-
droeg, maar ze den secretaris ter hand stelde
en olies aan hem overliet. In de gevangenis
heeft beklaagde zijn levensbeschrijving ge
maakt, waarin hij tracht aan te geven hoe hij
tot de verduistering gekomen is- Door dc steeds
duurder wordende tijden groeiden de uitgaven
hem over het hoofd, door speculatie trachtte
hij zijn inkomen te vergrooten cn toen dat niet
lukte, greep hij naar de gemeentekas. Beklaag
de bezit een groote werkkracht cn werklust,
drie dogen voordat hij gearresteerd werd, was
hij juist 30 jaar secretaris cn indien deze straf
procedure er niet tusschen -gekomen was, zou
hij dezer dagen te midden van zijn familie zijn
zilveren bruiloft hebben gevierd. Het manus
cript eindigt met de woorden „Straf mij met
medelijden, gelijk een vader doet." Aon zijn
gevoel van medelijden moet men hier even
wel niet te veel toegeven, want in de eerste
plaats heeft een strafrechter niet als een vader
te straffen, dat is het werk van opvoeders en
reclasseering-instellingen. De rechter moet re
kening houden niet met het belang van het in
dividu, maar met dat VQn dc maatschappij,
wier veiligheid hij heeft te verdedigen. Verder
is hef van groot belang dat hier streng cn
voorbeeMig wordt gestraftwas dit ni°t het
geval, dan zouden meerderen voor dc verlei
ding bezwijken cn zou corruptie en criminali
teit in deze kringen nog verderen voortgang
vinden."
De Officier eischte tenslotte een g e v a n g e-
nisstraf voor den tijd van drie
jaar.
De verdediging.
Mr. E. de Visser uit Arnhem, de verdediger
van beklaagde, wijdt allereerst enkele woord:-n
aan het tenlaste gelegde, waarbij hij op for-
mecle gronden de juistheid daarvan bestrijdt.
Artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht
spreekt van het valschelijk opmaken van eenig
geschrift, waaruit eenig recht, eenige verbin
tenis of eenige bevrijding van schuld kan ont
staan. Dit nu is hier niet het geval, want de
betalingsmandaten die vervulscht zijn, moeten
eigenlijk opgevat worden als kennisgevingen
cn niet als gcscliriflep volgens de letter van
artikel 225. Veroordeeling op grond van dit
artikel kan hier clan ook niet volgen. Pleiter
brengt vervolgens in herinnering hce de be
klaagde in 1892 als commies ter secretarie te
Veenendaal zijn loopbaan begon, waarna hij
in 1895 tot gemeente-secretaris werd benoemd.
Slecht denken leidt tot slecht handelen.
door
VALENTINE WILLIAMS.
Geautoriseerde vertaling van W. E. Pont.
12
Het was een mooi vaartuig, dat een groote
snelheid ontwikkelen kon. te ooideelen naar den
bouw. Toen wij dichterbij kwamen, kon ik wel
zien aan de vele dingen van weelde en comfort,
dat de eigenaar een rijk man moest zijn. De
sneeuwwitte dekken, het glanzende koperwerk,
de keurig gekleede matrozen die bezig waren
op het dek onder de gestreepte zonneschermen,
de keurige scheepsbrug, die op zij neergelaten
was met de heldere witte leuning alles gaf
den indruk van weelde, die geen kosten ere-
spaard heeft Toen wij keerden, om langs zij
te gaan liggen, vroeg ik mijzelf af, wat voor
man die Sir Alexander Garth wel zijn kon. Was
hij een rijk industrieel uit Engeland van vóór
den oorlog of alleen maar een van de nieuwe
rijken In het laatste geval zou hij minder ge
makkelijk te bepraten zijn dan in het eerste,
dacht ikbovendien, zoo redeneerde ik, zou
een O. W.er nooit plezier hebben in een kruis
tocht in de Zuidzeel Het volgende oogenblik
stond ik op het dek van de „Naomi" in het
gedempte licht dat door de wit-en-groeno
zonneschermen heendrong.
De kapitein vroeg den man, dien hij als
Parsons had aangesproken, ik begreep, dat
het de opperhofmeester was om mij naar
de rookkamer te brengen terwijl hij zelf aan
„§ir Alexander" ging vragen, of deze mij kon
ontvangen. Bijna geruischloos loopend op rijn
rubbcrzolcn, geleidde de hofmeester mij ovci
het dek naar het achtergedeelte van het schip,
waar een openstaande deur een blik vergunde
in een lange salon, laag van verdieping, waar
gemakkelijke stoelen en clubfauteuils van zacht
groen marokkolcdcr stonden. De zijraampjes
waren beschermd tegen het verblindende licht
van buiten.
Zelfs onder het zonnescherm was het hcht
van buiten zooveel sterker dan de betrekkelijke
duisternis in den rooksolon dat ik eerst niet
veel onderscheiden kon. Parsons verliet mij bij
de deur en ik was juist van plan te gaan zit
ten, toen ik tot mijn verbazing ontdekte, dat
ik niet alleen was. Aan een schrijftafel in een
van de twee zitjes aan weerszijden van de deur,
zat e©n meisje. Zij droeg een eenvoudige wit
zijden tennisbdouse met een wit piqué rok en
haar panamahoed lag op een stoel naast haar.
Zij schreef brieven. In de stilte, die in de kamer
heerschte, kon ik haar pen over het papier
hooren krassen. Zij was zoo in haar schrijven
verdiept, dat zij zich niet omwendde.
Ik voelde mij verlegen met het geval. Het
zou te dwaas zijn zacht te kuchen, op de ma
nier van een tooneclspeler, om mijn tegen
woordigheid aan te kondigen en aan den an
deren kant zou een hevig lawaai zooals bij
voorbeeld een van de boeken die er verspreid
lagen, te laten vallen het meisjes onnoodig doen
schrikken. Dus bleef ik zitten waar ik zat en
genoot van het gedempte licht van de kamei
na al de hitte en de glinstering daarbuiten, en
ik hield mijzelf bezig met te gissen wat wel
het uiterlijk van de onbekende zou zijn.
Zij had mooi haar van een glanzende goud
bruine kleur, half korf geknipt volgens de
laatste mode, maar zoo keurig geborsteld cn
verzorgd, dat ik tot de conclusie kwam, dat
zij een goede kamenier moest hebben. Haar fi
guur was bepaald mooi, haar hols heel blonk
en fijn en prachtig van lijn, zooals zij haar
hoofd gebogen hield over het papier. Haar klee
ding, volmaakt eenvoudig, was onberispelijk
zoowel in snit ais in de wijze, waarop zij dio
droeg. Ik denk, dat er ook verschillende manie
ren zijn, waarop een gewone tennisblouse en
rok gemaakt kunnen worden, net als olie an
dere soorten van dameskleeren. In ieder geval
was er een volmaakte rhic in dc verschijning
van dit meisje, die mij deed veronderstellen, dat
een Parijsche naaister haar kleedde.
Nu hield hef krassen van de pen op. Een
blanke hand streek over het goudbruine haar.
Toen vertelde een of onder intuïtief gevoel
mij dat het meisje wist, dat er iemand in de
kamer was. Het was of ons beider geesten el
kaar aangeraakt hadden in die stille, koele at
mosfeer. Op hetzelfde oogenblik draaide zij
zich om op haar stoel en, mij ziende, stond zij
dbdelijk op. Toen zij tegenover mij stond, be
greep ik, dat ik haar schoonheid goed gera
den hadwant ik was niets verbaasd, dot zij
er bijzonder lief uitzag. Ik heb in mijn tijd veel
vrouwen ontmoet en, zooals bij mijn betrek
king niet ongewoon is, velen waren van het
soort „bekoorlijk".
Maar het meisje, dat mij daar aankeek, een
beetje onthutst, wat verward bij deze onver
wachte veischijning, had een onbepaalde soort
van schoonheid, die haar in ieder gezelschap
zou hebben doen opvallen. Een mooi gevormd
hoofdje, een ovaal gelaat, fijn geteekende
wenkbrauwen, die de groote, grijze oogen nog
beter deden uitkomen, een fijne, blanke huid
en buitengewoon mooie tanden al die attri
buten van schoonheid bezat zij. Maar daarmee
gepaard ging een zeldzame bekoorlijkheid, een
soort aantrekkingskracht, die mij persoonlijk
het gevoel gaf, dat ik haar graag even stra
lend blij zou willen zien om een glimlach op tc
vangen, die, dat voelde ik buitengewoon
bekoorlijk moest zijn.
„Oh," riep zij uit met een aordigen blos, „ik
had niet gehoord, dat er iemand binnenkwam.
Hoe gaat het U? Ik ben Marjorie Garth. Weet
Vader, dat U hier is
Met de gretigheid van den verbannen En-
gelschman, voor wicn het zien van een frisch
Engelsch jong meisje is als het gezicht van de
eerste viooltjes in de lente of als de geur van
het bosch na een zomerregen, nam ik de slan
ke, koele hand, dio zij mij toestak en zei
„De hofmeester is Uw vader gaan zeggen, dat
ik er ben I"
„Ik ben bang," ging zij voort, mij op de
manier van de moderne jonge meisjes zonder
een zweem van verlegenheid onderzoekend
aanziend, „dat U ccn saaien tijd zult hebben.
Er is niemand dan Daddy en ik. Natuurlijk, dot
was ook het plan van dezen tocht. Daddy heeft
zich vreeselijk overwerkt in den oorlog en do
doktoren zeiden, dat zijn zenuwen nooit weer
in orde zouden komen, als hij niet een jaar
lang alle zaken op zij zette."
Ik vroeg mij af, hoe zij den aard van mijn
bezoek aan haar vader geraden kon hebben.
Misschien had de kapitein gevolgtrekkingen ge
maakt en haar die meegedeeld. Maar haar vol
gende opmerking bracht mij in groote verle
genheid.
„Natuurlijk ben ik volkomen gezond," merk
te zij op met een glimlach, die haar witte ton
den deed schitteren. „Maar Daddy is heel moei
lijk om mee om te springen. Allerlei telegram
men worden hem in iedere haven toegezonden,
en wanneer wij voor anker liggen ziet zijn hut
or uit als zijn kantoor op de katoenbeurs in
Tot 1902 geschiedde dit onder burgemeester
schap van den heer Van Asch van Wijck,
duarna onder dat van den heer Von de Wes
teringh. Was de verstandhouding tusschen
beklaagde en don heer Von Asch van Wijck
zeer goed, tusschen hem en den nieuwen bur
gemeester liet zij veel te wcnschen over en
ontstonden er voortdurend onaangenaamheden,
die een slechten invloed op den beklaogde,
die een ncurasthcnicus is, moeten hebben ge
had De werkzaamheden ter secretarie groei
den steeds, terwijl ook bcklaagde's finanticelo
moeilijkheden vooral tijdens de crisisjaren, in
omvang toenamen. De stijgende uitgaven voor
zijn gezin #cn do opvoeding van zijn kinderen,
dio met buitengewone capaciteiten begaafd
zijn, waren oorzaak, dat voortdurend grooter
tekorten ontstonden. Daarbij kwam nog, dat
beklaagde door zijin drukken arbeid verschil
lende winstgevende bijbetrekkingen opgeven
moest. Het ging van kwaad tot erger en ten
slotte viel hij in handen vun woekeraars, dio
meer dan honderd procent winst per jaar
maokten. Contróle was het is reeds her
haaldelijk naar voren gebracht absoluut
uitgesloten. De burgemeester teekende maar
dc secretaris had hem dc onzinnigste stuk
ken kunnen voorlegggcn en dc wethouder
teekende omdat de burgemeester het deed.
Op verzoek van beklaagde deelt pleiter nog
mee, dat door de vervalsching van dc man
daten voor het Burg. Armbestuur de armen
niet in het minst benadeeld zijn geworden
alles geschiedde met gemeentegeld.
Concludcerende vraagt pleiter op de door
hem ontwikkelde gronden ontslag van rechts
vervolging, en mocht de rechtbank daar niet
mee meegoan, een voorwaardelijke veroordce-
ling, subsidiair dc uiterste clementie.
President„Beklaagde, heeft u nog iets too
tc voegen oon hetgeen uw verdediger gezegd
heeft
Beklaagde„Ja, ik wilde ook nog even zeg
gen dat ik de armen nooit benadeeld heb en
ik zou willen vragen, of u mij zoo licht moge
lijk zouct willen straffen."
De uitspraak wordt bepaald op gisteren
over 14 dagen.
Het viel ons gistermiddag op, dat waar
overal elders in den lande de pers een behoor
lijke zitplaats toegewezen krijgt, zij zich to
Arnhem met een staanplaats moet vergenoe
gen en op een richel ter breedte van ruim ccn
decimeter haar paperassen, biocnotc's, ene.
moet trachten tc bergen. Op deze wijze wordt
de taak van den verslaggever nog verzwaard.
RAADSVERSLAG.
Openbare vergadering von den Raad der
Gemeente Amersfoort op Dinsdag 28 April des
avonds 7 uur.
Voorzitter"do Burgemeester.
Afwezig de heeren Graaff, Spickermann en
De Lange.
Na opening der vergadering worden de no
tulen der vorige vergadering vastgesteld zoo
als ze ter visie hebben gelegen.
T. Instollotio van het hieuw benoemde
Raadslid, den heer J. S. J. de Jongh.
Do heer De Jongh legt d0 voorgeschreven
eeden of, woorna de voorzitter hem met zijn.
benoeming gclukwcnscht.
2. Ingekomen stukken cn mededoelingen.
Ingekomen zijn o.o. dc volgedc stukken cn
mcdedeeÜngen.
Verzoek d.d 15 April 1925 van H. Reich-
mann, om ontheffing van het bepaalde bij ar
tikel 4 der verordening, houdende eischen,
waaraan een lokaliteit moet voldoen om in
aanmerking t© komen voor een vergunning tot
den verkoop van sterken drank enz.
Burgemeester en Wethouders stellen voor
de gevraagde ontheffing te verlcthien.
Aldus besloten.
Verzoek d.d. 21 April 1925 van P. J. B. Ja*
cobs om ontheffing von bepalingen van de ver
ordening houdende eischen waaroan een loka*
liteit moet vcldoen om in aonmerking te ko
men voor een vergunning tot den verkoop van
sterken drank enz.
Burgemeester en Wethouders stellen voor
de gevraagde ontheffing te verleenen.
Aldus besloten.
Adres van de Vereenrgde Amersfoortsche
Melkhandelaren d.d. 21 April 1J25 om maat
regelen te treffen, dat het venten van melk op
Zondag wordt verboden.
Manchester. U zult heel streng vöor hem moe
ten zijn op dat punt...."
Ik begreep er niets van. „Ik weet heusch
niet," antwoordde ik, „of ik mij wel gerech
tigd zou voelen
„O," lachte het meisje, „zóó moet U Dad
dy niet aanpakken. Hij is uit hef noorden,
vergeet dat niet 1 Hij heeft zijn geld verdiend
door te weten, wanneer hij neen moest zeggen;
dat zc'gt bij tenminste. En U zult neen tegen
hem moeien zeggen. En tegen mij even goed.
Dc ben net als Vader. Ik wil altijd graag mijn
zin hebben. En dien krijg ik gewoonlijk
„Dat wil ik graag gelooven I" antwoordde
ik en wij lachten beiden. Het leek wel of we
oude vrienden waren. Toen werd het meisje
plotseling ernstig cn begon met groote vast
beradenheid den linkermouw van haar blouso
op te stroopen. Ik keek haar aan in de groot
ste verbazing. Wat ging er nu gebeuren, vroeg
ik mijzelf af. Met de grootste kalmte ont
blootte zij een stevigen, welgevormdcn blanken
arm tot aan den schouder.
„Zegt U het maar niet Vader," zei ze
vertrouwelijk. „Maar die onnoozelc Franscho
kamenier van mij verbrandde eergister mijn
arm met de elcctrische tang en het doet mij
nogal pijn. Ik wilde wel, dat U er even naar
keek. Ik heb er geen woord van tegen Daddy
gerept, want als hij hot wist, zou hij dadelijk
Yvonne weg willen zenden. Wilt U even
zien
Zij stak mij haar arm toe, terwijl ik als een
idioot in mijn verlegenheid hevig bloosde en
vergeefs mijn hersens pijnigde om te ontdek
ken voor vtfen dit allerliefste meisje mij toch
houden kon En wot duivel, waarom moest ik
naar die brandwonden op haar arm kijken
Een kalme stem bij do deur hielp mij uit do
verlegenheid,
(Wordt vervolgd.)