I
Kunst en Wetenschap.
De teraardebestelling van
Lc uis Bouwmeester.
DUIZENDEN BRENGEN DEN GROOTEN
TOONEELSPELER EEN LAATSTEN
AFSCHEIDSGROET.
De stpet long's den weg-.
Reeds in de vroege pchtcpduren was een
groote trek merkbaar van de buitenwijken naar
de binnenstad en vooral in de omgeving' van
het Leidscncplein viel een grootc drukte te
constatéeren. Bloemstukken werden nog afge
geven aan den Stadsschouwburg en velen
posteerden zich reeds op het trottoir bij Hirsch
of in de Marnixstroat
In toomelooze vaart jaagt de voorjaarswind
dreigende donkere wolkgevaarten over den in
rouw verstarden schouwburg, die binnen zijn
muren het stoffelijk omhulsel van den groot-
sten tooneelspeler, die Nederland ooit heeft
opgeleverd, herbergt. Droef branden buiten de
lampen, gehuld in zwart neteldoek, en de vroo-
Jijke vlaggen, die in den woesten wind op-
waaien wilden, zijn met zwarte banden geknot
ten teeken van droefenis en rouw.
In de half in het duister gehulde rotonde van
den schouwburg brengt de Nederlandsche toon-
kunstenaarswereld hun voorman een intieme
afscheidsgroet. Zwarte draperieën, hier en daar
gegarneerd met smetteloos zilverdraad, dat hef
donkere nog accentueert, herscheppen deze
plek, waar het stoffelijk overschot van Bouw
meester den laatsten nacht op aarde gerust
heeft, in een chapelle ardante, waarin men het
niet waagt te spreken, waarin slechts rust en
eerbied heerschen. Hetzelfde gevoel grijpt u
aan wanneer gij een kerk betreedt, de beklem
ming voor een mysterie te staan, waarvan
geen mensch vermag tot den bodem door te
dringen.
De lijkbaar rust op een katafalk van geringe
ijioögte en is omgeven door een halfcirkel van
palmen. Het aantal bloemstukken is niet te
tellen. De eikenhouten kist schuilt er geheel i
onder *weg en achter de palmen ligt nog, we
zouden haast zeggen, een borstwering van se
ringen, aaronskelken en rozen in allerlei zachte
kleurschakeeringen. Het zou ondoenlijk zijn alle j
kransen afzonderlijk te vermelden. Wij troffen j
er aan van Directie en Commissarissen der i
Kon. Ver. Het Nederl. Tooneel; de Mij. Apollo,
waarvan Bouwmeester eere-voorzitter was; van
de Commissie van Beheer van den Kon.
Schouwburg te 's Gravcnhage het bestuur en
directie van het Gebouw voor Kunsten en We-
tenschappen te 's Gravenhageden impressa-
rio Hugo Helm, met opschrift„Ein letzter i
Gruss dem Mcnschen-Darsteller Niederlands"; i
den Senaat van het Amstordamsche Studen- j
tencorps; het gezelschap Fabricius te 's Gra-
venhage; een groote krans van witte rozen en
seringen van Willem Mengelberg en het Con
certgebouw-orkest de Mij. „Rembrandt"; het
gezelschap van Henri ter Hall; R. J. Köhlers;
de directie van het Rotterdamsc'n Hofstadtoo-
neel; het Lcidsch Studentencorps; Louis de
Vries; Pedro Clignett; den Ned. Bioscoopbond
met opschrift„Aon Nederlands grootstcn
film-acteur"; Jacqueline Reyneke van Stuwe
Leo Mossel; C. van Essen te Antwerpen; de
Directie van het Rozen-Theater; het Ned. Ope-
rettegezelschap directie Bijleveld en van Acr-
schot; de Dutch Film Cy te HaarlemAdr.
v. d. Horst en Jap Musch, directeuren van de
N.V. Het Schouwtooneel, de leden van het
Hofstadtooneel; do Ned. Tooneelkunstenaars-
vereeniging, waarvan Bouwmeester eerelid was;
de ertisten van het Schouwtooneel; Arti et
Amicitiae; de Amsterdamsche Studenten Too-
neelvereeniginghet personeel van het Paleis
voor Volksvlijt; het Ned. Tooneelverbond en
de afdeeling Amsterdam van dat Verbond; de
Directie van Frascatie Schouwburg; de directie
van Colnot en Poons, een krans van de Utr.
Schouwburg-commissie; een tak van het Con
servatorium Toonkunst; een krans van de Ver- 1
eeniging -Sint Lucas, en een van het orkest
en het personeel van Scala te 's Gravenhage.
Door mevrouw Lina Klaversteyn geb. Wil
helmus was een oorkonde vervaardigd, waar
boven het portret van Bouwmeester als Shy-
lock was geplaatst en dat aangeboden werd
aan mevrouw MannBouwmeester.
Het loopt inmiddels tegen elf uur. De leden
van de Tooneelkunstenaarsvereeniging stellen
zich aan beide zijden van de schouwburghall
op en de kransen en takken worden naar bui
ten gebracht en in vier landauers neergelegd.
Dan rijdt de lijkwagen voor, de kist wordt
er in geschoven en plotseling klinkt over het
ademloos-stille zwart bevolkte plein do „An
dante Funèbre" van Stenz, uitgevoerd door
het orkest van het Amsterdamsche Politiemu-
ziekgezelschop, dot met omfloerst vendel op
het terras boven de hoofdingang opgesteld
stond. De aanblik van de duizenden, die met
ontbloot hoofd de muziek aanhooren, is ont
zagwekkend. Voor elk venster staan tientallen
menschen, het bekende gebouw van Hirsch is
op e!ke verdieping gevat in een contour van
nieuwsgierig damespersoneeleven verderop
zitten arbeiders als vliegen geplakt op een hei
installatie, wier polen meters hoog in de lucht
opschieten. Als slippendragers stellen zich aan
beide konten van de lijkkoets op mevrouw De
Boer van Rijk, Aug. Kiehl, Jan Musch en
mevrouw van der Horst, terwijl naast de baar
nog loopen Co Balfoort, Van Wormclo, Ko
Arnoldi, Willem Huntschc, Ko van Dijk, Louis
van Gasteren, Carpentier Alting, Constant van
Kerckhoven en Fernandsen. Opnieuw doet do
Politiertiuziek zich hooren, thans een dooden-
marsch, getiteld „Een laatste groet", en lang
zaam zet de stoet zich in beweging in de rioh-
ting van de Stadhouderskade, door een haag
van menschen, die eerbiedig den hoed lichten,
als de lijkwagen posseert.
Twee open landauers met bloemen openen
den stoet, dan komen de leerlingen van de
Tooneelschool, hierna de lijkwagen met weei
twee rijtuigen met kransen, terwijl hierachter
volgen meer dan honderd leden van dc Ne
derlandsche T ooneelkunstenaarsvereeniging,
twee aan twee achter elkaar, aan het hoofd
de heer Ezerrnan met een enorme krans. Bij
hen 'heeft zich ook gevoegd de heer Billé, ad
ministrateur van den Utrechtsen en Schouw
burg. Een twintigtal volgrijtuigen en auto's
sluiten zich achter het mannenkoor van het
rijdend personeel der tram „Kunst en Broeder
schap" en de muziekvereeniging „Oefening zij
ons doel", aan In het eerste rijtuig neemt
plaats jhr. mr. C. Feith, vertegenwoordiger van
den Minister van Onderwijs, Kunsten en We
tenschappen. In de andere rijtuigen merkten wij
onder meer op zuster Van Asperen, die Bouw
meester verpleegd heeft en tot het laatste toe
bij hem geweest ishet Kamerlid Henri ter
Hall, het voltallig bestuur van de maatschappij
„Apollo", bestqurderen van het Tooneelver
bond en den Bioscoopbond.
Langzaam, voetje voor voetje vervolgt de
stoet zijn weg en reeds heeft het begin dc Stad
houderskade bereikt, als over het Leidsche-
ploin nog de treurmuziek weerklinkt.
Op het Fvederiksplein zijn zeer uitgebreide
politiemaatregelen genomen om de enorme
menschenmenigte in toom te houden. Als de
wagen met het stoffelijk overschot van 'den
beroemden tooneelspeler voor het Paleis van
Volksvlijt arriveert, klinkt de Marche Funèbre
van Chopin over het plein, uitgevoerd door de
leden van het Paleis-orkest, versterkt met le
den van de afdeeling Amsterdam van den Ned.
Ned. Toonkunstenaarsbond. Onde de peristie-
den blijft de wagen een oogenblik staan en
hier worden nog drie kransen bij de overigen
gevoegd, nl. van het Paleis-orkest, van het
personeel van het Paleis voor Volksvlijt en
Scala uit den Haag en van den administrateur.
De leden van de vereeniging „Zang en Vriend
schap" en van het gezelschap „De Haghezan-
gers" sluiten zich bij den stoet aan, die als de
laatste toon weggestorven is, in den fel, strie-
menden regen langs Oosteinde en Stadhou
derskade zijn weg langs den Amsteldijk ver
volgt, nog steeds door een haag van men
schen, dikwijls rijen dik.
Het aantal persfotografen, dje van elke ver
hevenheid gebruik maken om den stoet op do
gevoelige plaat vast te leggen is legio, en ook
de film-operateurs laten zich niet onbetuigd.
DE PLECHTIGHEID OP HET KERKHOF.
Redevoeringen van tol van voor
aanstaande personen cp tooneel-
gebied.
Een onafzienbare menigte wos naar de be
graafplaats „Zorgvlied" getogen. Een lange rij
van automobielen stond op den Amsteldijk ge
schaard, waar een afzonderlijk politie-détache-
ment noodig was om het verkeer te regelen.
Tot het kerkhof werden alleen zij toegelaten,
die voorzien waren van een toegangskaart. Het
weer was buitengewoon slecht. Het regende en
een felle Noordenwind blies om do begraaf
plaats. Van degenen die hier van hunne belang
stelling lieten blijken noemen wij: Jhr. van
Riemsdijk, oud-directeur van het Rijksmuseum;
de Sennat van het Amsterdamsche Studenten
corps; Auguste Heijting, als afgevaardigde van
don Haagschen Kunslenaarsbond; Lieze cn Jaap
van der Pol uit Rotterdam; het Gemeentebe
stuur van Nieuwer-Amstel; mevrouw Royaards;
movrouw Julio Cuijpers; Jac de Boer, oud-too-
neelspelcr; Lobo; Désiré Pauwels; mr. .Salo
mons namens de Koninklijke Vereeniging „Hel
Nederlandsche Tooneel"; Dirk Verbeek; het
Bestuur van de Dutch Film Company te Haar
lem; een deputatie van de Koninklijke Militaire
Kapel uit 's Gravenhage; dr. Meihuizen, direc
teur van het Gebouw voor Kunsten en Weten
schappen tc 's Gravenhage.
Met graf ligt gehee] achter op de begraaf
plaat^ op het nieuwe gedeelte. Een groot
corré was door de politie afgezet met touwen,
om de vele honderden in goede regelmaat cn
rust op te stellen. De lijkkist werd eerst gedra
gen naar de Roomsoh-Katholieke kapel, waar
de inzegening van het lijk plaats vond door
pastoor J. C. Sc-rbrock, pastoor van de parochie
van Onze Lieve Vrouwe van den Heiligen Ro
zenkrans. Terwijl deze keikolijke plechtigheid
plaats vond, waren rondom de groeve de ontel
bare kransen en- bloemstukken neergevlijd, die
in den stoet waren medegekomen. Men had
eenige grootc kransen opgehangen in de boo-
men rondom de groeve. De stoet kwam naar
het graf toe, voorafgegaan door een crucifix,
gedragen door koorknapen, terwijl daarachter
volgden pastoor Serbrook met drie kapelaans.
De kist werd aanvankelijk naast de groeve ge
plaatst, omdat door de geestelijkheid eerst het
graf moest worden gedijd. Men heeft namelijk
Bouwmeester ter ruste1 gelegd op het nict-
katholieke gedeelte van het korkhof, omdat op
het wel-katholieke gedeelte geen plek te vin
den was dié de familie Bouwmeester als rust
plaats aanstond. Daarom moest de geestelijkheid
eerst den niet-gewijaen grond wijden, heigeen
geschiedde door besprenkel in g met wijwater en
het uitwaaien van wierook. Toen dit geschied
was, werd de kist in den grafkuil neergelaten.
De groeve was langs de wanden geheel met
sparrengroen bekleed. Toen de kist aanving
te dalen, word door een koor van eenige hon
derden Amsterdamsche zangers, onder leiding
van Susan, directeur van de Haghezangers, in
gezet het „Ecce quo medo monitur" van Han
del. Dit gezang werd achtstemmig ten gehoore
gebracht. De menigte beleefde een oogenblik
van geweldige ontroering.
Mevrouw Mann—Bouwmeestei barstte in
snikken uit. en velen der omstanders konden
hun tranen niet bedwingen. Terwijl het koor
zong, sprak pastoor Serbrock de gebeden uit
voor de zielerust van den ontslapene.
Niet onvermeld mag blijven, dat rondom de
groeve een grooten kring van filmtoestellen was
opgesteld, terwijl een heirleger van persfotogra
fen opnamen deden voor do geïllustreerde bla
den. Om het werk van de fotografen en film-
crateurs te vergemakkelijken had men hier cn
\r achter de menigte ladders gezet om daai
5 ovenop de filmtoestellen te plaatsen, zoodnt
de oDeratcurs gelegenheid hadden over do
hoofden heen hun opnamen te maken. .Met het
oog op de volte had dc geneeskundige dienst
zün maatregelen genomen en een ziekenauto
met verplegers nabij den ingang van het kerk
hof doen post vatten.
Volledigheidshalve moet ock nog worden ge
stipuleerd. dnt de baar naar de groeve gedra-
i gen was door de twaalf acteurs en acteurs, die
naast den lijkwagen als slippendragers hadden
gefungeerd.
i Mevrouw De 3oerVan Rijk trad naar voren
om zwijgende een groote tak witte seringen te
voegen bij het bloembed, dat over de groeve
lag heengespreid.
Juist op het oogenblik dat de eerste spreker
onzen grooten tooneelspeler zou gedenken brnk
de zon door cn werd een weldadige warmte ge
veeld.
Rede van Jhr. Mr. C. Feith.
Da rij der sprekers werd geopend door den
vertegenwoordiger van den Minister van On-
derwijs, Kunsten en Wetenschoppen Jhr. Mr.
C. Feith, Secretaris-Generaal bij het Depar
tement van Onderwijs, Kunsten en Weten
schappen, die de volgende rede uitsprak
„Zoo staen wij dan weder aan de groeve
van een dier heel grooten op kunstgebied, dien
het Nederlandsche volk gedurende meer dan
een generatie heeft bewonderd en liefgehad.
Wel wordt inzonderheid de dramatische
kunst in den laatsten tijd door zwaie verliezen
getroffen. Hoe kort geleden is het nog, dat
wij onzen grootsten tooneelschrijver Herman
Heyerm-ons uit ons midden zagen heengaan 1
En nu Louis Bouwmeester, die gedurende meer
dan zestig jaren geëerd en gevierd is als een
der grootste kunstzonen van ons volk en die
al dien tijd geschitterd heeft als een ster van
de eerste grootte aan ons tooneel-firmament.
Hoe heugt het mij, dat wij als aankomen
de jongelingen destijds ter neder zaten in
den schouwburg, ademloos, gegrepen tot in
de ziel door zijn machtige vertolking van de
groote tooneelfiguren uit de werken van So
phocles, Vondel, Molière en bovenal Shakes
peare. En toch, hoe dicht ligt het aan den an
deren kant achter ons, dat wij, wederom diep
ontroerd, huiswaarts keerden na genoten te
hebben van de ontzaglijke uitbeelding, welke
deze toen bijkans tachtigjarige grijsaard van
zijn Shylockcreatie gaf f
Wel heeft deze kunstenaar gesproten uit
een geslacht, dat zooveel artiesten van naam
aan ons vaderlandsch tooneel schonk, maar
zelf wel de grootste van allen gewoekerd
met de hem geschonken talenton, zoolang God
hem de kracht tot arbeiden liet. En nu hij op
„'s werelds schouwtooneel" zijn levensrol heeft
uitgespeeld en nu na stagen arbeid voor hem
do eeuwig© rust is gekomen, nu is het voor
mij, als vertegenwoordiger van den Minister
van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen
een droeve, maar tevens onafwijsbare plicht,
hem nog weer eens te huldigen en een woord
van eerbiedige dank te spreken voor al het
geen hij bijdroeg tot veredeling- van den smaak
von ons volk en tot verbreiding van het schco-
ne en kunstzinnige in on? midden, hetgeen me
de zulk een heilzaam tegenwicht kan vormen
in deze veelal zoo materialistische wereld.
En wanneer wij dam strgiks deze plek veria-
ten en hot dagelijksch leven weer legemoet-
gaan, dan nemen wij mede en zullen wij bij
ons blijven ronddragen, diep in ons hart, de
herinnering aan dozen grooten kunstenaar en
de herinnering aan al dat schoone dat hij ons
neliet, als een even zoovele kunstschatten, die
niet vergaan I
Hij ruste in vrede I
vrienden en vereerders. En nu wat mij zelf
betreftIk ben niet bij machte te zeggen wat
er in mij omgaat op dit oogenblik. Deze man
was een groot vriend van mij. Als tooncel-
schrijver heb ik onnoemelijk veel aan hem te
danken gehad. Daardoor zal ik hem nooit
kunnen vergeten. Bouwmeester, je bent je
hoole leven lang een heel bijzondere kerel ge
weest. Ik beveel mij in de blijvende vriend
schap van je kinderen aan. Rust zacht.
Wethouder Wibaut voert Na
mens het gemeentebestuur het
woord.
„Nederland is niet aldus de heer Wibaut
het land, waar het tooneel een bijzonder
groote plaats inneemt in de nationale belang
stelling. Ook niet het land, waar de tooneel
speler een grootc plaats inneemt in het hart
van het volk. Men kan in Nederland een schrij
ver zijn van een goed tooneelstuk en betrekke
lijk onbekend blijven. Men kon in Nederland
een goed acteur zijn, die zijn rollen scherp
zinnig ontleedt en met sterk uitbeeMingsver-
mogen doet leven, en waardeering vinden in
kleinere of ietwat groc-tere kring, maar niet
wat nadert tot 'groote netionale weardeering.
Waar het zoo staat moet een tooneelspelex
als Louis Bouwmeester, die zoo geliefd was ge-
ducende een groot deel von zijn lange leven,
zoo vereerd niet enkel in kleinen kring, maat
bij de groote massa van de burgerij als Bleek
bij gebeurtenissen in zijn le\-en( als thans blijkt
bij zijn uitvaart wel een tooneelspeler zijn ge
weest van bijzonder gehalte, van buitengewoon
pestuur
Dat was hij ook. Onlangs bij de viering von
een jubilé van de Tconeelschocl sprak ik ovei
het greote werk wet de opleiding aan die ac
teurs, die geen tooneeelschoo], nauwe'ijks
school hebben gehad, maar die school hebben
gemaakt. Ik dacht daarbij aan Louis Bouw
meester. Toch kan men von Bouwmeester
slechts in zeer betrekkelijken zin zeggen, dat
hij school heeft gemaakt. Zeker, hij heeft velen
geleerd hoe men spe'c-n kan. Hoo men met
oogenschijnlijk klein© details op zijn publiek
wondere werking kan uitoefenen. Hij heeft zonM
der twijfel veel tooneelspe'ers als voorbeeld ge
strekt. Maar niet ols voorbeeld, dnt kon wor
den nagevolgd. Die het zichtbaar poogden, le
den teleurstelling. Want het groote in Bouw
meester kon niet worden geleerd en kon niet
worden nagevolgd. Het groote in hem was het
volstrekt eigene. De 'gave, die uitgcat bc-ven
het talent, de geniale gave. Wie, al is het maar
een enkele maal, het ge'uk heeft gehad Bouw
meester te zien in een van zijn goede scheppin
gen, wanneer hij zich ten volle kon geven cn
ten vólle gaf, hij is aangegrepen dcor het
hoogste wat het tooneel kan geven door do
diepe ontroering, die hem jaren lang bij bleef,
soms nooit heeft ver'aten.
Dat wa-s de geniale kunst van Bouwmeester.
Het dicpmenschelijkc uit zijn rol naar voren to
brengen, dat het den toeschouwer ontroerde,
greep, vasthield.
Dat vei klaart dc ongewone beteckcnis, die
Bouwmeester in Nederland heeft verkregen,
heeft verkregen voor Nederland in zijn optre
den daar buiten. Dat verklaart, dat tienduizen
den, die overigens van het tooneel verre b'evcn,
Bcuv/meester dichtbij stonden Het verklaar',
de liefde van de tienduizenden, de vereering
van de tienduizenden voor den grcc-.en Louis
Bouwmeester.
Namens het Gemeentebestuur van de stad
Amsterdam breng ik aan het graf van Louis
Bouwmeester hem donk voor wat hij als tco-
nsslspeler voor Nederland is geweest.
Namens liet Gemeentebestuur van Amster
dam breng ik aan de familie, aan de kinderen
van Bouwmeoster en aan zijn zustor, mevrouw
Monn-Bouwmeostèr, aio zoo lange jaren in den
echten zin von het woord zijn medespce'ster is
geweest, de betuiging van deelneming in hun
persoonlijk leed
'Jhr. Van Riemsdijk brengt een
laatsten gToct.
Jhr. A, W. G. van Riemsdijk sprak hisrna
els volgtNamens het Hoofdbestuur vtfn hot
Nederl. Tconeriverbond breng ik hier a~n den
grooten Louis Bouwmeester, ons eere-Iid, een
laatsten en eerbiedigen grpet. Het Tooneel
verbond bestaat 50 jaar, Bouwmeester heeft
dus alles in ons Verbond meegemaakt. De
oprichting onzer Tooneelschool, waar een
zijner zoons zijn opleiding kreeg. In het Too
neelverbond had Bouwmeester vele goede
Louis Saalborn spreekt namens
„Het Nederlandsch Tooneel,"
Namens het Gezelschap van de Kon. Ver.
„Het Nederlandsch Tooneel" voerde het woord
de heer Louis Saalborn, die het volgen
de zeide
„Dr. Willem Royaards, die voor herstel van
gezondheid in het buitenland vertoeft, heeft
mij verzocht aan deze nog geopende groeve
een afscheidswoord te zeggen.
Wat voor ons, tooneelspelers, het heengaan
van Louis Bouwmeester beteekent, laat zich
niet in enkele woorden vastleggen. Dit feit
grijpt diep in ons gevoelsleven, omdat ons iets
heiligs is ontnomen, en dit in een tijd, waarin
zoo weinig werkelijke liefde en aandacht voor
het tooneel bestaat, maar waarin alleen appre
ciatie mogelijk schijnt voor sporthelden en
filmacrobaten. Toch, Louis Bouwmeester heeft
het bestaan allen tijdevoluties het hoofd te bie
den en is steeds gebleven door de veeirkracht
zijner geniale persoonlijkheid, de groote too
neelspeler, die jaren en jaren, geslacht na ge
slacht wist vast te houden door de macht van
zijn kunst, door zijn gTOote ménschelijkheid.
Dit was zijn hoogste goed de persoonlijkheid.
Als een onaantastbaar monument is hij door
de tijden gegaan als een groot kunstenaar, die
onbewust In zijn eenvoud, vanuit een innerlijke
noodzaak tooneelspeler was cn zijn moest. In
hem culmineert voor ons het begrip tooneel-
1 speler, die van het nageslacht geen kransen
I noodig heeft om diep in onze herinnering voort
te leven en nieuwe mogelijkheden te schep-
pen.
I Naast de smart, die zich door de onherroe-
pelijkheid van zijn verscheiden van ons mees
ter maakt, laait toch in ons pp de vreugde en
de dank, dat hij geleefd heeft cn het le von
heeft verreikt op een zoo zuivere wijze met wat
ons dierbaar is, eene tooneclspeelkunst, die tot
ver over onze grenzen bewondering heeft ge»
wekt.
Wanneer wij dan nu van Uw stoffelijk om»
I hulsel afscheid nemen, dan dient daarnaast er-
j kend, dat Uw geest onsterfelijk in onzen geest
zal blijven voortleven, omdat wij daaruit de
macht kunnen putten, ons den roem, dien Gij
I de Hollondsche tooneclspeelkunst gegeven
hobt, te bestendigen".
De woorden van Adr. van der
Horst.
Dc Directeur van „Het Schouwtooneel", de
heer Adr. van der Horst sprak ongeveer
als volgt
„Als leider van Het Schouwtooneel wensch
ik ook namens mijn mede-directeur Jan Musch
bij de groeve van onzen grooten voorganger
nogmaals getuigenis af te leggen van onze die
pe bewondering voor den genialen kunstenaar
die Louis Bouwmeester was cn ons innig leed
wezen uitspreken dat wij hem niet nog langer
in ons midden mochten behouden. Toch mo
gen wij niet klagen, maar past ons dankbaar
heid voor het velo dat hij ons gaf, dat hij tot
nnn het einde van zijn lange leven, dat hij in
derdaad geleefd heeft, in volle kracht is kun
nen blijven geven.
De herinnering aan Bouwmeester's titanische
kracht, die het hem mogelijk maakte het zoo
moeilijke, zwervend bestaan van den Neder-
landschen tooneelspeler zoo opgewekt te dra
gen, zal ons in oogenblikkcn van moedeloos
heid en bitterheid nieuwe energie geven voor
onzen arbeid.
Al zoudon wij Bouwmeester ook gegund heb
ben, dnt hij geboren was ols zoon van één
groot land, waardoor hem 't leven veel ge
makkelijker geweest zou zijn, toch prijzen wij
ons gelukkig, dat hij Nederlander was, al zou
't alleen maar zijn om het feit, dat door zijn
genie van de plaats waar men de tconeclkunst
altijd heeft achteruitgezet bij do on'dere kun
sten, onze kunst als cultuurfactor schromelijk
hecTt mist end, eindelijk cn ter. laatste erken
ning is g" komen.
Dnt b do lichtende streep onn onze horizon,
die Louis Bouwmeester's heengaan ons als
laatste kostbare gave achterlaat".
Verschillende sprekers huldigen
nog de nagedachtenis van Louis
Bouwmeester
De heer J. Boskamp voerde het woord na
mens de Froscatischouwburg. Deze spreker
meende den overledene slechts te moeten hul
digen met deze eenvoudige woorden; „Goeie
vriend rust zacht"
De heer L M. Smidt vertolkte de gevoelens
vnn weemoed, die in de Maatschappij Apollo
waren gewekt door het overlijden van Bouw
meester, die van deze Maatschappij de eere
voorzitter wus De heer Smidt dankte hem voor
de vele diensten, die Louis Bouwmeester aan
Apollo had bewezen. Bouwmeester was van die
Maatschappij niet alleen een steunpilaar als
eere-voorzitter, doch ook een warm belang
stellend man als gewoon lid. Bouwmeester be
hoorde tot de oude garde van kunstenaars, die
regelrecht den weg naar het hart weten te vin
den. Dit zeldzame talent, dat onder de jonge
ren dezer dagen hoogst sporadisch wordt ge
kend, heeft hem een wereldnaam bezorgd op
de schouwburgplankcn van het buitenland.
i
De heer Co Balfoort huldigde den entstapen
kunstbroeder namens dé Nederlandsche Too-
neelRunstehaarsvereeriging. Bouwmeester was
van deze vereeniging cerelid. In hem bezaten
wij een geweldig groot kunstenaar, maar ook
een geweldig groote confrater. Groot in de be~
teekenis van hartelijkheid en welgemeenden
vriendschap, die hij ook uitdeelde aan dc jon
gere generatie, wier verlangens hij zoo ten volle
begréep. In Bouwmeester was gesymboliseerd de
i hoogste eenvoud bij het grootste kunnen.
De heer Frank Luns sprak als voorzitter van
de afd. Amsterdam van het Nederlandsch Too
neelverbond „Namens die afdeeling waarvan
Bouwmeester eerelid was, mede namens het be
stuur van het Tooneelmuseum zij het mij ver
gund een kort woord van afscheid te spreken.
Het was natuurlijk dat onze afdeeling in meer
direct contact is geweest met het rijke kunste
naarsleven van den grooten ontslapene. Wij
hebben het voorrecht gehad van nabij lief cn
leed met den grooten Louis mede te maken en
wanneer een simpele doch alles omvattende
wensch onzerzijds dit leven var» intense actie
bekronen moge dan zij het, een: Rust in vrede."
De heer A. Mondt voerde het woord als rec
tor van den Senaat van Unitas Studiosorum
Amstelodanum. Hij bracht Louis Bouwmeester
den warmen dank van de studenten, wier corps
hij 62 jaren lang den besten kunst heelt laten
zien.
De heer Lion van Ljer, directeur van het
vroegere Grand-Théatre in de Arpstelstraa*
herdacht in gevoelvolle woorden zijn hcogge-
waardeerden collega op het gebied der toonecl
speelkunst „Louis, je iust thans de rust die
je niet gezooht hebt, want je wilde werken tot
de laatste mjnuut van je leven. De wensch is
niet heelemaal uit gekomen. Je b'ent kalm
ontslapen, eigenlijk t e kalm, wont de vrien
den hebben niet eens gelegenheid gehad af
scheid van je te nemen. Je waart een meester
in de kunst van het tooneelspelen. Na joii
komt geen ander. Wel zullen velen prob'eeren
je in die kunst na te volgen, maar Bouwmees
ters kunst komt nooit terug. Ik wek alle
kunstbroeders en kunstzusters, die onzen
vrjend hier nustarep, op tot het afleggen van
de plechtige belofte dot zij in hun verdei e le
ven althans zullen probeeren Bouwmeester te
evenaren. Daardoor zal Nederland kunnen wor
den gered uit de poel die het thans bedreigt.
De cultuur is de eenige hefboom die tot
het volk spreekt cn die het volk groot kan
makeq. Vrienden, vergeet dit nimmer. En gij,
Louis, rust zacht. We gunnen je die rust van
harte, wart jo hebt hem meer dnn verdiend"
De Voorzitter van den Ned Bioscoopbond,
de heer D. Hamburger J r., te Utrecht, die
vervolgens het woord voerde, zeide
„Waart Gij, Louis Bouwmeester, een groot
man op 't tooneel, niet minder groot waart
Gij op de film. Tienduizenden hébben U toe
gejuicht op de film. Gij waart geen vijand van
de cinematografie. Gij zaagt daarin niet, zoo-
als verschillende andere tooneelspelers, een
concurrente, doch Gij steldet er prijs op, de
film te aanschouwen om zooals Gij mij per
soonlijk verteldet ervan te leeren. Wij verlie
zen in U, onzen grootsten Nederlandschen film
acteur.
Niet alhen beteekende Uw verscheiden een
groot verlies voor do tooneelspelkimst, maar
ook voor de cinematografische kunst.
De Nederlandsche «Bioscoopbond, dien ik de
eer heb te ver togen woordigen brengt U voor
alles wot U voor de cinematografische kunst
hebt gedenn, een woord van hartgrondigen
dank".
De heer v. d. Pol bracht Bouwmeester een
laatsten afscheidsgroet namens het Rotter-
damsch Hofstad-tooneel. De heer Tartaud was
voornemens gcv/ec-st hier namens de Rotter
dammers te spreken, moor werd daarin ver
hinderd. Zijn taak werd daarom vervuld door
den hcor v. <1 Pol
Louis Davids legde namens de acteurs bij
de Opereltegezelsohappen een groote bloem
krans op het graf. Een volgende spreker
kweet zich van de opdrocht Bouwmeester lo
huldigen namens de oriistenorganisQtie.
Mr. F. A. Kokcsky, qdvocaat en procurem
te Amsterdam dankte als vriend des huizes
namens de familie voor de allerhartelijkste be
langstelling voor hedenmiddag betoond.
Terwijl de vorige sprekers aan het woord
waren ving de heer Koskosky een wenk op van
Bouwmeesters oudsten zoon, met welken
wenk d'ezo zoon hem uitnoodigde hier een
woord van erkentelijkheid namens de kind- ren
te spreken. Deze wenk werd door spr. direct
volkomen begrepen, want het was hem duide
lijk, dat het hart van de kinderen op dit oogen
blik te vol was om iets te zeggen. „Nu jullie
je besten vader in het graf hebben gelegd, mag
daarbij met groote erkentelijkheid worden ge
tuigd dat jullie voor hem allerliefste kinderen
bent geweest. Het moet voor jullie een heer
lijk gevoel zijn geweest, dot jullie in je vader
niet alleen hebben bewonderd een hoog be
genadigd acteur maar dot jullie bovenal in
hem hebben gehad een vader door jullie har
telijk bemind. Ik dank allen, de vertegenwoor
digers der regcering, en van het Amsterdamsch
gemeentebestuur in het bizondcr voor <h«
vriendelijke woorden aan de nagedachtenis van
Bouwmeester gewijd. En gij allen, die rondom
deze groeve geschaard staat, ik breng U den
besten dank der familie over".
Hiermede wos de plechtigheid omstreeks
kwart voor drie geëindigd.
Een onmetelijke stroom van voertuigen en
wandelaars keerden langs den Amsteldijk naar
de stad teiug.
Rouwbeklag namens H.M. de Koningin
Tot de brieven van rouwbeklag, die de familie
Bouwmeester ontvangen heeft, behoc-rt een
brief uit naam van H. M. de Kóningin en een
andere van het gemeentebestuur van Middel-
harnis, de geboorteplaats van Bouwmeester
Een ecre-lentoonstelling in
het Ned. Tooneel-museum.
Door het bestuur van het Nederlandsche
Tooneelmuseum te Amsterdam is het initiatief
genomen tot het houden van een eere-tentoori-
stelling ..Ir} memoriam Louis Bouwmeester"»