23So"77a"g AMERSFOQRTSCH DAGBLAD „DE EEMLANDER"w°°"«d°g27 1925 BINNENLAND. TWEEDE BLAD. FEUILLETON. De Terngkeer van Klompvoet. DIPLOMATIE. De zaakgelastigde van Finland te s-Graven- hag», de heer Yrjo Saastamoinen, is voor eeni- gen tijd met verlof naar het buitenland ver trokken. Tijdens zijn afwezigheid zal de gezantschaps secretaris, de heer Arne Sohlman, als verte genwoordiger optreden. HET VERDRAG TUSSCHEN NEDERLAND EN BELGIË. Het Voorloopig Verslag der Tweede Kamer. Verschenen is het Voorloopig Verslag over het wetsontwerp tot goedkeuring van het op 3 April 1925 te 's Grovenhage tusschen Ne derland en België gesloten verdrag tot her ziening van eenige bepalingen van het op 19 April 1839 te Londen tusschen beide staten gesloten verdrag en tot het treffen van eenige regelingen ten behoeve van de wederzijdsche belangen, alsmede van de bij het verdrag ge voegde overeenkomst nopens de procedure met betrekking tot de daarin voorziene scheids rechterlijke oplossing van geschillen. Het vol gende wordt er aan ontleend 1. Algemeen werd hulde gebracht aan den Minister van Buitenlandschc Zaken voor het beleid en de volharding bij de moeilijke onderhandelingen, die aan het sluiten van dit tractaat zijn voorafgegaan. Dank zij diens beleidvol optreden zijn de moeilijke omstan digheden, waarin Nederland zich in T9I9 be vond, overwonnen. Eenige leden, die er zich niet tegen hadden verzet, dat dit ontwerp zoo spoedig na de in diening in de afdeelingen werd onderzocht, wenschten echter met nadruk te verklaren, dat zij een rustige behandeling zeer ge- wenscht achtten. Mocht dit medebrengen, dat het ontwerp eerst na het zomer-recès in open bare behandeling zou komen, dan achtten zij dit geen bezwaar. Zij wenschten in ieder ge val, dat een overhaaste behandeling zou wor den vermeden. Ook in België zal voorloopig in verband met de hangende ministerieele' cri sis, wel niet van een behandeling van het tractaot in het parlement sprake zijn. De inlioud vcm het tractaat. 2. Verscheidene leden verklaarden door den inhoud van het tractaat zeer teleurgesteld te zijn. Naar hun meening bestaat er voor ons land weinig reden tot ingenomenheid met een regeling, welke tal van belangrijke concessies van Nederland aan België bevat, terwijl daar tegenover nauwelijks tegemoetkomingen van de andere zijde staan. Hierbij komt nog, dat twee zaken, die voor Nederland van grooto beteekenis zijn, in dit tractaat niet tot oplos sing zijn gebracht. Zij hadden hierbij in do eerste plaats het oog op het Wielirtgenvraag- stuk. Nu de onderhandelingen eenmaal op dit punt afgebroken waren, had na de hervat-' ting daarvan een oplossing mogen zijn ver wacht, waarbij de historische rechten van Ne derland op de Wielingen erkend werden. In de tweede plaats wordt tevergeefs gezocht naar eenige bepaling, welke de medewerking van Belgische zijde ten behoeve van de eco nomische belangen van Zeeuwsch-Vlaanderen in voldoende mate verzekert. Daarnaast meen den deze leden, dat de belangrijkste vraag stukken, die wel in het tractaat tot oplossing zijn gebracht, daarin een weinig bevredigende regeling hebben gevonden. Deze leden zou den het niet betreuren, indien dit tractaat ten slotte niet tot stand kwam. Voorloopig had den zij weinig neiging aan dit wetsontwerp hun stem te geven. Slechts de bij hen levende wensch om in vriendschap met den Zuider buur samen te werken, zou hen wellicht hier toe kunnen bewegen. Andere leden waren van oordeel, dat de aan gevoerde bezwaren te breed zijn uitgemeten. De Wielingenkwestie blijft door het tractaat geheel onveranderd. Met het laten rusten daar van kon de Nederlandsche regeering reeds in T920 genoegen nemen. Dat tenslotte deze uit weg is gebaand, is zeker niet als een nederlaag der Nederlandscihe diplomatie te beschouwen. Deze leden konden niet toegeven, dat de be langen van Zeeuwsch-Vlaanderen in econo misch oogpunt in het gedrang komen. Dit tractaat moet uit een historisch oogpunt wor den beschouwd in verband met de moeib'jke omstandigheden, waarin Nederland zich in 1919 bevond. Al mogen dan ook in economisch op zicht de voordeelen van België grooter zijn dan die van Nederland, daar staat tegenover, dat de verhouding tusschen beide landen op een zuiverder basis is gesteld en losgemaakt is van de bemoeiing van andere mogendheden. Daarenboven zou het een slechte politiek zijn om dezerzijds medewerking te weigeren tot maatregelen, welke den economischcn bloei van Belgic kunnen bevorderen. Door de be reikte overeenstemming zijn de voorwaarden geschapen voor een duurzame ontwikkeling van vredelievende verhoudingen. Dat dit is bereikt, stemt tot groote dankbaarheid. Deze leden spraken de verwachting uit, dat deze oplossing bevorderlijk zal zijn aan de ontwik keling von een gezindheid van wederkeerige vriendschap bij beide volken, die in zoo veler lei opzicht op elkander zijn aahgewezen. Intusschen verklaarden cck deze leden, dat zij het gewenscht achten, dat bij de nadere onderhandelingen, die op onderscheidene pun ten alsnog moeten volgen, in meerdere mate met de economische belangen van Nederland rekening zal worden gehouden. Tegenover de voordeelen, bij het onderhavig tractaat aan België toegekend, heeft Nederland er aanspraak op, ook van Belgische zijde eenige tegemoet koming te ontvangen. Het politieke gedeelte. 3. Het politieke gedeelte van het verslag gaf aanleiding tot de reeds hiervoren uitge sproken teleurstelling, dat geen oplossing in zake het Wielingenvrnngstuk is bereikt. De wrijving, waartoe zij in het verleden aanleiding gaf, kon dus ieder oogenblik opnieuw ontstaan, zelfs worden uitgelokt, zonder dat het tractaat eenigen uitweg biedt. Daarentegen is zij het om een andere reden de beloodsing van de Wielingen stroomopwaarts in Belgische han den gebracht, hetgeen het gevaar van het acuut worden van deze quaestie niet vermin dert en bij een conflict de positie van Neder land niet sterker mankt. Verscheidene leden achtten het voorts een groole leemte dat niet is bepaald, welke rege len zullen gelden voor het bevaren der Schelde door Belgische oorlogsschepen in vredestijd en in oorlogstijd. Hiertegen werd opgemerkt, dat deze aangelegenheid geheel wordt beheersoht door de regelen van het internationaal recht. Algemeen verheugde men er zich over, dot de oplossing van de politieke moeilijkheden is tot stand gekomen zonder 'n militair occoord. Intusschen werd cr door eenige leden be zwaar tegen geopperd, dat de verklaring is afgelegd, dat de Nederlandsche regeering, voor zooveel de bepalingen van het Handvest van den Volkenbond zulks toelieten, een opzette lijke schennis van het grondgebied van Neder land, waar zij ook zou plaats hebben, als een casus belli zou beschouwen. Niet dat men tegen den inhoud op zich zelf dezer verklaring bezwaar had. Men achtte het daarin gehul digde standpunt voor Nederland vanzelfspre kend, maar het is en blijft een zaak, die ter beoordeeling van Nederland zelf is en ten aan zien waarvan het zich niet kan binden zonder souvereiniteitsrechten prijs te geven. Een aantal leden had ook tegen den inhoud dezer verklaring bezwaar, omdat Nederland zich daardoor internationaal bindt om niet eenzijdig te ontwapenen. Zij achtten die ver klaring bovendien in strijd met de Grondwet, omdat in art. 57 het verklaren van oorlog af hankelijk is gesteld van voorafgaande toestem ming der Staten-Gcneraal. Op dit punt had althans bij die verklaring een voorbehoud moe ten worden gemaakt. Vele andere leden merkten 'hiertegen op, dat in deze verklaring niet moet worden gezien een bizonderc belofte aan of een overeenkomst met België, doch wel een mededeeling van de opvatting, welke de Nederlandsche regeering koestert betreffende neutraliteitshandhaving en neutraliteitsplichten, een opvatting, welke over eenkomt met die, welke aan de neutraliteits politiek van ons land gedurende den oorlog ten grondslag heeft gelegen. Indien Nederland zich bij de onderhandelingen had gesteld op het standpunt van eenzijdige ontwapening, don zouden de gevolgen van een dergelijke roeke- looze houding ongetwijfeld ernstig zijn geweest. Van strijd met de Grondwet is, naar do meening der hier aan het woord zijnde leden, geen sprake. In vele gevallen waarin oorlog ontstaat, zal dit geschieden zonder voorafgaan de oorlogsverklaring. Slechts in de gevallen, waarin dit wel het geval is en derhalve het ini tiatief tot den oorlog van Nederland zelf zou uitgaan, is de bovengenoemde grondwetsbepa ling van toepassing. Dc economische zijde. 4. Van de economische zijde van het ver drag gaf vooral het nieuwe Schelderegiem aan leiding tot on4ersche»dene opmerkingen Vele leden hadden hiertegen ernstige bezworen; zij meenden, dat onze positie ten aanzien van de Schelde door dit tractaat aanmerkelijk zal wor den verzwakt. De regeling der bevoegdheid van de gemengde commissie von beheer is naar hun oordeel een betreurenswaardige in breuk op de Nederlandsche souvereiniteit. Bel gië krijgt daardoor een groot medezeggenschap in het beheer van de Schelde, die allicht den wensch van gemeenschappelijk bezit zal voe den en in ieder geval gevaren schept voor nieuwe «conflicten. Voorts rijst de vraag, of de bepalingen van 1 van art. TV voldoende ruimte loten voor het onbelemmerd fungeerên van de Nederland sche politie en justitie. Men meende, dut politie en justitie werkloos zullen moeten blijven toe zien ten aanzien van alles wat op schepen, die de Schelde posseeren, geschiedt. Algemeen werd als bezwaar gevoeld, dat de fir ciecle verplichtingen van Nederland ten aanzien van het onderhouden der bediening van de Schelde .door het tractaat aanmerkelijk wor den verzwaard. Er wordt een zware druk ge legd op onze Staatsbegrooting, waartegen re- gecring en Staten-Generaal bij het vaststellen der begrooting niets zullen kunnen doen. Ook achtte men het een bezwoar, dat als hoofdbeginsel is aongenomen, dat de Wester- Schelde met hoor toegangen vanuit volle zee wat de bevaarbaarheid betreft te allen tijde moet beantwoorden aan de eischen, welke zoo wel door den vooruitgong van don scheeps bouw als door de toenemende behoeften van de scheepvaart worden gesteld. Van een der gelijk beginsel is de draagwijdte niet te over zien en het kon aanleiding geven tot nieuwe conflicten. Verscheidene leden, die ook bevreesd wa ren, dat het nieuwe Schelderegiem tot uitga ven voor ons land zal kunnen leiden, welke thans nog niet zijn te overzien, sproken de hoop uit, dot de regecring bij de toepassing dezer bepalingen in de toekomst deze nongelegenheid zoo goed mogelijk zal regelen. Vervolgens_ werd opgemerkt, dot de 'bevoegd heid der gemengde commissie zeer ver reikt en zich zelfs uitstrekt over 'het al of niet toe laten van eventueele inpolderingen. Gevraagd werd, wat moet worden verstaan onder de uit drukking „verleggingen en doorsnijdingen zelfs landwaarts van de bandijken" in 4 van artikel IV. Volgens de toelichtende memorie zal de commissie kunnen beslissen dat een doorsnij ding zal worden gemaakt door het oevergebied van den waterweg, maar alleen dan wanneer zij zoodanig werk onmisbaar zou oordeclen om de verbetering van den waterweg te verzekeren. Zou daaronder ook kunnen vollen een kanaal van Antwerpen naar Walsoorden waarvan al eens sprake is geweest Gewezen werd ook op de laatste alinea von 9 von artikel IV dat de loodsgelden welke worden geheven van de reis van uit volle zeo naar Antwerpen en omgekeerd behoudens overeenkomst tusschen beide regeeringen, niet meer zullen mogen bedragen don die, welke worden geheven voor de reis van uit volle zee naar Rotterdam en omgekeerd. Men achtte dit een vreemde bepaling, aangezien Antwerpen toch verder landwaarts in ligt dan Rotterdam. Gevraagd werd of deze bepaling voor den Nc- derlandschcn Staat financieel nadeelig zal zijn en zoo ja, in welke mate Vooral hod men bezwaar tegen deze limitering omdat daarin een ongemotiveerde protectie van Ant werpen gelegen is. Daartegenover is niet be paald, dot de loodsgelden voor Antwerpen niet lager mogen zijn dan die voor Rotterdam. In dit verband werd er ook op gewezen, dat geen bepaling is opgenomen, die waarborgt, dat de loodsgelden voor Gent niet minder zul len bedragen dan die voor Terneuzen, terwijl dit laatste tengevolge van de waardedaling van den Belgischen franc nu reeds ten na- deele van Terneuzen het geval is. Bij hetgeen hierboven werd opgemerkt werd niet voorbijgezien, dat de bevaarbaarheid van de Schelde voor Antwerpen een levensbelang is. Men wenschte dan ook geenszins dat Ne derland zich zou onttrekken aan de moreelo verplichting, om aan het onderhoud en de ver betering van dit vaarwater mede te werken. Doch men kon niet inzien dat zoover moet worden gegaan, dat aan Antwerpen een zeker heid wordt gegeven die de Nederlandsche ha vensteden missen en onder voor Nederland bezwarende voorwaarden. 5. Tegenover de regeling betreffend» het Schelderegiem waarbij België ten behoeve van Antwerpen bepalingen heeft weten te bedin gen, die op Nederland zwaar zullen kunnen drukken, treft het Óes te meer dat met do belangen van Zccuwsch-Vlaandcrcn inzonder heid met die van Terneuzen, zoo weinig reke ning is gehouden. Geen enkele bepaling is op genomen die voor de haven van Terneuzen, du derde zeehaven van Nederland, eenig perspec tief biedt. Gedurende 40 jaren waren do spoorwegta rieven, met name de speciolo tarieven, naar Terneuzen in den regel slechts zooveul hooger als met den grooteren afstond in overeenstem ming was. Na den oorlog zijn in België aan vankelijk olie speêiale tarieven buiten werking gebleven. In 1921 zijn deze speciale tarieven die een reductie van ongeveer 50 bctceke- nen, weer ingevoerd doch onder dc havens waarheen dc exportgoederen verzonden moe ten worden, om voor die reductie in aanmer king te komen, wordt Terneuzen niet meer ge noemd. Men meende te weten, dot België thans bereid is deze speciolo torieven ook voor het vervoer naar Terneuzen te laten gelden, doch met een verhooging von 10 hetgeen juist voldoende is om concurrentie van deze hoven uit te sluiten. Men achtte het onbegrijpelijk, dot terwijl België ten behoeve van do haven van 'Antwerpen tol van voordeelen heeft weten te bedingen ten nodeelc van onze havens, van onze zijde niets is bereikt om voor d» haven van Terneuzen de concurrentie-voorwoardcn met Belgische havens althans gelijk to maken. Evenals de Belgischo havens waterwegen over Nederlondsch gebied noodig hebben, zoo kan Terneuzen de spoorwegen over Belgisch ge bied niet ontberen. Ten aanzien von het eer ste punt wordt de medewerking van Nederland contractueel vastgelegd. Zoo had ook t.a.v. het. twoedc punt de mc** dewerking van België in het tractaot moeten worden verzekerd. Wanneer dit niet alsnog kan worden bereikt, dan is Terneuzen als zee hoven ten doode opgeschreven. In verband met het bovenstaande werd door enkele leden gewezen op het groote Nederland sche belang van een directe onbelemmerde spoorwegverbinding von Zeeuwsch-Vlaandcrcn met het overige gedeelte von Nederland. Een dergelijke verbinding is niet anders mogelijk dan over Belgisch territoir; met dc mogelijk heid doorvan had toch ernstig rekening moe ten worden gehouden. Terwijl ten behoeve ven Terneuzen niets is verkregen, worden in het tractaat wel gunstige bepalingen gevonden ten behoeve van Gent met betrekking tot het kanaal Gent-Terneuzen. ^locht België een grootere sluis te Terneuzen wenschen, dan zou Nederland 1/6 von de kos ten daarvan moeten betalen. Deze bepaling zal Nederland veel geld kunnen kosten. Terwijl t. u. v. de verbeteringswerken aan de Scheldo is bepaald dot do beide Staten zich omtrent ieders aandeel in de kosten daarvan nader zul len verstoon, is hier reeds aanstonds een ge deelte ten loste von Nederland vastgesteld. Eenige leden stelden de vraag of niet alsnog bij een nadere overeenkomst iets ten behoeve van Terneuzen kan worden bedongen alvorens dit wetsontwerp wordt goedgekeurd. DE SCHEIDENDE COMMISSARIS DER KO NINGIN IN GRONINGEN. Afscheid van dc Staten-lcdcn, In de vergaderzaal van Gedep. Staten heeft de aftredend© /Commissaris der Koningin tc Groningen, jhr. mr. E. Tjorda van Starken- borgh Stachouwer gisterenmiddag afscheid ge nomen van de leden der Prov. Stoten. De com munisten ontbraken. Dc zaal was keurig versierd. De Commissaris begroette ieder lid afzonderlijk, waarna de thee en andere ververschingcn werden fondgediend en de Commissaris zich met de leden onder hield. Alvorens afscheid werd genomen werd het gezelschap, waartoe ook de griffier mr. dr. S. Sijbenga behoorde, gephotogrofeerd. Int de aanstaande zomerzitting heeft het of- ficicele afscheid ploots. TWEEDE KAMERVERKIEZING. De vacature-Gerretson. Het Centraal Stembureau to 's-Gravenhagof heeft in zijn zitting van gisteren ter voorzie ning in de vacaturc-B. J. Gerretson, benoemd verklaard als Tweede Kamerlid den heer jhr. mr. D. J. de Geer, oud-lid der Kamer en oud- minister van Financiën. AMERIKAANSCH BEZOEK. Met de mailboot Oranje Nassau wordt He den te Vlissingen een gezelschap van 315 Ame rikanen verwacht, dot te 5 uur per extra trein naar Amsterdam zal vertrekken. De Staatscourant van hedenavond Dins dag 26 Mei bevat de volgende Kon. be sluiten benoemd tot notaris te Loenen J. M. C. van Kempen, condidaat-notaris te Amsterdam, wo nende te Abcoude: lot notoris te Wychen P. N. Wcrdmölder, candidaat-notaris te Wychen, wonende te Nij megen; Op verzoek eervol ontslagen mr. dr. J. Kalmo als leeraar R. H. B. S. te Groningen; op verzoek eervol ontslagen met donk jhr. mr. R. O. van Holthe tot Echten als vice-pre sident bij 'het gerechtshof te Den Haag en is hij benoemd tot ridder in de orde van den Nederl. Leeuw benoemd tot vice-president bij het gerechts hof te Den Haag mr. K. W. Brevet, thans raadsheer in dat gerechtshof op verzoek eervol ontslagen met dank J. G. v. d. Stadt, als administrateur van financiën in Suriname; benoemd tot leden der Staatscommissie voor de Nederlandsche Burgerlijke Wetgeving mr. C. O. Zeegers, raadsheer bij den Hoogen Raad en prof. mr. F. G. Scheltema, hoogleeraar aan de Rijksuniversiteit te Leiden bij beschikking van den minister van justitie is prof. Scheltema voornoemd eervol ontslagen als adjunct-secretaris dier staatscommissie en als zoodanig benoemd mr. A. F. Visser van IJzendoorn, advocaat te Den Haag. benoemd tot majoor bij 'het I2e reg. infante rie de kapitein J H. M. Verhaegh, van het T7e regiment; benoemd bij het reserve-personeel der land macht bij de staf van het wapen der artillerie tot reserve tweede luitenant voor speciale dien sten de reserve-sergeant R. Lunshof, van het Te reg. infanterie en tot reserve-cerste-luite- nant voor speciale diensten de reserve-eerste- luitenant F. Allema van het 9c reg. inf., met gelijktijdig eervol ontslag uit zijn tegenwoor dige functie; Verlof verleend tot het aannemen van het vreemde ordeteeken Ridder der orde van den H. Sylvester van den Heiligen Stoel aan G. H. P. Bloemen, lid van Gedep. Staten van Overijs- *se], te Oldenzaal. met ingang van T September 1925, aan mr dr. J. Kal ma, op zijn verzoek, eervol ontslag verleend als leeraar aan de Rijks hooger o burgerschool te Groningen. lo. goedgekeurd, dat Hr. Mr. pantserschepen „Tromp" en „Heemskerck", ten hoogste 2 torpedebooten en ten hoogste 2 onderzeeboo ten tot een oefeningsdivisie zullen worden ver- eenigd; 2o. het bevel over deze oefeningsdivisie op gedragen aan den schout-bij-nacht K. F. Sluys, zulks onder tijdelijke eervolle onthef fing van zijne betrekking van chef van den ma rinestaf en van de afdccling Defensie van het Departement van Marine; 3o. de kapitein 'ter zee H. P. Prillevitz, ge durende de afwezigheid ,van de schout-bij- naoht Sluys belast met de waarneming der be trekking van chef van den marinestaf ^n van de afdeeling Defensie van het Departement van Marine. Door den Minister van Marine is bepaald, dat de oefeningsdivisie op 3 Juni 1925 zal wor den samengesteld. DE KONINKLIJKE FAMILIE. Via' Dobbin naar Zwitserland. De Koninklijke familie zal des morgens 28 Mei per D-trein naar Dobbin vertrekken en, na aldaar een drietal dagen te hebben vertoefd, naar Zwitserland afreizen. PRINS HENDRIK. Z. K H. de Prins heeft het eere-voorzitter schap aanvaard over het Congres voor onge vallen, geneeskunde en beroepsziekten, dat in September a.s. te Amsterdam wordt gehouden. HOFHOUDING. Naar wij vernemen zal Jhr. Mr. W. Röell, Hofmaarschalk van H.l\' de Koningin-Moeder voorloopig verhinderd wezen zijn functie uit te oefenen. Hij is heden opgenomen in het Ziekenhuis van het Roode Kruis aan de Seg- broeklaan, ten einde een operatie te onder gaan. Wat men niet veranderen kan moet men dragen. door VALENTINE WILLIAMS. Geautoriseerde vertaling van W. E. Pont. 34 Ik boog mij voorover en lichtte het netwerk van groene klimplanten op, die den ingang van de grot overschaduwden. Toen ik binnen kwam stond een reusachtige gedaante op van een van de bedden. Ik kon mij niet vergissen in die massieve gestalte, en die langzame, vast beraden beweging. Ik sprong terug, maar de planten belemmerden mij en eer ik de open lucht bereiken kon, werden mijn schouders ste vig vastgegrepen, mijn armen stijf omklemd. Ik trachtte mij los te wringen, maar ik werd vastgehouden door handen, die dat meer ge daan moesten hebben en ik kon me haast niet verweren in dien ijzeren greep. Toen ik daar hulpeloos stond, hoorde ik Marjorie een Schreeuw uitstooten. HOOFDSTUK XVL Zwarte Pablo maakt zijn toebereidselen. Ze duwden mij de koele, half donkere grot in. Een geur van oitgewasschen menschen, en van knoflook kwam mij tegemoet van mijn on zichtbare vijanden. gHerr Gott I' tfep Grundt, phet is zoo donker als de nacht in dit hol. Snijdt die vervloekte planten eens weg, jullie daar, dat we wat licht krijgen I" De klimplant viel naar beneden. Het gouden zonlicht, dat nu binnenstroomde, toonde mij Klompvoet, met zijn harige handen geklemd om zijn zwaren krukgrimmig en dreigend zag hij er uit. Zwarte Pablo en een ware Hercules van een kerel, een breedgeschouderde reus met een blonden baard, het echte type van den Duit- schen matroos van de Friesche kust, hielden mij vast. Grundt maakte een snelle beweging met de hand. „Neem dat geweer weg I" beval hij. De blonde jonge man, dien ik naast het grof had gezien, stapte naar voren. Ruw wraakzuchtig, gleden zijn handen langs mijn lichaam. Hij vond Carstair's revolver in mijn zijzak, en stak dien bij den zijnen. „U ziet deze mannen," zei Klompvoet, den blik onder de borstelige wenkbrauwen op mij gericht. Zij hebben order U dood te schieten ingeval U een poging zoudt wagen tot ont snappen. En welke Uw persoonlijke inzichten over zelfmoord ook mogen zijn, U zult waar schijnlijk er wel aan denken, dot juffrouw Garth de charmante juffrouw Garth in ieder geval achterblijft om U te betreuren Deze toespeling op Marjorie deed mij den schrik om het hart slaan. Geen spoor van zoet sappigheid bij Klompvoet nu. Hij was in zijn kwaadaardigste, meest dreigende humeur. Zijn gezicht was bepaald angstwekkend; en een tril ling van zijn zwartbehaarde neusgaten waar schuwde mij, dat hij een uitbarsting van wilde woede nabij was. „Laat hem alleen met mijl" beval hij bruusk zim stem was heesch cn snouwend „maar blijf buiten, zoodat ik jullie beroepen kan I" Ik voelde het bloed naar myn arjnen terug-* stroonTen, toon de mannen hun greep loslieten cn weggingen. Zenuwachtig trommelden Grundt's groote vingers op zijn andere handpalm. Hij scheen een poging te doen zich te beheerschcn. „Je wilde dubbel spel met mij spelen, is het niet zei hij. Niemand die mij ooit bedrogen heeft en daar goed afgekomen is I hoor je dat? Mijn meester mag in ballingschap zijn, mijn land gevallen in zijn grootheid, maar ik ben hier koning. Begrijp je dat Zijn bleeke lippen beefden en hij stotterde, terwijl hij moeite deed den opkomenden toom te bedwingen. „Dit cijferbericht heeft geen waarde, dat weet je ook wel. Zonder een aanwijzing vooraf, het is onbegrijpelijk. Dat heeft Itzig, die in zijn tijd de grootste code-ontcijferaar van de Russische Oekrajina was, mij gezegd. En jij wist hetjijjij Zijn reusachtige klauw wees met uitgestrekte vingers naar mij. „Ze hebben zijn graf weer onderzocht Er zijn sporen, dat er iets aan het hout bevestigd is geweest. Wat dat was, moet de dronken Engelschman, die het £Traf het eerst bezocht; hebben geweten. En hij heeft het jou toever trouwd. „Ik weet wanneer ik verslagen ben, Hcrr Doktor," en „ik zal U het codebericht geven," dat hebt U gezegdl li dacht, dat U den ouden Klompvoet te slim was, dien mank- poot, dien verslagen mof I Maar ik ben heer en meester hier, Herr Major, en U zult doen, wat ik gebied I" „Men heeft U verkeerd ingelicht Herr Dok tor I" zei ik, trachtend kalm te spreken. Mijne lippen waren droog en mijn hart bonsde. Moar ik dacht niet aan mijzelf. Ik werd verteerd van angst voor Marjorie Marjorie in honden van die kerels. i_ .Antwoord niet haastig," raaddo Grundt mij aan op een geheel veranderden, dood-kalmen toon, die mij den schrik om het hart deed slaan. „Ulrich von Hagel, die dat bericht geschre ven heeft, liet het achter voor iemand, die na hem zou komen, een zeeofficier zooals l>ij zelf. Hij schreef het zóó, dat het onbegrijpelijk zou zijn voor den eerste den beste in wiens handen het kon vallen, maar zoo helder als glas voor iemand van zijn eigen kaste. En nu wou U mij vertellen, dat het bericht, zooals het daar staat, olies is, wat hij achterlietl Nein, nein, Herr Major, es geht nicht l Ik weet, dat U die inlichting heeft" hij sloeg zich met de vuist °P de andere hand „cn U zult me die geven I" Ik haalde de schouders op. Ik wilde hu nog niet spreken. Eerder of later, dat wist ik, hou den ze Marjorie gebruiken om mij mijn stil zwijgen te doen breken. Dan zou het tijd zijn om te spreken. Tot zoo long moest ik den loop der gebeurtenissen afwachten. Welbeschouwd had ik den tijd in mijn voordeeL Mijn onverschillige beweging scheen o) Grundt's woede weer te doen opbruisen. Lang zaam trok de kleur uit zijn gelaat weg, en het was vaalbleek, behalve op de plek waar dat afschuwelijke lidteeken onder het jukbeen een vinnige roode plek was gebleven. Zijn borste lige wenkbrauwen trokken samen. „Dus wou je weer met mij spelen, jou schurk schreeuwde hij en zijn stemgeluid verhief zich tot een gebrul. „Je wou je ver stand eens met het mijne meten Herrgott, ik heb nog een rekeningetje te vereffenen met jou en met dien broer van je en verduiveld nog toe, vereffenen zal ik hetf En jij zult dub bel betalen, voor jullie beiden tegelijk I Weet je wel"zijn stem ging over in een woest gefluister „dat deze Duitsche matro- yZen, diq ik hier heb, gaarne alle aanspraak op den schat zouden loten varen voor het genoe gen wraak op jou te nemen voor alles, wat jo land hen heeft laten lijden deze lange jaren, dat ze vervolgd, vernederd, vertrapt werden „Besef je, dat ik mijn hand maar behoef op le heffen, en je bent een verloren man en do hcele macht van het Britsche rijk kan je niet redden Maar we zullen ons niet haasten. Je zult niet te spoedig sterven, mijn vriend. Eeist zul je spreken I En wonneer je koppig blijft, don is cr altijd nog het lieve Engelsche meis je... J Hij klopte in de handen. Plotseling scheen do grot gevuld met toornigo schreeuwende man nen. Mijn hoofd duizelde, want ik was doodop uit gebrek aan slaap cn flauw van den hon ger. Ik kreeg een hevigen slag achter in mijn nek. Toen voelde ik mijzelf vollen, vallen.. Hoe lang ik bewusteloos bleef, weet ik niet. Toen ik weer bijkwam, bevond ik mij in het halfduister in een lange schuur met laag dak* De ruimte werd flauw verlicbt door een rossig licht, dat door een soort van getraliede opening in het dak binnen viel. Ik zag geen romen. De atmosfeer was om le stikken en de vloer en de wanden waren bezaaid met torren. Ze hadden mij op stukken zeildoek gelegd in een hoek. Mijn hoofd baistte bijna en ik had een razenden dorst Mijn zakken warcri leeggehaald cn mijn brandewijnflesch was ver dwenen. Ik Uunde achterover op mijn leger stede, met het hoofd tegen den harden plan ken muur, en keek doelloos naar het flikke rende, rossige licht dof door het traliewerk viel Vaag was ik mij bewust van dets onaange naams, dat als een roover in een hinderlaag, ergens in mijn brein lag opgesloten, gereed om met mijn eerste helder bewuste gedachte naar voren te springen (Wordt vervolgd.^

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1925 | | pagina 5