BINNENLAND.
TWEEDE BLAD.
FEUILLETON.
De gouden band.
geiv
23NoJ.a297an£l AMERSFuORTSCH DAGBLAD „de eemlander" Zaterdag 23 Juni 1525
Colijn en de gave gulden.
(De propaganda der anti-revolutionaire
partij met den gulden», die honderd centen
w-aard is gebleven, terwijl de franc op twaalf
centen staat, begint weerzinwekkend te wor
den. Zij is bestemd, om alles, wat den Mam
mon dient, naar de lijst-Cohjn te lokken.
Colijn is van al'le politieke maikten thuis. De
kleine luyden der anti-revolutionaire partij,
die door zijn bezuinigings- en belastingpoli-
tiek zijn geknepen tot zij groen zagen, wor
den weerhouden de partij in den steek te
laten door een oproep mede te werken aan
„de bewaring van het pand". Zij meenen te
goeder trouw, dat het hooge beginselen zijn-,
die zij helpen redden door hun leider trouw
te blijven. Op de mammondienaars buiten
d*e partij heeft een dergelijken oproep na
tuurlijk geen invloed. Het zal hun een zorg
zijn of Colijn „christelijk" regeert of niet. Zij
\ij-n tevreden als hij hun belangen maar
beveiligt en dan willen zij hem desnoods de
christelijke franje wel laten. En Colijn's de
vies is, dat men aan de stemmrn evenmin
als aan de gave guldens kan ruiken, waar ze
vandaan komen. Hebben is ook hier heb
ben en krijgen is ook hier de kunst-
Dat Colijn deze stemmen krijgt kan ons
koud laten. Maar, wat ons niet koud laat,
is het gevaar, dat de misleiding met den
gaven gulden kiezen, die van deze politiek
niets moeten hebben, op-een dwaalspoor zou
kunnen brengen. Immers dat onze gulden
gaaf blijft is een volksbelang van den eer
sten rang. Een dalende gulden beteekent
armoe en ellende voor breede groepen, ook
kuiten den kling der kapitaalkrachtigen. De
waarheid is echter, dat Colijn het grootste
gevaar is voor het behoud van de gaafheid
onzer munten. Want ontdaan van alle ge
leerdheid beteekent een gav© gulden niet
anders dan een gave volkskracht. Wie de
volkskracht ondermijnt, ondermijnt de volks-
welvaart en wie de volkswelvaart ondermijnt,
ondermijnt d;e gulden-
Welnu, wat heeft Colijn anders gedaan
dan de volkskracht ondermijnen. Voor hij
minister werd, zat op zijn plaats aan de
Kneuterdijk een man, die niet minder dan
hij de noodzakelijkheid van den gaven gul
den besefte. Die man ging heen, omdat zijn
m'ede-ministers hem een politiek wilden op
dringen, die naar zijn vaste overtuiging den
gulden in gevaar zou brengen. Het vasthou
den aan de Vlootwet beteekende immers,
naar de eigen woorden van dezen minister,
„dat de veiligstelling van den gulden aan de
veiligstelling der marine" werd opgeofferd.
Toen kwam Colijn. Hij verklaarde zich be
reid om die schoone opdracht te volvoeren.
Bij zou Nederland redden door te bezuini
gen op alles, wat de volkskracht versterkt,
ten einde aldus de millioenen te vinden voor
het bouwen van een vloot, die voor de
draagkracht van ons volk veel te groot,
niettemin zijn veiligheid in geen enkel op
zicht zou bevorderen. Dat hij, aldus optre
dende, lijnrecht inging tegen zijn verklaring
van nog geen jaar tevoren, dat zonder in
grijpende beperking onzer militaire uitgaven
onze financiën niet gezond waren te maken.
Het Colijn koud. Toen de ministerzetel
lokte, was hij tot alles bereid. En men kan
niet ontkennen, dat deze geweldige front
verandering hem in het kahinet-Ruys de
Beerenbrouck, het kabinet van het immer
wisselend regeeibeleid-, uitmuntend deed
passen.
De Kamer wees de vlootwet af en het
kabinet zou heengaan,'maar Colijn^wist het
wel zoo te draaien, dat dit heengaan een
schijnbeweging bleef. Hij liet zich zijn eer
volle taak maar niet zoo gemakkelijk ont
nemen- Voorloopig gaf hij de Vlootwet prijs,
maar dit beteekende niet, dat hij ook het
vloobplan opgaf. Verre vandien. Stuk voor
stuk trachtte hij door middel van de jaar-
lijksche marinebegrooting de schepen van
het verworpen vlootplan binnen te halen. En
zooals het met marine ging, ging het ook
nvet oorlog. De noodzakelijkheid van bezui
niging belette niet, dat voor de uitrusting
van het leger in 1Q25 nog anderhalf millioen
meer op de begrooting werd uitgetrokken
dan in het vorig jaar.
Het kon niet anders of bij een dergelijke
politiek moest de volkswelvaart het gelag
betaler» Het onderwijs verknoeid, het de-
parlement van Landbouw, Nijverheid en
Handel opgeheven, op de uitgaven ten bate
van volksgezondheid en volksontwikkeling
tot in het uiterste beknibbeld, het woord
tegenover de ambtenaren gebroken en hun
salarissen tot beneden ieder redelijk peil
teruggedrukt, dat was de bezuinigingspoli-
tiek. En wat door bezuiniging niet kon wor
den verkregen, moest worden gevonden
door middel van een belastingpolitiek, die
alle lasten op den kleinen man afwenteld-e
en dit ons een toriefwet bezorgde, die op
de meest roekelooze wijze onze welvaart be
dreigt, door af te wijken van de beproefde
beginselen van den vrijen handel, waaraan
ons land zijn bloei dankt.
Er is moeilijk een politiek denkbaar, die
een grooter bedreiging vormt voor onzen
gulden. Daarom is de anti-revolutionaire
reclame met den gulden van honderd en
den franc van twaalf cent zoo misleidend.
Wat baat het ons, dat die gulden thans nog
gaaf is, indien niet met wortel en tak wordt
uitgeroeid, wat zijn gaafheid in de toekomst
bedreigt. Wat Colijn mist, is alle staats
manskunst. Staatsman is hij, die op de toe
komst van zijn volk let en er tegen waakt,
dat hij zich blind starende op het heden de
toekomst uit het oog verliest. Colijn heeft
alleen op het heden, gelet. Hij heeft slechts
guldens en nog eens guldens gezien- De
gulden is voor hem doel, terwijl hij slechts
middel mag zijn. Hij ziet slechts de millioe
nen der StaatsbegTOOting. Als de millioenen
van den uitgavenkant maar niet grooter zijn
dan die van de ontvangstzijde is hij tevre
den. De levende volkskracht achter de mil
lioenen ziet hij niet.
Deze politiek is de politiek van den dag.
Zij kan de kortzichtigen tijdelijk verblinden,
omdat de gevolgen» eerst in de toekomst ten
volle zullen blijken, maar wie zijn oogen
helder openhoudt, kan dit alles niet mislei
den. Hij begrijpt, dat deze weg de zekerste
is cm den gulden den franc achterna te
sturen. Moge het aantal van hen, die het zoo
zien, op den eersten Juli zoo groot zijn,
dat het voortduren van het regiem-Coliin
een onmogelijkheid wordt. Dan, maar ook
dan alleen zal de gaafheid van den gulden
verzekerd blijven!
V. D.
Parijsche Brieven.
Parijs, 9 Juni 1925.
Een gedenkteeken voor dc in den
greoten oorlog voor Frankrijk
gesneuvelde Hollanders. Een
wande'ing over dc Tentoonstelling.
Het Grand Palais. De Cours
lo Reine. Dc Place des Na
tions. De Pont Alexandre.
De Esplanade des Invalides. Het
paviljoen van Sèvres. De Cour
des Métiers.
Het bestuur van „Francc-Hollande" heeft de
goede gedachte gehad openlijk den wensch
uit te spreken, dat er een gedenkteeken worde
opgericht ter nagedachtenis van de voor
Frankrijk gesneuvelde landgenooten in den
grooten oorlog. Dat goede denkbeeld is in de
bestuursvergaderingen al meermalen bespro
ken; de uitvoering ervan ondervindt echter ver
schillende moeielijkheden, waarvan de voor
naamste bijna niet te overkomen lijkt. Deze is:
nomen van a 1 die gesneuvelde landgenooten
te weten te komen. Men zou zoo zeggen, dat
de registers van het Vreemdenlegioen daar
over voldoende inlichtingen moesten geven.
Dit lijkt zoo, maar, wilde men alleen afgean
op hetgeen die registers vermelden, dan is het
zeker, dat men ver van de werkelijkheid ver
wijderd zou blijven. De dood heeft al zoo
vreeseiijk gemaaid in de Fransche regimenten,
dat het onmogelijk is gewèest bij dezen altijd
de gesneuvelden, de vermisten en de gevan
genen van elkaar te scheiden hoeveel moei
lijker was het dan wel dit te doen voor het
„legioen", dat op zoovele verschillende plaat
sen van het f~ont in het vuur is geweest en
van alle uniteiten die aan den strijd hebben
deelgenomen, percentsgewijze dc meeste ver
liezen heeft geleden. En onder die verliezen
don nog de nationaliteiten te schiften, was een
taak op welker resultaat men niet te zeer
bouwen kan.
Voor de grootste kans op het meeste aan
tal namen, doet dus „France-Hollnnde" een
openbaar beroep op allen die inlichtingen kun
nen geven over hun bekende Nederlanders,
welker namen, voornamen, met datum en
plaats waar zij gesneuveld zijn, het bestuur
verzoekt te mogen weten. Het adres van het
genootschap is„Francc-Hollande", 362; Rue
Soint-Honoré, Paris (Ier).
Er kon in veertien dagen heel wat gebeu
ren, en dit loopt don te meer in het oog, in
dien men het te voren niet verwacht had. Zoo
goot het met onze Tentoonstelling, waarvan
ik in mijn vorigen brief beloofde later wel
meer te zullen vertellen, ómdat cr toen nog
zooveel aan ontbrak. Ik wil nu beginnen met
te zeggen, dut zij, hoewel niet geheel kont en
klaar, toch zeker al verdient gezien te wor
den. Men mag er best voor overkomen, zij is
de reis woord. Het gaat er vlug en goed toe;
waar wij gisteren de werklieden nog' aan den
gang zagen, is vandaag een paviljoen of een
sectie of, die dan morgen geïnaugureerd
wordt. Dat is zoo den eenen dag na den on
deren: en het ensemble is nu al zoo, dat ik
waarlijk niet weet te zeggen wat ik het mooi
ste of het beste vind, of wat ik zou aanraden
„tch zoo gouw mogelijk te gaan zien"
dc Nederlandsche afdceling zeker niet.
Daarom neem ik u liever mede op een won
deling van een poer uren die ik gisteren deed.
De Porte Principale in de Chomps Elyséés
(tusschen het Grand en het Petit Palais, waar
van het eerste tot de tentoonstellingsgebouwen
behoort) tiekt vanzelf de menigte aan, zij
stroomt er binnen. Wij echter vergenoegen
ons met een kijkje over de verzilverde hekken,
waarachter, om zoo te zeggen, het open voor
portaal der tentoonstellingsterreinen ligt, wel
ker wegen daar saomkomen. Wij gaan dat
hek niet binnen, maar doen het de middendeur
van het Grond Palais, waardoor wij in eens
komen te staan in de prachtigste zoal, die ik
u op het pogenblik in heel Parijs zou kun
nen aanwijzen. Prachtig en eenvoudig is die
geweldige ruime en hoogc rotonde met rech
te, vlakke wonden en pijlers in het rond, wnor-
tusschcn lage nissen elk een fraai beeldhouw
werk inhouden. Overal is daar de gTondkleur
beige, waarop heel spaarzaam, juist te pos,
dofgouden ornamenten zijn aangebracht. Op
den achtergrond loopt rechtuit naar boven,
tusschen twee eveneens vlakke muren, ook met
een paar nissen, de zeer breede trap, waarop
van beide zijden op de eenige, hooge verdie
ping loges uitzien, die restaurant-salons zijn.
Beneden geven twee hooge, breede deuren
rechts en links toegang tot de Fransche en
vreemde stands.
Voor allen, die sedert de wereldtentoonstel
ling van 1900 het Grand Palais gekend heb
ben en wie was daar niet minstens een
maal bij een zijner bezoeken oan Parijs
is dat wel de grootste verrassing die zij op
deze kunnen ondervinden.
Midden tusschen de stands van builenland-
sche inzendingen door komen wij buiten, aan
den Cours de la Reine, waarlangs de Seine
tal van paviljoens ruimuit onder het dichte
geboomte staan, evenals aan de andere zijde
van den hoofdingang, tot bij de Place de la
Concorde. En laat ik nu dadelijk mogen zeg
gen, dat een korte wandeling daar, tusschen
dit beroemde plein en het eind der Tentoon
stelling op den rechteroever, dicht bij den
Pont de l'Alrha, reeds den ergsten prutteloor
tegen de keuze van het terrein voor deze ten
toonstelling, met die keuze moet verzoenen.
Die oneindige verscheidenheid van gebouwtjes
en kiosken onder dot heerlijk beschuttende
groene dok, met, op zijde, de mooie, breede
rivier vol kleurige vaartuigen van allerlei vorm
en grootte, leveren een prettig, bekoorlijk en
semble, dat nergens e'ders te Parijs zoo is
bijeen te brengen.
En de Esplanade des Invalides dan
Om daarheen te gaan, moeten wij terug
naar hetgeen 'ik het voorportaal dnr Tentoon-
stelHng noemde, het plein achter jlen hoofd
ingang. Dit plein heet de Place des Nations
en wordt begrensd door de paviljoens der vier
voornaamste oud-geallieerden van Frankrijk,
Britannié en Italië ter eenc, zijde, België cn
Japan ter pndere zijde, waarvan die van Itulië
en van België inderdaad grootsche monumen
tale gebouwen zijn.
De eenige verbindingsweg tusschen den
rechter- en den linker-Seincocver is de Pont
Alexander, welks transformatie ik vroeger al
eens vermeldde. De dubbele rij winkeltjes op
die brug lijkt, van nabij gezien, vrij bonaal;
ziet men echter het geheel van een afstand
(b.v. over den oevermuur ter zijde van het
Nederlandsche paviljoen), dan maakt het
nahr het midden klimmend silhouet dier win
keltjes, boven den enkelen, broeden boog der
brug een zeer elegant effect, dnt werklijk
ecnigszins aan den Venctioanschen Rialto doet
denken.
Aan de andere zijde der brug strekt zich
rechts, onmiddellijk langs dc rivier, het ter
rein der „Attractions", der vermakelijkheden
uil. Dat is de kermis, zonder welke een In
ternationale Tentoonstelling, dié zich zelvo
respecteert, het niet schijnt te kunnen stel
len. Wat daur „te koop" is, kan ik u niet zeg
gen; ik was cr neg niet. Het terrein ervan is
zeer groot en wordt zeer druk bezocht.
De breede middcnlaan der Esplanade draagt
rechts cn links van haar eerste, kortste ge
deelte, de opzichtige, rcclome-achtige pavil
joens <Jer groote mode-magazijncnn, die van
dc overige paviljoens in de omgeving dc aan
dacht afleiden. Dat gedeelte, ruim mét tuin-
versieringen aangelegd, wordt In het midden
door het paviljoen der Rationale Sèvres-fabriek
afgesloten. Als architectuur maakt dat pavil
joen een zonderlingen indruk; van nabij zien
wij dat die zonderlinge figuren gestyliseerde
producten der fabricatie voorstellen. Maar van
binnen zijn de twee onderling verbonden sa
lons een der mooiste musea van modern Sè-
vresgoed dat er bestaan kan. Alle toepassin
gen van vink porcelein, alle pottebakkerswerk,
door deze beroemde fabriek voortgebracht, in
de heerlijkste kleuren, in de verrassendste vor
men, zijn hier bijeert. Dit paviljoen behoort
zeker tot de zeven wonderen dezer Tentoon
stelling indien er althans hier zooveel „mer-
veilles" zijn saomgebrocht.
Volgens de correcte symmetrische indce-
ling, bij den aanleg van het eerste gedeelte
der Esplanade gevolgd, is ook de tweede
helft nauwkeurig aangelegd, en wel naar dit
principe,' dot de galerijen rechts door de in
zendingen uit den vreemde, d$ galerijen links
door Fransche inzendingen worden ingeno
men. De paviljoens langs b'ide zijden van de
middellann dragen mecrcndcels een Fransch
regionaal karakter in modernen stijl, wat aan
die laan een alleraardigst aanzien van archi
tecturale verscheidenheid en originaliteit ver
leent. Aon het eind von die laan openbaarde
zich aan mij het derde wonder (w.ant de mc-
tormorphose van het Grand Palais was het
eerste geweest). Het was de Cour des Métiers,
een vierkante hof, aan drie zijden omgeven
door een zuilengalerij, welker wanden beschil
derd zijn met groote composities, die de De
coratieve Kunsten voorstellen. De hof zelf is
een bloementuin met fonteinen en aan de
vierde, do voorzijde ervan is een galerij, ook
met zuilen in drie rijen, voor het publiek. Het
is niet te beschrijven, welk een bekoorlijken,
weldodigen indruk men op die plaats ont
vangt, v.aor men onwillekeurig wordt herin
nerd aan het Latijnsche Zuiden of het zooveel
verdere Hellas.
Dat er om dien hof vertrekken zijn met
moderne Fransche meubelen, vermeld ik ol-
leen om compleet to zijn. Moderne meube
len, wat ik cr tot nog toe van zag, "gaf mij
alleen do vraag te overwegen, of niet dc
architecten zich een te groote rol bij de uit
vinding cn de uitvoering ervan hodden toe
geëigend. Op die vraag zal misschien nog
wel een antwoord zijn te geven voordat drze
tentoonstelling den weg der wereldsche din
gen is opgegaan.
DO/EN.
De Staatscourant van heden 19 Juni
bevat o.a, de volgende Kon besluiten
benoemd tot burgemeester van Kor'.gcne jhr.
C. van Citteït, van Almelo mr. M. Sichtermans,
van Sappemeer H. J. Eikema, met eervol ont
slag als burgemeester van Oldehove, den heer
H. J. Vennekens, secretaris.
toegekend de zilveren eere-medaillo der
Oranje-Nossnu orde aan G. A. de Bruijn, mees
terknecht bij de firma J. van Rossum te 's Gro?>
vcnhogc.
Op verzoek eervol ontslagen uit den mili
tairen dienst dc reserve-kolonel van den Gc-
neralcn Staf A. W. Cromer, tor zake van
moor dan twintig jaren dienst en is hem
de titulaire rang van Generaal Majoor ver
leend.
Benoemd cn aangesteld: bij het reserve-
personeel der landmacht, tot Reserve Eerstc-
Lui tenant:
le. hij het Wapen der Infanterie, hij hun
tegenwoordig korps de Keserve-Twcedoï.uite
nants A. L. Grendel, van het 10e; J. W. Hcs-
scls, van liet 17c; J. J. van der Mculen, van
het 21ste; G. II. Slotemaker de Bruine, van
het lie; I. J. Brugmans, van het regiment
Jagers; C. L. van Someren, van het 8ste;
G. C. J. van Tilborg, van het 3e; J. Spoel,
van dc Schooleompagnie Motordicnst; T. J.
Fik. van liet 2e; A. A. Diblcts, van hot 10e;
E. A. Strakke, van het 5e; .T. G. Mcomken,
van liet 7e; P. Maas Gcesteranus, van het
15e; A. W. Haan, van hot 9c; A. A. Cramer,
van het lie; M. Bokhorst, van het 4c; A. N.
Lucardie, vau het 20ste; L. J. Boekhoven, van
het 12e en J. W. van Evcrdingen van het re
giment Jagers.
2e. bij het Wapen der Cavalerie, hij zijn
tegenwoordig korps dc Resorvc-Twcedc Lui
tenant B. J. Buma, van het lsto Huzaren.
3e. bij het wapen dor Artillerie, hij hun
tegenwoordig korps dc Reservc-Twcedo-Lui-
lcnant§ F. Visser 't Hoofd, van het 6e veld,
A. Hoek, van het 7c Veld; F. A. H. van
Bcusekom, van het 2e veld; N. Knipsoheer,
van 't Co Veld; II. M. Tnunay, van 't korps
Rijdende Artillerie; C. B. Alsche, van het 3c
Veld; (i. J Couvee, van het 3c Veld.
Verlengd voor den tijd van ten minste vijf
jaren de termijn van benoeming als zooda
nig van den ResorVQ-Officicr van Gezond
heid 2o klasse W. C. H. Wefers Bettink, van
het personeel van den goneeskundigen dienst
landmacht;
Eervol ontslagen de Reserve-Officieren Van
gezondheid 2c klasse A. L. C. Gare, F. W.
Hoefman, II. J. Schim van der Locff, K. S.
Nanninga, J. II. den Hartogh, II. W. Brcmer,
L. Ilocjcnbos, J. Bcerta, II. F. van Kessel,
F. SchreudeA J. A. C. van Ewljk cn D. dc
Groot, allen van personeel geneeskundigen
dienst landmacht,
Benoemd en aangesteld:
Bij het personeel van den geneeskundigen.;
dienst der landmacht tot Dirigcorend Offi
cier van Gezondheid 2e klasse, die der 3dö
klasse Doctor D. II. Ilicnsch;
tot idem 3e klasse dc Officier van Gezond
heid 1ste klasse II. G. II. Bcnnema, beiden
van het personeel van den geneeskundigen
dienst landmacht.
Bij het reserve-personeel der landmacht
bij het personeel van den geneeskundigen
dienst tot Reserve-Dirigeercnd Officier van
Gezondheid 3de klasse dc Reserve-Officier
van Gezondheid 1ste klasse Doctor II. I.
Domna. van het personeel.
Tot Reserve-Officier van Gezondheid 1ste
klasse dc reserve-officier van gezondheid 2de
klasse H. Feikema, W. C. H. Wefers Bettink
on W. J. Mazzola, allen van het personeel
van den geneeskundigen dienst der land
macht;
Tot reserve-officier van gezondheid 2de
klasse de heeren J. Wester, J. Bast en A. D.
J. Berkhout, artsen.
Op verzoek eervol ontslagen eerste-luite-
nant op nonactivitcit J. Fabius, van wapen
der Artillerie.
Op verzoek eervol ontslagen dc reserve-ko
lonel .T. H. Bloem, van dc lc Artillerie-Bri
gade cn de reserve-dirigeerende militaire
apotheker met de rang van majoor J. E. IT.
van Wageningh allen personeel Geneeskun
digen Dienst.
Op verzoek eervol ontslagen dc^ reserve-
cerstc-luitenants L. W. Wildervarick van dc
Grenadiers, F M. Penning van het 8e, F. K.
Huisinga van het 12e, L. Hart van het 16e
reg. Infanterie; C. Kolff van 3e Veld-Artillc-
rie; W. A. Offcrhaus cn W. J. B. Bcsicr, bei
den van het 4e Veld., alsmede de tijdelijk als
zoodanig benoemde, reserve-ecrste-luitcnanf
R. M. Kruyt, van het regiment Vesting-Artil
lerie.
Benoemd cn aangesteld hij het reserve-
personeel der landmacht, bij bet wapen Ar
tillerie bij dc Staf van het wapen, tot reser
ved wecclc-hiitennnt voor speciale diensten,
dc dienstplichtige wachtmeester-titulair N.
D. Haasbroek van het 2e Vcld-Artillcric.
Het verstand is onze helm, de geestigheid
niets meer dan da vederbos.
YOUNG.
Naar het Engclsch van
DAVID LYALL.
'HOOFDSTUK I.
De trein met troepen met door de zon ver
brande gezichten voor het raampje van elk
compartiment, reed zacht zinnen, tot voor het
penon, en het geheele station kwam in actie.
Maar officieren en manschappen keken te
vergeefs uit naar eenig teeken van officieele
verwelkoming of herkenning. Geen militairen
stonden te wachten, om de officieieQ de hand
te drukken en geluk te wenschen met het kra
nig uiterlijk der manschappen, na hun lange
reis en hun roemrijk record.
Iemand had een domheid begaan.
Een uitdrukking van misnoegdheid en groo
ten wrevel kwam voor een oogenblik over het
st:enge gelaat van den hoofdofficier, en hij zei
iets op gedempten toon tegen den tweeden
officier, hetgeen een glimlach op diens jeug
dig gelaat bracht
Er was niets aan te doen, het beste was er
geen aandacht aan te schenken. De comman
dant besloot dus, in het geheel niets te zeg-
Dc manschappen verlieten haastig den trein
en cenigen keken verlangend uit, niet naar of
ficieele personen of militairen, maar naar
dierbare bekende gezichten die zij liefhadden
cn liidelijk hadden verloren.
Blijkbaar had cr nog iemand ccn vergis
sing begaan. Waarschijnlijk de podt, want
geen van de berichten, o'ie van de landings
haven waren verzonden, schonen intijds aan
gekomen, om hen, aan wie ze waren gelicht,
aan het station lc doen zijn.
Na de eerste, groote teleurstelling, maakten
do mannen zich gereed, zoo spoedig mogelijk
te vertrekken.
De verlangende blik in hun oogen ver
dween niet cn de eerste indruk van hun thuis
komst, waarnaar zij verlangend hadden uit
gezien, was beslist verkillend. Geen van hen
wist wat er van hen zou worden, en zij gaven
cr op dat oogenblik ook misschien niet veel
om. Alles waar het .op aankwam was, dat zij
de brondendc woestijn en de zoo ongezonde
vlakte van Mesopotamië voor de goede, oude,
nevelige straten van Londen hadden verwis
seld.
Londen was bekomen van den roes van den
wapenstilstand en had nog slechts een klein
hoera over, voor zijn tcrugkcerende zonen, die
de verste posten van het Koning-Keizerrijk
hadden bezet gehouden.
Zij, die cr het geld voor hadden en de
hooghartige en onafhankele bestuurders van
taxi's konden bewegen, hen mee te nemen, re
den in vaart weg, naar de een of andere ge
liefde en vurig verlangde bestemming; tcr-
toijl anderen, die nog een verdere spoorreis
voor den boeg hadden, zich per ondergrond-
sche of omnibus, naar het groote eindstation
begeven, om te zien, welke treinen hen naar
hun einddoel konden brengen.
Onder hen, die zoo gelukkig waren, een
taxi te vermeesteren, was een zekere Jack
Shcrston, een geboren Londenaar, en serge
ant in het regiment, waarvan de nu aangeko
men soldaten een compagnie vormden.
Hij was een lang, slonk, gebruind man, die
zijn havelooze uniform met een zekere voor
naamheid droeg, en de helm beschaduwde een
paar heel mooie, al ware het wat zwaarmoe
dige donkere oogen.
Sherton's antecedenten waren van dien aard
dat hij, volgens ieders zeggen, bestemd was
geweest, om promotie te maken, daar hij onge
twijfeld de hoedanigheden om te comman-
deeren bezat, maar na drie jaar actieven dienste
was hij nog altijd onderofficier. Hij had de
vernedering moeten verduren, dat lagere en
minder geschikte mannen, hem vóór waren
geguan, een ervaring, die zelfs den meest
mecgaanden mensch verbittert.
Shcrston had getracht cr tegen te strijden
maar toch kwam hij in een niet zeer gelukki
gen gemoedstoestand naar Engeland terug.
Uit Plymouth had hij een telegram aan zijn
vrouw gezonden, maar hij was in het geheel
niet teleurgesteld, haar niet op het perron tc
vinden, om hem welkom te heeten. Als het
nog net was zooals vroeger, en dit geloofde
hij wel, zou zij juist op dat uur van haar werk
komen. Zijn hart klopte sneller, toe hij den
bestuurder van de taxi, het adres opgaf, 23
Welstood Mansions, Maida Vale. Al waren de
Londensche straten nog niet in haar volle
lichtglorie, toch was cr voldoende licht, om
den terugkeerenden reiziger in een vroolijker
stemming te brengen. Sherston was zich be
wust, dat hij warm voelde voor zijn geboorte
stad. Een eigenaardige zilte prikkeling kwam
in zijn oogen, terwijl hij zijn hoofd van links
naar rechts wendde, om geen enkele bekende
plek onopgemerkt tc posseeren. Trafalgar
Square Weer deverlichte reclames waren ver
dwenen, P.ccadiüy-Circus, Schoftcsbury Ave
nue, de lange lijn van Oxford Street, dit alles
gaf den man het bevredigend gevoel van
thuis zijn.
Hij was blij, dat de. chauffeui, bijna alsof
hij zijn heimwee had gevoeld, de donkere ach
terstraten in t algemeen zoo geliefd bij den
taxibestuurder, vermeed, de hoofdwegen hield
en hem langs Edge ware Rond naar Maida
Vale bracht.
In dit blok flatwoningen, in ccn knus klein
nestje op do vierde verdieping, heel dicht bij
de stenen, had Sherston, zijn jonge vrouw,
met wie hij juist zes dogen getrouwd was ge
zien. Een angstig voorgevoel mengde zich in
zijn verlangen, waarin nog al het vuur, van
den man, die liefheeft, was.
Want Winnie w.as heel jong; hij herinnerde
zich de buitengewoon kinderlijke uitdrukking
op het geloot van het kind-vrouwtje, toen,zij,
dien ontzettenden dag, met roodbeschreide
oogen had gestaan op het perron, vanwaar
de trein vertrok en hem voor het laatst had
toegewuifd.
Bijna drie jaar waren sindsdien voorbijge
gaan .en ofschoon zij vrij geregeld had ge
schreven, is het heel moeilijk zooveel ver
scheurde draden te zamen te houden of bij af
wezigheid, die volkomen ineensmelting van be
langen te handhaven, die de kern is van een
gelukkig huwelijk. Wat koh Winnie Tebbits,
die Londen nooit verlaten had, dan om een
sporadisch bezoek te brengen aan zee, op
vrije dogen of in Augustus, weten van het
groote, onbekende land, waar haar man meer
dan twee jaar was geplaatst geweest, cn waar
hij gekomen was na zijn dctacheeiing in Egyp
te En dan, hoe kon SherSiton, ook maar in
verbeelding, volgen de ingewikkelde en steeds
vcanderende webbe van Winnie's ervaring als
„ooriogswerkster" onder de vele afleidingen,
die Londen heeft te bieden aan ccn cenzamo
vrouw, vooral als zij jong, aantrekkelijk en on
beschermd is Sherston hod dapper gestreden
om elke mogelijkheid onder dc oogen te zien,
maar toch voelde hij zich bezwaard, en het
was met een angstig voorgevoel toen hij met
de lift naar dc vierde verdieping ging, cn aan
de deur klopte.
Het was nu zes uur en naar lietgccn hij
wist van de werkuren in de rijksburcaux,
moest Winnie thuis zijn. Zijn hort klopte hem
in de keel, toen hij binnen iets hoorde bewe
gen en dadelijk daarop zog hij licht, achter
het waaiervormig raampje boven de deur, die
niet werd geopend door Winnip, zoonis hij
had verwacht, moor door een klein bruin per
soontje, met een gladde japon van voalklcu-
rige serge, gegarneerd met handborduurscl,
kort geknipt hoor en een vreemd lachje op
het gelaat.
„Is juffrouw Sherston thudsC' vroeg hij
werktuigelijk aanslaand.
„Vanavond niet. U bent natuurlijk sergeont
Sherston. Wilt u niet binnenkomen? U raadt
zeker, wie ik ben. Ik ben Sally Withers.
Heeft Winnie u niet van mij verteld V
„Natuurlijk heeft zij dot, Hoe maakt u het,
juffrouw Withers zei Shcrston, merkbaar
'verlicht.
„Het beste dot mij gebeuren kon, no Win
nie te zien, zal zijn, door u van haar te hoo-
ren."
CToidt vervola^-'*