KINDERRUBRIEK
In en Om de Boerderij.
De ruoriek van Oom Karei.
Deze week heb ik eens een heerlijke vocantie
gehad op de Loosdrcchtschc plassen. Het weer
was nou wel niet ideaal, maar met een paar
flinke jassen en af en toe een warme kop kof
fie of thee bleven we toch lekker op tempera
tuur. Toen we aan boord gingen, wns er
niet zoo héél veel wind, maar het was onbe
trouwbaar, met rukwinden, dus zeilden we met
klein tuig, d. w. z. het zeil gereefd; dan blijft
een gedeelte opgerold, buiten dienst Heerlijk
was het; die groote wijde watervlakte, met tel
kens een eilandje en kreeken, vol vogels en
planten. We zijn na een tijd gezeild te hébben,
in een mooie kreek gelaveerd en hebben doar
den verderen dag doorgebracht. Toen ik die
landtong opwandelde, zag ik opeens een prach
tig bloeiend plantje van het Hnndekcrskruid, een
orchidee soort, die ik uitgestoken heb en mee
genomen. Ik ben erg benieuwd, of hij in mijn
tuin blijft leven. En wit een watervogels. Ka-
rekieten bij massa's, sterntjes, reigers,aalschol
vers, eenden, waterhoentjes en zoo nog veel
meer.
De wind bleef aanhouden en werd steeds
krachtiger, zocdat we onze zeildog hebben ge
ëindigd met een partijtje trekken, om de beurt;
want van zeilen was geen sprake meer, het
stormde. Zoodoende was ik héél laat en kon
nog net een laatste treintje pakken, dat me
naar huis stoomde en waar ik gauw in bed
kroop, want aan slaap ontbrak het me niet na
zoo'n heelcn dog op het water.
Zeilen jullie ook wel eens
sfc
RAADSELS.
Drt oplossingen van vorigen keer zijn
I Praten als Brugman met ,de .woorden
laars,
most,
garen,
Maorsscn,
pet,
bos,
put.
IL Zomertijdmet de woorden
zomertijd,
Ostendc,
modder,
Evert,
raam,
tijd,
ijs,
d.
Deze week heeft het gunstige lot getrokken
S tormvogel. Komt hij Maandag even op
het Bureau van het Dagblad den prijs halen
De kampioenen zijn
De kampioen; Bobbic, Mimosa, .Zwartkop,
Bruno, Gymnast, Crocus, Boy, Paddestoel, Bob,
Voetbal, Kwikzilver, Speurder, Robbedoes en
Sneeuwwitje.
ik
NIEUWE RAADSELS.
nv l
Een kruisran Is el, waarvan.
Op de Te staat een medeklinker.
de ij staat een lichoamsdeel.
Op staat een adreskaartje (daar een
andere nabm voor.).
Op de 4e staat een meisjessieraod.
Op de 5e rij het gevraagdo woord, dat voor
stelt een hondenras.
Op de 6e rij een plaats in Zuid-Holland.
Op do 7e rij een wijnsoort.
Op de 8e rij een jongensnaam.
Op de 9c rij een medeklinker.
X
X
X
X-
xxxxxxxxx
x
X o
X G t
X
(Ingez. door Boonestaak.)
n.
Mijn geheel is een gebouw in Amersfoort.
*X i i j i
v
X s
X
X S
X u
X
X k
X
X
Op de Te *ij komt het gevraagde woord.
Op de 2e .'ij komt een plaats in Noord-Hol
land.
Opjle 3e rij bevinden zich aan een fiets )2).
Op de 4e rij een titel.
Op de 5e rij een stoute jongen.
Op de 6o rij een meubelstuk.
Op de 7e rij bekt men brood in.
Op dc 8e rij een kleeaingstuk.
Op de 9e rij een lengtemaat.
Op de 10e rij een medeklinker.
(Ing<ez. door Athleet).
DIERENHOEKJE.
Een neef vertelt mij een leuk verhaal, dat
z'n kleine poesje nog nooit zich zelf in den
spiegel had gezien en toén hij zich zag, ging
hij geweldig te keer van woede tegen dat zoo
genoemde andere poesje. Hij krabde eens tegen
den spiegel, en ging toen eens voorzichtig aan
den achterkont kijken. Daar zag hij geen on
raad en snapte er nies van. Eindelijk gaf hij het
maar op, zette nog eens een flinke hooge rug
en holde toen weg. Ze hebben bij die neef
thuis zoo'n pret gehad om dat leuke too-
neeltje I
Wie wil een zwart poesje met witte poot
jes Die moet het mij maar even schrijven
met duidelijk naam en odres en dan zal ik
er voor zorgen. (OOM KAREL.)
Een neef vertelt mij, dat hij duiven had,
maar geen eitjes. Toen heeft hij eitjes von
krielkipjes genomen en dio onder do duif ge
legd. En dat ging zoo mooiNu heeft hij
snoeperige kriel kuikentjes I
Een nichtje heeft een krielhennetje, die
bice*1 V op 4 ne week heeft zc gauw
de eitjes onder een duif gelegd cn bij het
krieltje 6 eitjes van patrijs leghorns. Alles
ging prachtig, zc hadden er niets van gemerkt!
PLANTENHOEKJE.
Een nichtje vraagt mij de naam van een plant
waarvan de bladen gelijken op die van een iep
cn wanneer je met je vingers er over wrijft cn
dan ruikt, ruikt men een scherpe kruidachtige
geur. Dc bloemen zijn rood. Wie weet voor
ons de naam
Een neefje vertelt mij, dot hij verleden jaoi
in den herfst mandarijnenpitjes heeft gezaaid
cn dat die nu opkomen I Het zijn twee flinke
plantjes, met veel blaadjes. Wat zou dat leuk
zijn, als hij ze eens in bloesem kreeg en dèn
echte mandarijntjes.
Een neef vertelt mij, dat verleden joor in
den herfst in zijn tuin de populieren of tewel
peppels van hun overtollige takken zijn ont
daan. Die takken hebben zc bewaard om de
peulen en capucijncrs langs te leiden en die
gaan nu warempel zelf ook uitloopcn. Dus dat
zal wel een populierenbosch wordeif op zoo'n
manier. Moor ik denk, dat dat loof wel ver
wijderd wordt, anders beneemt dat de zon aan
de groenten.
HANDWERKJE VAN TANTE RIEK.
Lampenkapje,
voor een staand schemerlampje.
Je koopt een vormpje van ijzerdraad cn
omwoel dat met boorlint (zwart). Nu neem jo
oen heelebocl wollen gekleurde draden en die
knoop je boven aan het bovenste punt vast en
loot ze netjes naast mekaar, zonder tusschcn-
rvimten afhangen cn hecht zo nu vast aan do
onderste ijzerdraad van het kapje. Laat zo
zóó lang zijn, dat elke draad 5 cM. overlaat
don heb je tevens franje. Die frnnjo kun je
leuk afwisselen met telkens 3 draden t« ver
binden in een houten kraal. Dat staat erg ge
zellig. Is het kapje te doorschijnend, dan kan
het even gevoerd worden.
(Vervolg).
En zij kakelt, kakelt en kakelt, maör Vera
Vlug stoort zich daar geen sikkepitje aan.
Steeds verder zwemt' de kleine ondeugd
weg.
Eindelijk komt Vader Haan aangerend.
Hij heeft het angstig gekakel van Moeder
Kukel gehoord en begrijpt, dat er iets aan
de hand moet zijn.
Zoo vlug als hij dit met zijn waardigheid
kan overeenbrengen, rent hij dus naderbij.
„Kukleku, wat hebben we nu kraait hij
luid en als hij de wanhopige Moeder Kukel
en het kleine gele bolletje in he.t water ziet,
begint hij dén toestand te begrijpen.
„Kukleklu, kukleku I 't Is een eendje V
zegt hij dan.
Maar nu kan Moeder Kukel haar eigen
ooren ook al niet meer gelooven.
Wat zegt Vader Haan toch? Een eend
je?? Dat kind van haar een eendje On
mogelijk
„Ja, ja, 't is toch waar," houdt Vader Haan
vol. „Een eendenkuikentje is het, dat daar
zwemt en geen kippenkuikentje. Er is na
tuurlijk een eendenei tussohen de eieren ge
komen. Die domme boer heeft dat er zeker
tusschen gelegd en nu heb jij een klein
eendje uitgebroed. Ja, kijk maar niet zoo
ongeloovig. 't Is werkelijk waar, hoor!"
Moeder Kukel begint langzamerhand te
begrijpen, dat Vader Haan gelijk heeft.
„Als de anderen het eendje maar niet na
doen kakelt ze dan met een zucht.
„Daar hoef je niet bang voor te zijn,"
kraait Vader Haan weer. „O n z e kinderen
houden er zulke rare kuren niet op na. Dat
is in onze familie nog nooit voorgekomen,
el heeft mijn Grootmoeder mij, toen ik zelf
nog heel klein en pas uit den dop was, wel
eens verteld, dat het meer gebeurde."
„Daar kan ik met mijn kippenverstand
niet bij," antwoord Moeder Kukel, terwijl
zij weer terugwaggelt naar haar kuikentjes,
die Moeder wel achterna liepen, maar haar
toch niet konden bijhouden.
Als zij eindelijk haar breede vleugels
weer over haar kiekens uitgespreid hqeft,
kakelt zij:
Kindertjes, tok-tok, tok-tok
Ga toch nooit te ver van 't hok
Plas niet als een eend in 't water,
Want dat past bij dom gesnater.
Denk er aan: een kip of haan
Zal nooit in het water gaan.
Kakel jullie dus: Tok-tok,
Altijd blijf ik bij het hok!
In den Hooitijd.
In Juni soms nog begin Juli hebben
baas Japiks en zijn volkje het druk: het is
dan de hooitijd. Reeds heel vroeg gaan zij
naar het land, zóó vroeg, als wij, stads-
menschen en -kinderen, er niet over den
ken om wakker te worden en nog veel min
der om op te staan.
De boer zorgt er voor, dat zijn dag zoo
lang mogelijk is en begint daarom vroeg
met den arbeid.
Dat hooien is een heel werk en het stre
ven van den boer: zijn hooi droog binnen
te krijgen.
Met zeisen gewapend trekken zij naar het
land. De zeisen worden geslepen en lustig
snijden zij door het malsche gras.
Voor de vogeltjes, die hun nestje tus
schen het gras hebben gemaakt, breken er
nu angstige oogenblikken aan. Hoe schuw
ze anders ook mogen zijn, nu vliegen zij
luid piererd Mven de hco^in dir maaiers.
Gelukkig, dat hun jongdn al groot genoeg
zijn om het nest te verlaten, want daar zijn
ze nu niet veilig meer.
Margrieten, zuring en wat er verder tus
schen het gras groeit, alles wordt meedoo-
genloos afgesneden.
Gijsje, Jannetje en de andere dochtertjes
van baas Japiks en vrouw Trijntje hebben
gisteren al zooveel mogelijk margrieten en
zuring geplukt en er de boerderij mee op
gesierd. In groote steenen kruiken en tin
nen kannen prijken de witte bloemen, waa%r-
tusschen de rood-bruine zuring fraai af
steekt.
De jeugdige Japiksjes vinden dit het al
lermooiste van den hooitijd.
Intusschen zijn de mannen druk aan het
werk. Zij schijnen onvermoeid te zijn. Nu
cn dan worden de zeisen- met de „haarstok-
ken" aangezet, om ze weer vlijmend scherp
te maken.
De zon begint al te branden op het land
en de maaiers kunnen hun grooten strooien
zonnehoed niet missen.
Eén der maaiers, Joris, heeft zijn hoed
een tijdje afgezet en omgekeerd op het wei
land gelegd. Maar nu hij hem weer wil op
zetten, ziet hij iets, waarom hij toch lachen
moet: een vogeltje zit op den rand ven het
hoofddeksel luid te piepen en i n den hoed
zitten er een paar heel op hun reemak, alsof
ze toonen willen, dat ze nog nooit zoo'n
prettig en geriefelijk nestje gehad hebben.
Als Joris zijn hand echter naar den hoed
uitsteekt en hem opneemt, gaan de vogeltjes
op de vluchtvan een nestje, dat door de
lucht zwaait en schijnt te gaan vliegen, moe
ten zij niets hebben.
„Al het nieuwe is toch geen verbete
ring I" piept de wijze vogel, een grutto, die
op den rand van den hoed zat en gelijk
heeft het gevederde baasje.
Het weer is prachtig droog en de maaiers
schieten flink op. Zij gunnen zich nauwe
lijks den tijd, het brood met sjiek en de
koude koffie, die vrouw Trijntje hun mee
gaf, te nuttigen. Als 's avonds eindelijk hun
dagtaak volbracht is, liggen er heel wat
afgesneden grashalmpjes op het land. Die
moeten daar blijven liggen om te drogen.
Is het weer regenachtig, dan duurt dit soms
heel lang, maar bij mooi, zonnig weer
slechts een paar dagen. Dan is het droog
genoeg om het te „wenden" en te „schud
den."
Denkleine boertjes, die slechts een stukje
hooiland hebben, doen dit gewoonlijk met
hooivorken of harken, maar bij baas Japiks,
die eigenaar van groote landerijen is, gaat
dit anders.
Een machine, welke onder het rijden
rondwentelt, grijpt het afgesneden gras en
laat'het wat verder 4 weer neervallen. Het.
gras sdat onderop lag/ komt nu boven ei>
heeft gelegenheid te drogen.
Cora en Minka zijn er om beurten voor
gespannen. Ook zij hebben hun taak bij "het
hooien.
Maar als het hooi na één of meer dagen
op hoopen gezet en voldoende gedroogd is
om naar huis gereden te worden, breekt de
tijd voor hun eigenlijk werk pas aan.
Hoog opgestapeld zijn de wagens, die de
paarden voorttrekken en hoewel hooi op
zichzelf niet zwaar is, is het toch een aardig
vrachtje, dat zij telkens naar de boerderij
brengen. Boven op het hooi ligt één der
boerenknechts. Vroolijk met zijn stroohoed
wuivend, nadert hij de hoeve.
„Dat is er weer ééntje droog binnen
zegt boer Japiks vergenoegd en hij klopt de
paarden op den hals.
Jo, ja, Cora en Mjnka, jullie moeten ook
flink werken voor den kost in dezen druk
ken tijd. En weet je wel, dat het hooi in den
winter, als jc geen gras in de weide kunt
verschalken, dubbel lekker zal smaken,
wanneer je zelf er hard voor meegewerkt
hebt, het veilig op de hoeve ie krijgen?
Cora knipoogt, alsof zij zeggen wil: „de
baas heeft gelijk" en Minka stampt eens
op den grond om te toonen, dat hij vol on
geduld is om een nieuw vrachtje te halen.
Ze worden weer naar het land geleid, waar
het werk herhaald wordt.
Intusschen wordt het hooi geborgen in
de schuur en den hooiberg. Nee maar, wat
een flinkerd wordt de laatsteWat een
omvang! Daar zijn •heel wat kinderarmen
voor noodig om hem al zingende te om
spannen.
Weet je, wie ook blij is met den nieuwen
hooiberg Dat is Minet, de poes. Waar toch
kan zij zoo'n heerlijk dutje doen als in het
zachte hooi, dat lekker warm gestoofd
wordt door het zonnetje?
Als allen eindelijk van het land zijn thuis
gekomen, staat er evenals eiker avond
een groote schotel karnemelksche pap,
die bruin ziet van de stroop, midden op de
tafel, waaromheen de hooiers en de en
kele anderen, die niet aan het hooien heb
ben deelgenomen, zich scharen.
Jongens, wat smaakt dat! Hoeveel bor
den pap ze wel eten Ja, d a t is niet te zeg
gen om de eenvoudige reden, dat ze geen
borden gebruiken, maar allen uit den scho
tel eten. En dat de groote lepels menig
heen-en-weer reisje tusschen schotel en
mond ntaken,'is een waarheid als een koe,
om bij een landelijke uitdrukking te blij
ven.
Boer Japiks vindt, dat het „volk" wel een
extraatje hebben mag en geeft een groot
feest, waarbij vroolijk gedanst en gezongen
wordt. Want al komen in de eerste plaats
allen, die met hooien geholpen hebben,
zij die in die dagen het andere werk ver
richtten alsmelken, karnen en wat er ver
der allemaal te do^\ was, behooren ook
tot de gasten.
„Na gedancn arbeid is het goed feest
vieren I" zegt boer Japiks. ^"tVt laat ge
worden is, wunncer eindelijk de laatste
feestgangers zingende naar huis zijn ge
gaan, komt er nu niet op an, want den vol
genden dag behoeft er niet meer gehooid
te worden.
Alles gaat dan weer gewoon zijn gang.
Lang duurt dit echter niet, want er wach
ten weer nieuwe werkzaamheden op het
land het koren mc^et gemaaid worden en
dat brengt ook heel wat werk mee.
De boer heeft eigenlijk altijd werkal
tijd behalve midden in den winter. Dan is
het met hem precies zoo gesteld als met
zijn akkerhij rust uit en doet krachten op
voor het voorjaar, wanneer hem weer vol
op werk wacht.
Vóór het echter zoo ver is, moet er nog
heel wgebeuren. Gelukkigwant wij
brengen "nog gaarne een bezoek bij baas
Japiks en zullen het jammer genoeg vinden,
als hij eindelijk den winterslaap ingaat,
want wat valt er te vertellen, als iemand
slaapt
Kom! do Lente in je tuintje..,..»
Komt de Lente in je tuintje
Op haar vleugels gozig fijn,
Dan kan 't dorre, bruine takje,
't Kleinste knopje rustig zijn.
Komt de Lente in je Ruintje,
Wees dan in je hartje blij.
Want de blaadjes kust ze wakker,
En de knopjes maakt ze vrij.
Komt de Lente in je tuintje,
En is 't eerste werk gedaan,
Zie, dan kijken alle bloempjes,
Ieder kindje vragend aan.
En ze fluist'ren „zul je zorgen.
Voor het moois, dat Lente bracht
Zul je maken dat elk knopje,
En elk bloempje blijvend lacht?
Geef ons drinken, na een-dagje,
Vol van warmen zonneschijn.
Maak je, dat er in je tuintje
Geen verdorde planten zijn
Komt don Lente nog eens weder.
Voor een laatsten afscheidsgroet,
Omdat zij op al haar wegen,
Blijden zomer al ontmoet,
Zie, dan vindt zij al haar bloempjes,
Al haar knopjes, eens zoo teer,
Krachtig nu, als flinke planten,
In je frissche tuintje weer.
TRUUS DENIJS.
CORRESPONDENTIE.
Voor de nieuwelingen zet ik er nog eens
boven, dnt de briefjes in mijn bezit moeten zijn
uiterlijk Dinsdagavond 8 uur in de bus van hét
Bureau van het Amcrsfoortsch Dagblad, Ach
ter de Arnhcmsche Poortwol 2 a, en dat op do
brief moet staan „Aan Oom Karei.
Ekster. Natuurlijk mag jo meedoen. Har
telijk welkom in mijn groote familie f Maar dan
rood ik je aan, do Zaterdagavondkrant dade
lijk tc bewaren. Ben jij zoo'n ckstertje Tot
volgende week.
Athleet. Dat wos een geweldig leuke ver
rassing, die kick. Hartelijk dank, hoorIk zal
hem goed bewaren. Wat heb je alzoo gekre
gen
Vuurtoren. Dnt wes een heclo trap, zon
der afstappen. Heb je mee mogen smullen van
de aardbeien Het zal wel meevallen, met het
weer. Ik ben erg optimist, en dat helpt
Bob. Dat zou leuk logee ren zijn. Ik ben
er ook wel eens geweest. Het uftzicht op zee is
zoo prachtig. Ik denk, dot er foutjes in zaten,
want anders had ik het wel gebruikt.
Blauwe Distel. Ja, daar lijkt het nu
niets op, maar we hebben al zooveel moois ge
had. Wat een trouwe kuikenmoeder. Die zqrgt
maar goed. Daaaanaoaaaaaaoaaaooag.
Cecilia. Arme poes, om ie zóó akelig te
maken van jalouzie. Wat heb je in Amsterdam
allemaal gezien. Dat moet je me eens vertellen.
Ik hoor daar zoo graag van. Ik knn mo begrij
pen, dnt je te moe wo»
E d c 1 w c i s z. Maar de zomertijd is toch een
instelling Nou heb ik weer erg om jou moeten
lochen met je vanille ijs. Jij bent zeker een
echte snoepster. Leuk van die klomp. Dank je
wel, hoor I
Een onbekende met koude handen, die
mij een oud versje stuurt van Boer Jochcm.
Wié is die neef of nicht
Bruintje. Wat zullen jullie gesmuld heb
ben. Heerlijk I Dat waren prachtcijfers. De ro
zen staan prachtig dit jaar. Wc hopèn nu maar
op mooier weer.
B oonestaak. Dczo wedstrijd goat nog
over 3 X oplossen; dan begint de nieuwe. Wat
een aardig idee van jo Moeder om je papieu
en enveloppen mee te brengen. Jij zult dus Wel
een trouwe neef blijven I
Voetbal. Dat zal cr wel gezellig uitzien
met al die speldcknopjes. Zijn dot die kleine
kevertjes, die zich zoo vlug over de oppervlakte
bewegen Hartelijk dank voor de zending.
Stormvogels. Zoo iets kan ik goed ge
bruiken, kijk moor I Wat zullen jullie gelachen
hebben. Ik heb het vroeger ook eens zoo ge
had, maar dan met een .klein hondje, en die
maakte een Kemel
B o b b i c. Ik vond het erg aardig, dot ik dof
eens mocht zien cn ik heb het dadelijk netjes
ingepakt cn klaargelegd. Dus kom het maar
even halen. Het zal wel keurig staan in Je ka
mertje,
Jasm (jn. Maar al heb je de rnodscls niet.
daarom mag jc me toch wel schrijven, hoor f
Het is béé! oT.-CuglTvd om cm oor*
haastig te krabbelen. Daarom, was ik erg blij
met deze lange brief! Die be u f""r
3 X. -
Crocus. Waarvoor dient die doni Om hot
water tegen te houden voor den tuin? Dat zou
heel leuk zijn, als. je een rotspnrtijtje kon ma
ken. Dat zal een tuin worden, zeg
Gymnast. Ja, dat heb ik gezien; heel wat
jongens waren bezig. Maar wat oen pech, dnt
jo die nu kwijt bent. Leuk is dot raadsel. Ik
znl het zeker eens gebruiken!
't H a a s j o. Ben jo niet op het Bureau van
het Dagblad geweest? Dnt moet jc me eens
vertellen. Ik vond je brief* erg leuk. Wat zou
dnt cenig zijn, als het eens verder ging I
M ufs j e. Ben jij ook niet op het Bureau van
het Dagblad geweest Dot had ik toch ge
schreven Jc moet anders maar eens komen.
Waar ga jo je vrije middagen meestal naar
toe; wandelen of fietsen
Jackie Coogan. Hob jij hcclemnnl niets
verder te vertellen Dat is zoo ongezellig cn
don weet ik ook bijna niets to antwoorden. Je
zult toch wel eens iets leuks doen op Zater
dag- of Wocnsdugmiddug
Paddestoel. Deze keer heb ik twee brie
ven van jou. Toen de vorige week de krant al
weg was, kwam nog jou brief. Dat was nog
wel zoo'n mooie. Maar nu weer zoo'n gezellige
die ik echt goed gebruiken kon
Sncou w w i t j c. Dan donk ik, dat jij wel
eens een beetje slaap zult hebben, zóó laat! Maar
ik denk, dat de dominee wel lcelijk heeft geke
ken op dc catechisatie, is het niet.? Don heb jij
dus hcél wat gespoeld, dien Zondog.
Robbedoes. Ik kon helaas geen poesje
gebruiken, want ik ben veel weg, moor ik zal
het vragen. Geef jc mij dan ook even jc naam
cn adres op Wat jammer van dnt andere. Dot
zolzeker wel een gezellige tijd zijn met Groot
moeder
Hone y. Wat zullen die mannen don boos
geweest zijn I Dat wns één prachtige fietstocht.
Vertelt do juffrouw dan ook onderweg von
pionten of dieren, dio je ziet. Ik zou jullie dunr
don cens^ een mooi opstel over laten maken
B r u,n o. Jo, dot is geweldig jammer. Ik vind
het nu ook véél te koud. Maar er zal toch nog
wel een mooie tijd komen, cn don moet jc
maar gouw jc diploma halen
Appel steeltje. Waar ga jc dan naar
toe? Je moet mc dat eens vertellen .Toch niet
heelemanl weg? Moor diyr zal jo dan mis
schien ook wel weer leuko speelmakkertjes
krijgen.
Boy. Dus dat kan jij nu prachtig doen. Het
wos zeker een padvindersaxamen. Ga je nu nog
verder met meer examens Heb je dat leuke
kamp gezien op Lcusden vando Engelschc pad
vinders
De Kampioen. Nu nog 3 X cn dan is
het weer nfgeloopcnIk geloofde je immers
wel I Keurig schrijf je zoo met rood cn blauw.
Volgende week wordt het een groote wedstrijd
Dat is nog oen verrassing I v
Z w o r t Jé o p. Niet zoo zwartgallig, hoor I
Na regen komt immers zonneschijn. Gezellig
was je brief. Ik zal het eens gauw aan do on
deren gaan vertellen. Toevallig van dat beek.
Mimos a. Jc, daar heb je nu fijn den tijd
voor 's avonds. Dot aftellen gaat heel langzaam
gelukkig. Het gaat anders veel tc gauw. Spe
len jullie met veel makkertjes.
Nimf. Wat vreemd; zouden do vogels dan
misschien het zond weggepikt hebben Jo, maar
met do rozen krijg jc nog een twoedo blocil
Dus den moed er in houden, hoor I
P i c t c r. Dat is jammer; anders had ik jo
blij kunnen maken. Dan maar een andere keer.
Jij schrijft ook keurig; heb je zeker wel een
mooi cijfer duaryoor Maar je moet me eens
wat von jezelf vertellen, of iets voor de hoekjes?
Pimpompocntje. Jo, dot goot voor. Jo
moet munr denken, later bon jo dankbaar, dat jo
je best hebt gedaan. Dus nis je tijd hebt, graag!
Hoe meer, hoe liever.
Go u d e n r e g e n. Ik vond het erg leuk,
wat je schreef. Dat zijn altijd gezellige brieven.
De raadsels waren niet moeilijk, hè Ten
minste ik had geen eenc fout
Speurder. Dnt gebeurt wel eens meer met
het mooie weer I Maar gelukkig, dut je het
nog gauw even deed. Heb je nog eens wat
voor mijn hoekjes Ik donk het wel.
Kwikzilver. Wet zal dnt feestelijk ge
staan hebben I Dot bad ik graag eens gezien.
Wil je je Vader nog wel hartelijk van mij gc-
lukwenschcn.
Draver. Ja, dat zal wel beeldig staan. Jij
bent maar een kleine tuinman I Vond jc <fo
raadsels ook gemakkelijk. Maar volgende week!
Wacht moordan komt er een geweldige wed
strijd
Bellefleur. Hoe is het met dc kiespijn?
Wat zal dot mooi gestaan hebben, dio dikke
koonl Jn, dnt znl wel leuk zijn; dat logecrcn.
Waar ga jc dan heen Stuur maar gauw jo
grapje I
LACHPASTILLES.
In de wildernis.
Reiziger„Woont hier Meyer
Inboorling „Nee, dat is mijn buurman, dio
woont 50 kilometer verder op I"
(Ingez. dooi Boonestaak).
Gebokst.
Do eene vriend tegen den andere, wiens
hoofd geheel in verband zit
„Maar Hugo, wat heb jij uitgevoerd Heb
je gebokst
Hugo„Nee, ik niet, maar dio andere 1"
(Ingez. door Boonestaak).
Onmogelijk.
Joris„Men zegt, een goede naaimachine
doet het werk van 12 vrouwen. Geloof jij dat
Doris „Wclneo I een naaimachine kon im-
meTS niet praten I"
(Ingez. door Bobbie).
Zeer waarschijnlijk.
Een bejaard heer stootte eens op een bal
een mager heertje, dat zéér dunne beerven had,
bij ongeluk tegen dc voeten. Woedend zei deze
„Maar mijnheer, denkt ge, dat mijn bcc-
ncn gestolen heb en er nu maar op laat trap
pen
„De hemel bewaar me I" wos het antwoord,
„dan had ge er wel een paar betere uitge
zocht I"
(Irtgcz. door Bóbbie).