KINöêBBUBRIEK
De rubriek van Oom Karei.
Nu ik dit schrijf zit ik heerlijk buiten, en don
denk ik eigenlijk altijd al van 2clf aan jullie.
Ik hoor al „ja, maar, dat spreekt wel vanzelf,
want U hebt natuurlijk een hcelc stapel briefjes
voor U liggen; dan moét U wc'l aan ons den
ken. Dat is wel zoo, maar toch betrap ik er
me telkens op, dat ik op de wandeling of op
fietstechten of ergens anders vaak opeens aan
jullie knn denken. En ik denk, dat onderwij
zers zich ook zoo moeten voelen, die veel van
hun schoolkinderen zijn gaan houden, omdat js raadsel, waarvan do woorden al-
ze hen al wat langer kennen en ze zoo al betei j0 bestaan u't 6 letters en nu vormen de eersto
en beter hebben leeren kennen. j ]ctters een uitroep, die we in dezen heerlijken
Ik heb deze dagen allerlei moois meegemaakt: mQkcn#
een paar nestjes zien uitvliegen, en dan had ik j Hel le woord'is cen plaatsje in Noord-Hol-
een kijker bij me, dus ik hoefde er niet al te, janfj
Op dc 3e rij staat een hoofddeksel van een
vorst.
Op dc 4e rij het gevraagde woord.
Op de 5e rij een bocrcnmcisjesnaam.
Op de 6e rij een dier, dot zeldzaam in do
bosschcn hier voorkomt.
Op de 7e rij dc letter, die boven aan een
recept staat.
X
X
x -
X x X X X X X
x
x
X
(Ingcz. door Spanrups).
dicht bij, om toch nog heel gced te kunnen
zien. Vliegcnvangertjes waren het, kleine bruine
vogeltjes met een iets gespikkelde borst de
oudjes lijken wel wat op dc nachtegaal, want
ze hebben net zulke spitse snaveltjes en zulke
helder* kraaloogjes. En aan de naam komen ze,
omdat ze even stil zitten op een struik en don
opeens opfladderen, om gauw een insect to
vangen in de vlucht Het was gioppig, één van
de jongen was uit het nest cn zat in cen hoekje
vlok bij me. Ik had het eerst nog niet zoo
gauw gemerkt, maar toen ik het zag, heb ik
een lodder gehaald, om de kleine durfal weer
op zijn plaats terug te brengen. Moor, net
kwam ik met mijn gezicht voor het nest, of
nummer twee mankte een sprongetje en vloog
met een sierlijke zwier in een boom, net of
hij Wou zeggenik kon lekker al heel goed
vliegen. Ik heb toen verder moor geen moeite
meer gedaan, en ze zullen wel goed terecht ge
komen zijn.
Maar ik schreef dat ik deze dagen zooveel
moois heb gezien, en het vliegenvangertjesnest
was nog maar een van dat moois. Dus ik zal
nog wat vertellen, wat haast nog mooier was.
Eens op een morgen toen ik vroeg wakker
was, hoorde ik in dc boomen tegenover het
huis een vogelroep, die me heel apart en heel
zuiver tegenklonk, maar die ik eerst niet her
kende. Ik heb toen eens de kijker op de boo
men gericht en zag al gauw, waar dat heldere
geluid, die grappige roep vandaan moest ko
men. Tusschen de takken bewogen gele vo
gels, zoo groot als een lijster, en als de zon er
even op scheen zag je heel scherp het geel
tegen de donkere vlekken op vleugels en staart
afsteken. Toen begreep ik, wat die roep betee-
kende. Het wa sde naam von de vogels: wie-
le-waol. Ik heb wel eens gehoord, dat ze ook
wel goudlijster genoemd worden, en dot kan ik
me nu zoo goed voorstellen, want het zijn net
goudgele lijsters.
En nu nog iets over do kinderrubriek zelf.
Volgende week correspondeer ik eens niet met
jullie ik heb dan hoegenaamd geen tijd, cn
als het mooi warm weer is, hebben jullie toch
Het 2e woord is cen plaatsje in Friesland
Het 3e woord is een plaatsje in Gelderland.
Het 4e woord is een plaatsje in Friesland.
Het 5e woord is een plaatsje in Drenthe.
Het 6e woord is een plaatsje in Drenthe.
Het 7e woord is een plaatsje in OverijsoL
Het 8e woord is een plaatsje in Friesland.
Het 9e woord is een plaatsje in Groningen
Het 10c woord is een plaatsje in Limburg.
Het 11e woord is een plaatsje in Friesland
Het 12e woord is eon plaatsje in Groningen.
Het I3c woord is een plaatsje in Utrecht.
Het 14c woord is een plaatsje in Noord-Hol
land.
Het 15e woord is een plaatsje in Zeeland
I Het 16a woord is een plaatsje in Noord-Bra
bant.
I Het 17e woord is een plaatsje in Limburg.
I Het 18c woord is een plaatsje in Gelder
land.
I Het 19e woord is een plaatsje in Gelder
land.
Het 20e woord is c-en plaatsje in Drenthe.
Op de 21e rij een plaatsje in Overijsel.
Op de 22c rij een dier uit do Poolstreek.
Op de 23e rij cen plaatsje in Zuid-Hol
land
(Ingez. door Booncstoak).
III. Een kruisraadseltje, als extratje.
Op de le rij staat een klinker.
Op de 2e rij een plaats in Duitschland.
Op de 3e rij de gevraagde plaats, die in
Drenthe ligt
Op de 4e rij een lidwooid.
Op de 5e rrj een klinker
X
X s
X X X x X
X
X
(Ingez. door Mcelmuts).
EEN GRAPPIG AVONTUUR.
Ik had een heerlijke dag vacantie, cn zooals
genoeg' buiten te spelen, dus zal het jullie ook het dan gaat, ben je eens lekker lui. Ik had eerst
wel welkom zijn, nu ééns twee weken den tijd een wandeling gemaakt en toen was ik op zij
te hebben, vóór jullie de raadsels hoeven in van huis gaan zitten met een boek voor me.
te zenden. 1 En ik durf het haast niet te vertellen, maai
Maar ik geef nog een extra raadsel of puzzle, mijn hoofd boog al dieper en dieper over het
hoe jp het noemen wilt, op, waar ik dan ook boek ik denk wel, dat ik niet veel van het
extra prijzen voor geef. Het is dezen keer weer hoofdstuk had kunnen over vertellen, als iemand
eens iets opnrts, we hebben nu nl opstellenwed- me dat gevraagd had, maar gelukkig vroeg nic-
strijden gehad, kleurwedstrijdcn, kruiswoord- mond er meer naar. Dus zat ik gebogen over het
puzzles, cn zinnen, die met dezelfde letter be- boek, tot opeens pets ik een klopje op
ginnen en nu krijgen we nlc
EXTRARAADSEL.
Wie ken de meeste woorden halen uit het
woord „Kinderrubric k"?
Ik zal een voorbeeld geven, b.v. zal ik woor
den halen uit het woord dennenboom, allereerst:
den, boom, verderDeen, dom, boe, bom,
oom, enz. enz. Jullie begrijpt de bedoeling nu,
dus ga die twee weken maar eens woorden
visschen uit het woord kinderrubriek. Be loof
er drie prijzen voor uit.
En nu dustot over twee weken.
Ik.ga denkelijk dezer dagen weer een zeil-
mijn nek voelde, cn ik rechtop schoot.
Laat ik alleen nog vertellen, dat een vogel
over mijn hoofd gevlogen was, cn dat ik een
heel gelukkig mensch moet worden. Want jul
lie weet allemaal wat in verband met een vo>
gel geluk aanbrengt.
(Ingez. door
Van Drie Gulzioe Poesjes en
Tien Lekkere Kalfsoesters.
(Werkelijk gebeurd).
Peter Snorrebaard was in druk miauw-
gesprek. Hij had zijn vriendjes. Moortje
tocht maken, dus bererdt je maar voor op een H fc en -e Witvoet gewichtig
verhaal Dc avonturen van Oom Karei op het j j i M. j
water, hoe hij in het water viel en thuis op n'e,uws med® <e deelen. N,et ver van de
zijn kop kreeg". Maar laten wo dat niet hopenl waar zij zich bevonden drie schut
tingen maar stond op een veranda een
geheimzinnig, rond ding en daarin lag
hij zou geen Peter Snorrebaard meer hee-
ten. als hij zich vergiste iets lekkers.
„Hoe weet je, dat het lekker is?" vroeg
Moortje Haakpoot, die altijd graag het
naadje van de kous, béter gezegd: den in
houd van de pan wist.
„Nogal eenvoudigl" antwoordde Peter
Snorrebaard. „Waarom zouden ze er anders
een deksel zooals ze zoo'n plat ding noe
men opzetten, zoodat je er zelfs niet eens
naar k ij k e n kunt."
„Past het deksel er dan zóó goed op?'
„Ja, daar moet je nou weer Mensch voor
heeten om zoo iets laags uit te vinden 1 Ze
gunnen ons poesen, die toch ook "*jk
aan den kost moeten komen, heelemerai
niets. Ja, ja, 't zijn slechte tijden I In m ij n
jeugden Peter Snorrebaard knipte
droefgeestig met zijn oogen en likte zijn
baard bij de herinnering aan alle lekker
nijen, die hij in zijn jeugd gegeten had en
die hij als bij tooverslag plotseling weer
vóór zich zag.
D „En het ergste is," ging hij na een tijdje
Deze week heef, den pr.js gewonnen Boo- y ze boyen he( om?ekeer„
n e s t a a k. Komt hij Maandag dan even langs
het Burenu ven he, Dogblod, den prijs halen? de deksel een groote metalen kan met water
Volgende week zei ik even de kampioenen hebben gezet. Zulke lage wezens 1 Natuur-
publiceeren; ik zal de briefjes bewaren en jul-lijk om O n s schrik aan te jagen en te fce-
RAADSELS.
De oplossingen van vorigen keer zijn
I. Dobberm an; met de woorden
d,
oor,
label,
armband,
Dobberman,
Woerden,
Samos,
Jan,
n.
I.. De oplossing van het tweede raadsel is
Watertoren: met de woorden
watertoren,
Amsterdam
trappers,
edelman,
rakker,
tafel,
oven,
el en iv
lie stuurt toch komende week niet in, dus het
blijft hetzelfde.
OOM KAREL.
AANBIEDING.
letten er aan te komen. Ze weten wèt goed,
dat wij nou eenmaal iets tegen water heb
ben. Dat zit ons in het bloed en we hoeven
er ons niet voor te schamen. Waarvoor is
het water eigenlijk uitgevonden? Niet om
te drinken, want er is melk genoeg en zeke1
,Waarom zouden ze 't builen zetten?"
vroeg Grijsje Witvoet.
„Och," antwoordde Moortje Haakpoot.
die in zijn poesenleven werkelijk niet over
de menschen te klagen had, wat kreeg
hij altijd lekker veel melk op zijn schoteltje
van de vrouw! ,,'t Zal r.et als bij mijn
meesteres gaan. De menschen bewaren het
vleesch altijd graag wat. Waarom ze 't niet
dadelijk opeten, 't liefst rauw, is mij een
raadsel. Versch is toch altijd het lekkerst,
heb ik van m n lieve moeder geleerd. Maar
ook hierover schijnen de menschen nu een
maal anders te denken. En ze bewaren 't
niet in huis, maar zetten het 't liefst buiten.
„Dan blijft het frisscheT," beweren ze.
Maar ik zou het wel zoo'frisch vinden, als
er dan ook geen deksel op kwam. Dat zegt
mijn poesenverstand mij duidelijk genoeg.
Wat kunnen die menschen toch dom zijn
„Wat zitten jullie toch te miauwen," zei
Grijsje Witvoet nu. „Van miauwen word je
niet vet. Laten we er liever eens op afgaan,
fk houd er van, de dingen te onderzoeken.
Miauwen kun je altijd nog."
Aangevoerd door Peter Snorrebaard trip
pelden zij nu met hun drieën achter elkaar
over de schuttingen, naar de geheimzinnige
pan met den nog geheimzinniger inhoud.
Ze gingen wel eens meer samen „op
avontuur" uit. Alle poesen-twisten waren
dan vergeten. Daar hoefde je immers niet
aan te denken, als je niet wouPeter Snor
rebaard met wien de twee anderen wel
eens overhoop lagen was toch wel aardig
om hen nu mee te nemen.
Moortje Haakpoot nam zich voor als
het avontuur ten minste het miauwen waard
zou blijken te zijn Peter bij de eerstvol
gende gelegenheid een half muizenboutje
aan te bieden en ook Grijsje Witvoet deel
de in gedachten reeds een lekker hapje
met den aanvoerder.
Het duwde niet lang, of de drie poesjes
zaten likkebaardend om de geheimzinnige
pan heen.
„Jammer van dat water," vond Moortje
Haakpoot.
„Wat zou er onder het deksel^ritten
vroeg Grijsje Witvoet.
„Ha, hier kan ik mijn nagel tusschen
steken I" juichte plotseling Peter Snorre
baard, die een heel klein kiertje ontdekt
had tusschen de pan en het deksel.
En de daad bij het woord voegende, stak
hij zijn nagel er tusschen. Ver kwam deze
echter niet; de opening was ook maar zoo
heel klein. Peter trok zijn nagel terug, rook
er eens aan en miauwde:
„Ik geloof vast, dat hij naar vleesch
ruikt, jongens!"
Vleesch en er dan niet bij te kunnen
Was er erger kwelling voor een arm poesc-
beest denkbaar?
„We moeten het pakkenzei Snorre
baard en de beide anderen waren het hier
mede roerend eens,
„Steek er je nagel nog eens inzei
Moortje Haakpoot nu.
Peter deed wat hem gevraagd werd en
werkelijk, zijn nagel reikte iets dieper. Dat
gaf den poesen-aanvoerder moed en hij
kwam er door op een prachtig denkbeeld:
Als ze eens net zoo lang met hun poot,en
werkten, totdat de opening zóó groot was,
dat ze er het vleesch uit konden halen
Want dat er vleesch in zot, daaraan twij
felde hij nu niet meer.
Een prachtig plan was het.
Voorzichtig en precies op hetzelfde plek
je staken de poesen nu om bewten.hun na
gels tusschen deksel en pan.
„Oppassen, jongenswaarschuwde Pe
ter Snorrebaard. „Denk er aan voorzich
tigheid is de beste vriendin v{in alle poes
jes. Zijn we niet voorzichtig, dan zou hrt
wel eens kunnen, dat dat akelige wetcr
huhij kon zijn zin niet afmaken, durfde
er zich niet in verdiepen, wat er dan ge
beuren kon.
„De opening wordt grooterl" juichte
Grijsje Witvoet en werkelijk hij kon zijn
poot er al een klein eindje in steken. Bij
eiken nieuwen aanval reikte de poot die
per, tot eindelijk, eindelijk Moortje Haak
poot iets zachts voelde, het gTeep en
het boven den rand der pan bracht. Een
kalfsoester nog wel! Jongens, wat lekkerI
Bijna hadden zij er ruzie om gekregen.
Maar terwijl Moortje aan het smullen was,
begreep Peter dat het nog voordeeliger
voor hem was, zelf een kalfsoester op te
halen dan er één met Moortje, die zeker
het gToolste stuk zo.u houden, te deelen.
Ook hij zou dus zijn geluk beproeven en
werkelijk, zijn poging werd op dezelfde ma
nier beloond. Nu Grijsje nog. Die haalde
ook een oester naar boven.
„Denk aan het water," waarschuwde Pe
ter nog tusschen twee happen door.
„Geen nood I 'k Neem er nog één," zei
Moortje Haakpoot, die zijn oester al lekker
opgepeuzeld had.
„Maar dan ik ook I" miauwde Peter.
„En ikke I" zei Grijsje nog met e*»n vol
bekje.
Wat smaakten die kalfsoesters heerlijk I
Zouden ooit poesjes wel zoo gesmuld heb
ben? De menschen waren toch eigenlijk
heel goed voor hen, al konden zijn 't hun
soms wat lastig maken. Wie trakteerde hen
nu ooit zoo royaal
Peter, die veel van spreekwoorden hield
en in de buurt voor een geleerde poes door
ging, docht nog tusschen zijn tweede en
derde kalfsoester in
„Na gedanen arbeid is 't goed vleesch eten."
Alleen hij kreeg zoo'n opgeb!*-'n
gevoel en dat werd er niet beter op, toen
kalfsoester No. 3 naar zijn maag verhuisde.
Jongens, wat werd hij dik I Hij kon zich
bijna niet meer bewegen. Als hem dat
maar goed bekwam
Juist hadden de drie poesjes ieder drie
kalfsoesters gegeten en waren zij er opge
blazen van, toen ergens in de buurt een
deuT openging.
De poesjes schrikten er van, want hun
geweten was verre van rustig en bovendien
bekroop hun de angstzich met hun volle
maag piet vlug genoeg uit de voeten te
kunnen maken.
Zoo goed en zoo kwaad als het ging, trip
pelden zij dus weer over de schuttingen
terug. Peter dreigde éénmaal te vallen. Oef,
wat L dat vleesch zwaar in zijn maag!
't Was net, alsof het hem naar beneden
trok! Maar gelukkig gTeep hij zich nog
juist bijtijds aan de schutting vast.
^n len .am'e, statige o.
die drie gulzige poesjes en toen ze eindelijk
allen hun huis bereikt hadden, gingen zij in
een hoGP-'e lieaen. Ze waren er ziek n.
Was me dat ook eten
Toen de eigenares der pan den diefstal
bemerkte, was zij natuurlijk diep verontwaar
digd en teleurgesteld. Nog maar één kalfs
oester lag er in de pan I Was dat niet vree-
selijk Eén kalfsoester voor hun zev \en
dien middag!
„Schraalhans zal vandaag keukenmeester
bij ons zijn," dacht zij. „Er valt verder niets
meer aan te doenMaar dèt weet ik wel:
m ij zullen die nare katten niet meer beet-
ntmen
En Peter Snorrebaard dacht:
„Nooit eet ik meer zóóveel vleesch ach
ter elkaar!"
Moortje Haakpoot en Grijsje Witvoet
waren van dezelfde meening.
Wedioop met Hindernissen.
Marie Pothoven, Willem van Mcchelenstraot om je mee (e Wosschen, al doen die
no. 40 biedt poesjesj>an. Wie er domme menschen dot dan ook. Je kunt je
toch veel beter met je tong schoon poet-
ze schattig zijn, dus wie er een hebben mag,
is goed af I
NIEUWE RAADSELS.
geheel is een bloem.
Ie rij staat de 22ste letter van het
I. Mijn
Op de
alphabet.
Op de 2e rij staat een lichaamsdeel.
senEn ik zou het mijn vrouw wel aan 't
verstand brengen, als zij 't in haar hart had,
onze kleintjes met water te wosschen
Gelukkig komt het niet in 't goeie dier op
Maar ik dwaal af. Welke deftige poes
zou ook niet in de war reken door zoo'n ver
raad, want verraad noem ik het, als je iets
lekkers zoo onbereikbaar maakt."
Hardioopen, dat kan elke jongen,
maar zooals wij, dat 's eerst een pret
er werd laatst op de groote weide
een kinderfeest op touw gezet.
We kregen koekjes, limonade
én taartjes, fijn, met schuim en room
we mochten schomm'len, wippen, zwaaien
en balanceeren op een boom.
Hij was zoo glad en 't was zoo lange
natuurlijk lag hij op den grond
en 't mooist was, dat wie zender vallen
aan 't eind kwam, daar presentjes vond
Maar drprvan wou 'k nu niet vertellen,
neen, van den wedloop op de wei
dat was wel 't allerleukst van alles
en ik, ik was er vooraan bij
Hardioopen kan ik als de beste,
maar zóó als 't nu moest: stel je voor
met hindernissen ging dit rennen
we moesten eerst al poortjes door.
Plat op den grond, met schuiven, wringen
een dikkerd kwam zelfs in de knel,
we moesten toch zoo vrécs'lijk lachen,
maer 't was nog maar 't br ;in, jawel
We moesten over hekken springen
en kopje du ik Ten, keer op keer
en eind'lijk onder kleeden kruipen
waar 't heen ging, wist toen niemand
meer.
Het laatst van ellen bleef ik over
met Piet van buurman; aan den paal
verschenen tegelijk wij beiden
met handgeklap van allemaal.
De groolen droegen op hun schouders
ons juichend door de heele wei,
dat was een pret en al de and'ren,
die volgden zingend in de rij.
-HF-RMANNA.
CORRESPONDENTIE.
Voor do nieuweling^)» zet ik er nog eens
boven, dot de briefjes in dc bus van het Amcrs-
foortsch Dogblad, Achtor de Arnhemscho
Poortwol moeten, cn wel uiterlijk Dinsdagavond
8 uur; op de briefjes moet staan „Aon Oom
Karei."
Ekster. Jij hebt me loten lachen, hoorl
Wat cen leuke mop. Die is voor volgende week.
Wot waren ze moeilijk, deze weck, hè
Gymnast. Nu nog 2 X» dus opgepast. Ja,
die vind ik ook heerlijk, alleen vervelend, dot
je zoo'n blauwe mond krijgt. Met melk erover
eet ik ze altijd.
B o b b i c. Die groene biesjes worden om
gevouwen en worden uls, bij wijze van lijstjes
om het teckcningetje, dot op het karton zit,
geplakt. Ja, dnt zeiden' er meer 1
Crocus. Dnt was een schitterende wonde
ling. Zoo gnat het mij ook; ik zou niet grong
eg willen. Dus die muur zal wel flink zijn!
Boonost o!ak. Dat is wel go»ctd, hoorI
want er komen natuurlijk meer inzendingen;
iedereen komt dan aan de beurt. Dank voor da
mop.
Cecilia. Jo, we loten jullie ook moor eens
smullen. Dat is wel eens lekker, hè? Nu Is er
weer een andere tijd. Volgende keer weer wat
lekkere I
Stormvogel. Blij, dnt je zoo gelukkig
bent, met je prijs. Grappig, dat je dnt eerste
al kende. Ik zal ie inzending bewaren tot een
volgende keer.
Sneeuwwitje. Dan mogen ze wel oppas
sen, hoor I dot ze niet overreden worden. Don
wensch ik je hoe] hartelijk geluk, hoor! en
spoel maar fijn dien dog.
Bob. Ja, dot zal nu wel prachtig zijn; ik
kom ook eens gouw er naar kijken. Wat zul
len die snoeperig klein zijn; die heb ik nog
nooit gezien.
Draver. Ja, zoo'n heerlijk maandje vliegt.
Wat zullen jullie fijn spelen cn nu zal je ook
wel gaan fietsen. Ga je nog uit de stad
H o n c y. Dat doe ik nooit, want dat durf ik
niet; brrr I hoe koud. Je hebt zeker je vrien
dinnetje uitgelachen I Dan zou je het mij ook
vast doen.
Goudba arcLD aar snap ik hcusch niets
von. Ik zie cr nooit cen over het hoofd. Het
spijt me zoo voor jullie, maar misschien vind
ik het nog. Ik vind het leuk, dot jullie me tóch
nog weer geschreven hebben.
E d e 1 w e i s z. Wot Jammer van je keel
Maak moor, dnt jo gouw beter bent; want het
is zoo'n heerlijke zomer. Go maar veel in do
zon
K w i k z i 1 v cr. Het is heel jammer, jo. Maai
do soort was ol verkeerd. Bedoeld was Dob
berman. Mr.ar een volgende keer beter.
Bruno. Ja. dat hoorde ik meer. En dan
nog wel veel huiswerk. Dat trof dus al héél
naar. Dus je broer wist het ook ol niet. Dot
trof jammer.
Voetbal. Waar zeilde je dan Vertel mo
daar eens meer van. Ook van je motorboot.
Want ik hou zoo \;nn dergelijke verhalenWot
zullen die klein zijn
R obbodoos. Jullie zult wel héél erge pret
hebben. Niet te veel lachen, hoor I wont dan
worden jullie ziek. Dank voor je adres cn suc
ces I
Ka tn pi oen. Wot con i;euze kins wordt
dot. Dat lijkt me haast te groot. Waor heb jo
die gehaald?
Speurder. Ja, dot mag wel, als jc mo
even er bij schrijft, uit welk tijdschrift. Jo,
hoorJe had het goed.
Appclsn oct. Daar snap ik hcusch niets
van. Ik docht het toch gezien te hebben, maar
ik zal eens informecren. 'Fijn, dnt wo nu wecx
gecorrespondeerd hebbenl
Mimosa. Nee, dat deen de meeste men
schen njet graag en toch is hot een beetje dor\
Want op zoo'n manier ben jo veel later, dan
goed is spms.
Zwartkop. Ja, zoo zie je, een oude oom
heeft cr cen goede kijk op Och, een mensch
kon ook niet alles doen, hè Jij geniet meer
van jc fiets, die een ander niet heeft.
B e 11 e f J e u r. Je stuurt wel een hééle dik
ke brief, maar je mag gerust alles op één vel
zetten, hoor f want daar kun jc drie keer over
doen. Donk voor do moppen.
LACHPASTILLES.
Verwarring.
Onderwijzer „Jongen, hoe heet je Vader?"
Kees„Ik weet het niet. Mijnheer!"
Onderwijzer „Maar Kees, weet je dnt niet?"
Kees: „Nee, heusch niet. Mijnheer!"
Onderwijzer: „Maar wat roept Moeder dan,
als ze je Vader roept?"
Kees: „Koffie" 111
(Ingez. door de Wereldreis).
Het signalement.
Een reiziger, die aan de grens zijn pas aan
de douanen moest overhandigen, gaf hem een
spijskaart.
De doonier los daarop voor„zwijnskop,
kalfsborst, ossentong."
„Het signalement komt precies uit, mijnheer,
goot U maar door I"
(Ingcz. door de Wereldreis).
Verschil tusschen koud en warm.
Een onderwijzer vroeg eens aan een jongen,
welke eigenschoppen de koude cn de wormto
hadden.
„Wel," antwoordde de knoop, de koude trekt
tezamen, de warmte zet uit."
„Hoe dot zoo vroeg de leeroar.
„Wel nuin den winter zijn de dagen kort
in den zomer lang I"
(Ingez. door Wereldreis),
Al licht!
„Jij hebt me mooi beet gehad met dat paard."
„Hoe zoo
„Pas acht dagen op stol, en nu ol dood!"
„Hé, dat had hij bij mij nooit gedaan!"
(Ingez. door Wereldreis.