zijnde dossiers geldwaardige stukken genomen heeft, op vertoon waarvan hem het gewenschte bedrag werd overhandigd, doar hij anders niet meer zoo gemakkelijk geld kon krijgen. Het eerste misdrijf betreft het verduisteren van geldbedragen, die hij als executèur-teste- mentair of in bewaring óf ter bereddering on der zich had, resp. een obligatie N. W.°S. 500, twee obligaties Nat. Credietbank te Arnhem elk 1 500, één obi. Ned. Tram a f 500, zes aandeden Ned. Assurontie-com- pagnie," een winstaandeel Ned. Tram van 5 aandeelen, drie obligaties h 500 Nat Cre dietbank te Arnhem, een obligatie a 10Ó0 gemeente Hilversum, twee aandeelen 3000 MaTk Rijksbank en één aandeel a 1000 Ne- derl. Bank. Het tweede ten laste gelegde misdrijf betreft een bedrag van 35.000, dat hij zou ver duisterd hebben. Dit bedrog is afkomstig uit een verkoop van roerende en onroerende goederen, behoorendo tot de nalatenschap van de weduwe Daems, welk geld gedaagde als executeur-testamentair onder zich had. In de zaak zijn elf getuigen gedagvaard. Als verdedigster treedt op mej, mr. E. C. Simons. De rechtbank is als volgt samengesteld: pre sident: mr. Triezenberg, rechters: mrs. Ha ve laar en K. J. Schorer (plaatsvervanger), officier van justitie: mr. Calkoen. De publieke tribune is vol belangstellenden, terwijl ook op de gereserveerde tribune een aanlnl studenten in de rechten hebben plaats genomen. De terechtzitting neemt een aanvang met do voorlezing van het bevelschrift van verwijzing De officier van justitie deelt mede, dat één der elf getuigen wegens ongesteldheid niet kan verschijnen, terwijl door de verdediging nog één getuige a décharge is gedagvaard. Op verzoek van het O. M. worden eenige stukken voorgelezen, o. m. het proces-verba al voji het verhoor van beklaagde voor den rech- ter-commissaris, en eenige verhooren van ge tuigen voor den rechter van instructie. De voorlezing van deze stukken duurt geririmen tijd. Verhoor van beklaagde. Beklaagde verklaart desgevraagd de feiten hem bij dagvaarding ten laste gelegd, te be kennen. Hij deelt mede, dat hij eenige effecten, behoorende tot een erfboedel, die hij onder zich had, heeft beleend bij de Alg. Bankvereeniging voor den Middenstand, ten einde zijn credlet te verhoogen, dat geheel was uitgeput. Hij moest eenige verplichtingen nakomen, die hij niet an ders kon financeeren, dan dbor de beleening Van de effecten, die hem niet toebehoorden, maar die hij alleen onder zich had als uit-r voerder van den laatsten wil van verschillende erflaters. Op een desbetreffende vraag van de verde digster verklaart beklaagde nog, dat hij de ver wachting kosterde de papieren weer spoedig te kunnen inlossen, omdat hij diverse vorderingen wachtende was. De gelden bij de Bahk stortte hij steeds, onverschillig voor of van wie zij wa ren, op zijn eigen naam. Het getuigenverhoor. Allereerst wordt als getuige gehoQrd de heer J. C. Verhoef, candidaat-notaris, en curator in het faillissement. Hij deelt mede, dat het passief /i£ l/2 a 2/z ton; een precies cijfer is eigenlijk niet .te noemen. Alleen kan worden gezegd, dat er een belangrijk tekort is. Veel geld is blijven zitten in „de IJssel" een fabriek te IJsselstein; preciese inlichtingen .daaromtrent zijn absoluut niet te geven, zelfs is niet na te gaan, hoeveel kapitaal beklaagde er in heeft gestoken. Verdedigster: „Blijkt uit de boeken niet, hoe veel kapitaal er in is gestoken?" Getuige antwoordt, dat dit niet het geval is. Een accountantsonderzoek is gaande, maar wèï kan worden gezegd, dat er zeer veel geld in ver loren is gegaan. Verdedigster: „Zijn er ook huishoudelijke schulden?" Getuige: „Niet van beteekenis." Mr. Havelaar: „Ook geen achterstallige posten?" Getuige: „Neen". Spreker deelt nog mede, dat erover is gedacht, om een uitgebreid accoun tantsonderzoek te laten instellen naar de geheele zaak, maar dat zou zooveel geld kasten, dat ervan is afgezien. De verdedigster informeert nog naar den aard van het notariskantoor. De getuige deelt mede, dat het te qualificceren valt als een „goed kantoor". Geen „prachtkantoor", maar het aan tal acten, dat jaarlijks passeerde, stempelde het kantoor tot een goed kantoor. Beklaagde deelt zelf nog mede, dat naar zijn schatting een kapitaal van f 70.000 in „de IJs sel" is blijven zitten. De heer J. B. Schoonhoven, directeur van de Alg. Centr. Bankvereeniging voor den Midden stand, bijkantoor Utrecht, deelt mede jarenlang zaken met beklaagde te hebben gedaan. Begin 1925 vroeg hij om meer crediet, dat niet kon worden gegeven, daar het crediet was uitgeput. Er moest nieuwe dekking komen, waarvoor be klaagde toen heeft gezorgd. Namens hem wer den namelijk in den aanvang dezes jaars ten kantore van getuige een aantal effecten gede poneerd, die niet meer door beklaagde zijn in gelost, óók niet door de rechthebbenden. President: „Heeft beklaagde nooit bij de bank gespeculeerd?" Getuige: „Bij ons nooit." Officier van Justitie: „Is er niet in Novem ber '22 een bedrag van ruim f 30.000 door be klaagde bij U gestort?" Getuige bevestigt dit. Het bedrag Is bij stuk-' jes en beetjes weer weggehaald. Officier van Justitie: „U is nooit bij beklaag de te kort gekomen?" Getuige: „Neen". Op een vraag van de verdedigster zegt ge tuige, dat het méér gebeurde, dat zulke groote bedragen voor beklaagde werden gestort. Dat was niets bizonders. Mej. Simons: „Gebeurde het wel eens, dat er grootere bedragen kwamen, b.v. na afloop van houtveilingen?" Getuige; „Dat zou ik niet kunnen zeggen." Getuige verklaart desgevraagd, dat het tus- schen banken onderling geregeld gebeurt, dat zij voor onderlinge transacties als onderpan den gebruiken panden van derden. Mej. Simons vraagt, of getuige altijd met be klaagde de zaken behandelde, of met iemand anders. Getuige zegt, dat hij meestal handelde met be- klaagdes boekhouder, den heer van Rijn. Dat geschiedde ook in de kwestie van de onderha vige effecten. Beklaagde deelt méde, dat zijn boekhouder hem dien raad gaf: uit verschillende te zijnen kantore berustende boedels effecten nemen, om door middel van dat onderpand het crediet te verhoogen. Beklaagde heeft zich daartegen nog verzet, maar uit zwakheid heeft hij het ten slotte toegelaten. Mej. E. H. H. P. v. d. Waals, kantoorbediende ten kantore van beklaagde, verklaart zich te herinneren op een fhiddag in Februari 1925 een pakje effecten, gepakt in een actcntasch, te heb ben weggebracht naar de Bank. Ze kreeg geen re;u. Ze kan zich niet meer herinneren of ze na inlevering van die effecten geld heeft mee gebracht, maar dat kan bijna niet anders. Even min kan zij zich herinneren, dat er tusschen beklaagde en zijn boekhouder verschil van meening is geweest over het al dan niet weg brengen der effecten. President: „Merkte U er niets van, dat het kantoor slecht stond, dat er b.v. men- schen otn geld kwamen vragen, die werden afgescheept?" Getuige zegt daarvan weinig te hebben ge merkt. Wel kwamen eenige cliënten her haaldelijk vragen om afwikkeling hunner zaken. Op een vraag van de verdedigster be toogt zij nog, dat do eene keer beklaagde zijn cliënten alléén ontving; andere malen ging de boekhouder mee naar binnen. Dat gebeurde meestal, als het om hypotheken ging. President: „Kwamen er wel menschen op kantoor, die het niet brachten tot dcri no taris ,maar op het kantoor werden te woord gestaan?" Getuige: „Dat gebeurde wel eens, maar menschen, die geregeld kwamen, werden steeds bij den notaris toegelaten." Do verdedigster stelt nog ecnlgó vragen over den tasch met effecten. Uit de antwoor den van beklaagde blijkt, dat zij zich bereid verklaarde om het pak weg te brengen, daar de loopjongen al weg was. Ze kan zich niet meer herinneren, dat haar opdracht was gegeven om te blijven wachten, als zij de ef fecten afleverde, evenmin of zij dc ƒ5000 di- rekt heeft meegekregen. Wèl weet zij ,dat zij ëenigszins zenuwachtig was, omdat ze aan de bank geen recu had gekregen. Uit do stukken blijkt evenwei, dat de ƒ5000 door tusschenkomst van deze getuige van de bank zijn gehaald. Het recu is latei- ten kantore van t beklaagde bezorgd. Mej. Simons: „Wist getuige dat zij ƒ5000 mee terug moest krijgen?" Getuige: „Dat kan ik me op 't oogenblik niet meer herinneren. Beklaagde vraagt, of getuige niet weet, dat er cliënten waren, die hij nooit zag. Getuige kan daarop geen positief antwoord geven. Mr. Simons: „Werd cr wel cehs gespro ken over notaris Van Rijn, in plaats van notaris Beets?" Getuige: „Het publiek zag den boekhou der altijd voor candidaat-notaris aan. Men wilde nooit gelooven, dat hij boekhouder was." De heer M. J. van Rijn. de boekhouder van beklaagde, wordt vervolgens gehoord. Hij verklaart an de Bank een brief'to heb ben geschreven met de vraag, hoeveel cre diet zij wilde geven op een serie in dien brief aangeboden effecten. Deze brief werd geschreven, doordat een bepaalde cliënte 5000 moest hebben, en daarop telkens aan drong. President: „Bent zelf over deze zaak niet bij dc Bank geweest?" Getuige: „Neen." Hij ontkent ten stelligste aan beklaagde het voorstel te hebben ge daan, om het geld te krijgen door hét beieé nen van effecten. President: „Beklaagdo hééft (lat eenige malen veililaard." Getuige: „Het is niet' waar." Den Vorigert dag heeft getuige tegen de bewuste cliënte gezegd: „Morgén krijgt U geld." President: „eD zaak neep dus. Heeft U toen niet het advies gegeven om dc effecten te be- leenen?" Getuige: „Neen. Dc notaris is zelf op het idco gekomen, en hij had cr geen bezwaar tegen, omdat hij verwachtte, dat hét toch maar voor eenige dagen zou zijn, daar hij geld to vorderen had. President: „U begrijpt, dat déze quacstie van groot belang is voor de strafmaat. Weet U het zeker, dat het advies niet van U is uitgegaan?" Getuige: „Dat weet ik zeker." President: „Is het niet eigenaardig, dat het kasboek in geen jaren is opgeteld?" Getuige merkt op, dat bijna eiken dag de kas werd opgemaakt en het geld geteld. President: „Maar cr werd toch niet gere geld boek gehouden?" Getuige: „Jawel." Officier van justitie: „Getuige Verhoef heeft anders verklaard, dat curatoren niet uit dc boeken kunnen wijs worden. Dc zaak is zóó verward, dat een accountantsonder zoek ontzettend duur zou worden. Een goed administrateur is U in ieder geval niet." Beklaagde zegt nog, dat de boekhou der in de war wasi Getuige: „Ja, ik was wol achter." President wijst getuige cr op, dat hij dan zijn plicht heeft verwaarloosd. Hij was boek houder, en had er dus voor to zorgen, dat do boeken bij waren. Zoo lijdt daardoor nu gedeeltelijk een ander. De Officier van Justitie betoogt, dat gotui- gc een groot deel van de moreele schuld óp zich heeft geladen door niet tó beletten, dat beklaagde de effecten» beleende, gesteld al, dat het plan daartoe van beklaagdo zelf is uitgegaan. „De beklaagde is op menig punt weifelend in zijn verklaringen. Op sommige punten is hij evenwol zéér positief. Die pun ten konden worden gecontroleerd, en ble ken alle juist te zijn. Zoo is beklaagdo ook zéér positief in zijn verklaring, dat van U het advies is uitgegaan om de effecten to bcleenen. Draait U er nu niet om heen. Als U onjuist verklaart, helpt U de schuld van Uw vroegeren patroon verzwaren. Ik geef U nog de gelegenheid om op Uw verklaring terug te komen: is het advies tot bcleening der effecten van U uitgegaan?" Getuige: „Dat advies heb ik niet gege ven." whêA A President: „Sinds wanneer heeft U de we tenschap, dat ten kantore van den notaris het eene gat met het andere moest worden gestopt?" Getuige: „Sinds ik er kwam. Dat was in 1017." Mr. Simons: „Weet getuige iets van do verliezen, die beklaagde in „de IJssel" heeft geleden?" Getuige zegt, dat die verliezen zijn ont staan, doordat een zekere v. d. Berg in ge breke bleef hypotheken af te lossen. Président: „Hoeveel geld is cr van den notaris in blijven zitten?" Getuige: „Ongeveer Gi.000." President: „En hoeveel in dc Culturen- en Beleggingsmaatschappij?" Getuige: „Ongeveer 20.000." President: „Kunt U ook ons inlichten om trent het deficit van het faillissement?" Getuige: „Neen." President: „Kunt U er met geen bal naar gooien?" Getuigè verklaart het niet te kunnen zeg gen. President: „Als Uw boekhouding in orde was geweest, hadt U het tot op dc cent moo- ten weten. Al weer een bewijs voor do mo reele schuld van U, waarover we het al meer gehad hebben." Getuige beantwoordt enkele vragen van de verdedigster omtrent de financiecle raads lieden van beklaagde inzake „de IJssel". Mej. Simons: „Heeft getuige zich nooit ge roepen gevoeldj om notaris to waarschuwen om niet verder af to glijden?" Getuige: „Dat heb ik ook." President: „Zijn er nooit pogingen gedaan, om dc tering naar de nering te zettert?" Getuige: „Jawel. Maar cr kwamen dikwijls personen om geld en kredieten vragen; die waren dan zoo politiek, om niet op kantoor tijd te komen, maar 's avonds. En do notaris was dan zoo zwak om zich te laten bepra ten Beklaagde bevestigt dit. Maar in vele ge vallen heeft hij geweigerd. President tot beklaagde: „Waarom is U eigenlijk niet op tijd naar Uw collega's ge gaan, om hen steun te verzoeken. Is dat val- schè schaamte geweest?" Beklaagde: „Eigenlijk wel. Maar 't is ook een heel besluit," Mr. Schorer (tot getuige): „Is het nooit bij li opgekomen, om eens te onderzoeken als boekhouder, wat de inkomsten waren, en de uitgaven, en de winst?" Getuige: „Daarvoor was het tc druk." Mr. Schorer: „Maar dat was toch uw.plicht als boekhouder." GetuigC: „Mijn plicht was ook, om de zaak zooveel mogelijk te helpen bevorderen, dus dat zooveel mogelijk actes werden verleden." Mr. Schorer: „Genoot U daarvan provisie? En hoe groot was die?" Getuige: „Dat was ongelijk." Mr. Schorer: „Het is eenvoudig ongeloof lijk, Zooals U uw taak heeft opgevat." Getuige J. dc Vries legt een verklaring af, omtrent èen bepaald effect, behoorende tot de nalatenschap van wijlen baron van Till, gedeppneerd geweest ten kantore der Utrechtsche bankvereeniging, en later door beklaagde opgevraagd als executeur-testa mentair Dergelijke verklaringen, met betrekking tot andere effecten, worden nog door eenige andere getuigen afgelegd. Zij verklaren den notaris géén toestemming te hebben gegeven om de stukken ten eigen bate te beleenen. Tevens'worden nog eenige verklaringen af gelegd door belanghebbenden bij érfboedels, waarover de beklaagde executeur-testamen tair of boccieinotaris was, en uit welke boe dels effecten zijn verdwenen, of ovpr kapitaal is beschikt. Ten slotte 'wordt een getuige k décharge gehoord, de heer W. J. Schaafsma, hoofdcom mies bij de directe belastingen alhier, die eenige inlichtingen gééft omtrent do levens wijze van het gezin van den beklaagde. Zijn indruk was, dat er in 't geheel niet van den hoogen boom geleefd word. Er 'werd geleefd op een wijze, zooals het in een degelijk bur gergezin gebruikelijk is, z.onder eenige over drijving. De eehtgenoote van beklaagde stel de graag haar organisatietalent in dienst van de liefdadigheid; van écnigên geldelijkcn steun heeft spreker nooit iels gemerkt. Het requisitoir van het Openbaar Ministerie. Het woord is hierna aan den officier van justitie, Jhr. Mr. A. Calkoen, tot het nemen van zijn requisitoir. Hij herinnerde eraan, hoe in den aanvang van het jaar een, een voudig man on liet parket was gnomen, ba dend in tranen, met de mededeeling, dat hij door den notaris was opgelicht. Ï-Iet was toen nog absoluut niet hekend, dat beklaagdcs kantoor zwak stond, maar sprekers argwaan werd gewekt door het feit, dat beklaagdo den man een voor een klein hedrag betrek kelijk hooge deposiforento berekende. Dat doet niet iemand, wiens zaken goed gaan en daarom ichtte dc officier termen aanwezig, om eens een onderzoek in te stellen. Uit dat onderzoek bléék al direkt, dat de zaken Van den notaris zwak stonden. Korjen tijd daarna had de Officier een onderhoud met eenige notarissen, die mededeelden, dat cr pogingen werden gedaan, om den beklaagde te redden. Er was voor dat doel al een mooie som hij elkaar. Men wilde dat bedrag wel storten, nis dan niet het faillissement zou worden uitgesproken, cn geen vervolging zou wor den ingesteld, zonder dat het natuurlijk do bedoeling was, om pressie uit te oefenen op het Openhaar Ministerie. Er was toen nog geen vervolging ingesteld cn men hoorde zoo hier en daar al de opmerking, dat een kleine wordt gepakt en men den groote laat loopon. In dit verhand mag cr wel eens op worden gewezen, dat het Openbaar Ministerie zoo wel grooten als kleinen vervolgt. Dat blijkt trouwens wel uit het feit, dat in het afgeloo- pen jaar tweó bankdirecteuren en een rechtsgeleerde voor deze rechtbank zijn ver oordeeld. Van een klassejustitie is dan ook geen sprake. Zooals gezegder was nog steeds geen vervolging ingesteld. Door een toeval vernam spreker evenwel, dat cr van wege den*notaris effecten waren gedepo neerd bij de Middenstandsbank. Toen werd aan dc politie een onderzoek opgedragen, uit welk onderzoek bleek, dat deze effecten slechts voor een zeer klein gedeelte het eigen dom van beklaagde waren, en voor dc rost toebehoorden aan cliënten van het notaris kantoor. Dat resultaat gaf aanloiding om den notaris zelf eens to hooren, die toen on middellijk al bekende. Hij merkto wel, dat cr geen ontsnappen meer mogelijk was en aan den anderen kant was hij blij, eindelijk zijn geweten van dezen schuld cons to kun nen ontlasten. Zóó is de voorgeschiedenis van deze zaak geweest. En, nu de ten laste legging. Aan den be klaagde -zijn twee feiten van verduistoring ten laste gelegd, die feiten wil spreker niet weer allo nagaan, maar alleen dit opmerken. Beklaagde zegt, dat toen hy de effecten be leende, hy nog verschillende vorderingen had te innen, zoodat het waarschynlyk was, dat hij de stukken weer spoedig kon inlossen. De effecten zyn evenwel beleend op 5 Februari, en op 2 April lagen ze nóg rustig op de Bank. Die termyn wyst cr toch niet op, dat de ver panding slechts voor korten t(jd is gebeurd. Het kan zeer wel beklaagdes idee zyn ge weest, om zyn verkeerde manipulaties binnen enkelo dagen weer te herstellen, maar dat is ii. den loop van de weken die verliepen, niet gebéurd. Beklaagde heeft verder opgemerkt, dat zyn boekhouder zyn slechte genius is ge weest. Spreker heeft over dit punt bij het ge tuigenverhoor reeds het zyne gezegd, en zal daarop nu niet verder ingaan. Alleen nog dit: al was de boekhouder inderdaad de slechte ge nius geweest, beklaagde is even goed Straf baar. Do boekhouder heeft verkeerd en schan delijk gehandeld. Als men zulke feiten als hier zijn gebeurd, ziet plegen, dan is men verplicht om zelfs zyn patroon van het kwade af te houden. Dat heeft deze boekhouder niet gedaan, en dat maakt hem aan deze feiten mede "moreel schuldig. Het tweede ten laste ge legde is de verduistering uit. dc nalatenschap van de Weduwe Daems. Deze verduistering is een gevolg van het feit, dat beklaagde de gelden, die hij onder zich kreeg, op eigen reke ning stortte. Had hy dnt niet gedaan, maar die sommen gestort q.q., dan was dit geval van verduistering voorkomen. Na een korte juridische uitweiding óver deze tweede ten laste légging, kwam spreker tot de strafmaat. Hy wees erop, hoe geheel anders het had kunnen loopen, dan het nu gedaan is. De beklaagde had een prachtig kantoor, een van de meestbeklante in onze stad. Daarbij kwam nog, dat hy een eervolle naam droeg, die in Utrecht, cn ook daarbui ten een bizonder góéden klank heeft. Het lag dus voor de hand, dat vele families by hem kwamen. Hy had moeten begrijpen, dat hij een van de mooiste posten van vertrouwen be kleedde. Mem vertrouwt toch eon notaris alles toe; hy is de adviseur, men overlegt alles met hem, hij is alzoo van alles op dc hoogte, en juist dat maakt zyn positie zoo verantwoor delijk. Daarnaast heeft een notaris bovendien een groote financieelo verantwoording. Er worden veel gelden aan hem toevertrouwd, hij moet zorgen voor het goed uitzetten van hy potheken, de hypotheekbetaling geschiedt dik wijls ten notariskantore, enzoovoorts. Een notaris heeft dus een prachtige positie, hy ge niet overal het vertrouwen van iedereen. Hoe heeft beklaagde zich nu in die positie gedra gen? Het spijt sprêker te moeten zeggenop onverantwoordelijke wyze. Het beheer, dat ten kantore van beklaagde is gevoerd, is eigenlijk wanbeheer. Hij liet alles aan ande ren over. Slechts één voorbeeld over het ge voerde beheer. De boekhouder had gespecu leerd in H.V.A., en daarmee ongeveer 300 verdiend. Toen heeft hij tot den notaris ge zegd: „probeert U het óók eens." De notaris liet zien overhalen, en zei: „Haal het geld maar uit dc brandkast.' Er werd toen ƒ2500 tiit de brandkast gehaald, maar de notaris was 'zóó weinig op de hoogte, dat hij niet eens wist, hoeveel er voor deze speculatie was uit gegeven; het moest zoo iets zijn tusschen f 2000 en f 4000. Nu vraagt spreker, of iemand, die een zoo verantwoordelijke positie op een dergelyke wijze bekleedt, niet zwaar gestraft moet worden. Het is waar, dat be klaagde nog nooit-is veroordeeld, een fatsoen lijk man is, geen slecht karakter heeft, en steeds een sobere levenswijze heeft gevoerd, het is waar óók, dat beklaagde alles direkt heeft bekend. Maar daar staat tegenover, dat van een bedrag van 42.000 niets meer te recht komt. En dan denkc men ook eens aan de vele slachtoffers, die deze v luistering heeft gemaakt. Het eerste slachtoffer, was de eenvoudige man, die in een vloed van tranen op het parket kwam, en zei opgelicht te zijn door zyn nortiris. Oplichting in den zin der wet was het niet, het fc-it was ook niet straf baar, maar het was oplichting in den dnge- lijkschen zin van het woord om 2000 tc em- pocheeren, met de zekerheid van het niet op den gestelden datum te kunnen terug beta len. Er is een ontzettend groot passief cn zeel4 waarschijnlijk zal cr slechts 15 uit het faillissement komen. Men kan dus na gaan, wat voor slachtoffers dc beklaagde heeft gemaakt. Hoe is nu deze verduistering gepleegd? Men mag zeggen, dat de gelden en stukken zijn verduisterd ten eigen bate. Men mag niet zeggen,'0" beklaagde niet speculeerde, als lhi zulke idelingen deed nis bij gedaan heeft, terwijl hij wist, dat de schulden de baten belangrijk overtroffen. Wanneer spreker als officier van justitio in strafzaken optreedt, is hij gewoon, d i e straf te vragen, die hij in gomocdc zou opleggen als hij rechter was. Met andere woorden: hij vraagt nooit to veel, maar precies, wat de beklaagde naar zijn oordeel verdient. Wan- i "er de officier dat ook in deze zaak doet, dan vordert hij de schuldigverklaring van beklaagde aan het ten laste gelegde, cn zijn veroordceling tot een. gevangenisstraf var 4 Jaar en 6 maanden met aftrek van dc ventievc hechtenis Het pleidooi van d<» verde diging. Mej. Mr. E. C. S m o n s dankt in don aan vang van haar pleidooi den officier van jus titie voor de humane wijze, waarop de offi cier van justitie zijn requisitoir heeft geno men. Zij formuleert daarna cenig cjuridi schc bezwaren tegen de dagvaarding. Als eerste feit is den beklaagde ten laste gelegd, dat hij in dc maand Februari dezes jaars zich de heele lijst van effecten, die in de dagvaarding wordt genoemd, wederrechtelijk heeft toegeëigend. Plcitster heeft die dag vaarding laten lezen aaR een collega van haar, cn verteldo dien collega erbij, dat de beklaagde bekende. De confrère vroeg toen: „Wat bekent die beklaagde? Dat hij dc ctuk- ken heeft weggegeven, verbrand, vernie tigd?" Zoo is dó zaak precies. Do dagvaar ding vermeldt niet, dat de effecten zijn be leend. Het zich toeëigenen kan geschieden door wel honderd handelingen, maar op wol- ke wijze liet ten deze is geschied, dót ver meldt de dagvaarding niet Daarom voldoet zij niet ann de gesteklo cischen. Verdor zegt deze dagvaarding, dat boklnngdc zich de of fccten opzettelijk wederrechtelijk hooft toegeëigend. Waarin heeft dat opzet hier bestaan? Is dat opzet op grond van deze dagvaarding ooit le bewijzen? Men zegt nu wel, dat beklaagdo het hem ten lasto go- legde bekend heeft, maar hij heeft nooit ge zegd, dat hij zich do stukken opzettelijk hoeft toegeëigend. Er is trouwens gebleken, dat do notaris do verwachting koesterde, om de beleende stukken weer zoo spoedig mo gelijk in to lossen. Plcitster wijst erop, dat In een arrest van den Hoogen Band, betrok king hebbendo op een soortgelijke zaak als deze, gesproken wordt van iemand, dio stuk ken verbrandt „zonder hot gegronde vooruit zicht en redelijko verwachting" ze te kun nen restitueeren. Dat gegrondo vooruitzicht en die redelijko vorwachling van de belcon- de stukken spoedig tc kunnen inlossen heeft hier wel degelijk bestaan. Beklaagdo wist wel, dat zijn financleelen toestand niet in orde was, maar in hooverro dat het geval was, wist hij, het is ter zitting gebleken, op geen stukken na. Daarom kan hij nooit de effecten hebben beleend om zo opzettelijk onder zijn eigen vermogen te brongon. In do tweede plaats heeft beklaagde vol gens do dagvaarding een bedrag van 35.000 opgenomen op zijn eigen bankrekening, een bedrag, dat hem niet toebchoordo. Als dat verduistering is, dan pleegt ploitstor iedcron dag verduistering, want dnt doet ieder van haar collega's, doet ieder notaris. Alleen fail lissementen worden aparat goboekt. Wordt daardoor dan verduistering gepleegd? Naar plcitsters inzicht in gcencn dcelc. Nu staat er in de dagvaarding dat dit gebeurd is in do jAren 1922, 1923, 1921 en 1925. Maar wanneer nu eigenlijk? Daarover laat de dagvaarding zich niet uit. Spreekster had bij den aanvang der zitting op deze gronden vernietiging van de dagvaarding kunnen vragen, maar zij oor- dceldo het beter, om dit verweer tot het laatst te bewaren. Naar haar opinio kan op deze dagvaarding nooit oen veroordceling volgen, maar alleen vrijspraak. Tot zoover het juridisch gedeelte. Wanneer men deze zaak niet-juridisch be schouwt, dan moet men zich in dc eerste plaats voor oogen stellen: hoe is dit kantoor gegroeid, en hoe is do persoon, dio er aan het hoofd stond? Deze beklaagdo is de zoon van een beroomd vader. Dat kan heel geluk kig zijn, maar ook ongelukkig, zoonis hier. Als de beklaagdo niet tie zoon van Nlcolaas Bccts was geweest, dan zou hij nooit notaris goworden zijn in dit mooie kantoor. Hij was de jongste van 15 kinderen, moeders oogap pel, maar hij leed daaronder, omdat door dit alles alle aanleg tot zelfstandigheid bij hem werd onderdrukt. De familie vond, dat hij notaris moest wordon; of hij het zelf wil- de wij weten het niet. De naam van zijn vader opende hem vele deuren, cn zoo kwam In een notariaat, waarvoor hij ten cenen male ongeschikt was. Ilij is een goeie, beste, brave man, maar geen krachtige figuur, dio voor zulk een kantoor noodig is. Ilij kwam in een prachtkantoor, met volo cliënton en dat bovendion veel inkomsten genoot, uit hoütveilirigcn to Jutfaas, die dikwijls over groote bedragen liepen. Op dergelijke veilin gen worden dikwijls voorschotten gegeven en als een notaris dan eens geen liggende gel den heeft, on ook niet graag klanten kwijt rankt, m. .kt men van het notariskantoor ook nog een bankierskantoor. Dat is ook hier gebeurd: om zooveel mogelijk klanten tc be houden, heeft do beklaagdo voorschotten op veilingen gegeven .waarvoor hij het geld eigenlijk niet had. Als hij een goeden can- didaat naast zich had gehad, of goed per soneel, dan had veel kunnen wordon gedaan, om dc zaak omhoog tc houden. Hot lig ulct op den weg van dc verdedi ging om den éón wit to maken door den ander zwart tc maken. Toch mag worden ge constateerd, dat dc boekhouder ook de man niet is geweest, om den beklaagde overeind tc houden en de zaak in goede banen to leiden. Als hij zich had onthouden van te trachten het kantoor zoo groot mogelijk te maken en gedaan had wat des boekhouders was, dan was het misschien nóg anders ge gaan. Er is nooit iemand geweest, die be klaagde heeft gewaarschuwd, tot het zóóver is gekomen, dat hij er niet meer tegenop kon. En het is valsche schaamte geweest, dat hij niet eerder naar zijn collega's is ge gaan om hulp te vragen. Beklaagde heeft steeds getracht om hij alle verklaringen eer lijk to zijn. Spreekster meent dan ook, dat hij niet de man is geweest die op het idee is gekomen om de effecten te beleenen. Als men bewust een strafbaar feit pleegt, dan doet men dat niet zoo open en bloot als hier is gebeurd, levert men zich ook niet zoo aan zijn personeel over. Beklaagde heeft dan ook niet dc bedoeling gehad om oneerlijk te zijn. er het feit bedrijvende, heeft hij de porté'c van do zaak niet ingezien. Aan wie nu de schuld van dit alles? Aan bon, die hem benoemd bobben, die hom geroepen hebben tot deze positie, waar voor hij niet dc capaciteiten en het karak ,ter had. Als nu dc rechtbank straks de straf moet bepalen, dan boude zij rekening mot het feit, clat beklaagde niet geschikt wat voor zijn functie. Hij kon niet op tegen dc financioole moeilijkheden. Het zijn inderdaad ernstige feiten, maar men vergeto ook niet, dat bij de opleiding cn den stand van den gedaagdo iedere straf zooveel erg4~ is dan voor veel anderen. Zijn gezondheidstoestand is ook niet gunstig, zoodat iedere vrijheids- herooving hem nog erger moet straffou dan een gezond monsch. Beklaagde is nu zijn naam kwijt, zijn positio kwijt, cn zijn vrij heid kwijt. Als do rechtbank vonnis wijst, laat zij dit dan bedenken, en zich niet te veel laten leiden door wat do Officier ge zegd heeft over „klassenjustitie". Als cci- „groote" gestraft wordt is iedere straf voor hem zooveel erger dan voor vele «ónderen. I.aat daarom dc rechtbank straffen in even redigheid tot wat aan een ander in hetzelf de geval zou worden opgelegd. Iedere dag reeds is voor beklaagde en zijn gezin een verschrikkelijke straf. Plcitster verzoekt ten slotte de rechtbank, om zoo spoedig moge lijk vonnis te wijzen, opdat de spanning, waarin do familie verkeert, niet nog langer voortdurc. Na re- cn dupliek' werd do uitspraak be paald op heden over 8 dagen.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1925 | | pagina 7