AMERSFOORTSCH DAGBLAD „DE EEMLANDER" Zaterdag 10 Oct. 1925
BINNENLAND.
Mozart, - Die Zauberflöte.
TWEEDE BLAD.
FEUILLETON.
24e Jaargang
No. 87
Zichzelf tegenspreken.
(Nadruk verboden').
Onlangs schreef een vrouw een -boek en
een andere vrouw gaf er haar oordeel over
te kennen. Wat mij in deze beoordeeting
verwonderde, was het verwijt dat de
schrijfster zichzelf tegensprak.
„Doen we dot niet allemaal?" vroeg ik,
„en- doen vrouwen het niet in 't bizonder?"
Het dunkt mij niet bijster moeilijk,
tegenspraak in iemands uitingen te ontdek
ken. Buitengewoon moeilijk lijkt het mij,
iemand te vindien, die ziöhzelf nimmer
tegenspreekt. Mocht er zoo iemand be
staan, dan zou ik liever, niet met hem
kennismaken. Want hij moet wel een saai
en geesteloos wezen zijn.
Slechts een automaat spreekt zichzelf niet
tegen. Wanneer men een dubbeltje in de
gleuf doet, komt er een reep chocolade en
werpt men daarna nogmaals een dubbeltje
er in, dan weet men met de stelligste stel
ligheid, dat er wederom een reep chocola
in het laadje zal liggen
Er zijn ook mensohelijke automaten;
ledepoppen» die gelijk speelgoed, dat men
opwindt, steevast dezelfde geluiden slaken
en dezelfde 'bewegingen verrichten. Op
zoo'n led'epop kan men vertrouwen, gelijk
men vertrouwen kan op alles wat machine
is. Wie voor verrassingen gespaard wil blij
ven en niet tegen het onverwachte kan,
pmringe zich met automaten en ledepop
pen. Dan zal zijn leven het veilige gangetje
gaan, zonder prikkeling, zonder verontrus
ting.*
Helaas voor dezulken is de mensch geen
automaat en geen led'epop, al doen som
mige exemplaren hieraan denken. Want de
mensch is een levend wezen en geen doode
madhine. Men weet, als men een mensch
opwindt, nooit 'heelemoal zeker vooruit,
welken kant hij zal opgaan; ging hij gister
rechts, dan geeft dit geenerlei waarborg,
dat hij heden niet links zal gaan. Ging hij'
gister vooruit, den kan hij heden heel goed
achterwaarts zich bewegen. Men weet, als
men hier een dubbeltje in de gleuf werpt,
nooit heelemaal zeker vooruit, wat er uit
het laed'je zal komen; was het zooeven
zoetigheid, straks kan het bitterheid! wezen».
Ik kan me voorstellen, dat dit voor vel#
rechtschapen lieden een uiterst verdrietig
geva] is. Menschen, die zichzelf tegenspre
ken! Hoe kan men met hen omgaan, hoe
kèn men met hen zaken doen, een huwelijk
sluiten, een beweging op touw zetten?
En toch zou de maatschappij wellicht nog
een weinig onbehaaglijker worden, zoo wij
niet allen op onze beurt onszelf af en toe
tegenspraken. Een klein voorbeeld volsta.
Er zijrv van die menschen met „vaste
principes". Zij doen niet aan weldadigheid1,
omdat zij vinden, dat de 'Staat voor de
hulpbehoevenden moet zorgen inplaats van
de particulieren. Maar voordat zoo'n prin
cipieel man weet wat hij doet heeft hif,
onder den vers oh en indruk van het geval,
een tientje naar Borculo gestuurd of een
stakkerd aan de deur een kop koffie ge
geven. Achterna is hij woedend om zijn
inconsequentie.
Er zijn vrijgezellen, die zweren, nimmer
te zullen trouwen en die terzelfder tijd naar
den goudsmid loopen om een verlovings
ring te bestellen. Er rijn vrouwen, die haar
man een „akelig mispunt" vinden en hem
een minuut later om den hals vallen. Er
rijnmaar waar is hier het eind?
Honderdmaal op een dag spreken we
onszelf tegen, ook el meenen- wij de be
ginselvastheid en de consequentie m eigen
persoon te rijn. Wij spreken onszelf tegen,
omdat wij levende menschen rijn en het
leven zichzelf tegenspreekt.
Het leven fb niet in een leefregel te per
sen en spot lachend met elk systeem. Het
is stelselloos en tegenstrijdig in elk opzicht*
Het plaatst tegenover elke rijde een keer
zijde en draait rijn slachtoffers, gelijk kin
deren bij het blindemanspel, om en om,
zoodat rij het ééne oogenblik de rijde en
h-pt andere cvogenblik de keerzijde rien. Het
leven is grillig éh deelt zijn grilligheid mee
aan ons, onevenwichtige schepselen, die
van den traan in den lach schieten en van
optimisme tot pessimisme vervallen. Het
leven verwisselt voortdurend ons uitricht en
onze omstandigheden, het schudt de fac
toren, welke ons lot en Onze stemming be
palen, door elkaar als de glaasjes in een
kaleidoskoop; wij hebben geen houvast aan
de gegevens, waarop wij onze houding wil
len grondvesten.
Hoe kunnen wij bij dezen staat van
zaken voorkomen, dat we onszelf tegen-*
spreken? Wij behoeven 'heustih geen zwak
kelingen of -huichelaars te zijn, om ons
telkens op een innerlijke tegenstrijdigheid
te betrappen. Beurtelings door pool en
tegenpool getrokken, steeds schommelend
tusschen de ééne waarheid en de andere,
bestendig beseffend, dat er twee zielen
wonen in onze borst, geven wij ons over
aan deze wonderlijke onvermijdelijkheid en
trachten er ons met veerkrachtrgen humor
over te troosten in-plaats van er met de
verbittering van d<en verstarde tegen in te
gaan.
Alles beter in het leven da-n de verstar
ring, alles wenscthelijker dan de werktiiig-
li ikheid, alles begeerlijker dan de dood.
Neen, het is waarlijk geen verwijt, wanneer
men tegen ons aanvoeren kan, dat we ons
zelf tegenspreken; het is de hoogste lof,
die men ons toezwaait, want met dit oor
deel geeft men te kennen, dat wij meer dan
automaten en Tedepoppen, dat vHj levende
menschen zijn.
Strevende, worstelende, wankelende men
schen, maar eerbiedwaardig in ons streven,
in onze wankele worsteling. Slechts de dood
spreekt zichzelf niet tegen.
H. G. CANNEGIETER.
De Staatscourant van heder. 9 Octobet
bevat o.m. de volgende Koninklijke Be
sluiten
pp verzoek eervol ontslagen bij den Marine-
reservedienst de officieren-zeewaarnemers 3de
klasse bij de marinereserve J. P. von den Dop,
A. van Alphen, H. F. G. Longenhoff, F. J
Kraai en rijn zij benoemd tot officier-vlieger
3de klasse.
Benoemd tot kantonrechteT-pIaatsvervangei
in het kanton ZevenbergenJ. A. F. Peters,
notaris Ve Etten.
JHR. MR. A. P. C. VAN KARNEBEEK. f
De loopbaan van den over
leden staatsman.
Omtrent den levensloop van jhr. A. P. C. van
Karnebeek, die thans, na een vrij langdurige
ongesteldheid, is overleden, kan nog het vol
gende worden medegedeeld
Jhr. Abraham Pieter Cornell's van Karne
beek werd 14 September 1836 te 'Amsterdam
geboren. Hij bracht zijn jeugd to 's-Gravenhage
door, waar hij één der beste leerlingen van het
gymnasium was. In 1855 begon hij rijn studie
in óe rechtswetenschap aan de Utfechtsche
universiteit, onder het rectoraat van prof. v.
Hall en promoveerde daar in 1866 op een
proefschriftnonnullee observations de divi-
dius et individius obligotionibus (eenige op
merkingen over de deelbare en ondeelbare ver
bintenissen). Kort daarna trad hij in de diplo
matieke loopbaan. Uit dien tijd dagleekend een
geschrift ven* zijn hond, in 1864 verschenen.
Ter toelichting van do Limburgschc kwestie,
met kaart.
Beurtelings was hij nu aan het departement
van buitenlandsche zaken en in het buitenland
werkzaam tot 1879, laatstelijk als minister
resident te Stockholm.
Toen werd hü benóemd tot commissaris der
Koningin in Zeeland, welke betrekking hij ver
vulde tot 1884. Op 1 Nov. 1885 trod hij op
als minister von buitenlandsche zaken in hel
ministerie-Heemskerk Azn., dat de grondwets
herziening van 1887 tot stond bracht, ter ver
vanging van jhr. mr. P. J. A. M. v. d. Does de
Willebois, die om gezondheidsredenen wos of-
gelreden. Hij vervulde dit ambt tot de aftre
ding van het kabinet op 21 April 1888.
In 1891 werd hij voor de Tweede Kamer der
Staten-Generaal gekozen te Rotterdam cn in
1894 te Utrecht, dat ,in 1897, 1901, 1905 en
19Q9 hem opnieuw afvaardigde. In 1913 stelde
hij zich niet opnieuw herkiesbaar. De reden
hierdoor was, dot de heer v. Karnebeek, die de
friizinnige beginselen was toegedaan en -zich
had aangesloten bij de oude liberale partij,
geen vrede kon nemen met het algemeen kies
recht. zooals het concentratie-program dat wil
de. Hij achtte dit .onaannemelijk cn voor een
man van zijn karakter kon van transigeeren
geen sprake zijn. Dat het hem leed deed, de
pailementaire loopbaan te verloten, waarin hij
zich had doen kennen ols hoffelijk, scherpzin
nig verdediger van d« beginselen, die hem lief
waren, voorstondcr van een zuinig beheer van
's lends financiën en als een warm vaderlan
der, die groote waard* hechtte aan een goede
weermacht, bleek ondubbelzinnig uit dc woor
den, door hem gesproken aar. het diner, dot
de Kamer in 1913 aan haar tcenmaligen pre
sident, jhr. v. Nispen aanbood en waarop hij
van zijn medeleden -afscheid nam.
Trouwens, ook zijn medeleden hadden jhr. v.
Karnebeek lieren woordleren om zijn fijnen
geest en zijn hoog karakter. Een redevoering
van Van Karnebeek was altijd een evenement
in de Kamer. Naar wat hij reide, werd geluis
terd, omdat het steeds de moeite waard was
ernaar te luisteren, zoowel om den inhoud als
om den vorm.
Jntusschen is de heer Van Karnebeek wel
het meest bekend geworden door wat hij
buiten do Kamer deed als uitnemend kenner
van bet volkenrecht en groot voorstandeï van
het denkbeeld den vrede te grondvesten op
het recht.
Reeds bij de eerste vredesconferentie, welke
van 18 Mei27 Juli 1899 te 's Gravcnhage in
het Huis ten Bosch gehouden werd, was hij de
aangewezen man om ons land in deze verga
dering van diplomaten en juristen, die naar
middelen zochten om te komen tot een vreed
zame beslechting van internationale geschil
len, op waardige wijze te vertegenwoordigen.
En het behoeft geen verwondering te baren,
dat hij, als eersto Nederlandsche gedelegeerde,
tot vice-president der conferentie gekozen werd.
En toen nu het Hof ven Arbiiroge was ge
sticht en Carnegie zijn vorstelijke gift had
gedaan om de stichting mogelijk tè maken van
een waardig gebouw om dit Hof te huisvesten,
was het alweder Van Karnebeek, die als resul-
laot van de door hém met Carnegie gevoerde
besprekingen, optrad ols president van de tot
dat doel in het leven geroepen Cornegie-stich-
ting, uit welke functie hem intusschen bij K. B.
von 17 'April 1923, onder dankbetuiging, op
zijn verzoek eervol ontslag werd verleend, cn
welk presidium toen overging op den minister
von staat mr. Cort van der Linden. Alle voor
bereidende maatregelen voor den bouw van
het Vredespaleis, in de eerste plaats het uit
schrijven van de groote prijsvraag, welke leid
de tot de bekroning von het ontwerp van Cor
donnier, werden onder zijn leiding cn grooten-
dcels op zijn initiatief genomen. Hij was het
ook, die, toen de uitvoering van het ontwerp
te kostbaar bleek, er den stoot toe gal den
architect prof. v. d. Steur uit te noodigen tot
omwerking en vereenvoudiging der plannen,
welke vervolgens door dezen bouwkundige zijn
uitgevoerd. Bij dé ccrste-stecnlegging von het
Viedespalcis, op 30 Juli^j907, hield hij de
officieele rede cn op 28 Augustus 1913, na
een arbeid von zes jaren, mocht hij de voldoe
ning smaken de inwijdingsrede te kunnen hou
den in tegenwoordigheid van da vorstelijke per
sonen en vag Carnegie. Welverdiend was de
hem in 1909 voor dezo werkzaamheid tot be
vordering von het veldwinncn der vredesge-
onchte te beurt gevallen benoeming tot minis
ter van staat. Sedert is v. Karnebeek tot vóór
eenigen tijd voorzitter van de Cornegie-stioh-
tir.g gebleven en heeft hij bij verschillende of
ficieele plechtigheden in het Vredespaleis ge
houden, meermolen het woord gevoerd, laat
stelijk in 1921 bij de onthulling, tijdens de bij
eenkomst von de International Law Association,
von het beeld van wijlen den grooten Asser,
Van Karnebeek's vriend en medewerker op in-
'.ernotionaal-wettelijk pacifistisch gebied.
De gemeente 's Gravenhagc heeft de ver
diensten van dezen grooten burger gehuldigd
door de oprichting in dc onmiddellijke nabij
heid van het Vredespaleis van de monumentale
Van Knrnebeckbron.
Dat de heer Van KomebCek verder nog in
verschillende commissies cn bestuurscol
leges een eervolle plaats heeft ver
vuld cn nuttig werkzaam is geweest cn dat
tni van hooge ordotcekenen zijn borst sierden,
behoeft ternauwernood vermeld. Van dc vele
onderscheidingen, hem te beurt gevallen, wor
den hier sl°chts in 't bizonder genoemd die van
commandeur in de orde van den Nederl. Leeuw
en grootkruis in de Orde van Oranje-Nassau.
SCHEEPVAARTCOMMISSIE.
Bij resolutie van den minister van Finan
ciën zijn benoemd tot leden van óf Schcep-
vaortcommissieF. s'Jocob, directeur van de
HollandAmerikolijn te Rotterdam en Ir. H.
A. van IJsselstcijn, oud-minister van Land
bouw enz. te 's-Gravcnhnge.
BESCHERMING VAN DEN INDUSTRIEELEN
EIGENDOM.
Openingsbijcenkomst der zes
de internationale conferentie.
Vrijdagmiddog 3 uur heeft in de ridderzaal
de openingsbijeenkomst plaats gehad der zes
de conferentie van de „Union Internationale
pour la Protection de la Propriéfé Industrielle."
Tot bijwoning von deze bijeenkomst waren
uitgenoodigd de ministers, hoofden der' depar
tementen, het corps diplomatique, de ministers
van Staat, de voorzitter en de griffier van de
Eerste- en Tweede Kamer der Stoten-Generool,
de vice-president en de secretaris van den Road
van State, de voorzitter en de secretaris van
de olgemeene Rekenkamer, de directeur cn de
secretaris van het Kabinet der Koningin, de
commissaris von de Koningin in do provincie
Zuid-Holland, de burgemeesters van 's Gravcn
hage, Amsterdam en Rotterdam en de secreta
ris van de gemeente 's Gravenhoge, de presi
dent, de procureur-generaal en de griffier van
den Hoogen Raad en van het Gerechtshof, de
president, de officier van justitie en de griffier
van de rechtbank, dc gdurverneur der residen
tie, de directeur van het Intcmntionnol Inter
mediair Instituut, de directeur van het Cen-
trohl Bureau voor de Statistiek, de secretmis-
sen-gcncroal vun de departementen van Ar
beid, Handel en Nijveiheid, Buitenlandsche Za
ken, Justitie en Koloniën cn do secrotaris-gc-
neraal in Algemcencn Dienst, de gewone en de
buitengewone leden von den Octrooirood, de
oud-minister von 'Arbeid, Hnndel en Nijver
heid mr. Aolbcrse en de directeur van do
Hoagsche' Tramweg Maatschappij.
De minister van Arbeid, Handel cn Nijver
heid, mr. Kooien hield in de Fransch taal
dc volgende openingsrede
Mijne heeren Gedelegeerden.
Het is mij een bijzonder voorrecht namens
de Nederlandsche Regeering do zesde confe
rentie van de „Union Internationale pour la
p-otection de la propriété industrielle" in de
Koninklijke residentie te mogen verwelkomen
cn daardoor in de gelegenheid te zijn u namens
haar de beste wcnschcn mede te geven voor
een gelukkig en vruchtbaar verloop van do be
sprekingen, welke gedurende de eerstvolgende
weken uw tijd en aandacht in beslag zullen
nemen. Aan een gevoel van vreugde, dat dc
periodieke conferentie tot herziening vnn het
Unieverdrag ditmaal binnen onze lond-palcn
bijeenkomt, paart zich een gevoel van groote
voldoening over het feit, dat zoovele landen,
ook niet bij de Unie aangesloten, oan de uit-
noodiging om zich bij deze conferentie tc doen
vertegenwoordigen, wel hebben willen gehoor
geven cn dat ook .het Economisch Comité van
den Volkenbond, doordrongen vnn het groote
belang, dat gelegen is in ceno gezonde ont
wikkeling van óe internationale economische
verhoudingen, ook op het gebied von den »n-
óustrieelen eigendom, naar den Haug zijn af
gevaardigden heeftv gezonden. Een gemeen
schappelijk overleg immers tusschen mannen
van zoo hooge wetenschappelijke ontwikkeling
als wordt vereischt voor de behandeling vnn
vraagstukken, als waarmede uwe conferentie
zich heeft bezig te houden, kan niet onders
dan ten zeerste bevorderlijk zijn voor dc be
reiking von ho; doel, dot ons allen vtoor oogen
sloot, namelijk te komen tot cene zoo volledig
mogelijke internationale samenwerking op eco
nomisch terrein.
Von den onderen kont behoeft hc< nauwlijks
verwondering te wekken, dot deze conferentie
zich in cene zoo groote belangstelling mag
verheugen. Sinds dc vorige bijeenkomst van
de Unie toch, in het jaar 1911 te Washington
gehouden, hebben de verhoudingen in de we
reld zich op velerlei gebied diep ingrijpend ge
wijzigd en dit is alom gepaard gegaan met
een steeds groeiende belangstelling voor inter
nationale vraagstukken van den meest verschil
lenden aord; ook de kwestie van de bescher
ming van den industrieelen eigendom hoeft
daarin uil den aard der zaak haar aandeel ge
had.
Dit mng zeker \yel nis een der hoofdoorza
ken worden aangemerkt van het verschijnsel,
dat sinds de laa'.st gehouden conferentie ach
tereenvolgens een zoo groot aantal landen 'het
belang er van is gnon inzien om deel uit tc
maken van de Unie, wcjke op dat terrein reeds
zooveel goeds heeft teweegebrncht. Daarbij
komt bet gelukkige feit, dat de Unie voor de
bescherming vnn den industrieelen eigendom
uit het groote wereldgebeuren, dot achter ons
ligt, ongeschonden is tc voorschijn -getreden,
v/oormeda zij tegenover de buitenwereld een
onmiskenbaar blijk heeft gegeven van hare in
nerlijke kracht, en ik aarzel niet als mijne mee
ning uit tc spreken, dat zij dat laatste zeer ze
ker voor een niet gering deel tc danken heeft
oan dc voortreffelijke leiding von het Bureau
International te Bern, waarvan ik dc eer heb
hier den directeur met enkele zijner hoogge
waardeerde medewerkers te mogen begroeten.
Weliswaar heeft ook de .Union pour la protec
tion de la propriété industrielle in de afgcloo-
I
Is er wel in de cultuurgeschiedenis der
(raenschheid een tijdperk zóó belangwekkend
els de tweede helft van de achttiende eeuw,
eene periode waarin men zulk een geweldige
worsteling der geesten waarneemt, zulk een
hoogoplacicnd streven naar het ideaal, uitloo-
pende op den bloedigen dageraad, die voor
geheel Europa in Frankrijk zou opgaan? Zien
we niet allerwegen in die door en door ver
rotte maatschappij, waar het meest grove ma
terialisme hoogtij vierde, waar zedenbederf en
corruptie op allerlei gebied aan de orde van
den dag waren, zich mannen verheffen, die, van
het allerzuiverst idealisme doordrongen, hunne
medemenschen op andere en betere banen
trachtten ie voeren? We behoeven slechts te
denken aan figuren als Rousseau in Frankrijk,
die zulks een gewelligen ommekeer wist te
weeg te brengen in den geest zijner landge-
nooten en wiens geschriften zulke wijde hori
zonten openden, aan een Emanuel Kant in
Duitschland, die het wijsgeerig denken in zulke
nieuwe banen leidde en aan de moraal een
gansch anderen grondslag wist te geven, aan
een vorst els Jozef II in Oostenrijk, die, al
mogen zijne hervormingsplannen zijn mislukt,
toch ook trachtte de nieuwere denkbeelden der
philosophen in toepassing to brengen.
Ook op het gebied der muzikale kunst ne
men. we dat zelfde streven naar vernieuwing
woar, ontmoeten we ook geweldige baanbre
kers, die geheel nieuwe verscihieten hebben
geopend en die in hunn# kunst hebben gebro
ken met de oude gietvormen, die sleur en rou
tine langzamerhand als de eenig gebruikelijke
hadden doen beschouwen. Voortbouwende op
hetgeen het reuzengenie van Bach reeds vóór
hen had gewrocht, zien we daar in Oostenrijk
twee mannen verschijnen, die men gewoon is
in éénen adem te noemen, 'hoewel zo bij veel
gelijkheid, toch ook weer zoo oneindig ver
schillen Haydn en Mozart. Beiden hebben ze
door hunne toonscheppingen den grondslag
gelegd voor dat bewonderenswaardig apparaat,
det we in den lateren tijd tot de hoogste ver
fijning en volmaaktheid hebben zien opvoeren:
het moderne «rkest. Toch is er in een groot
verschil in den aard hunner kunstwerken: ter
wijl toch Haydn zich zelden in zijne schep
pingen heeft weten te ontworstelen aan eene
zekere mate van goedmoedige kleinburgerlijk
heid, heeft Mozart op de zijne over het alge
meen een stempel van aristocratische voor
naamheid weten te drukken. Zoodat we ook
weer bij deze beide groote kunstenaars de be
vestiging zien van Taine's welbekende oor-
spronigs- en milieu-theorie.
Om ons nu tot Mozart te bepalen, willen
we, alvorens zijne opera „Die Zauberflöte" te
bespreken, eerst nog even in het kort zijne
levensgeschiedenis in herinnering brengen, om
dol dit misschien kan medewerken om de be
langstelling voor het werk te verhoogen.
Wolfgang Amadeus Mozart werd den 27en
'Tanuari 1756 te Salzburg geboren^ waar zijn
vader was komen wonen om er in de rechten
te gaan studeeren; geldgebrek noodzaakte hem
echter muziekonderwijs te geven en e«ne plaats
ols kapelmeester bij den aartsbisschop van
Salzburg aan te nemen. Reeds in zijne aller
eerste kinderjaren openbaarde de jonge Mozart
een buitengewonen aanleg voor de muziek, die
door zijn vader met zorg gekweekt werd, en
welke van dien aard was, dot hij reeds op 5-
jarigen leeftijd kleine menuetten componeer
de. En reeds het volgend jaar ondernam de
vader met Wolfgang en zijn eveneens zeer
muzikaal, vier jaar ouder zusje, een kunstreis
naar München en vervolgens naar Parijs, Lon
den en 'Amsterdam, de geheele wereld ver
bluffend door hét talent dezer wonderkinderen.
Het is natuurlijk niet met zekerheid te be
wijzen, maar toch zeker wel hoogstwaarschijn
lijk, dat deze overmatige insponning op zulk
een jeugdigen leeftijd, waarin elk menschen-
kind nog zulk eene behoefte heeft aan eene
rustige en regelmatige ontplooiing zijner na
tuurlijke gaven, een der oorzaken is geweest
van den vroegtijdigen dood van dat genie, waar
toe nog verder hebben meegewerkt de bittere
teleurstellingen en miskenningen hem door zij
ne tijdgenooten aangedaan.
In Salzburg teruggekeerd van zijne kunst
reizen, ge'urende welke" hij voortdurend zich
verder op de muziek toelegde en viool, zang
en orgel studeerde, en ook reeds te Londen
zijne eerste syitiphonie componeerde, dirigeert
hij reeds op 12-jarigen leeftijd eene mis en
schrijft zijn eerste opera „Bastien et Bastienne",
velke echter, dooT de tegenwerking zijner of-
gunstige oudere kunstbroeders, het niet tot eene
openbare uitvoering kon brengen. Ontstemd
verliet do vadre toen met zijn zoon het oude
Salzburg, waar de muzikale toestonden geen
verschiet openden voor het jeugdige genie, cn
trokken ze naar het geboorteland der muziek
en vooral der opera, naar. Italië. Hier werd hij
uitbundig gehuldigd cn zelfs op 14-jarigen
leeftijd reeds tot lid von de Akaóemie van
Bologna benoemd, waaraan de titel ven Cava-
licre verbonden was; ondanks tegenkanting van
de aanhangers der oude Italiaansche school,
behaalde hij r.u ook succes met zijne opera
Mithridotes, die zelfs twintig mr.ai achtereen
gegeven werd.
De treurige toestanden op muzikaal gebied
in Salzburg en de tegenwerking, die hif steeds
vön den enghartigen aartsbisschop ondervond,
maakten dat hij zich eindelijk geheel van die
plaats losmaakte; zijn vader echter ,kon ter
uille van het levensonderhoud der zijnen zijne
kapelmeesterplaats niet opgever, en zoo ging
de moeder in 1771 met haren zoon eene kunst
reis r.aar Parijs ondernemen, als bagage mee
nemende de laatst clpor hem gecomponeerde
werken, waaronder de C-óur sonate en de
beroemde in A-dur, die beide reeds zooverre
de Haydn'sche sonaten overtreffen. Veel geluk
bracht deze reis hem niet, want ook daar had
den nog altijd de aanhangers van de oudere
vormen de overhand, en werd op het gebied
der opera een heftige strijd gestreden tusschen
de Piccinisten en de Gluckisten; bovendien trof
hem de groote smart daar zijne moeder te
verliezen. Intusschen had ook deze reis op
zijne vorming weer grooten invloed cn werd
het 'hem steeds meer duidelijk, dat het genre
der opera zijn eigenlijk terrein was en dat hij
óe reeds door Gluck aangevangen hervorming
moest voortzetten.
Voor een kort verblijf te Salzburg terugge
keerd, ontving hij daar uit München de op
dracht tot het componeef&n von eene opera
Idomeneo, welke hem nu voor het eerst de
gelegenheid bood, na de vorige werken in het
genre van de opera buffa, eene opera seria
te schrijven. De slechte, verbrokkelde tekst, ge
heel en al voor de oude Italioansche opera in
gericht, heeft Mozort nog niet in staat gesteld
er een kunstwerk van te maken, en men hoort
het dan ook nog slechts fragmentarisch in de
concertzaal.
We zien hem nu eerst te München cn dan te
Weenen vertoeven, waar hij in 1782 huwde
met Konstanze Weber, die voor den kunstenaar
tot aan zijn dood eene trouwe en liefhebbende
gade is gew%est. Van denzelfden tijd dateert
ook zijne zoo bekoorlijke opera „Die Entfüh-
rung aus dem Serail", die, ondanks den tegen
stand der Italianen, onder aanvoering van
s keizers gunsteling Salieri, toch een zeer gun
stig onthaal vond bij het Wcensche publiek.
Een zeer vruchtbare tijd voor Mozart's schep
penden geest breekt nu aan; nadat hij eerst
verschillende werken op het gebied der kamer
muziek heeft gecomponeerd (klavierkwintet,
fantasie in c-moll, strijkkwartetten), ontvangt
hij van Da Poute den door hem uit Beoumar-
chais' blijspel getrokken tekst van den F i g a-
r o. Nu heeft hij eindelijk de stof gevonden,
die hij r.oodig heeft, vol vuur tijgt hij oan
•het werk, en slaagt erin het tamelijk frivole
blijspel van den Frenschman te verdiepen tot
een ideaal kunstwerk, waarin jeugd en liefde
hoogtij vieren, en schalksche humor zich poort
aan ontroerende innigheid.
En nog had hij met den Figaro niet zijn
hoogtepunt bereikt; nog hooger zou hij stij
gen, ondanks al de miskenning, waarmee hij
te worstelen had, ondanks ook de moeilijke
geldelijke omstandigheden waarin hij verkeer
de en die hem dwongen door lesgeven in het
onderhoud van zijnNgezin te voorzien. Wel wa
ren er ook lichtpunten en vond hij b.v. te Praag
de erkenning, die hem te Weenen maar ol
te veel ontbrak. Voor deze stad componeerde
hij dan ook zijn Don J u a n, die duar voor
'x eerst in 1797 werd opgeveerd en met on
gelooflijken bijval werd omvangen. Da Ponte
was weer de librettist en levert Mozart uit de
bekende Spaansche legende, door zoovele
schrijvers bewerkt, een tekst, die den compo
nist in staat stelde in één kunst-werk de opera
buffa en do opera-seria samen te smelten, al
dus het ideaal der romantiek verwezenlijkende.
Het gehoele werk heeft een ethisoh-philosophi-
schen grondslag, en het is Mozcrt gelukt den
wuften vrouwenverleider tot een titansfiguur
trit te beelden.
Maar welk oen roem ook zijn deel werd,
steeds blijven de omstandigheden benard, en
moet hij, °rn wat te verdienen, kunstreizen ma
ken cn om lessen bedelen. Men verhaalt, dat
een zijner vrienden, eens op een morgen bij
hem binnen komende, hem aantrof terwijl hij
met zijne vrouw door de kamers walste, ten
e.nde zich zoo wat te verwarmen bij gebrek
aan brandstof; meer don eens moest ook het
zilverwerk verpand worden om aan geld te
komen. Maar riet, het toeval wilde, dat Mozart
>n Weenen den theaterdirecteur Schikaneder
ontmoette, dien hij ook vroeger in Salzburg had
gekend, en die nu in Weenen een klein volks
theater bestuurde, waarmee het ook al niet
zoo heel erg vlotte. Slechts een „kasstuk" kan
hem nog_ redden, en zoo stelt hij Mozart voor
eene komische opera te schrijven, waarvoor
bij hem de stof aan de hand doet cn van welks
welslagen hij zich gouden bergen voorstelt. No
eenige aarzeling neemt Mozort de opdracht
aan cn schrijft voor het kleine volkstheater van
cene Weener voorstad een welk van verbluf
fende schoonheid, die Zauberflöte. Mid
delerwijl was er nog een andere opdracht tot
hem gekomen; men verhaalt dot op zekeren
dag eene lange, magere man, in het grijs ge
kleed en met een ernstig© gelaatsuitdrukking,
hem een brief overhandigd?, waarin een on
bekende hem uitnoodigde tot het componec-
ren van een Rcquim. Mqzart, die reeds meer
dere missen had gecomponeerd (o.o. de groote
C-moll-mis), nam de opdracht aan en alsof hij
een voorgevoel had, dat dit zijn zwanenzang
zou zijn, waarmee hij zichzelf den hemel zou
inzingen, werkte hij er met koortsachtige haast
aan, dikwijls tot laat in den nacht sohrijvende.
De overmatige inspanning, die de bewerking
en de insceneering van de Zauberflöte hem had
veroorzaakt, gevoegd bij de emoties, die het
componeeren von het Requim bij hem opwek
te, putten zijne krochten uit cn deden zelfs den
altijd zoo opgewektcn toondichter in zwaar
moedigheid vervallen. Hij had inderdaad in het
Requiem zijn eigen doodsbang gezongen, cn
zich daarmee op nieuw een onvergankelijk mo
nument gesticht, want door zijn Requiem is
Mozart de baanbreker geworden voor dc gan-
sche moderne katholieke kerkmuziek, waarin
hij Beethoven met zijne Missa solemnis cn
Chcrubini met zijne beide Requiems tot navol
gers zou hebben.
Nog vóór zijn dood, 5 December 1791, zou
het hem gegeven zijn oan zijn sterfbed door
bevriende kunstenaars een deel van zijn doo
denzang té hooren uitvoeren; aan zijn leerling
Süszmoyr gaf hij nog aanwijzingen voor de
afwerking van .zijne verheven schepping, dlo
voor een gedeelte nog slechts schetsmatig af
wezig was. Nog slechts 35 jaar oud stierf dit*
hoogbegenadigde menschenkird, deze heerlijk
lichtende, Rofaelische verschijning in het rijk
der tonen, deze gewijde priester in den tem
pel der kunst, dde niet elleen in den korten, tijd
van zijn aordsch bestaan de menschheid heeft
verrijkt met onvolprezen meesterwerken, maor
bovendien nieuwe, frissche bronnen heeft ont
dekt, waaruit na hem zooveel enderen' zouden
putten. H.
(Wordt vervolg).