AMERSFOORTSCH DAGBLAD „DE EEMLANDER" Zaterdag 10 Oct. 1925 BINNENLAND. Mozart, - Die Zauberflöte. TWEEDE BLAD. FEUILLETON. 24e Jaargang No. 87 Zichzelf tegenspreken. (Nadruk verboden'). Onlangs schreef een vrouw een -boek en een andere vrouw gaf er haar oordeel over te kennen. Wat mij in deze beoordeeting verwonderde, was het verwijt dat de schrijfster zichzelf tegensprak. „Doen we dot niet allemaal?" vroeg ik, „en- doen vrouwen het niet in 't bizonder?" Het dunkt mij niet bijster moeilijk, tegenspraak in iemands uitingen te ontdek ken. Buitengewoon moeilijk lijkt het mij, iemand te vindien, die ziöhzelf nimmer tegenspreekt. Mocht er zoo iemand be staan, dan zou ik liever, niet met hem kennismaken. Want hij moet wel een saai en geesteloos wezen zijn. Slechts een automaat spreekt zichzelf niet tegen. Wanneer men een dubbeltje in de gleuf doet, komt er een reep chocolade en werpt men daarna nogmaals een dubbeltje er in, dan weet men met de stelligste stel ligheid, dat er wederom een reep chocola in het laadje zal liggen Er zijn ook mensohelijke automaten; ledepoppen» die gelijk speelgoed, dat men opwindt, steevast dezelfde geluiden slaken en dezelfde 'bewegingen verrichten. Op zoo'n led'epop kan men vertrouwen, gelijk men vertrouwen kan op alles wat machine is. Wie voor verrassingen gespaard wil blij ven en niet tegen het onverwachte kan, pmringe zich met automaten en ledepop pen. Dan zal zijn leven het veilige gangetje gaan, zonder prikkeling, zonder verontrus ting.* Helaas voor dezulken is de mensch geen automaat en geen led'epop, al doen som mige exemplaren hieraan denken. Want de mensch is een levend wezen en geen doode madhine. Men weet, als men een mensch opwindt, nooit 'heelemoal zeker vooruit, welken kant hij zal opgaan; ging hij gister rechts, dan geeft dit geenerlei waarborg, dat hij heden niet links zal gaan. Ging hij' gister vooruit, den kan hij heden heel goed achterwaarts zich bewegen. Men weet, als men hier een dubbeltje in de gleuf werpt, nooit heelemaal zeker vooruit, wat er uit het laed'je zal komen; was het zooeven zoetigheid, straks kan het bitterheid! wezen». Ik kan me voorstellen, dat dit voor vel# rechtschapen lieden een uiterst verdrietig geva] is. Menschen, die zichzelf tegenspre ken! Hoe kan men met hen omgaan, hoe kèn men met hen zaken doen, een huwelijk sluiten, een beweging op touw zetten? En toch zou de maatschappij wellicht nog een weinig onbehaaglijker worden, zoo wij niet allen op onze beurt onszelf af en toe tegenspraken. Een klein voorbeeld volsta. Er zijrv van die menschen met „vaste principes". Zij doen niet aan weldadigheid1, omdat zij vinden, dat de 'Staat voor de hulpbehoevenden moet zorgen inplaats van de particulieren. Maar voordat zoo'n prin cipieel man weet wat hij doet heeft hif, onder den vers oh en indruk van het geval, een tientje naar Borculo gestuurd of een stakkerd aan de deur een kop koffie ge geven. Achterna is hij woedend om zijn inconsequentie. Er zijn vrijgezellen, die zweren, nimmer te zullen trouwen en die terzelfder tijd naar den goudsmid loopen om een verlovings ring te bestellen. Er rijn vrouwen, die haar man een „akelig mispunt" vinden en hem een minuut later om den hals vallen. Er rijnmaar waar is hier het eind? Honderdmaal op een dag spreken we onszelf tegen, ook el meenen- wij de be ginselvastheid en de consequentie m eigen persoon te rijn. Wij spreken onszelf tegen, omdat wij levende menschen rijn en het leven zichzelf tegenspreekt. Het leven fb niet in een leefregel te per sen en spot lachend met elk systeem. Het is stelselloos en tegenstrijdig in elk opzicht* Het plaatst tegenover elke rijde een keer zijde en draait rijn slachtoffers, gelijk kin deren bij het blindemanspel, om en om, zoodat rij het ééne oogenblik de rijde en h-pt andere cvogenblik de keerzijde rien. Het leven is grillig éh deelt zijn grilligheid mee aan ons, onevenwichtige schepselen, die van den traan in den lach schieten en van optimisme tot pessimisme vervallen. Het leven verwisselt voortdurend ons uitricht en onze omstandigheden, het schudt de fac toren, welke ons lot en Onze stemming be palen, door elkaar als de glaasjes in een kaleidoskoop; wij hebben geen houvast aan de gegevens, waarop wij onze houding wil len grondvesten. Hoe kunnen wij bij dezen staat van zaken voorkomen, dat we onszelf tegen-* spreken? Wij behoeven 'heustih geen zwak kelingen of -huichelaars te zijn, om ons telkens op een innerlijke tegenstrijdigheid te betrappen. Beurtelings door pool en tegenpool getrokken, steeds schommelend tusschen de ééne waarheid en de andere, bestendig beseffend, dat er twee zielen wonen in onze borst, geven wij ons over aan deze wonderlijke onvermijdelijkheid en trachten er ons met veerkrachtrgen humor over te troosten in-plaats van er met de verbittering van d<en verstarde tegen in te gaan. Alles beter in het leven da-n de verstar ring, alles wenscthelijker dan de werktiiig- li ikheid, alles begeerlijker dan de dood. Neen, het is waarlijk geen verwijt, wanneer men tegen ons aanvoeren kan, dat we ons zelf tegenspreken; het is de hoogste lof, die men ons toezwaait, want met dit oor deel geeft men te kennen, dat wij meer dan automaten en Tedepoppen, dat vHj levende menschen zijn. Strevende, worstelende, wankelende men schen, maar eerbiedwaardig in ons streven, in onze wankele worsteling. Slechts de dood spreekt zichzelf niet tegen. H. G. CANNEGIETER. De Staatscourant van heder. 9 Octobet bevat o.m. de volgende Koninklijke Be sluiten pp verzoek eervol ontslagen bij den Marine- reservedienst de officieren-zeewaarnemers 3de klasse bij de marinereserve J. P. von den Dop, A. van Alphen, H. F. G. Longenhoff, F. J Kraai en rijn zij benoemd tot officier-vlieger 3de klasse. Benoemd tot kantonrechteT-pIaatsvervangei in het kanton ZevenbergenJ. A. F. Peters, notaris Ve Etten. JHR. MR. A. P. C. VAN KARNEBEEK. f De loopbaan van den over leden staatsman. Omtrent den levensloop van jhr. A. P. C. van Karnebeek, die thans, na een vrij langdurige ongesteldheid, is overleden, kan nog het vol gende worden medegedeeld Jhr. Abraham Pieter Cornell's van Karne beek werd 14 September 1836 te 'Amsterdam geboren. Hij bracht zijn jeugd to 's-Gravenhage door, waar hij één der beste leerlingen van het gymnasium was. In 1855 begon hij rijn studie in óe rechtswetenschap aan de Utfechtsche universiteit, onder het rectoraat van prof. v. Hall en promoveerde daar in 1866 op een proefschriftnonnullee observations de divi- dius et individius obligotionibus (eenige op merkingen over de deelbare en ondeelbare ver bintenissen). Kort daarna trad hij in de diplo matieke loopbaan. Uit dien tijd dagleekend een geschrift ven* zijn hond, in 1864 verschenen. Ter toelichting van do Limburgschc kwestie, met kaart. Beurtelings was hij nu aan het departement van buitenlandsche zaken en in het buitenland werkzaam tot 1879, laatstelijk als minister resident te Stockholm. Toen werd hü benóemd tot commissaris der Koningin in Zeeland, welke betrekking hij ver vulde tot 1884. Op 1 Nov. 1885 trod hij op als minister von buitenlandsche zaken in hel ministerie-Heemskerk Azn., dat de grondwets herziening van 1887 tot stond bracht, ter ver vanging van jhr. mr. P. J. A. M. v. d. Does de Willebois, die om gezondheidsredenen wos of- gelreden. Hij vervulde dit ambt tot de aftre ding van het kabinet op 21 April 1888. In 1891 werd hij voor de Tweede Kamer der Staten-Generaal gekozen te Rotterdam cn in 1894 te Utrecht, dat ,in 1897, 1901, 1905 en 19Q9 hem opnieuw afvaardigde. In 1913 stelde hij zich niet opnieuw herkiesbaar. De reden hierdoor was, dot de heer v. Karnebeek, die de friizinnige beginselen was toegedaan en -zich had aangesloten bij de oude liberale partij, geen vrede kon nemen met het algemeen kies recht. zooals het concentratie-program dat wil de. Hij achtte dit .onaannemelijk cn voor een man van zijn karakter kon van transigeeren geen sprake zijn. Dat het hem leed deed, de pailementaire loopbaan te verloten, waarin hij zich had doen kennen ols hoffelijk, scherpzin nig verdediger van d« beginselen, die hem lief waren, voorstondcr van een zuinig beheer van 's lends financiën en als een warm vaderlan der, die groote waard* hechtte aan een goede weermacht, bleek ondubbelzinnig uit dc woor den, door hem gesproken aar. het diner, dot de Kamer in 1913 aan haar tcenmaligen pre sident, jhr. v. Nispen aanbood en waarop hij van zijn medeleden -afscheid nam. Trouwens, ook zijn medeleden hadden jhr. v. Karnebeek lieren woordleren om zijn fijnen geest en zijn hoog karakter. Een redevoering van Van Karnebeek was altijd een evenement in de Kamer. Naar wat hij reide, werd geluis terd, omdat het steeds de moeite waard was ernaar te luisteren, zoowel om den inhoud als om den vorm. Jntusschen is de heer Van Karnebeek wel het meest bekend geworden door wat hij buiten do Kamer deed als uitnemend kenner van bet volkenrecht en groot voorstandeï van het denkbeeld den vrede te grondvesten op het recht. Reeds bij de eerste vredesconferentie, welke van 18 Mei27 Juli 1899 te 's Gravcnhage in het Huis ten Bosch gehouden werd, was hij de aangewezen man om ons land in deze verga dering van diplomaten en juristen, die naar middelen zochten om te komen tot een vreed zame beslechting van internationale geschil len, op waardige wijze te vertegenwoordigen. En het behoeft geen verwondering te baren, dat hij, als eersto Nederlandsche gedelegeerde, tot vice-president der conferentie gekozen werd. En toen nu het Hof ven Arbiiroge was ge sticht en Carnegie zijn vorstelijke gift had gedaan om de stichting mogelijk tè maken van een waardig gebouw om dit Hof te huisvesten, was het alweder Van Karnebeek, die als resul- laot van de door hém met Carnegie gevoerde besprekingen, optrad ols president van de tot dat doel in het leven geroepen Cornegie-stich- ting, uit welke functie hem intusschen bij K. B. von 17 'April 1923, onder dankbetuiging, op zijn verzoek eervol ontslag werd verleend, cn welk presidium toen overging op den minister von staat mr. Cort van der Linden. Alle voor bereidende maatregelen voor den bouw van het Vredespaleis, in de eerste plaats het uit schrijven van de groote prijsvraag, welke leid de tot de bekroning von het ontwerp van Cor donnier, werden onder zijn leiding cn grooten- dcels op zijn initiatief genomen. Hij was het ook, die, toen de uitvoering van het ontwerp te kostbaar bleek, er den stoot toe gal den architect prof. v. d. Steur uit te noodigen tot omwerking en vereenvoudiging der plannen, welke vervolgens door dezen bouwkundige zijn uitgevoerd. Bij dé ccrste-stecnlegging von het Viedespalcis, op 30 Juli^j907, hield hij de officieele rede cn op 28 Augustus 1913, na een arbeid von zes jaren, mocht hij de voldoe ning smaken de inwijdingsrede te kunnen hou den in tegenwoordigheid van da vorstelijke per sonen en vag Carnegie. Welverdiend was de hem in 1909 voor dezo werkzaamheid tot be vordering von het veldwinncn der vredesge- onchte te beurt gevallen benoeming tot minis ter van staat. Sedert is v. Karnebeek tot vóór eenigen tijd voorzitter van de Cornegie-stioh- tir.g gebleven en heeft hij bij verschillende of ficieele plechtigheden in het Vredespaleis ge houden, meermolen het woord gevoerd, laat stelijk in 1921 bij de onthulling, tijdens de bij eenkomst von de International Law Association, von het beeld van wijlen den grooten Asser, Van Karnebeek's vriend en medewerker op in- '.ernotionaal-wettelijk pacifistisch gebied. De gemeente 's Gravenhagc heeft de ver diensten van dezen grooten burger gehuldigd door de oprichting in dc onmiddellijke nabij heid van het Vredespaleis van de monumentale Van Knrnebeckbron. Dat de heer Van KomebCek verder nog in verschillende commissies cn bestuurscol leges een eervolle plaats heeft ver vuld cn nuttig werkzaam is geweest cn dat tni van hooge ordotcekenen zijn borst sierden, behoeft ternauwernood vermeld. Van dc vele onderscheidingen, hem te beurt gevallen, wor den hier sl°chts in 't bizonder genoemd die van commandeur in de orde van den Nederl. Leeuw en grootkruis in de Orde van Oranje-Nassau. SCHEEPVAARTCOMMISSIE. Bij resolutie van den minister van Finan ciën zijn benoemd tot leden van óf Schcep- vaortcommissieF. s'Jocob, directeur van de HollandAmerikolijn te Rotterdam en Ir. H. A. van IJsselstcijn, oud-minister van Land bouw enz. te 's-Gravcnhnge. BESCHERMING VAN DEN INDUSTRIEELEN EIGENDOM. Openingsbijcenkomst der zes de internationale conferentie. Vrijdagmiddog 3 uur heeft in de ridderzaal de openingsbijeenkomst plaats gehad der zes de conferentie van de „Union Internationale pour la Protection de la Propriéfé Industrielle." Tot bijwoning von deze bijeenkomst waren uitgenoodigd de ministers, hoofden der' depar tementen, het corps diplomatique, de ministers van Staat, de voorzitter en de griffier van de Eerste- en Tweede Kamer der Stoten-Generool, de vice-president en de secretaris van den Road van State, de voorzitter en de secretaris van de olgemeene Rekenkamer, de directeur cn de secretaris van het Kabinet der Koningin, de commissaris von de Koningin in do provincie Zuid-Holland, de burgemeesters van 's Gravcn hage, Amsterdam en Rotterdam en de secreta ris van de gemeente 's Gravenhoge, de presi dent, de procureur-generaal en de griffier van den Hoogen Raad en van het Gerechtshof, de president, de officier van justitie en de griffier van de rechtbank, dc gdurverneur der residen tie, de directeur van het Intcmntionnol Inter mediair Instituut, de directeur van het Cen- trohl Bureau voor de Statistiek, de secretmis- sen-gcncroal vun de departementen van Ar beid, Handel en Nijveiheid, Buitenlandsche Za ken, Justitie en Koloniën cn do secrotaris-gc- neraal in Algemcencn Dienst, de gewone en de buitengewone leden von den Octrooirood, de oud-minister von 'Arbeid, Hnndel en Nijver heid mr. Aolbcrse en de directeur van do Hoagsche' Tramweg Maatschappij. De minister van Arbeid, Handel cn Nijver heid, mr. Kooien hield in de Fransch taal dc volgende openingsrede Mijne heeren Gedelegeerden. Het is mij een bijzonder voorrecht namens de Nederlandsche Regeering do zesde confe rentie van de „Union Internationale pour la p-otection de la propriété industrielle" in de Koninklijke residentie te mogen verwelkomen cn daardoor in de gelegenheid te zijn u namens haar de beste wcnschcn mede te geven voor een gelukkig en vruchtbaar verloop van do be sprekingen, welke gedurende de eerstvolgende weken uw tijd en aandacht in beslag zullen nemen. Aan een gevoel van vreugde, dat dc periodieke conferentie tot herziening vnn het Unieverdrag ditmaal binnen onze lond-palcn bijeenkomt, paart zich een gevoel van groote voldoening over het feit, dat zoovele landen, ook niet bij de Unie aangesloten, oan de uit- noodiging om zich bij deze conferentie tc doen vertegenwoordigen, wel hebben willen gehoor geven cn dat ook .het Economisch Comité van den Volkenbond, doordrongen vnn het groote belang, dat gelegen is in ceno gezonde ont wikkeling van óe internationale economische verhoudingen, ook op het gebied von den »n- óustrieelen eigendom, naar den Haug zijn af gevaardigden heeftv gezonden. Een gemeen schappelijk overleg immers tusschen mannen van zoo hooge wetenschappelijke ontwikkeling als wordt vereischt voor de behandeling vnn vraagstukken, als waarmede uwe conferentie zich heeft bezig te houden, kan niet onders dan ten zeerste bevorderlijk zijn voor dc be reiking von ho; doel, dot ons allen vtoor oogen sloot, namelijk te komen tot cene zoo volledig mogelijke internationale samenwerking op eco nomisch terrein. Von den onderen kont behoeft hc< nauwlijks verwondering te wekken, dot deze conferentie zich in cene zoo groote belangstelling mag verheugen. Sinds dc vorige bijeenkomst van de Unie toch, in het jaar 1911 te Washington gehouden, hebben de verhoudingen in de we reld zich op velerlei gebied diep ingrijpend ge wijzigd en dit is alom gepaard gegaan met een steeds groeiende belangstelling voor inter nationale vraagstukken van den meest verschil lenden aord; ook de kwestie van de bescher ming van den industrieelen eigendom hoeft daarin uil den aard der zaak haar aandeel ge had. Dit mng zeker \yel nis een der hoofdoorza ken worden aangemerkt van het verschijnsel, dat sinds de laa'.st gehouden conferentie ach tereenvolgens een zoo groot aantal landen 'het belang er van is gnon inzien om deel uit tc maken van de Unie, wcjke op dat terrein reeds zooveel goeds heeft teweegebrncht. Daarbij komt bet gelukkige feit, dat de Unie voor de bescherming vnn den industrieelen eigendom uit het groote wereldgebeuren, dot achter ons ligt, ongeschonden is tc voorschijn -getreden, v/oormeda zij tegenover de buitenwereld een onmiskenbaar blijk heeft gegeven van hare in nerlijke kracht, en ik aarzel niet als mijne mee ning uit tc spreken, dat zij dat laatste zeer ze ker voor een niet gering deel tc danken heeft oan dc voortreffelijke leiding von het Bureau International te Bern, waarvan ik dc eer heb hier den directeur met enkele zijner hoogge waardeerde medewerkers te mogen begroeten. Weliswaar heeft ook de .Union pour la protec tion de la propriété industrielle in de afgcloo- I Is er wel in de cultuurgeschiedenis der (raenschheid een tijdperk zóó belangwekkend els de tweede helft van de achttiende eeuw, eene periode waarin men zulk een geweldige worsteling der geesten waarneemt, zulk een hoogoplacicnd streven naar het ideaal, uitloo- pende op den bloedigen dageraad, die voor geheel Europa in Frankrijk zou opgaan? Zien we niet allerwegen in die door en door ver rotte maatschappij, waar het meest grove ma terialisme hoogtij vierde, waar zedenbederf en corruptie op allerlei gebied aan de orde van den dag waren, zich mannen verheffen, die, van het allerzuiverst idealisme doordrongen, hunne medemenschen op andere en betere banen trachtten ie voeren? We behoeven slechts te denken aan figuren als Rousseau in Frankrijk, die zulks een gewelligen ommekeer wist te weeg te brengen in den geest zijner landge- nooten en wiens geschriften zulke wijde hori zonten openden, aan een Emanuel Kant in Duitschland, die het wijsgeerig denken in zulke nieuwe banen leidde en aan de moraal een gansch anderen grondslag wist te geven, aan een vorst els Jozef II in Oostenrijk, die, al mogen zijne hervormingsplannen zijn mislukt, toch ook trachtte de nieuwere denkbeelden der philosophen in toepassing to brengen. Ook op het gebied der muzikale kunst ne men. we dat zelfde streven naar vernieuwing woar, ontmoeten we ook geweldige baanbre kers, die geheel nieuwe verscihieten hebben geopend en die in hunn# kunst hebben gebro ken met de oude gietvormen, die sleur en rou tine langzamerhand als de eenig gebruikelijke hadden doen beschouwen. Voortbouwende op hetgeen het reuzengenie van Bach reeds vóór hen had gewrocht, zien we daar in Oostenrijk twee mannen verschijnen, die men gewoon is in éénen adem te noemen, 'hoewel zo bij veel gelijkheid, toch ook weer zoo oneindig ver schillen Haydn en Mozart. Beiden hebben ze door hunne toonscheppingen den grondslag gelegd voor dat bewonderenswaardig apparaat, det we in den lateren tijd tot de hoogste ver fijning en volmaaktheid hebben zien opvoeren: het moderne «rkest. Toch is er in een groot verschil in den aard hunner kunstwerken: ter wijl toch Haydn zich zelden in zijne schep pingen heeft weten te ontworstelen aan eene zekere mate van goedmoedige kleinburgerlijk heid, heeft Mozart op de zijne over het alge meen een stempel van aristocratische voor naamheid weten te drukken. Zoodat we ook weer bij deze beide groote kunstenaars de be vestiging zien van Taine's welbekende oor- spronigs- en milieu-theorie. Om ons nu tot Mozart te bepalen, willen we, alvorens zijne opera „Die Zauberflöte" te bespreken, eerst nog even in het kort zijne levensgeschiedenis in herinnering brengen, om dol dit misschien kan medewerken om de be langstelling voor het werk te verhoogen. Wolfgang Amadeus Mozart werd den 27en 'Tanuari 1756 te Salzburg geboren^ waar zijn vader was komen wonen om er in de rechten te gaan studeeren; geldgebrek noodzaakte hem echter muziekonderwijs te geven en e«ne plaats ols kapelmeester bij den aartsbisschop van Salzburg aan te nemen. Reeds in zijne aller eerste kinderjaren openbaarde de jonge Mozart een buitengewonen aanleg voor de muziek, die door zijn vader met zorg gekweekt werd, en welke van dien aard was, dot hij reeds op 5- jarigen leeftijd kleine menuetten componeer de. En reeds het volgend jaar ondernam de vader met Wolfgang en zijn eveneens zeer muzikaal, vier jaar ouder zusje, een kunstreis naar München en vervolgens naar Parijs, Lon den en 'Amsterdam, de geheele wereld ver bluffend door hét talent dezer wonderkinderen. Het is natuurlijk niet met zekerheid te be wijzen, maar toch zeker wel hoogstwaarschijn lijk, dat deze overmatige insponning op zulk een jeugdigen leeftijd, waarin elk menschen- kind nog zulk eene behoefte heeft aan eene rustige en regelmatige ontplooiing zijner na tuurlijke gaven, een der oorzaken is geweest van den vroegtijdigen dood van dat genie, waar toe nog verder hebben meegewerkt de bittere teleurstellingen en miskenningen hem door zij ne tijdgenooten aangedaan. In Salzburg teruggekeerd van zijne kunst reizen, ge'urende welke" hij voortdurend zich verder op de muziek toelegde en viool, zang en orgel studeerde, en ook reeds te Londen zijne eerste syitiphonie componeerde, dirigeert hij reeds op 12-jarigen leeftijd eene mis en schrijft zijn eerste opera „Bastien et Bastienne", velke echter, dooT de tegenwerking zijner of- gunstige oudere kunstbroeders, het niet tot eene openbare uitvoering kon brengen. Ontstemd verliet do vadre toen met zijn zoon het oude Salzburg, waar de muzikale toestonden geen verschiet openden voor het jeugdige genie, cn trokken ze naar het geboorteland der muziek en vooral der opera, naar. Italië. Hier werd hij uitbundig gehuldigd cn zelfs op 14-jarigen leeftijd reeds tot lid von de Akaóemie van Bologna benoemd, waaraan de titel ven Cava- licre verbonden was; ondanks tegenkanting van de aanhangers der oude Italiaansche school, behaalde hij r.u ook succes met zijne opera Mithridotes, die zelfs twintig mr.ai achtereen gegeven werd. De treurige toestanden op muzikaal gebied in Salzburg en de tegenwerking, die hif steeds vön den enghartigen aartsbisschop ondervond, maakten dat hij zich eindelijk geheel van die plaats losmaakte; zijn vader echter ,kon ter uille van het levensonderhoud der zijnen zijne kapelmeesterplaats niet opgever, en zoo ging de moeder in 1771 met haren zoon eene kunst reis r.aar Parijs ondernemen, als bagage mee nemende de laatst clpor hem gecomponeerde werken, waaronder de C-óur sonate en de beroemde in A-dur, die beide reeds zooverre de Haydn'sche sonaten overtreffen. Veel geluk bracht deze reis hem niet, want ook daar had den nog altijd de aanhangers van de oudere vormen de overhand, en werd op het gebied der opera een heftige strijd gestreden tusschen de Piccinisten en de Gluckisten; bovendien trof hem de groote smart daar zijne moeder te verliezen. Intusschen had ook deze reis op zijne vorming weer grooten invloed cn werd het 'hem steeds meer duidelijk, dat het genre der opera zijn eigenlijk terrein was en dat hij óe reeds door Gluck aangevangen hervorming moest voortzetten. Voor een kort verblijf te Salzburg terugge keerd, ontving hij daar uit München de op dracht tot het componeef&n von eene opera Idomeneo, welke hem nu voor het eerst de gelegenheid bood, na de vorige werken in het genre van de opera buffa, eene opera seria te schrijven. De slechte, verbrokkelde tekst, ge heel en al voor de oude Italioansche opera in gericht, heeft Mozort nog niet in staat gesteld er een kunstwerk van te maken, en men hoort het dan ook nog slechts fragmentarisch in de concertzaal. We zien hem nu eerst te München cn dan te Weenen vertoeven, waar hij in 1782 huwde met Konstanze Weber, die voor den kunstenaar tot aan zijn dood eene trouwe en liefhebbende gade is gew%est. Van denzelfden tijd dateert ook zijne zoo bekoorlijke opera „Die Entfüh- rung aus dem Serail", die, ondanks den tegen stand der Italianen, onder aanvoering van s keizers gunsteling Salieri, toch een zeer gun stig onthaal vond bij het Wcensche publiek. Een zeer vruchtbare tijd voor Mozart's schep penden geest breekt nu aan; nadat hij eerst verschillende werken op het gebied der kamer muziek heeft gecomponeerd (klavierkwintet, fantasie in c-moll, strijkkwartetten), ontvangt hij van Da Poute den door hem uit Beoumar- chais' blijspel getrokken tekst van den F i g a- r o. Nu heeft hij eindelijk de stof gevonden, die hij r.oodig heeft, vol vuur tijgt hij oan •het werk, en slaagt erin het tamelijk frivole blijspel van den Frenschman te verdiepen tot een ideaal kunstwerk, waarin jeugd en liefde hoogtij vieren, en schalksche humor zich poort aan ontroerende innigheid. En nog had hij met den Figaro niet zijn hoogtepunt bereikt; nog hooger zou hij stij gen, ondanks al de miskenning, waarmee hij te worstelen had, ondanks ook de moeilijke geldelijke omstandigheden waarin hij verkeer de en die hem dwongen door lesgeven in het onderhoud van zijnNgezin te voorzien. Wel wa ren er ook lichtpunten en vond hij b.v. te Praag de erkenning, die hem te Weenen maar ol te veel ontbrak. Voor deze stad componeerde hij dan ook zijn Don J u a n, die duar voor 'x eerst in 1797 werd opgeveerd en met on gelooflijken bijval werd omvangen. Da Ponte was weer de librettist en levert Mozart uit de bekende Spaansche legende, door zoovele schrijvers bewerkt, een tekst, die den compo nist in staat stelde in één kunst-werk de opera buffa en do opera-seria samen te smelten, al dus het ideaal der romantiek verwezenlijkende. Het gehoele werk heeft een ethisoh-philosophi- schen grondslag, en het is Mozcrt gelukt den wuften vrouwenverleider tot een titansfiguur trit te beelden. Maar welk oen roem ook zijn deel werd, steeds blijven de omstandigheden benard, en moet hij, °rn wat te verdienen, kunstreizen ma ken cn om lessen bedelen. Men verhaalt, dat een zijner vrienden, eens op een morgen bij hem binnen komende, hem aantrof terwijl hij met zijne vrouw door de kamers walste, ten e.nde zich zoo wat te verwarmen bij gebrek aan brandstof; meer don eens moest ook het zilverwerk verpand worden om aan geld te komen. Maar riet, het toeval wilde, dat Mozart >n Weenen den theaterdirecteur Schikaneder ontmoette, dien hij ook vroeger in Salzburg had gekend, en die nu in Weenen een klein volks theater bestuurde, waarmee het ook al niet zoo heel erg vlotte. Slechts een „kasstuk" kan hem nog_ redden, en zoo stelt hij Mozart voor eene komische opera te schrijven, waarvoor bij hem de stof aan de hand doet cn van welks welslagen hij zich gouden bergen voorstelt. No eenige aarzeling neemt Mozort de opdracht aan cn schrijft voor het kleine volkstheater van cene Weener voorstad een welk van verbluf fende schoonheid, die Zauberflöte. Mid delerwijl was er nog een andere opdracht tot hem gekomen; men verhaalt dot op zekeren dag eene lange, magere man, in het grijs ge kleed en met een ernstig© gelaatsuitdrukking, hem een brief overhandigd?, waarin een on bekende hem uitnoodigde tot het componec- ren van een Rcquim. Mqzart, die reeds meer dere missen had gecomponeerd (o.o. de groote C-moll-mis), nam de opdracht aan en alsof hij een voorgevoel had, dat dit zijn zwanenzang zou zijn, waarmee hij zichzelf den hemel zou inzingen, werkte hij er met koortsachtige haast aan, dikwijls tot laat in den nacht sohrijvende. De overmatige inspanning, die de bewerking en de insceneering van de Zauberflöte hem had veroorzaakt, gevoegd bij de emoties, die het componeeren von het Requim bij hem opwek te, putten zijne krochten uit cn deden zelfs den altijd zoo opgewektcn toondichter in zwaar moedigheid vervallen. Hij had inderdaad in het Requiem zijn eigen doodsbang gezongen, cn zich daarmee op nieuw een onvergankelijk mo nument gesticht, want door zijn Requiem is Mozart de baanbreker geworden voor dc gan- sche moderne katholieke kerkmuziek, waarin hij Beethoven met zijne Missa solemnis cn Chcrubini met zijne beide Requiems tot navol gers zou hebben. Nog vóór zijn dood, 5 December 1791, zou het hem gegeven zijn oan zijn sterfbed door bevriende kunstenaars een deel van zijn doo denzang té hooren uitvoeren; aan zijn leerling Süszmoyr gaf hij nog aanwijzingen voor de afwerking van .zijne verheven schepping, dlo voor een gedeelte nog slechts schetsmatig af wezig was. Nog slechts 35 jaar oud stierf dit* hoogbegenadigde menschenkird, deze heerlijk lichtende, Rofaelische verschijning in het rijk der tonen, deze gewijde priester in den tem pel der kunst, dde niet elleen in den korten, tijd van zijn aordsch bestaan de menschheid heeft verrijkt met onvolprezen meesterwerken, maor bovendien nieuwe, frissche bronnen heeft ont dekt, waaruit na hem zooveel enderen' zouden putten. H. (Wordt vervolg).

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1925 | | pagina 5