AMERSFOORTSCH DAGBLAD „DE EEMlander"Di"sJ-"13 °c'-1925
BINNENLAND.
FEUILLETON.
De Hand met het Litteeken.
24e Jaargang
No. 89
TWEEDE BLAD.
VIJFDE CONFERENTIE
INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT.
De openingsbijeenkomst.
De opening van de 5e conferentie van Inter
nationaal Privaatrecht heeft plaats gehad in de
groote rechtszaal van het Vredespaleis te
's Gravenhage.
Op het podium hadden aan de tafel voor
de rechters van het Internationaal Hof van
Justitie plaats genomen de minister-president,
de heer Colijn, de minister van Justitie mr.
Schokking en als vertegenwoordiger van den
minister van Buitenlandsche Zaken, de secre
taris-generaal van zijn departement jhr. mr.
Snouck Hurgronje.
Rede van den Portugeeschen gezant.
Na de openingsrede van den minister van
Justitie heeft de heer de Sousa Santos Ban-
deira, gezant en gedelegeerde van Portugal,
namens de buitenlandsche delegaties, den mi
nister van Justitie voor zijn welkomstwoord
dank gezegd.
Hij geloofde de gevoelens te vertolken van
al zijn ambtgenooten, wanneer hij den minister
van Justitie de verzekering gaf, dat zijn vrien
delijke woorden aan allen, op het oogenblik,
dat zij de grens dezer conferentie gingen over
schrijden. hetzelfde gevoel hadden gegeven, dat
men ondergaat, wanneer men de grens van Ne
derland overschrijdt: het gevoel te komen in
een gastvrij land zonder gemaaktheid, een
land, dat gedisciplineerd is zonder moeite en
uitnemend is georganiseerd zonder pretentie.
Vervolgens zeide Spr., dat hij van zijn kant zóu
trachten, de gedachten te vertolken, welke in
den geest der aanwezige delegaties over-
heerschten. De eerste van die gedachten richt
zich eerbiedig en eenstemmig tot H. M. de
Koningin der Nederlanden de lieftallige
vorstin, wier beeld steeds ongeschonden en vol
vertrouwen is blijven staan op d© trotsche en
dikwijls wankelende kathedraal van het rcht.
Teneinde deze gedachte in concreten vorm te
belichamen, heeft de Portugeesche gezant onder
luide instemmingsbetuigingen voorgesteld, dot
het Bureau de dank der conferentie aan H. M.
zal doen toekomen en daaraan de wenschen zal
toe-voegen, welke de conferentie uit voor het
welzijn van de geheele Koninklijke Familie.
Vervolgens gaf spreker uiting aan de erken
telijkheid en de sympathie van de conferentie
jegens de Nederlandsche regeering en het
Nederlandsche volk voor de gastvrijheid, welke
deze bijeenkomst opnieuw in Den Haag gevon
den heeft. Hij bracht in herinnering, dat thons
twee conferenties terbevordering van dltur-
zamen vrede te 's Gravenhage bijeen zijn en
wees erop, dat deze beide conferenties, tijdens
den wereldoorlog onderbroken, thans opnieuw
bijeenkomen met meer vertrouwen, talrijker en
schitterender dan ooit te voren. Welke psycho
logische les valt uit dit belangrijke feit te trek
ken Deze: dat ondanks alles en door alles
heen niets en niemand meer zal kunnen ver
hinderen den opmarsch van de rechten van
ieder afzonderlijk naar het scritterende doel
van de eerbiediging van de rechten van allen.
In dit verband leggen wij den nadruk op de be
langrijke en humanitaire rol, in deze campagne
gespeeld door Den Haag, als zetel der interna
tional© hoven van Justitie en Arbitrage, van
het Vredespaleis, van de Academie voor Inter
nationaal Recht, van het Internationaal Inter
mediair Instituut, van de Carnegie-stichting en
van zoo.vecl andere pacifistische instellingen en
conferenties. Indien de vrede dus niet besluit
om definitief op aarde neder te dalen, voegde de
gezant hieraan toe, dan is het zeker niet uit
gebrek aan een schitterend landingsterrein of
aan een geheel van goed ingerichte hangars.
Na een bescheiden toespeling op de thans
in gang zijnde onderhandelingen en 'n schets
van de gansche menschheid, die op dit oogen
blik die onderhandelingen volgt met een bui
tengewone sympathie, maar ook met buiten
gewone bezorgdheid, eindigde de heer Santos
Baudeira dit gedeelte van zijn rede, met de
opmerking, dat, indien ook ditmaal het sym
bolische vliegtuig van den vrede niet zijn lan
dingshaven zou kunnen terugvinden, dit hier
aan zal liggen, dat zijn vleugels behoefte heb-'
ben aan een meer doorschijnend doek, zijn
motoren aan een zirivender essence en zijn be
stuurders met meer oplettendheid moeten luis
teren naar de aanwijzingen van de luchtstroo-
mingen, die beneden heerschen (des courants,
qui soufflent d'cn bas).
Vervolgens gaf spreker uiting aan 't duE-
bele leedwezen van de conferentie, in haar
midden niet den Nederlandschen Minister van
Buitenlandsche Zaken, den heer Van Karne-
beek, aanwezig tezien, en daarbij t© weten,
dat die afwezigheid het gevolg was van het
droevig verlies van zijn vader, over wien
spreker, evenals over den minister, met bui
tengewonen lof heeft uitgewijd. Spr. stelde
voor. dat bet bureau den heer Van Karnebeek
de diepgevoelde deelnemingsbetuiging der
conferentie zou* overbrengen.
Ten slotte beeft de heer Santos de Baudeira
na in bewoordingen vol bewondering en hulde
het beeld te hebben geschetst van dr. Loder,
zijn rede geëindigd met het voorstel om den
vermaarden oud-president van het Hof van In
ternationale Justitie tot president te benoe
men van de conferentie.
Rede mr. Lodcr.
Mr. Loder achtte het een voorrecht, het
presidium dezer conferentie te mogen beklee-
den, doch, aldus spr., ik aanvaard deze eer
slechts na zeer groote aarzeling. Immers de
vier conferenties, die tot nu toe werden ge
houden, stonden onder leiding van mr. Asser,
den grooten rechtsgeleerde, die er de grond
legger van was. Spr. hoopte, zijn voorganger,
die tevens zijn leermeester was, op waardige
wijze te zullen opvolgen.
Wat aangaat de te volgen methode var de
thans aangevangen conferentie, meende spr.,
dat in enkele opzichten een andere gedrags
lijn te volgen, dan vroeger gebruikelijk was.
Bij het eerste samenkomen vindt men niet
aanstonds de wensóhelijke en afdoende oplos
sing, hetzij voor hetgeen de grondslagen cn
de grenzen van een gezamenlijk recht betreft.
Bij den eersten aanloop de instemming te ver
krijgen van de regeeringen en de nationale
volksvertegenwoordigingen is vaak onmoge
lijk; een aangevangen werk te voleinden dik
wijls moeilijk. Maar wanneer men slechts uit
eengaat om opnieuw samen te komen, vordert
men met een wellicht longzamen, maar waar
schijnlijk zekeren tred.
In de tweede plaats zou ik, aldus spr., willen
opmerken, dat mijns erochtens het beste ge
bruik dat wij van onzen tijd kunnen maken, het
aanvatten is van die onderwerpen van het recht,
die het regelmatig verkeer tusschen de natiën
betreffen. Een wetboek te bezitten, hetwelk alle
internationale verhoudingen omvat, is een
ideaal, waarvan wij de verwezenlijking niet kun
nen hopen dan in een nog verwijderde toe
komst, die ons eigen bestaan verre achter zich
zal laten.
Maar door ons bezig te houden met de meest
dringende vraagstukken, zullen wij beginnen
een weg te banen voor hen die na ons komen.
De Nederlandsche regeering heeft het der
halve noodig geoordeeld, het oorspronkelijke
werkprogram der conferentie te wijzigen.
Sedert lange jaren heeft men behoefte ge-
vceld zich te verstaan omtrent een internatio
nale regeling van het faillietenrecht, omdat
hoe ontmoedigend de erkenning moge zijn
steeds en in alle Staten personen of maat
schappijen worden gevonden, die hunne ver
bintenissen niet kunnen naleven en wier schuld-
eischers zich in verschillende landen bevinden.
Overal en altoos beslaan er geschillen tus
schen partijen van uiteenloopende nationaliteit,
onderworpen aan de beslissing van nationale
echters.
De mogelijkheid op te sporen en de grond-
stagen te onderzoeken voor wederzijdsche er
kenning en uitvocrbaarverklaring der gewezen
vonnissen is een der onderwerpen van het
grootste belang, zoowel voor den eerbied als
voor de eenheid cn de zekerheid van het recht
en zijn gevolgen.
Datzelfde geldt voor de zoo moeilijke en
menigvuldige rechtsvragen ten aanzien, van
erfrecht, waarvan ons de oplossing wordt ge-
v; aagd.
En ten slotte heeft de praktijk ten aanzien
van eenige tractaten als gevolg van vroegere
conferenties gesloten, aangetoond dat met be
trekking tot enkele punten het wenschelijk is
er opnieuw de aandacht aan te wijden.
Spr. deed ten slotte een beroep op de mede
werking, den goeden wil en bovenal op dc toe
gevendheid van de leden der conferentie, wel
ker taak slechts door aller krachtigen steun zal
kunnen worden vervuld.
Benoeming van ecre- en vïcc-
presidenten, secretariaat en
speciale commissies.
Hierna verlieten de vertegenwoordigers van
de Nederlandsche Regeering de zaal en begon
nen de eigenlijke werkzaamheden der confe
rentie.
De president stelde dc vergadering voor om
in de eerste plaats eenige preliminaire beslui
ten te nemen. Vooreerst om, overeenkomstig
een goede gewoonte dezer conferentie, een
aantal eere-presidenten te benoemen. Als zoo
danig stelde hij voor, den minister-president,
den heer Colijn, den minister van Buitenland
sche Zaken, jhr. Van Karnebeek, en den mi
nister van Justitie, mr. Schokking, alsmede de
vijf gezanten, die als eerste gedelegeerden deel
uitmaken van de conferentie, t. w. den Portu
geeschen gezant, den heer De Sousa de Santos
Baudeira, den Zweedschen gezant, den heer Von
Adlercreutz, den'Italiaanschen gezant, den mar
kies Maestri Molinosi de Mcttone, den Oosten-
rijkschen zaakgelastigde, den heer Duffek, en
den Poolschen gezant, den heer Kozminski,
Nadat de conferentie zich hiermede had ver-
cenigd, stelde hij in de tweede plaats voor te
benoemen tot vice-presidenten der conferentie
den eersten gedelegeerde van Groot-Britannië,
den heer Carlill, von Frankrijk prof. Basderant,
van Duitschland den heer Von Tippclskirch en
van Japan den heer yoshimosa Matsuoka. Ook
hiermede ging de conferentie accoord.
In de derde plaats stelde hij voor, dat dc
conferentie zou bekrachtigen de samenstelling
van het secretariaat, zooals dit reeds door d©
Nederlandsche regeering was georganiseerd De
conferentie keurde zulks goed, zoodat het
secretariaat thans bestaat uit de hc?ren mr. H.
Daniels, hoofdcommies aan het Departement
van Buitenlandsche Zaken cn secretaris van de
Staatscommissie voor Internationaal Privaat
recht, secretaris-generaal van de conferentie,
en voorts de heeren C. G. W. H. baron van
Boetzelaer van Oosterhout, gezantschaps
attaché; mr. W. F. L. graaf van
Bylandt. geznntschapsattocrémr. W.
baron Rüell. advocaat, en. mr. A, J.
N. M. Struycken, advocaat, secretarissen.
In de vierde plaats herinnerde dr. Loder eraan,
dat tot dusver alleen het Fransch de officieele
taal von de conferentie was geweest Nu ook
Groot-Brittonnië ter conferentie was vertegen
woordigd, stelde hij voor, ook het Engelsch als
officieele taal aan te nemen, met dien ver
stande, dat de processen-verbaal uitsluitend in
het Fransch zullen worden geredigeerd.
De conferentie had hiertegen geen bezwaar
In de vijfde plaats stelde hij voor om speciale
commissies in te stellen voor de verschillende
onderwerpen, waarmede de conferentie zich zou
hebben bezig te houden en wel één voor het
faillissement, één voor de vonnissen, één voor
de erfopvolging en één voor de herziening van
eenige vroegere tractaten. Deze commissies
zullen zich met elkaar in verbinding kunnen
stellen; het is immers mogelijk dat men tot de
conclusie komt, dat het wenschelijk is om, even
als zulks in het verdrag tusschen Nederland cn
België is geschied, de kwestie Van het foillisse-
ment en van de vonnissen in één tractaat te
regelen. Overigens is het, dé bedoeling, dat
elke commissie in haar eindrapport een ont-
werp-tractaat moet formuleeren.
De president verzocht den vertegenwooidi-
gers der verschillende staten, hem mede te
deelen, welke leden in elk der commissie zit
ting willen nemen, dan konden de werkzaam
heden der commissies nader worden geregeld.
Nog deelde de president mede, dot de verdere
plenaire zittingen der conferentie zullen plaats
hebben in dc Japansche zaal van het Vredes
paleis, terwijl voorts de conferentie zich vei-
eenigde met zijn voorstel om een audientie aan
te vragen bij H. M. de Koningin.
De vergadering werd hierop gesloten en de
leden der conferentie begaven zich naar een
anderen vleugel van het Vredespaleis om hun
thee te gebruiken.
JHR. MR. A. P. C. VAN KARNEBEEK.
De begrafenis op Ond Eik en Duinen.
Na een lijkdienst in intiemen familiekring, ge
leid door Dr. Van Ghecl Gildemeester en waar
bij mede tegenwoordig waren de vertegenwoor
diger van H. M. de Koningin, Jhr. Mr. W. M. de
Brauw, kamerheer i. b. d. en als vertegenwoor
diger van H. M. de Koningin-Moeder, haren ka
merheer Mr. Si. W. B. Graaf van Limburg Stï-
rum, beide gekleed in ambtscostuum^ werd gis
terochtend omstreeks half twaalf het stoffelijk
overschot van den Minister van Staat, Jhr. Mr.
A. P. C. van Karnebeek. uitgedragen uit het
sterfhuis aan de Alexanderstraat te 's Graven
hage, om op.de begraafplaats Oud-Eik-en-Dui-
nen te worden ter aarde besteld.
Geheel in overeenstemming met den laatsten
wensch van den nu overledene, droeg de sa
menstelling van den stoet een hoogst eenvoudig
karakter. Het eenige ceremonieele daarin werd
gevormd door de beide galakoetsen van het
Hof, met bokken in de scharlaken kleur en ge
reden door koetsiers in gala-livrei, terwijl naast
elk portier een lakei ging. De rouwwagen zelf
droeg, eveneens ingevolge uitdrukkelijk verlan
gen van den ontslapene, geen enkel bloemstuk
of losse bloemen.
Dc lijkwagen werd bestuurd door den koet
sier van den tegenwoordigen Minister van Bui
tenlandsche Zaken. Ter rechterzijde van den
rouwwagen ging de kamerbewaarder van Mi
nister Van Karnebeek, de heer Van Onsclen
en ter linkerzijde de chauffeur van den ontsla
pen Minister van Staat.
Achter de Hofrijtuigen volgden vijf gewone
rouwkoetsen met de familiebetrekkingen. In het
eerste dier rijtuigen had Minister Van Karne
beek met mevrouw pfaafs genomen.
Zooals in het voornemen lag reed de stoet
langs Javastraat en een gedeelte van den Ouden
Schevcningschen weg eerst naar het Vredespa
leis, waaraan de naam en de werkzaamheid van
Jhr. Mr. A. P. C. van Karnebeek zoo lang en
met zooveel eere verbonden was.
Op het ruime voorplein voor het monumen
tale hek, langs den zoom van het uitgestrekte
bloemperk, dat zich daar bevindt, hadden zich
opgesteld en brachten een eerbiedigen groet aan
liet stoffelijk hulsel: de President van het Hol
van Internationale Justitie, de heer Max Huber;
de rechter van dat Hof, de lieer Anzilolti;
de griffier van dat intern, rechtscollege, de
heer Hammarskjöld, de heer Termeulen, biblio
thecaris van het Vredespaleis; dc pcrsoneel-
chefs, de heeren Intres, Scherpcnhuizen cn
Douma en verder het geheele ambtenaren- en
beambtenpersoneel van het Vredespaleis en
daarin gevestigde instellingen.
Hierna vervolgde de stoet zijn weg naar het
kerkhof.
Zoowel aan het sterfhuis als bij het Vredes
paleis bevond zich een groote belangstellende
menigte.
Als een daad van piëteit jegens den ontsla
pen oud-Minister van Buitenlandsche Zaken er.
den vader van den tegenwoordigen Minister,
waren aan het Departement van Buitenlandsche
Zaken op het Plein alle venstergordijnen neder-
gelaten.
Op de begToafplaots had zich een talrijke
menigte verzameld om den overledene de
laatste eer te bewijzen.
Onder dezen werd allereerst opgemerkt Z.
K. H. de Prins met zijn adjudant Jhr. von
Mühlen, kapitein ter zee. Voorts waren daar
aanwezig nagenoeg alle leden van het corps
diplomatique met den deken, den Argentijn-
schen gezant de Guesalago, alle ministers met
uitzondering van den minister van Arbeid,
Handel en Nijverheid, mr. dr. Kooien, de leden
van den Raad van State, minister van Staat
Idenburg, Rombonnet, generaal Cool cn jhr.
mr. van Bronckhorst Sandbcrg, de minister
van Stoat mr. P W. A. Cort van der Linden,
als voorzitter van de Carnegie-stichting en als
voorzitter van den Raad ven Beheer van de
Academie voor Internationoul Recht, de se
cretaris-penningmeester van de Carnegie-
stichting, professor mr. dr. J. P. A. Francais,
chef der afdeeling Volkcnbondszaken aan het
departement van buitenlandsche zaken, de se
cretaris van den Raad van Beheer der Acade
mie voor Internationaal Recht mr. E. N. van
Kleffens, referendaris aan het departement van
buitenlandsche zaken, de oud-ministers mr.
Rink, mr. Aolberse, Wentholt, Heemskerk, de
Grnaff, van IJsselsteyn, dr. de Visser, van
Dijk, Westerveld, Lely, de Vries, generaal jhr
von Suchterlen van de Hoare, grootofficier van
H.M. de Koningin, genereal-majoor b. d. A. G
baron Bentink, kamerheer van H. M. de Ko
ningin, baron van Hardenbroek van Lookhorst,
kamerheer-ceremoniemeester van H. M. de Ko
ningin en baron de Smeth, hofmaarschalk, bo
ron Snouckaert van Schauburg, grootofficier
van H. M. de Koningin, baron van Ittersum,
kamerheer van H. M. de Koningin, de opper
stalmeester'C. A. baron Bentinck, de 1ste stal
meester van H. M. de Koningin, R. F. C. ba
ron Bentinck, de voorzitter van de Algemcene
Rekenkamer jhr. mr. van Reencn en het lid dier
kamer baron van Asbeck, der oud-gouverneur-
geaerool graaf van Limburg Srirum, jhr. A. G.
Sickinghe, kamerheer van H. M. de Koningin;
do president, de oud-president en de griffier
van het Permanente Hof van Internationale
Justitie, de heeren dr. Huber, dr. Loder en
Hammarskjöld; de secrctaris-gencrael van het
Permanente hof voor Arbitrage, baron
Michiels van Vciduyncn, en dc Tste secretaris
van dat Hof, mr. Crommelin, graaf van Lijn
den van Sandenburg, opperkamerheer van H.
M. de Koningin; de Nederlandsche gezanten
jhr. Michiels van Verduyncn cn mr. D. Doude
van Troostwijk; de gezant b. d. Dienst Domein
Nieuwenhuis; het oud-Kamerlid dr. Roodhuij-
sen; de griffier von de Eerste Kamer mr. Zil-
iesen; de Tweede Kamerleden jhr. Rutgers van
Rozenburg, van Roppard, Morahant, Krijger,
Duymacr von Twist; het oud-lid van de Twee
de Kamer en lid van do Algemcene Reken
kamer Joh. Krap; de directeur von het Inter
nationaal Intermediair Instituut, mr. Toslcy Du-
wel; de secretaris van het Bestuur van dal
Instituut mr. Krabbe en mr. van Hosselt, werk
zaam aan dat Instituut; de bouwmeester van
het Vredespaleis, prof. van der Steur; do w.n.
burgemeester, wethouder van der Mculen cn
mr. Ter Pelkwijk, gemeente-secretaris, laatst
genoemde tevens als vertegenwoordiger von
het Bestuur von het Carnegie Hel denfonds; do
oud-leden van den gemeenteraad Kessler on
mr. Bik; de directeur van de Amstcrdomsch©
Bank, do heer P. Hofstede do Groot; de secre
taris-generaal von het departement van Buiten
landsche zaken jhr. mr. Snouck Hurgronje, de
chef van de afdeeling diplomatieke zaken oan
dat departement, jhr. mr. Beclacrts van Blok
land, de chef der ofdccling Juridischo Zaken
mr. Beucker Andreae, de odministroteur van
het Dep. van Koloniën jhr. mr. Six; professor
van Hamel uit Utrecht; mr. E. J. Everwijn
Lange als voorzitter von „Het Buitenland";
waarvan de ontslapene eere-voorzittcr was cn
als oud-commissaris von dc Prctoria-hypo-
theek-maotschoppij, waarvan dc heer Van Kar
nebeek sedert vele jaren commissaris was. Deze
maatschappij wos verder vertegenwoordigd
door de commissarissen dr. W. J. Lcyds, C. F.
Ovcrhoff en door den heer K. F. v. d. Berg.
Onder de talrijke verdere aanwezigen werden
nog opgemerkt de directeur van do stenogra
fische inrichting der Statcn-Gcnékaal de heer
Goedhart, de oud-hoofdcommissaris van politie
de heer Versteeg, dc heer F. Cremers, E. L.
graaf van Limburg Stirum, jhr. mr. Teixcira
de Mattos, jhr. L. M. Rutgers von Rozenburg,
de artsen Enklaar, Van Gerickc cn Roozcn-
burg, dc procureur-generaal bij den Hoogen
Raad mr. Noyon, de secretaris von Onze Vloot
jhr. v. d. Wijck, de heeren H. D. Pierson, W.
Westerman, L. van Eeghcn, de secretaris von
den minister van buitenlandsche zaken mr.
Carsten, de burgemeester van De Bilt baron
van Heemstro, jhr. J. G Boddaert, mr. Van
Lutterveld, de bibliothecaris van het Vredes
paleis dr. ter Meulen en een deputatie von
het personeel van het Vredespaleis. Verder
woren nog aanwezig mr. L. J. Plemp van
Duyvenland, eere-voorzitter van den Noderl.
Journalistenkring en referendaris von het de-
portement van buitenlandsche zoken, de secre
taris-generaal van het departement van marine
de heer Zegers Reijser, adjudant in buiten-
gewonen dienst van H. M. dc Koningin, de se
cretaris van den Raad van State jhr. de Beau
fort, jhr. mr. van Haorsmo de With, baron van
Toyfl van Zuilen en mr. C. E. A., baron van
TUI.
Nadat de vele aanwezigen zich om de groeve
hadden geschaard, trad d*. Van Gheel Gilde
meester naar voren, die het volgende sprak
„Nademaal het den Almachtige behaagd heeft
onzen broeder A. P. C. von Karnebeek tot zich
re nemen, hebben wij ons hier eerbied verza
meld om het stoffelijk overschot aan den
schoot der narde toe te vertrouwen. Stof tot
stof, asch tot asch, aarde tot norde, in het vast
vertrouwen dot, wanneer dit aardsche taberi
nakel zal zijn afgebroken, wij een huis krijgen
bij God, niet door aardsche henden gemaakt,
moor eeuwig in dc hemelen. Amen.
Vervolgens sprak ds. Van Gheel Gilde
meester, nadat de kist, die slechts met een
enkele palmtak was gedekt, in de groeve was
neergelaten, als donkgebed het Onze Vader uit.
Daarna dankte dc zoon van den overledene:
mr. dr. H. A. van Karnebeek voor de groote
belangstelling ongeveer als volgt
Het was de wensch van mijn vader om uit dit
leven heen te gaan in stilte en eenvoud. Hij
heeft geen bloemen en geen hulde gtfwild. In
hoogheid van levensopvatting is hij zichzelf
tot in den dood gelijk gebleven. Op mij rust
slechts de plicht om te danken voor de groote
belangstelling ondervonden bij het heengaan
van mijn vader.
In de eerste plaats bracht mr. Von Karnebeek
aan den vertegenwoordiger der Koningin dnnk
voor de diepgevoelde erkentelijkheid, welke
Hare Majesteit ook in woord deed blijken, voor
Uit het Engelsch van Baronesse ORCZY.
(Geautoriseerde vertaling van A. T.)
27
„Gij, dat weef ik," zei hij met een grijns,
„gij komt hier om voor Jim te pleiten, en ik
zeg U„Als ik Jim met rust laat, wat trilt gij
dan voor mij doen
Zij fronste de wenkbrauwen en was een
oogenblik in de war.
„Ik, Tubal, wat kan ik doen
ETÜ 1 trilt ge Squire Brent hier brengen,
om mij vergiffenis af te smeeken voor de gee-
seling, die hij mij toediende? Zeg me, wilt ge
dot doen? Want dan zou ik er over kunnen
denken en Jim Fiennes met rust laten, als dat
u genoegen doet."
„Ge weet wel. Tubal, dat dit onmogelijk is."
„Dat is het juist," antwoordde hij» toornig.
„Het is, zooals gij zegt, voor een groot heer
onmogelijk vergeving voor een &elecdiging aan
een weerloos man te vragen, en toch komt gij
hier en stelt voor, dat ik mij een voordeelige
zaak zal laten ontgaan betreffende een man,
die mij niets is. Wat duivel, waarom zou ik dat
doen
„Waarom gij dat doen zoudt vroeg zij met
toenemende heftigheid. „Waarom gij het doen
zoudt? Och, denk toch eens, Tubal, denk toch
eens I Jim Fiennes was eens uw speelmakker,
uw vriend; hij is nu ziek en in nood, en gij
spreekt er van hem voor eenige ponden te
verkoopen, zooals Judas Iscariot onzen Heei
verkocht."
„Jim Fiennps was nooit mijn vriend," ant
woordde Tubal cynisch. „Hij was mijn geluk
kige mededinger in uw liefde."
„Dat is dwaasheid. Tubal, en dat weet ge-
Onze ouders verloofden oris met elkander, en
ik hield vroeger werkelijk veel van u."
„Vroeger I Nu niet meer vroeg hij met een
duivelschen grijns.
Barbara deed of zij de vraag niet hoorde en
herhaalde steeds dringender met een droevigen
klank van wanhopige angst in haar stem
„Jim Fiennes heeft u nooit kwaad gedaan,
Tubal, waarom zoudt ge hem dood willen heb
ben
„KomI Gepraat mooi, Mevrouw. Jim Fiennes
is niets voor mij."
„En gewilt hem verkoopen? Hij is ziek, weer
loos, en ge wilt hem verkoopen
„Ik was gisteren ook weerloosl" zei Tubal
onverschillig schouderophalend. „Oorlogskan
sen. Mevrouw I"
„Tubal I" riep zij, vol verontwaardiging.
„Nu, wat is het?" ging hi' voort, en hij stond
op en begon de kamer op en neer te loopen.
„Wat is Jim Fiennes voor u, dat zou ik wel
willen weten. Als de memchen waarheid spre
ken, wacht gij slechts op het einde van den
strijd, om hem weg te ztndcn. Waarom zoudt
ge opeens zooveel belangstelling in hem koes
teren, dat gij hier kom- hier naar het
huis van een man, dien gij minder dan een
hond acht want ge zoudt nooit een hond een
paak slaag geven om, zooals gij zegt, uw
laatsten ademtocht te gebruiken met voor hem
te pleiten? Waarom woag ik
.'.Omdat ik niet geleel vergeten kan. Tubal,
dat gij en ik en Jim eem aal speelmakkers wa
ren dat wij met dkander gingen risschen,
vogelnestjes uithaalden, door de bosschen
dwaalden, en met elkander in bet kasteel
Broughton verstoppertje speelden; omdat wij
met elkander gelukkig waren, met elkander be
knord werdén, met elkander schreiden en lach
ten. Omdat een misdaad, els die gij voorhebt,
mij voor altijd den grond zou doen verafschu
wen, waarop gij gaat, de lucht, die gij ina
demt, en omdat ik nooit weer een gelukkig uur
zou kennen."
Terwijl zij aldus sprak, onbeWUst de haar
zichzelf opgelegde terughoudendheid verloor en
met steeds meer vuur pleitte, was Tubal naast
haar stoel komen staan Zijn oogen rustten
met cynisch welbehagen op het prachtige bééld
dat zij bood in haar afgedragen, maar nog ele
gant rijkleed van donkergroen fluweel, met den
neteldoekschen kraag om haar prachtigcn
hals; zij zat met een knie over den ander ge
slagen en onder haar kleed kwam haar klein
voetje te voorschijn; haar handen, in rijk ge
borduurde lederen handschoenen hielden haar
rijzweep over haar knie gebogen. Haar klein
hóófd scheen bijna stralend van jeugd en schit
terende kleur tegen den donkeren achtergrond
van den stoel; en het morgenzonlicht, dat door
het venster kwam, lag over het zachte goud
van haar haar en omlijnde het edele profiel,
den slanken, rechten nek en het begin der ge
vulde schouders met een gouden licht. En nu
zij uitgesproken had en haar grijze diepe oogen,
die vol van or.vergoten tranen waren, naar hem
toekeerde, ontsnapte een kreet van bcwonder-
ring aan zijn volle, zinnelijke lippen.
„Op mijn woord," riep hij uit, terwij! hij
voor haar stond met zijn handen i^i zijn zakken,
zijn hoofd op zijde en haar met cynisch wel
behagen aankeek, „op mijn woord, ge zijt mooi
geworden, Mevrouw, en ik heb wel zin
Brandend van verontwaardiging, raadde Bar
bara zijn voornemen, vóór hij het had uitge
sproken, zij sprong toornig op, terwijl hij een
paar stappen naderbij kwam en ruw lachend
voortging.
„Jal ik heb wel zin oan uw roerend pleidooi toe
te geven. Mevrouw, want ik ben maar een
man, en ik kan niet geheel vergeten, dat gij,
zelfs als kind wist wat kussen was. Ohl" voeg
de hij er grijnzend bij, „ge behoeft nu niet de
manieren en houding van een groote dame aan
te nemen. Ge zijt komen smeeken, dat kunt ge
niet ontkennen. Ge zijt komen smeeken, en ik
vind u zoo aanlokkelijk, dat ik bereid ben, een
koop met u te sluiten. Ik wil u alles beloven,
meisjesliefl" en plotseling sloeg hij zijn armen
om haar schouders, „alles, als ge mij wilt kus
sen, zoools ge deedt in de dagen, waarvan ge
met zooveel liefde spreekt. Wat wilt ge, dat
ik doen zal ging hij voort, en hij hield haar
zóó stevig vast, dat zij voor 't oogenblik zich
niet verweren kon. „Ik wil doen, wat het ook
zijn mag."
„Ge zijt g'ek, Tubal," zeide zij, haar stem
zoo goed mogelijk beheerschend, en in zijn
armen worstelend, om zich los te maken.
„Dat kan zijn," zei hij, langzaam cn heesch
fluisterend, „maar g© zqlt me toch kussen,
mijn liefje. Ge zult me nu kussen, en dan zul
len w© Jim Fiennes naar den duivel laten loo
pen, zoools hij zélf wil. Ik za twintig pond voor
dien kus betaald hebben, maar, bij God-f hij
is het waard. Kus mij, Babs I"
Zij kom hem een oogenblik recht in de
oogen zien, toen zeide zij met rustige vastbe
radenheid
„Ik zou even liefc een slang uit het gras op
nemen en die kussen I"
Maar haar verontwaardiging scheen hem
slechts t© vermaken, want hij lachte en zeid©
vroolijk
„Kus wat ge wilt, maar doe het mij eerst,
kleine heks. Bij God V
De laatste woorden werden in zijn keel goj
smoord. In de lompe pogingen, die hij deed
om Barbara's lippen met de zijne te bereiken,
scheen hij haar minder stevig vast te houden,
want zij slaagde er in, zich los te maken, cn
het volgende oogenblik had zij haar hand op
geheven, die den rijzweep nog vasthield, en
daarmee sloeg, zij hem over het gezicht. Hij
slaakte een kreet van woede cn pijn en strui
kelde duizelig en verblind achteruit. Toen hij
zich weer voldoende hersteld had, om rond t©
kunnen zien, was Barbara verdwenen.
§3.
Zij reed naar huis vol van gedachten in op
roer een oproer, waar bittere teleurstelling
en verontwaardiging strijd voerden met zelf
verwijt. Zij was er niet alleen niet in geslaagd
het hart van een schurk van een afschuwelijke
daad af te keerert, maar zij had een waren
storm van schandelijke driften in hem wakker
geroepen driften, waarin wraak en teleur
stelling zeker den boventoon zouden gaan voe
ren. Zij had niets gedaan om Jim te redden,
en Tubal zou haar nu evenzeer haten als hij
den Squire haatte, en tegen Jim werken met
den daorbijgevoegden wensch, om haar leed
te doen. zij stortte tranen van spijt over baar
heethoofdig© daad, haar gebrok aan zelfbc-
heerschingzij voelde nu, dat zij had kunnen
maken, dot haar mindere zijn plaats niet ver
gat, als zij haar zenuwen beter meester was
geweest; maar ze moest nog rillen bij de her
innering aan dat vreesefijke tooneel. Het feit,
dat zulk een paria de oogen op haar had ge
worpen, haar had durven aanraken, gaf haar
een gevoel van verdorvenheid alsof zij in de
nabijheid van Iets onreins geweest was.
(Wordt vervolgdji.