AMERSFOORTSCH DAGBLAD „de EEMLANDER"z»ierd»g24 0ct-1925 De Hand met het Litteeken, TWEEDE BLAD. BINNENLAND. FEUILLETON» 24e Jaargang No. 99 De alomtegenwoordigheid van het geluk. (Nadruk verboden). Het klinkt ongerijmd. te zeggen, d'at het ^eluk alomtegenwoordig is. ïn mijn ver beelding zie ik de verbitterde gezichten van hen, die het ontkennen. Het geluk overall Het mocht wat; zij hebben er nooit iets van gemerkt. Ja, het ongeluk is alom tegenwoordig; je raakt het nooit kwijt, je raakt er nooit uit, maar het gelukAls het soms al verschijnt, is het met een he niepen gezicht om 't hoekje van de deur, glurend door een kier als een gierige juf frouw, die een' bedelaar afzegt.' Als het ver schijnt, verschijnt het als een regen zonnetje op een druil erigen dag: zoo zie je me en zoo zie je me niet. Het geluk is uitzonde ring, een zeldzaamheid, het buitengewone bii uitstek - Zoo spreekt de verbitterde, die nooit iets van het geluk heeft gemerkt. Maar hij ver geet dat er heel wat dingen in de wereld zim, waarvan sommige mensehen nimmer iets merken. Een oude boerin, die nooit van haar dorpje was geweest, hield eens met Stelligheid tegen mij vol, dat het buitenland niet 'bestond. Dat was maar een leugen ven die geleerden, om de schoolboekjes vol te krijgen. En voordat het vergrootglas was uitgevonden, had! niemand ooit gemerkt, dat de dampkringlucht, die wij inademen, vol Cs van kleine beestjes. En toch bestonden die kleine beestjes toen evengoed reeds als nu. Men kan de ontstentenis van iets nooit afleiden uit de omstandigheid, d'at men er niets van 'bemerkt. Een blinde bemerkt niets van kleuren. En toch is wereld vol kleuren. Een doove bemerkt niets van kllanken, en. toch is de wereld vol klanken. Voor een gestorvene bestaat de wereld niet meer, en toch is die wereld voor de leven den de stelligste werkelijkheid. Zou het derhalve zoo ook niet kunnen zijn met het geluk? Wanneer gij of ik het geluk niet bemerken, kan het wezen, dat wij tegenover 'het geluk staan gelijk de blinde tegenover kleuren en de doove te genover klanken. Het geluk kan ons aan alle kajüten omringen, zoodat wij .er in baden, er in verdrinken, zonder dat wij he* ons bewust zijn. Dit doet mij denken aan een verhaal, dat ik ails kleine jongen hoorde vertellen en nooit ben vergeten. Op een boot, die schip breuk had geleden, was de watervoorraad uitgeput geraakt. De bemanning werd waan zinnig van dorst. Totdat ten slotte één der opvarenden, ten einde raadr| over de ver schansing in zee sprong. Het water iokte hem. A'l was 'het dan het brakke, ziltige zee water, drinken zou hij en moest hij! Maar toen hij het zeewater binnen zijn brandend'e lippen kreeg, was 't hem, alsof er een wonder geschied was. Het water was zoet! De drenkeling klom weer in 't schip en vertelde de blijonare; Spoedig laafde de gansche bemanning zich aan het voorn effe- lijke vocht Hoe dit wonder te verklaren? De boot was toevalligerwijs afgedreven tot voor de mon ding van een groote rivier, die haai* zoet water tot een paar mijlen in zee voort stuwde. De bemanning der boot was dus aan al'le zijden door drinkwater omgeven geweest, en zou niettemin van dorst zijn omgekomen, indien niet de man, die in zijn radeloosheid overboord was gesprongen, nog te rechter tijd dezen staat van zaken had ontdekt. Aan alle kanten door drinkwater omgeven en toch. versmachten van dorstl Temidden van het alomtegenwoordige geluk zich ver teren van bitterheid over het ongeluk! Men moet er toevallig midden in springen om te ontdekken, d'at 'het overal is. Eigenaardige gedachte, dat het geluk cr.-s van alle kanten omringt en dat wij er sTedhts door een misverstand van zijn ge scheiden. Eén stapje links, één stapje rechts, en we ontdekken het; het over stroomt ons, we zinken er in weg. Hoe komt het, dat wij het geluk niet ont dekken, het niet erkennen en zelfs het be staan er van in twijfel durven trekken? Het geluk maakt geen misbaar; het is een dage- lijksch, vanzelf sprekend verschijnsel. Het geluk is ae normaliteit. Het is als het zon licht, waarover vrij het minst spreken, wan neer wij er het meeste profijt van trekken Is het zonlicht Obnormaai sterk, dan schreeuwen we moord en brand over de hittegolf. Is het abnormaal zwak, dan ver vloeken wij de kou. Maar bij normale tem peratuur bekommeren wij ons niet over de zon. Het geluk is de normaliteit. Het is als de dampkring; is deze in harmonie, dan be merken wij hem niet; is hij overstuur, dan staan wij ontzet over stormen en cyclopen. Zoo maken wij misbaar over alle abnormale schommelingen in het leven, die wij ram pen, teleurstellingen of misdaden noemen. Maar deze zijn ten slotte even zeldzaam als de cycloon van Boreulo. Hetgeen er alle dag, hetgeen er overal is, is het stille, on besproken, rustige en daardoor onopge merkte geluk, dat als de dampkring dui zenden vredige huisgezinnen doortrekt on millioen-en vredige harten met levensadem vult. Ook het onze, behalve op dit oogenblik, nu wij klagen. Maar ook in onze uren van verbittering laat slechts schijnbaar het ge luk ons in den steek; het blijft in onze on middellijke nabijheid, aan allen kant wach tend en werkend tot wij het gelegenheid geven opnieuw ons te doortrekken met zijn levenwekkenden vrede. Juist als wij in onze radeloosheid tot het uiterste komen, be merken wij vaak, tot onze verrassing, dat de noodsprong, welken wij doen, ons voert iri d'e verkwikkende, lavende, ons steunen de en opbeurende golven van het alom tegenwoordig geluk. H. G. CA'NNEGIETER. De Staatscourant van heden 23 Oct. bevat o.a. de volgende Kon. besluiten op verzoek eervol ontslagen W. J. Vermeer, inspecteur der directe belastingen, invoerrech ten en accijnzen ter inspectie der directe be lastingen te Rotterdam; G. van Veen, ontvan ger der directe belastingen en accijnzen te Heusóen on G. J. Snoyink, ontvanger der direc te betastingen en accijnzen te O i ster wijk. DIPLOMATIE. Een nieuwe Griekschc gezant. Naar wij vernemen zal de Grieksche gezant bij ons hof, de heer KapSambeles, een andere bestemming krijgen en in verband daarmede binnenkort de residentie verlaten. De heer Kapsambeles zal voorloopig door een zaakgelastigde worden vervangen, die reeds te den Haag is aangekomen. HET ONAANNEMELIJK VERDRAG Onverwachte steun van Belgische zijde. Men schrijft ons: 3 van het art Vïï van het verdrag luidt: „België stemt er in toe, dat op zijn gebied „een kanaal wordt gemaakt, dat geschikt zal „zijn voor het verkeer met vaartuigen van T000 „ton, uitgaande van een punt aan de Zuid- „Willems vaart tusschen Neeroeteren en „Bocholt cn uitkomende in de Maas nabij „Maosbracht." In de bespreking van het verdrag in het Utrechtsch Dagblad cn het Handelsblad van 23 Mei 1925 teekent Ir. Mussert hierbij aan: „Vriendelijk van België om dat «oo maar loe te staanDoor dit kanaal wordt n.L „Maosbracht, d. w. z. een voornaam Neder- „landsch scheepvaartkncoppunt, in rechtstreek- ,sche verbinding gebracht metAntwer- „pen." De Redactie van het Handelsblad van Ant- verpen, die met schele oogen de vordering van de uitvoering van onzen nationalen scheep vaartweg MaastrichtWaal gadeslaat, troost dezer dagen zijn lezers met de in het nieuwe verdrag voorziene kanalen, die inderdaad zeer doeltreffend hun vangarmen zullen uitstrekken naar Nederlondsch Zuid-Limburg. Zij schrijft als volgt, over hetgeen Antwerpen alleen reeds in dit opzicht zal verkrijgen: „Wij bedoelen eerst cn vooral een kanaal- „aanleg, die Belgisch Limburg met Luik ver bindt zonder Nederlondsch grondgebied te ra „ken. Dat zal het Belgisch antwoord zijn op „het Hollandsch Julianakanool. Vervolgens de „verbreeding van de Zuid-Willemsvaart tot „hare ontmoeting met het Kempisch kanaal,, „zoodat alles bevaarbaar wordt voor 1000 „tons schepen. En eindelijk het aanleggen van „het ontworpen kanaalplon Neeroetcren-Jdnas- „bracht, want hierdoor strekken wij ook „evenals Rotterdam naar Luik doet een „arm uit naar de Ncderlondsche producten „van het Zuid-Limburgsche kolenbekken „aanverwante nijverheden. „Omgekeerd krijgen hierdoor onze eigen „Limburgsche kolen een uitvocrgelegcnhcid „naar het Oosten. Wij hechten zelfs veel be- „lang aan dien kannoltok NeeroeterenMaos bracht, die als oftapbuis der Hollandschc „mijnstreek in de richting van Antwerpen moet verken." Tegenover de leidende gedachte van het verdrag, neergelegd in het steeds weer op nieuw voorkomende „Nederland verplicht zich" eindelijk eens een „België verplicht zich". Zie hier de méést onverdachte bron de ware be trekenis van dit „België verplicht zich." EERSTE KAMER. Het ligt in het voornemen van den voor zit er der Eerste Kamer om aan de Centrale Afdceling voor te stellen in de nfdeelingcn te doen onderzoeken de bij de Kamer ingekomen wetsontwerpen, waaronder dat tot bestrijding van de zedelijke en maatschappelijke gevaren ven de bioscoop en dot onderzoek te doen plaats hebben Woensdag II November des voormiddogs te elf uur cn gedurende deze bij eenkomst in openbare beraads'aging te doen brengen de ontwerpen van wet Herziening der Foillisscmentswet en wijziging van artikel 30 van het Burgerlijk Wetboek. DE RIJNVAART. Aanwijzing Ned. Rijnvaart- commissaris. Naor wij uit goede bron vernemen zal ter vervanging van den overleden Nederlondschcn Rijnvaartcommissaris den heer J. J. Conter Cremers worden aangewezen als Nederland- sche Rijnvaart-commissaris de heer F L. Schlingemonn, hoofdingenieur van den Rijks waterstaat te Roermond. PROVINCIAAL COMPTABEL BEHEER. De opheffing der rijksbetnol- mecsterskontoren. De Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw heeft aan de Ged. Staten der pro vincies een schrijven gericht naar aanleiding van het feit, dat de opheffing der Rijksbetaal- meesterskanloren tot verschillende vragen met betrekking tot het provinciaal comptabel be heer aanleiding heeft gegeven. Aangezien tot dusver de Rijksbetaalmeesters, gevestigd in de hoofdplaatsen der provincies (voor Noord- Holland de rijksbetaalmeester te Amsterdam), belast zijn met het beheer der provinciale fondsen cn zij derhalve zijn aan te merken als de rekenplichtige provinciale ambtenoren, bedoeld in art 118 der provinciale wet, wijst de minister erop, dot de opheffing van het ambt van rijksbetaalmeester medebrengt, dat door Ged. Staten krachtens art. 156 der Pro vinciale wet een andere functionaris wordt aan gewezen als rekenplichtig ambtenaar in den zin van genoemd art. IT8. HET MONUMENT VAN ADAM A VAN SCHELTEMA Nomens het Adoma van Scheltemo Comité wordt verzocht, ter voorkoming van misver stand, er de aandacht op te vestigen, dot het grafmonument, waarvan sprake was in een dag- bladbericht, aangebracht is door de nabestaan den. Het gedenkteeken, dat het comité zich voorstelt op te richten, zal, zooals in de be treffende circulaire werd meegedeeld zijn plaats i Amsterdam vinden. MAATSCHAPPELIJK HULPBETOON. Instelling van een Centraal Archief en Inlichtingsbure'au. Het Ministerie van Binnenlandsche Zaken cn Landbouw heeft aan de gemeentebestu ren een schrijven gezonden betreffende het centraal archief en inlichtingenbureau inza ke maatschappelijk hulpbetoon voor Neder land. De brief luidt als volgt: Het heeft mijne aandacht, getrokken, dat in den lande op steeds ruimer schaal ccn beroep wordt gedaan op den liefdadigheids zin van het publiek door middel van col lecten, inschrijvingen, verkoop van stcun- bonnctjcs enz, enz. Veelal gaan deze, uit van volkomen betrouwbare instellingen; evenwel komt het ook voor, dat de bedoelde inzame lingen c d. uitgaan hetzij van instellingen, die in het geheel geen steun verdienen, of van zeer kleine instellingen, wier be roep op den algcmccnen liefdadigheids zin niet gemotiveerd is. Zelfs is het .voorgekomen, dat slechts in naam een instelling bestond en in werke lijkheid alleen particuliere belangen werden gediend. Voorts is gebleken van misbruiken o.a. in dezen zin, dat de giften, die liefdadige personen ter beschikking stellen, dikwijls slechts voor ccn klein deel ten goede komen aan het beoogde doel. Dit onderwerp heeft meermalen een punt van bespreking uitgemaakt o.a. bij de Ar menraden, welke besprekingen ton slotte aanleiding hebben gegeven tot do benoeming van een commissie door de vcreeniging van secretarissen van Armenraden, die dit vraag, stuk in studie heeft genomen. Het uitge brachte rapport dezer commissie heeft geleid tot de stichting van een centraal lichaam onder den naam „Centraal Archief en In lichtingenbureau inzake Maatschappelijk Hulpbetoon voor Nederland". Op het bureau der stichting zullen, door geregelde samen werking van armenraden, gemeentebesturen on andere betrokken lichamen en autoritei ten, eenerzijds gegevens omtrent instellin gen, in het hijzonder voor zoover betreft de inzamelingen e.d. worden verzameld, terwijl anderzijds o.a. aan de gemeentebesturen snel de noodigc inlichtingen zullen kunnen wor den gegeven. Ik acht het van belang, uwe aandacht te vestigen op deze stichting, die naar mijn oordeel kan bijdragen tot weg neming van bovcnaangeduid kwaad. Het komt mij voor dat het bestaan van dit Cen tral Archief en do gelegenheid om daarvan inlichtingen te verkrijgen voor de gemeente besturen van practische waarde kan zijn. Hoewel uit den aard der zaak verschillende gemeenten zelf alleszins goed geoutilleerde onderzoekorganen hebben, zoo staat toch vast, dat de werkzaamheid dezer organen zich beperkt tot het gebied der gemeente en dat het nagenoeg ondoenlijk is voor deze locale organen om op de hoogte zijn van de gestie der instellingen buiten hun gomeen- te, terwijl toch juist de misbruiken, die zich op dit gebied voordoen, slechts kunnen wor den geconstateerd door een lichaam, dat de goheele gestie der inzamelaars overziet. Ik heb gemeend goed te doen het boven staande te Uwer kennis te brengen. Wellicht verdient het aanbeveling, dat Uwe gemeente zich' bij het Centraal Archief (Vondelstraat 58 Amsterdam) zoude aansluiten. Bij liet schrijven is gevoegd het volgende uittreksel uit den stichtingsbrief van het Centraal Archief. Artikel 1. De stichting is genoemd „Centraal Archief cn Inlichtingenbureau in zake Maatschappelijk Hulpbetoon voor Ne derland", zij is gevestigd tc Amsterdam. A r«t i k e 1 2. De stichting heeft ten dool het tegengaan van misbruiken hij geldinza melingen, steunaanvragen en dergelijke, uit gaande van onbetrouwbare of niet stcun- waardige personen of instellingen cn het bevorderen van den arbeid van bonafide in stellingen /zulks in het bijzonder-door het verschaffen van betrouwbare gegevens om trent de steunaanvragen. De stichting zal daartoe in het leven roe pen een bureau. A r t i k c 1 3. De werkzaamheden van het bureau bestaan uit: a. het aanleggen van een register (cen trale legger) waaruit blijft of, en zoo ja bij welke armenraden of andere instellingen of personen gegevens aanwezig zijn omtrent: collectanten, vereenigingen, stichtingen, instellingen van weldadigheid, en dergelijke, welke door het houden van collecten en in zamelingen, inschrijvingen of op andere wij ze een beroep doen op den liefdadi'gheidszin van het publiek of zich met steunaanvragen wenden tot de in ons land bestaande steun fondsen en andere lichamen. b. liet instollcn van ccn onderzoek naar de betrouwbaarheid cn steunvaardigheid dor sub a bedoelde collectanten, instellin gen, stichtingen, vereenigingen cn dergelijke, voor zoover deze gegevens niet uit bestaande archieven zijn te verkrijgen. c. het verstrekken van inlichtingen aan aangeslotenen en eventueel aan anderen. d. het in ontvangst nemen van inlichtin gen en waarschuwingen van armenraden, gemeentebesturen en anderen omtrent do gestie van collectccrendo instellingen. e. het distribucercn van de sub. a bedoel de inlichtingen en cventucclo waarschuwin gen onder do aangeslotenen cn eventueel ook aan anderen. 1. verdere werkzaamheden, welke in het belang,van het maatschappelijk hulpbetoon, volgens besluit van het bestuur kui\nen wor den ondernomen. LEVERANTIES DOOR EEN WETHOUDER? Dc zaak Meerwijk tc 'den Bosch. Gelijk bekend is door het inadslid H. Kuy- pers te Den Bosch de uitspraak gevraagd van gedeputeerde staten van Noovd-Brnbont inzake de leveringen van tabak door wethouder T. van Meerwijk onn de godshuizon, welke leve ringen genoemd raadslid in strijd achtte met oitikel 24 von de gemeentewet. Gedeputeerde Staten hebben, na kennisneming van ambte lijke inlichtingen geen termen gevonden om nmbisha've uitspraak te doen inzake naleving der gemeentewet door 'wethouder Van Meer-* wijk. NEDERLANDSCHE VEREENïC.lNG TOT VERBETERING ^/AN KIESSTELSEL. Jaorlijksche olgemccnc vergadering Dc Ncderlnndsche Vercenigjng tot Verbete ring van Kiesstelsel hield haar janrlijk^che r.l- gemeene vergadering. In dc beide vacatures van het bestuur der Vereeniging werd voo /i m, zoodat het bestuur nu als volgt is samcngcsield C. E. van Koetsveld, voorzitter, A. K. Harden- berg, 1ste (Geld.) secretaris, R. C. A. van Crn- ncnburgh. Penningmeester, Jhr Mr. Dr. E. A van Beresteyn: J. M. Krijger, Lid Tweede Ka mer; Ds. G. W. Melchers; Mr. A. G. A. Ridder on Roppnrd, Lid Tweede Kamer. Aan het bestuur werd opgedragen om binnen de tot nu toe vastgestelde hoofdlijnen, een sc'- sel uit te werken in den vorm van een wetsont werp. De voorzitter, de heer C. E. van Koets veld, heeft op verzoek der aanwezige bestuursle den, op zich genomen nog vóór het einde van October zulk een ontwerp samen tc stellen, dat onverwijld door het bestuur in behandeling zal wórden genomen en nog voor het einde van dit jaar vermoedelijk zal worden gepubliceerd. HET R-K. WERKLIEDENVERBOND. Installatie-vergadering von de groep hoofdarbeiders. Dezer dogen had in het kantoorgebouw ven het R.-K. Werkliedenverbond de installatie vergadering plaats von dc Groep Hoofdarbei ders, gevo md door .de bij het Verbond aan gesloten Vakbonden, welke zich met het be hartigen der belangen van de hoofdorbcidcrs bezig houden. De Verbondsvoorzittcr, de heer De Bruijn, verrichtte de installatie cn wees daarbij vooral op het groote bclung der groepsvorming voor de hoofdarbeiders, dior al don niet terecht, zich meermolen erover beklaagden, dat in cene al- gemecne centrale niet voldoende wordt rekening gehouden met hunne speciale belangen. Spre ker vestigde er de aandacht op, dot de nieuwe organisatie volkomen dc gelegenheid biedt om onder eigen bestuur, binnen het room van het Verbond, die belangen te behartigen. De vergadering was van meening, dot de Groep inderdaad veel en nuttig werk zou kun nen doen. Besproken werden reeds verschillende pun ten, die in het actie-program zouden kunnen worden opgenomen. Besloten werd voor het somenstellen van dat program op 27 November o s. een spe ciale vergadering te teleggen. Hot Bestuur werd in afwachting van de goedkeuring der betrokken Bonden samen gesteld als volgt dc heer B. Hinterding (voor zitter); de heer C. Verweij (secretaris); de heer R. ter Horst (penningmeester); dc heer B. Ha ver, de heer J. Louwen. Geleerdheid zonder braafheid is als een boom met enkel blaren. TALMUD. Uit het Engelsch van Baronesse ORCZ7. (Geautoriseerde vertaling van A. T.) 37 Barbara stond er stil als betooverd, naar te kijken. In den laatsten tijd had zij dezen kant van Jim's karakter vergeten zij had hem al leen kortaf somber, bijna dreigend gezien, alsof hij persoonlijk in oorlog was met de rest van de wereld. Hij had deze buien lang geleden ook gehad, toen hij nog een jongen was en als hij deze buien had, hod Barbara bepaald het land aan hem en wendde zij zich tot Tubal om aangebeden en gevleid te worden. Maar alles wat hard en weerspannig in Jim was, ver keerde in zachtheid, als hij met stomme djeren te maken had, .en zijn koppigste buien ver dwenen, zoodra hij een dier in nood zag. Terwijl Barbara daar- stond, stiller dan de vogels aan Jim's voeten, scheen het haar in derdaad, alsof zij een stuk van haar vroeger leven nog eens weer doorleefde Jim, die dc vogels eten gaf, en zij, er naar kijkend, een beetje bang voor hem, maar met een hart dat door deze teedevheid naar hem getrokken werd. Zij durfde bijna niet adem halen, om rijn genoode gasten niet weg te jagen, en zij was zoo stil naderbij gekomen, dat zij er heel zekyer van was, dat hij haar niet had hooren komen. 3. Toen sprak hij op eens tegen haar, zonder zelfs maar rijn hoofd in haar richting tc keeren. „Kijk eens, Bobs", zei hij, „aèr dien jongen schelm. Hebzucht wint het van vrees." Dit was zoo echt Jim. Die plotselinge aan roepingen, als men dacht, dat hij tc veel ver diept was, om te zien. En hij had haar Babs genoemd een naam, dien zij in vele lange maanden niet gehoord had, een naam, die plot seling in schijn van werkelijkheid aan dezen droom van het verleden gaf* Evenmin als ooit dacht zij er nu aan, geen gehoor aan dezen oproep te geven, cn zij liep zoo zacht als zij kon op haar teenen naar hem toe. Maar bij haar eerste beweging was er een luid geklep per, en de geverderde vergadering was weg, verdwenen tusschen de takken en het blade rendak. „Ik heb ze opgejaagd," zei ze vol spijt. Jlrn stond op. „Oh zij komen wel weer terug," zei hij vol vertrouwen er is geen grooter durfal dan een roodborstje als er geen musschen in dc buurt zijn. Kijk de kleine schelm eens naar ons glu- ren l" Barbara trachtte in de richting te kijken, die hij wees, maar haar oogen waren onbegrijpelijk dof en zij kon niets zien dan de menge'ing van .jonge kastanjes en eiken. Zij vond, dat Jim er eenzamer, ongelukkiger uitzag don vroeger, zijn oogen hadden donkere kringen en schitterden alsof zij van binnen verlicht werden door een verterend, onnatuurlijk vuur; en er waren oh, zulke lijnen van bitterheid en zedelijk lijden om zijn mond! Barbara voelde zich zonderling gedwongen, half bang voor hem, zooals zij vroeger geweest was, maar ondanks haar vrees vervuld van een onein dig medelijden, niet alleen om zijn eenzaam heid, maar omdat zij het gevoel had, dat er een grimmig, leelijk spooksel om hem dwaal de: de schaduw van een heimelijke cn onuit sprekelijke tragedie. Zoo stonden zij een oogenblik zwijgend deze beide menschen, die aan elkander ver bonden waren door den sterken menschelijken band voor God en de menschen, maar met een onmetelijk diepen afgrond tusschen hen van uiteenloopende doeleinden en tegenstrijdige idealen. Barbara kon het gevoel van benauwd heid bijna niet verdragen, dat de woorden in haar keel deed verstikken. Zij wachtte'onbe wust op een woord van aanmoediging van Jim, maar dut kwam niet, en eindelijk, boos op zich zelf om haar verlegenheid, cn toch bang om hem de ware reden van haar komst te zeggen, mompelde zij vaag, onhandig: „Be kwam ik bedoel ik dacht, dat ge- graag zoudt willen hooren hoe uw kleine pa tient het maakt." In een oogenblik klaarde zijn gelaat op van genoegen en belangstelling. „Rex riep hij uit. „Hocgaat het met het pootje ,Bijna béter," antwoordde zij dadelijk. „Matthew heeft hem zoo goed opgepast 1 Maar nu de. kleine schelm zich beter voelt, zullen wij groote moeite hebben, dat hij zijn poot niet op den grond zetGe wildet niet, dat ik u onlangs dankte, Jim maar ik hoop te dat vandag ik zou kunnen Zij voelde, da: zij bloosde, en op eens kon zij haar woorden niet meer vinden. Jim s scherpe blik maakte haar in de war en dreef haar het bloed in de wangen; maar, hoe dan ook, zij vond haar verwarring niet onaange naam, zelfs heel prettig, maar zij kon hem niet goed aanzien, en haar oogen neerslaande, fluisterde zij „Ik dacht, dat ik u vandaag zou mogen dan- •ken en daarom kwam ik Toen hield zij op en daar hij nog steeds niets zei, keek zij weer naar hem op. Die blik in zijn oogen was bepaald zeer verwarrend. En nu veranderde die, wel harder, terwijl hij heel koel antwoordde: „Ik hoop, dat ge niet dit heele eind op de zen warmen middag met zoo'n onnoozel doel gekomen zijt. Mij te danken voor wat mij een oogenblik genoegen gaf was zeker niet de ver moeienis van een heelen avond waard." Het was zoo onvriendelijk, en zoo geheel Jim om zoo te spreken. Barbara voelde dat haar zachte stemming plaats maakte voor toorn, en dat al haar verlegenheid verdreven werd door gewonden trots. „Ge verkiest hard en onvriendelijk te zijn, Jim," riep zij driftig, „ofschoon de Hemel al leen weet waarom I Ik ben als een vriendin naar utoe gekomen; onlangs heb ik als een vriendin tot u gesproken, en gij hebt niets anders gedaan dan mij afgestooten." Toen hij in zijn" koppig stilzwijgen bleef volharden, voegde zij er zachter bij „Kunnen wij geen vrienden zijn, Jim Zij stak haar hand uit, en kon er iets op de wereld liever, begeerenswaordigen uitzien dan zij, in de schemering, die haar omringde, cn den glans van wegstervend licht, dat als duizend oogen door het lage kastanjehout schitterde Jim nam echter haar hand niet aanmisschien zag hij die niet, want zijn diepliggende oogen hadden een blik, alsof zij niets zagen. Toen haar arm langs haar zijde terugviel, zei zij met een droevig zuchfje „Ge schijnt mij steeds een fout te verwijten, Jim, die ik zweer, nooit gedaan te hebben." ,Ik u iets verwijten riep hij uit en hij voegde er binnensmonds bij Goéde Hemel „Waarom zijt ge dan zoo koel, zoo op een afstand Is het mijn schuld, vraag ik u, dot onze ouders ons elkander in de armen wierpen? Zijn wij beiden niet de onschuldige slachtoffers der 'omstandigheden Ik was toen weinig meer dan een klein kind, en hebt gij sedert dien tijd iets gedaan, om mij nader tot u te trek ken Onze doeleinden en idealen zijn geheel verschillende, dot is waar, maar ik heb mij „dikwijls afgevruagd, of dit dingen zijn, die er tusschen vrienden werkelijk op aan komen, zooals sommige menschen ons willen doen gelooven Verdien ik uw haat en verachting omdat mijn opvoeding mij trouw aan den Koning heeft gemaakt Of is het, omdat ik de vrouw ben, aan wie gc onherroepelijk ver bonden zijt en die ge nooit kunt liefhebben „Mevrouw, om Gods wil," mompelde hij. De hartbrekende uitroep scheen hem tegen zijn wil ontsnapt te zijn, en toen hoar stem in een snik brok, stiet hij een kreet uit, die klonk als van een dier, dat pijn heeft, en begroef hij zijn ge laat in zijn handen. Barbara voelde zich plotseling zeer vermoeid; zij zonk neer op het zachte mostapijt en leunde haar hoofd tegen den stom van den beuk. Zoo bleef ze eenige oogcnblikken zitten met geslo ten oogen, terwijl rondom haar de schaduwen dieper werden cn de bctoovering van den nacht haar gevangen hield. Ver weg keerden dc woudduiven. Toen zij haar oogen weer opende, zag zij Jim boven rich staan, zijn elle bogen rustten tegen den boomstam, zijn hoofd leunde op zijn hand. Zij voelde meer dan dat zij zag, dat hij naar haar keek, maar zij kon de uitdrukking van zijn gelaat niet rien, omdat dc diepere schemering daar een sluier over had getrokken. (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1925 | | pagina 5