BINNENLAND.
De Hand rnet het Litteeken.
TWEEDE BLAD.
FEUILLETON.
24e Jaargang No. 111 AM E RS FOO RTSC H D AG B L A D „DE EEMLANDER'S November*1925
De Misdaad.
(Nadruk verboden).
Tot de Tvraler- waaronder onze sacneft-
levirog tegenwoordig lijdt, behoort een be
smettelijke zielsziekte van kwaadaardige»
card, te schadelijker, omdat men zich van
hear aard en gevolgen onvoldoende reken
schap geeft en de autoriteiten, blind \oot
het gevaar, inplaats van haar te bestrijder.,
haar roekeloos in de hand wenken.
Wij, menschen, zijn .stuk voor stuk vat
baar voor de invloeden van onze omgeving;
wij nemen, gelijk sommige dieren, de k'eur
daarvan aan. Tegen algemeene gewoonten
kunnen wij ons niet verzetten; gaandeweg
maakt de openbare meening zich meester
van ons. De „geest des tijds" is geen theo
retische frase, maar een concreet stuk
praktijk. Ons gevoel, onze gedachte, onze
wil zijn afhankelijk van de gemeenschappe
lijke gevoelens, gedachten en neigingen om
ons heen.
Tegen onze bedoelingen in wennen wij
aan hetgeen wij aanvankelijk ontweken als
iets tegenstrijdigs met onzen geest. Een
buitenman, in het frivole stadsleven aange
land, zal eerst gekweld worden door tegen
zin tegen de lichtzinnigheid en wispelturig
heid om zich heen. Maar de stadslucht
dringt door de poriën van zijn ziel, dag-in
dag-uit; hij voedt zich er mee, hij neemt
haar in zich op, zij wordt een onafscheide
lijk deel van zijn bestaan. En zonder dat
hij er zichzelf van bewust wordt, is hij zelf
siadsnian geworden en is de frivoliteit zijn
element.
Hoe onweerstaanbaar vooral angstwek
kende indrukken zijn, bewijzen de studenten
in de geneeskunde, die al'en zonder uitzon
dering slachtoffer worden van de „can-
didatenk-waal". De nieuweling in de gehoor
zaal, die voortdurend over allerei ziekten
hoort spreken en haar verschijnselen ziet
aangetoond in d'e kliniek, neemt bij zichzelf
deze verschijnselen waar en raakt overtuigd,
dat hij aan tering, maagkanker of 'nar tv er-
wij ding lijdt. De arts of de verpleger, die
dagelijks met 'krankzinnigen omgaat en z;ch
leert voegen naar hun eigenaardig gedach
ten! even, staat bloot aan besmetting met
zielsverbijstering. De schoolmeester treedt
door dagelijksche gewenning ook buiten
zijn school tegen, volwassenen op, als had
hij imet kinderen te doen; de officier com
mandeert zonder het zelf te weten zijn
winkelier en zijn kleermaker; de dorpsdok
ter, als student een keurig en welverzorgd
lid der jeunesse dorée, verboerscht.
Zouden wij, die op alle gebied gewennen
en ons voegen, zelfstandig blijven tegenover
de misdaad'? Als men ons drenkt in mis
dadigheid, ons omgeeft met moordenaars
en roovers, ons doodslag laat zien en van
doodslag laat lezen, ons leert denken met
het brein van den delinquent, ons verplaatst
in zijn gevoelsleven, onze ziel omspint met
zijn ziel, ons deelgenoot maakt van zijn
piennen en drijfveeren, zoodat de misdaad
ons niet langer wezensvreemd is maar wordt
tot normaliteit in ons bewustzijn, dan wekt
men den misdadiger in ons, dan maakt men
ons tot moordenaar.
Meent niet, dat ik overdrijf, wanneer ik
zeg, dat het met ons reeds zoover is ge
komen. Terwijl men maatregel op maatregel
neemt om het 'bewustzijn der jeugd te be
schermen tegen den noodlottigen invloed
der obsceniteit en alles uit haar gezichts
veld verwijdert, wat de verbeelding kan ver
ontreinigen, dringt men van alle kanten de
misdaad op.
Het is niet alleen de bioscoop, die hier
schuldig staat, het is vooral de pers. En
ik haast mij er bij te voegen: de pers kan
niet anders, zoolang zij niet den steun krijgt
van het overheidsverbod. De winkeliers
waren ellen het slachtoffer van te lange
werktijden en toch kon geen hunner dan
ten koste van eigen bestaan de winkelslui
ting vervroegen. Eerst toen van overheids
wege de vervroegde winkelsluiting verplich
tend gesteld werd, was men gered. Zoo zal
de pers, die nu door de concurrentie ge
noodzaakt is, de verbeelding der menigte
te verontreinigen, haar opvoedende taak
kunnen vervullen, zoodra de overheid het
opnemen van sensationeele verslagen over
moordzaken verbiedt.
Want het is zonder overdrijving: wij wor
den vergiftigd met misdaad. Wanneer mor
gen aan den dag een mijner kennissen, die
ik ken als een evenwichtig man, een dood
slag begaat, of een eerbare vrouw haai
echtgenoot ombrengt, kan ik ze dat slechts
ten halve kwalijk nemen. De schuld valt op
de kranten, d'e tijdschriften, de bioscopen,
die ons alien misdaad suggereer en.
Men- dwingt ons, tot in kleinigheden
kennis te nemen van de geraffineerdste
trucs en de gruwelijkste bijzonderheden,
men maakt den moordenaar populair; hij
staat op één lijn^met den voetbalheld en
den vliegenier; wij zijn zijne supporters en
verdiepen ons in zijne kansen. Wij bespre
ken het requisitoir en de verdediging; staan
in spanning voor den eisch, gelijk wi^ in
spanning staan voor den uitslag van 'een
spannende match. Er was een tijd, dat louter
de beroepsboeven. moord en doodslag als
werken" beschouwden; thans zien wij allen
den moordenaar „wenken" als een kunst
rijder of een jongleur.
De verdediger heeft ons sympathie doen
krijgen voor den slechts half toerekenbare
of den door omstandigheden tot misdaad
gedwongene; wij denken ons in, wat wij in
zijn geval zouden hebben gedaan. Wij ver
plaatsen ons in zijn positie en zijn situatie
is ons niet vreemd! meer. We zien er onzen
medereiziger op aan, hoe hij ons In den
coupé zou kunnen vermoorden, en als onze
metselaar een karweitje in den kelder heeft,
denken wij aan het lijk, dat hij onder den
vloer verstopt. De pet van een eenzamen
wisselwachter doet onze handen jeuken
naar den hamer; een haastig chauffeur wekt
•onzen argwaan vanwege het meisje, dat
spoorloos verdween
Maar v ij willen niet langer; laten wij ons
verzetten, aleer het te laat is en de mis
dadige gedachte heel ons bewustzijn heeft
doordrenkt en overwoekerd. Wij weigeren,
onze ziel te laten vergiftigen. Wij kunnen
niet buiten onz>e krant en kunnen de af
leiding van de rolprent na onzen inspan
nende n arbeid gebruiken. Maar wij, krant-
lezende en bioscoopbezoekende menschen,
wij zijn te goed en te gaaf, om ons te laten
ontzenuwen en te laten verzieken door een
massa-suggestie van misd'aad.
Voordat wij allen misdadigers worden,
houdt opf
H. G. CANNEGIETER.
De Staatscourant van heden bevat o.m.
de volgende Kon. besluiten
eervol ontslegen mevr. L. C. Buys—van
Faassen als administratief ambtenares lc kl.
bij den Raad van de Scheepvaart te Amster
dam, en is als zoodanig benoemd mej. M.
Roozeboom te Amsterdam
toegekend de gouden eere-medaille van dc
Oranje-Nassau-orde aan F. J. Schut, assistent
bij het laboratorium van het Departement van
financiën te Amsterdam
benoemd tot directeur van het post- en te
legraafkantoor te Almelo F. H. Schoemaker.
thans in gelijke betrekking te Zevenaar
tot directeur van het post- en telegraafkan
toor te Oud-Beijerland J. Rijkcbocr, thans te
Dongen
te Kerkrade E. Fliek, thans te Uden
te Valkenburg M. Uhl thans te Heusden
te Sliedrccht J. W. F. van Huls thans te
Hardenberg
te Schoonhoven J. Vrijer, thans te Boxmeer;
te Hulst L. W. van Hellemond, thans tc
Eist (G.)
Eervol ontslagen met dank, wegens ophef-
ling van het onder hun beheer gesteld straf-
gesticht, Mr. C. Lucasse als lid en voorzitter.
G. H. Haijenius, Jhr. H. E. Lewe van Nijcn-
stein, Mr. J. II. M. Stiegcr, J. Pilaar, Mr. J.
W. Goudbloed en Mr. A. 13. Lomer als leden
van het College van Regenten over Strafge
vangenissen.
Benoemd tot lid van den Voogdijraad Mid
delburg Mr. S. R. Bakker, kantonrochter tc
Zierikzce.
Op verzoek eervol ontslagen met dank A.
Hulst, Arnhem, als Districts-Commandant,
tevens Inspéclucr der Rijksveldwacht.
Aangewezen in de enkelvoudige kamer
voor behandeling van burgerlijke kinderza
ken tevens belast met behandeling van kin
derstrafzaken van de Rechtbank tc Tiel, tot
lid Mr. D. G. Kortcnbout van der Sluys, rech
ter; tot plaatsvervangend lid Mr W. J. Hof
dijk, rechter.
benoemd tot lid Ccntralen Raad van Be
roep (ongevallenverzekering) Utrecht: Mr.
G. A. M. Snjecnk, thans griffier van het kan-
tongerccht- tc 's-IIertogcnbosch, tevens belast
met werkzaamheden van griffier bij Raad
van Beroep aldaar.
Benoemd tot notaris binnen arrondisse
ment Rotterdam, ter standplaats Gouda, Mr.
H. C. J. M. FraTiken, thans notaris te Hilva-
renbeek; tc Zwolle, standplaats Genemuiden',
H. Bax, candidaat-notaris tc Amsterdam; te
Haurlem, ter standplaats Oude-Wetcring (ge-
meente Alkemade) G. W. A. Griindemann,
candidaat-notrais, wonende te Rijswijk (Z.-
IL).
AFSLUITING EN DROOGMAKING
ZUIDERZEE.
Voorloopig Verslag.
Verschenen is het voorloopig verslag der
Tweede Kamer over de wetsontwerpen tot wij
ziging van de wet van 14 Juni 1918 tot afslui
ting cn droogmaking van de Zuiderzee en tot
wijziging van de wet van 20 December 19T8
tot instelling van een fonds ten behoeve van
de afsluiting en droogmaking der Zuiderzee.
Met de voorgestelde regeling van de droog
legging van den N.W. polder verklaarden som
mige leden zich weinig ingenomen. Dat do
meerdere kosten der dijkverzwaring zullen
worden gecompenseerd door dc vroegere be
schikking over cultuurland, betwijfelden zij.
Voorts zullen door den N.W. polder droog tc
leggen, eerst de minst goede gronden beschik
baar komen, naar welke gronden zich de prijs
zal rególen, waardoor de rentabiliteit van het
geheel e werk in gevaar kon worden gebracht.
Deze leden zouden er de voorkeur aan geven
dat het bedrag, boven de aanvankelijke raming
benoodigd voor een spoedige droogmaking van
genoemden polder, zou worden aangewend voor
de ^ontginning van woeste gTondcn, bij voorkeur
in Overijsel. Zij drongen aan op terugneming
van het door hen bestreden gedeelte van het
wetsontwerp.
Van verschillende andere zijden wefd het
denkbeeld om den N.W. polder zoo spoedig
mogelijk te bedijken, zeer toegejuicht.
Eenige leden verklaarden niet te kunnen in
zien, dat de voorgestelde wijziging in de uit
voering der werken ook een wijziging van de
•aanvankelijk geprojecteerde financiering eischt
Er bestaat volgens hen alle reden om deze
werken niet alleen al? Z.uiderzocwerken te
beschouwen, doch ook om ze geheel uit het
Zuideizeefonds te financieren.
Ook achtten deze leden het onjuist, dot het
nadeelig' slot van den N.W. polder buiten het
fonds om zou worden gefinancierd.
Eenige andere leden meenden daarentegen,
dat alle uitgaven ten behoeve der Zuiderzee
werken uit de gewone middelen behooren tc
worden betaald.
Sommige leden verklaarden bezwaar te heb
ben tegen het verdeden der uitgaven over
verschillende begrootingen.
Voorts achtten deze leden het niet juist,
dat de bijdragen, weike eventueel door pro
vinciën zullen worden verleend, aan het fonds
ten goede zullen komen Zij waren van oordeel,
dat zoodanige bijdragen rechtstreeks fèn goede
zouden behooren te komen aan 's Rijks schat
kist.
Van andere zijde werd dc regeling der finon-
cicele zijde van de Zuiderzeewerken, zooals
deze door de Regeering is ontworpen, toe
gejuicht.
Verscheidene leden hadden met leedwezen
cn verbazing vernomen, dot afgezien is van
de destijds door de Zuiderzeevcreeniging voor
gestelde richting van den afsluitdijk, welke zou
loopen van de Noord-Hollandsche kust over
Wieringen naar Piaam. Thans stelt de regee
ring zich voor de aansluiting van den dijk met
de *Friesche kust te maken benoorden Piaam,
even bezuiden Zurig. Gaarne zouden deze leden
de overwegingen, die hiertoe hebben geleid
en dc voordeelen, die ervan verwacht worden,
vernemen.
Irt het bijzonder betreurden sommige leden
de hierbedoelde wijziging wijl zij groote schade
toebrengt aan de belongcn van den Zuidwest
hoek van Fricslond, daar de spoorwegverbin
ding in dc richting Lccuwnrdcfi dan een andere
aansluiting zal krijgen don aonyankelijk was
gedacht.
Door andere leden werd hiertegenover opge
merkt, dat de belangen van Sneek en Bolsword
evenmin als die van Horlingcn en Franekcr
den doorslag mogen geven cn dot het uit
sluitend dc vrnog is welke richting uit tech
nisch cn financieel oogpunt voor den afsluitdijk
is te verkiezen.
Gevraagd werd of de regcering bereid is dit
gedeelte van het wetsontwerp terug te nemen,
om het in den vorm van een afzonderlijk
ontwerp nan het oordeel der Staten-Generoal
te onderwerpen.
Eenige leden achtten een kanaal tusschcn
den geprojecteerden N.O. polder en den N.W.
hoek van Overijsel als scheepvaartverbinding
overbodig met het oog op de bestaande ver
binding tusschen het Zwortcwater cn*Friesland.
In dit opzicht zou een aanzienlijke besparing
kunnen worden verkregen.
Andere leden hadden er bezwaar tegen, dat
de nieuwe polders voor oen groot deel door
zeer breede boezemwateren van de omliggende
streken gescheiden zullen blijven, waardoor het
economisch verkeer met de nieuwe polders
zeer bemoeilijkt zal worden.
Voorts werd de vraag gesteld of er yol-
doende reden bestaat om vast te houden aan
het voornemen om de Zuidelijke inpoldering in
tweeën, een Z.O.- en een Z.W.-poldcr te deelen.
Gevraagd werd of er geen aanleiding be
staat tot de instelling von een commissie om
het vraagstuk van dc uitgifte von do eerste
gronden te bestudeeren.
DE UITBETALING VAN PENSIOENEN VAN
OUD-GEMEENTE—AMBTENAREN, ENZ.
Dc door den Pensioenraad ge
troffen regeling.
Naar aanleiding van vragen van het Eers'e
Kamerlid Slingenberg betreffende een wijzi
ging in d« uitbetaling van dc j;cnsioenen van
oud-gemeente-amblenaren en die van wedu
wen en weezen van gemeente-ambtenaren heeft
do minister van financiën meegedeeld dot da
Pensioenraad de volgende regeling heeft ge
troffen, waarmee hij instemt
Wanneer het in het voornemen ligt van een
gemeentebestuur om aan een ontslagen ge
meente-ambtenaar een voorschot op zijn pen
sioen te geven, ken het bestuur zich bij den
Pensioenraad vooraf overtuigen of aan belang
hebbende niet reeds door dat college een
voorschot, als bedoeld Bij artikel 73, 3de lid,
van de Pensioenwet 1922 (St.bl. no. 240), is
verleend, en vervolgens van belanghebbende
vorderen, dot hij den gemeente-ontvanger
machtiging geeft tot het innen van zijn pen
sioen. Is dc Pensioenraad tijdig in het bézit van
een door den gepensionneerde ondertcekcnd
verzoek om toi wederopzeggens zijn pensioen
hetzij per postcheque dan wel door overschrij
ving op diens postrekening aan den gemeente
ontvanger over te" maken, dan zullen de bc'.e-
lingsstukken ten name van dien ambtenaar
worden gesteld. Daar echter zoodanige mach
tiging volgens het eerste lid van artikel TT6
der Pensioenwet niet onherroepelijk is, ken
langs den aangewezen weg voor de gemeen
ten geen absolute zekerheid worden verkre
gen.
De Pensioenraad zal, wanneer een machti
ging mooht worden ing<^rokken, het gemeente
bestuur daarvan in kennis stellen, het pensioen
niet aanstonds rechtstreeks can den gepension
neerde uitkeeren en hem op zijn verplichtingen
wijzen. De Pensioenraad kan zich uit den aard
der zaak niet verbinden, om in geval van
kwade trouw van de zijde van den gepension
neerde de gemeente schadeloos te stellen. In
dat geval zou op den voet van artikel 117 der
Pensioenwet op verzoek van het gemeentebe
stuur inhouding op het pensioen kunnen wor
den verleend. Wordt aan personen, aan wie
onder het oude stelsel van betaling een voor
schot werd verleend, pensioen toegekend, don
zal als overgangsmaatregel dc dan reeds ver
vallen termijn aan den gemeente-ontvanger
worden betaald
DE NOOD DER MILITAIRE
LANDSDIENAREN.
Teleurstellende tegemoetkoming.
Men schrijft ons
Naar wij vernemen zal, wanneer de voorstel
len van de regcering, gezonden aan het ge
organiseerd overleg zee- cn landmacht, wer
kelijkheid worden, van een uitkcering in dit
jaar niets komen, terwijl zelfs de loonschalen
voor het jaar 1920 beduidend beneden de be
dragen, die over 1925 werden toegekend, zul'
len blijven.
Of, om duidelqker tc zijn, dit
Voor het jaar 1925 waven loonschalen ont
worpen, terwijl daarboven een bijslag werd toe
gekend van zoodanig bedrag, dat over 1925 in
totaal 90 zou worden genoten van h©t be
drag dat in 1924 was verdiend, terwijl voor de
ongehuwden dat percentage 80 bedroeg.
Om nu dus werkelijk tegemoet te komen non
den nood van het personeel, zou dus over 1926
in ieder geval een bedrag moeten worden toe
gekend, dat grooter zou zijn, dan dat in 1925
aan salaris plus bijslag werd ontvangen. Hier
van zal echter geen sproke zijn I Wat toch is
het geval.
Dc sergeant met de geschiktheid voor hoo-
geren rong cn de adjudant-onderofficieren zul
len bij de solorisregeling 1926 r.og beduidend
beneden het bedrag blijven wat in 1925 werd
toegekend enontvangen over 1926 weder
om een bijslag omniet irt inkomsten och-
tcruit te gaan. Dc sergeant-majoor gaat en
kele guldens vooruit, doch moet met 1 Januari
die guldens weer bijpossen voor meerdere pen
sioenstorting.
Dat is dus dc tegemoetkoming voor het mi
litaire overheidspersoneel.
Het personeel dat 5 meer werd getroffen
ónn 'het burgerlijk overheidspersoneel, en van
het salaris hot volgende zag afgeknepen
5 op 1 Juli 1922, 8)a op 1 Januari
1923, 5 95 op 1 Mei 1924, 5 op 1 Oct
1924, of in totaal 23'4 van het inkomen!
Voeg daarbij, dot dc opleiding voor hoogcrcn
rong is stopgezet, de bevordering een onmoge
lijkheid is geworden, tol von toelagen sterk
zijn verminderd of geheel zijn ingetrokken, cn
men kan zichs eenigszins de moeilijkheden in
denken waaraan deze militaire landsdiensten
zijn blootgesteld.
Moge de regcering daarom alsnog de mid
delen vinden om ten oonzien von dit personeel
verbeteringen oon te brengen.
En wij kunnen ons begrijpen, dot de onder
officieren, georganiseerd in de vereeniging
„Ons Belang", ondanks den afloop der inter-
pellatie-J. tor Laan, met klem en overtuiging
blijven opkomen voor dc uitkcering in eens
over het jaar 1925 ten bedrage van een maand
salaris met een minimum van f 100 en niet in
het minst omdat er 5 meer achterstand is.
Een vergadering van afdeeling*-
presidenten, ter vaststelling van
do actie.
Voorts vernemen wij nog, dat T9 November
n.s. in hotel l'Europe een vergadering zal wor
den gehouden van de presidenten der afdeel in-
gen voor het bespreken von de actie. Deze ver
gadering is uiteraard niet openbaar.
OPHEFFING STAFMUZIEKCORPSEN.
Met ingang van 1 Juli n.s.
Naar de^Tch verneemt ligt het in de bedoe
ling om met ingang von 1 Juli 1926 de than*
nog bestaande' staf-muzickcorpscn op te hef
fen. -Alleen het corps in Den Haag zóu blij
ven bestoan. De muzikanten zullen dan op
wochtgeld gesteld worden.
PAARDEN NAAR DUITSCHLAND.
f Vragen van het Kamerlid
Van den Heuvel.
De heer Van den Heuvel heeft den minister
van Buitenlondsche Zaken de vo ^ende vragen
gesteld
1. Is de minister bereid mede te deelen in
hoeverre juist zijn de beweringen betreffende
een toepassing door de Duitsche- regeering van
de meestbegunstigingsclausulc wat den invoi-r
van paarden aangaat, volgens welke voor de
Nederlondsche paarden 500 Mark invoerrecht
per stuk moet worden bctoald en voor Belgi
sche paarden slechts 140 Moik?
2. Is de minister niet van oordeel, dat bij
een juist of grootendeels juist zijn dezer beu»-
ringen hier gesproken moet worden von een
onjuiste uitvoering der handelsverdragen, welko
door de „soort omschrijving" niet wordt ge
rechtvaardigd, omdat hetzelfde soort van pooi
den ook in Nederland aanwezig is?
3. Is de minister bereid mede te deelen, in
dien dc in vraag 1. gereleveerde beweringen
juist of grootendeels juist moohten zijn, wet
Z.Exc. voornemens is hiertegen te doen?
Uit het Engelsch van Baronesse ORCZY.
(Geautoriseerde vertaling van A. T.)
49
Zoo vertrokken zij beiden, binnen twee uur
na middernacht. Kolonel Ccrape had gezegd,
dat het Parlementsleger voor dien nacht slechts
enkele mijlen van Broughton gekampeerd, lag,
en dat de generaal zelf verblijf hield te Long
Campton, dut slechts elf mijlen van het kasteel
verwijderd was. Als generaal Fairfax do brie
ven van den Koning laat in den namiddag van
Jim ontvangen had, was er een kleine kans, dat
hij niet vóór den dageraad een bode er mede
naar Londen zou zenden. Dot was dc mógelijk
heid die Barbara als waarschijnlijk had aan
genomen, en toen zij in den nacht uitging, was
zij zich bewust van slechts één gevoel, een vu
rig verlangen, om den afstand uit te visschen,
die lag tusschcn haar en den cenigen man, die
Jim kon redden.
Terwijl zij en Mudge met grooten spoed west
waarts reden, brak de dageraad langzaam ach
ter hen aan, cn voor hen uit maakte de slin
gerende weg zich vrij van de omgevende sche
mering. In het oosten scheurde ccn bleek, ci~
troenkleurig licht de grijze v.olken. die in zil
veren strepen langs den horizon hingen. Maar,
dezen ccnen keer in haar leven, had Barbara
geen oog voor de schoonheid van den dage
raad midden in den zomer, niet voor de fijne
tinten van groen en geel cn paars, die het uit
spansel een reusachtig koepelgewelf, versierd
met juweelen maakten, zij had geen oor voor
den eersten roep der ontwakende vogels, het
vroolijke hanengekraai, den morgenzang van
al die gevederde vrienden, waarvan Jim zoo
veel hield. Zij hod in waarheid slechts oogen
voor den weg, het lange, witte lint,, dat haar
nog van haar doel scheidde; zij spande b nar
ooren slechts in. om de eerste klanken van het
ontwaken leven op heuvel en in dal op te van
gen, want zij hield een wedloop met den tijd
een wedloop, waarbij Jim's leven de prijs
zou zijn, als zij hem won.
2.
Naar boven gaande, zag Barbara een smalle
streep licht onder door de deur, die de waard
haar had aangeduid. Voordat zij het portaal
bereikte, hoorde zij den klank van een vasten
tred op een houten vloer en het oogenblik daar
na wefd de deur opengeworpen; en do generaal
stond, met de kaars in de hand, in de opening.
Hst flikkerende licht viel op Barbara's bleek
gelaat cn witte hunden, die de plooien van haar
zwaar kleed ophielden. Zij had Fairfax nooit
te voren gezien, en zij keek tot hem op met den
onderzoekenden blik van iemand, die om een
leven komt smeeken, en nieuwsgierig is. of het
gelaat, dat een spiegel van de innerlijke ge
dachten is, vriendelijk of wreed schijnt.
Zij klom de laatste paar treden op en stond
stil op het portaal.
„Ik ben dc vrouw van Jim Ficnncs, generaal;"
zoide zij eenvoudig, „cn hij is Ier dood ver
oordeeld."
Hij vro'g haar binnen tc komen, ging op
zijde, or haar langs tc laten gaan, en tosn zij
binnen as, sloot hij de deur achter haar. Dc
eerste blik, dien zij in de kamer wierp, toonde
haar een ruw houten tafel, bedekt met papieren:
een van deze, een brief, lag open, alsof hij half
gelezen, daar was neergelegd. Dwars over de
tafel lag een zwaard en gordel, en daarnaast een
inktkoker, pennen en een paar pistolen.
„Wilt ge niet gaan zitten zei de generaal
kortaf en met één hand trok hij een stoel voor
haar nader bij. Hij zette den kandelaar weer op
tafel, verzamelde kolm al de papieren tot een
hoop en legde een der pistolen er als een pres-
sepapier over heen. Toen pas keek hij Barbara
scherper aan. Zijn blik was strak, bijna onder
zoekend, maar Barbara sloeg haar oogen niet
neer; zij beantwoordde zijn blik openhartig en
onbevreesd, terwijl twee dikke tranen langs
haar'wangen liepen.
„Vertel mij alles," zei hij zachter.
Zij ging zitten, doodmoe, bijna versuft door
gebrek aan slaap, en hij zat tegenover haar
met zijn elleboog op tafel, zijn kin in de hand.
Zij wachte een oogenblik om haar gedachten te
verzamelen en haar tranen in tc slikken, toen
zeide zij rustig
„Ik zag den diefstal van de brieven van den
Koning."
Fairfax bewoog zich nietzelfs geen trilling
van zijn oogleden verried schrik of verbazing.
Maar Barbara die dubbel scherp was geworden
door het dreigende van Jim's gevaar, scheen het
toe, alsof de houding van den grooten man
plotseling strakker was geworden, en zijn aan
dacht gehoor. Zij had het gevoel, alsof haar ziel
nu bloot voor hem lag; en hij scheen met zijn
doordringenden blik, de maat te bepalen van
haar trouw en van haar liefde voor Jim. Zij
merkte ook op, en met een zekeren trots, dat
hij geen oogenblik aan hoor woorden twijfelde
of de beweegreden verkecid opvatten die hoar
hierheen had gebracht. Hij wachtte nu gedu!d:g
totdat zij kalm genoeg was om hem datgene
tc zeggen, waarvoor zij gekomen was.
„Ik zag* niets zeer duidelijk," ging Barbcra
nu vastei voort, „omdat ik de zon in mijn
oogen had; maar ik zag een man aan een touw
buiten de muren van de raadkamer hangen,
waar de brieven van den Koning bewaard wer
den. Het was een vermetclde daad de man
hing zestig voet en meer boven den grond,
toen klom hij naar het dak en ik verloor hem
uit het gezicht. Ofschoon ik begreep, dat al
leen een man, die stoutmoedig cn vermetel is,
zulk een daad kon volbrengen, kwam ik, voor
mij zelf, tot het besluit, dot het Tubal Longs-
honkes was, dien ik gezien had."
„Waarom dacht ge dat vroeg dc generaal.
„Omdat," antwoordde zij, „ik meende, dat
ik hem te Doventry gezien had, bij het spion-
neeren van den krijgsraad van den Koning, en
later weder te Farndon Fields, toen hij trachtte
de brieven van den Koning te stelen. Het kwam
alles dooi een litteeken," voegde"^ zij er met een
snik bij.
,Ecn litteeken
„Ja, toen wij samen kinderen waren, Jim
Longshonkes en ik, had ik een hondje*het
beet Longshakes in de hand het liet een
litteeken achter Pas gisteren hoorde ik
dat Jim een bijna zelfde litteeken heeft non
dezelfde hand.
Zij zonk bijna neer, maar slaagde er weer in,
haar tranen in te houden.
„Welnu," hernam.de generaal bedaard, nadat
hij haar tijd had geleten, om kalm te worden,
„Ge zaagt den diefstal van de brieven des
Konings; ge dacht dat Longshonkes de dief
was Wat gebeurde er daarna
,Ik ging naar kolonel Scrape," antwoordde zij.
Wij gingen naar de raadkamer cn zagen, dat
de brieven inderdaad verdwenen waren. Toen
gaf ik Tubal aan, en kolonel Scrape zond een
■troep soldaten uit, om hem gevangen te
nemen. Maar Jim kreeg dit te hooren, en hij
gaf zich zelf aan. Hij is nu op het kasteel
Broughton als gevangene. En kolonel Scrnpo
zal hem laten doodschieten, tenzij
„Tenzij wat
„Tenzij dc brieven van den Koning vóór
twaalf uur van den middag zijn teruggegeven."
Fairfax zweeg. Barbara trachtte vergeefs zijn
gedachten in zijn oogen te lezen. Maar hij keek
haar aan. Keek haar aan, alsof hij tot in haar
ziel wilde zien. Na een oogenblik stilte, vroeg
hij ons eens
„Waarom zijt ge naar mij gekomen
„Omdat," antwoordde zij vastberaden", Jim's
leven ten koste van alles moet gered worden."
„Wie heeft u gezonden
„Niemand," antwoordde zij.
„Maar het voorstel is van kolonel Scrape ge
komen
„Ja"
„Ge hebt'er niet met Jim over gesproken?"
„Neen I Neen I" riep zij gauw uit.
„Maar kolonel Scrapie zeide u toch, ei we)
met hem over te spreken, niet waar
„Jo."
,En gc hebt het niet gedaan
„Neen."
„Waarom niet Waarom niet?" herhaalde
hij op gebiedenden toon, na een oogenblik
wachtens; en toen weer: „Waarom niet?"
Maar zij kon niet antwoorden. Hoe kon ze
dezen strengen militair vertellen, dat ze aan
Jim's hait gelegen had cn zooveel moed in zn
oogen, zooveel standvastigheid zooveel groot
heid van ziel gelezen had, dat zij geen woorden
had gevonden, om te spreken over den schan
delijken ruil. di*. het leven zelf voor haor
wos-
(Wor'dt vervólgdj