BINNENLAND. De Hand rnet het Litteeken. TWEEDE BLAD. FEUILLETON. 24e Jaargang No. 111 AM E RS FOO RTSC H D AG B L A D „DE EEMLANDER'S November*1925 De Misdaad. (Nadruk verboden). Tot de Tvraler- waaronder onze sacneft- levirog tegenwoordig lijdt, behoort een be smettelijke zielsziekte van kwaadaardige» card, te schadelijker, omdat men zich van hear aard en gevolgen onvoldoende reken schap geeft en de autoriteiten, blind \oot het gevaar, inplaats van haar te bestrijder., haar roekeloos in de hand wenken. Wij, menschen, zijn .stuk voor stuk vat baar voor de invloeden van onze omgeving; wij nemen, gelijk sommige dieren, de k'eur daarvan aan. Tegen algemeene gewoonten kunnen wij ons niet verzetten; gaandeweg maakt de openbare meening zich meester van ons. De „geest des tijds" is geen theo retische frase, maar een concreet stuk praktijk. Ons gevoel, onze gedachte, onze wil zijn afhankelijk van de gemeenschappe lijke gevoelens, gedachten en neigingen om ons heen. Tegen onze bedoelingen in wennen wij aan hetgeen wij aanvankelijk ontweken als iets tegenstrijdigs met onzen geest. Een buitenman, in het frivole stadsleven aange land, zal eerst gekweld worden door tegen zin tegen de lichtzinnigheid en wispelturig heid om zich heen. Maar de stadslucht dringt door de poriën van zijn ziel, dag-in dag-uit; hij voedt zich er mee, hij neemt haar in zich op, zij wordt een onafscheide lijk deel van zijn bestaan. En zonder dat hij er zichzelf van bewust wordt, is hij zelf siadsnian geworden en is de frivoliteit zijn element. Hoe onweerstaanbaar vooral angstwek kende indrukken zijn, bewijzen de studenten in de geneeskunde, die al'en zonder uitzon dering slachtoffer worden van de „can- didatenk-waal". De nieuweling in de gehoor zaal, die voortdurend over allerei ziekten hoort spreken en haar verschijnselen ziet aangetoond in d'e kliniek, neemt bij zichzelf deze verschijnselen waar en raakt overtuigd, dat hij aan tering, maagkanker of 'nar tv er- wij ding lijdt. De arts of de verpleger, die dagelijks met 'krankzinnigen omgaat en z;ch leert voegen naar hun eigenaardig gedach ten! even, staat bloot aan besmetting met zielsverbijstering. De schoolmeester treedt door dagelijksche gewenning ook buiten zijn school tegen, volwassenen op, als had hij imet kinderen te doen; de officier com mandeert zonder het zelf te weten zijn winkelier en zijn kleermaker; de dorpsdok ter, als student een keurig en welverzorgd lid der jeunesse dorée, verboerscht. Zouden wij, die op alle gebied gewennen en ons voegen, zelfstandig blijven tegenover de misdaad'? Als men ons drenkt in mis dadigheid, ons omgeeft met moordenaars en roovers, ons doodslag laat zien en van doodslag laat lezen, ons leert denken met het brein van den delinquent, ons verplaatst in zijn gevoelsleven, onze ziel omspint met zijn ziel, ons deelgenoot maakt van zijn piennen en drijfveeren, zoodat de misdaad ons niet langer wezensvreemd is maar wordt tot normaliteit in ons bewustzijn, dan wekt men den misdadiger in ons, dan maakt men ons tot moordenaar. Meent niet, dat ik overdrijf, wanneer ik zeg, dat het met ons reeds zoover is ge komen. Terwijl men maatregel op maatregel neemt om het 'bewustzijn der jeugd te be schermen tegen den noodlottigen invloed der obsceniteit en alles uit haar gezichts veld verwijdert, wat de verbeelding kan ver ontreinigen, dringt men van alle kanten de misdaad op. Het is niet alleen de bioscoop, die hier schuldig staat, het is vooral de pers. En ik haast mij er bij te voegen: de pers kan niet anders, zoolang zij niet den steun krijgt van het overheidsverbod. De winkeliers waren ellen het slachtoffer van te lange werktijden en toch kon geen hunner dan ten koste van eigen bestaan de winkelslui ting vervroegen. Eerst toen van overheids wege de vervroegde winkelsluiting verplich tend gesteld werd, was men gered. Zoo zal de pers, die nu door de concurrentie ge noodzaakt is, de verbeelding der menigte te verontreinigen, haar opvoedende taak kunnen vervullen, zoodra de overheid het opnemen van sensationeele verslagen over moordzaken verbiedt. Want het is zonder overdrijving: wij wor den vergiftigd met misdaad. Wanneer mor gen aan den dag een mijner kennissen, die ik ken als een evenwichtig man, een dood slag begaat, of een eerbare vrouw haai echtgenoot ombrengt, kan ik ze dat slechts ten halve kwalijk nemen. De schuld valt op de kranten, d'e tijdschriften, de bioscopen, die ons alien misdaad suggereer en. Men- dwingt ons, tot in kleinigheden kennis te nemen van de geraffineerdste trucs en de gruwelijkste bijzonderheden, men maakt den moordenaar populair; hij staat op één lijn^met den voetbalheld en den vliegenier; wij zijn zijne supporters en verdiepen ons in zijne kansen. Wij bespre ken het requisitoir en de verdediging; staan in spanning voor den eisch, gelijk wi^ in spanning staan voor den uitslag van 'een spannende match. Er was een tijd, dat louter de beroepsboeven. moord en doodslag als werken" beschouwden; thans zien wij allen den moordenaar „wenken" als een kunst rijder of een jongleur. De verdediger heeft ons sympathie doen krijgen voor den slechts half toerekenbare of den door omstandigheden tot misdaad gedwongene; wij denken ons in, wat wij in zijn geval zouden hebben gedaan. Wij ver plaatsen ons in zijn positie en zijn situatie is ons niet vreemd! meer. We zien er onzen medereiziger op aan, hoe hij ons In den coupé zou kunnen vermoorden, en als onze metselaar een karweitje in den kelder heeft, denken wij aan het lijk, dat hij onder den vloer verstopt. De pet van een eenzamen wisselwachter doet onze handen jeuken naar den hamer; een haastig chauffeur wekt •onzen argwaan vanwege het meisje, dat spoorloos verdween Maar v ij willen niet langer; laten wij ons verzetten, aleer het te laat is en de mis dadige gedachte heel ons bewustzijn heeft doordrenkt en overwoekerd. Wij weigeren, onze ziel te laten vergiftigen. Wij kunnen niet buiten onz>e krant en kunnen de af leiding van de rolprent na onzen inspan nende n arbeid gebruiken. Maar wij, krant- lezende en bioscoopbezoekende menschen, wij zijn te goed en te gaaf, om ons te laten ontzenuwen en te laten verzieken door een massa-suggestie van misd'aad. Voordat wij allen misdadigers worden, houdt opf H. G. CANNEGIETER. De Staatscourant van heden bevat o.m. de volgende Kon. besluiten eervol ontslegen mevr. L. C. Buys—van Faassen als administratief ambtenares lc kl. bij den Raad van de Scheepvaart te Amster dam, en is als zoodanig benoemd mej. M. Roozeboom te Amsterdam toegekend de gouden eere-medaille van dc Oranje-Nassau-orde aan F. J. Schut, assistent bij het laboratorium van het Departement van financiën te Amsterdam benoemd tot directeur van het post- en te legraafkantoor te Almelo F. H. Schoemaker. thans in gelijke betrekking te Zevenaar tot directeur van het post- en telegraafkan toor te Oud-Beijerland J. Rijkcbocr, thans te Dongen te Kerkrade E. Fliek, thans te Uden te Valkenburg M. Uhl thans te Heusden te Sliedrccht J. W. F. van Huls thans te Hardenberg te Schoonhoven J. Vrijer, thans te Boxmeer; te Hulst L. W. van Hellemond, thans tc Eist (G.) Eervol ontslagen met dank, wegens ophef- ling van het onder hun beheer gesteld straf- gesticht, Mr. C. Lucasse als lid en voorzitter. G. H. Haijenius, Jhr. H. E. Lewe van Nijcn- stein, Mr. J. II. M. Stiegcr, J. Pilaar, Mr. J. W. Goudbloed en Mr. A. 13. Lomer als leden van het College van Regenten over Strafge vangenissen. Benoemd tot lid van den Voogdijraad Mid delburg Mr. S. R. Bakker, kantonrochter tc Zierikzce. Op verzoek eervol ontslagen met dank A. Hulst, Arnhem, als Districts-Commandant, tevens Inspéclucr der Rijksveldwacht. Aangewezen in de enkelvoudige kamer voor behandeling van burgerlijke kinderza ken tevens belast met behandeling van kin derstrafzaken van de Rechtbank tc Tiel, tot lid Mr. D. G. Kortcnbout van der Sluys, rech ter; tot plaatsvervangend lid Mr W. J. Hof dijk, rechter. benoemd tot lid Ccntralen Raad van Be roep (ongevallenverzekering) Utrecht: Mr. G. A. M. Snjecnk, thans griffier van het kan- tongerccht- tc 's-IIertogcnbosch, tevens belast met werkzaamheden van griffier bij Raad van Beroep aldaar. Benoemd tot notaris binnen arrondisse ment Rotterdam, ter standplaats Gouda, Mr. H. C. J. M. FraTiken, thans notaris te Hilva- renbeek; tc Zwolle, standplaats Genemuiden', H. Bax, candidaat-notaris tc Amsterdam; te Haurlem, ter standplaats Oude-Wetcring (ge- meente Alkemade) G. W. A. Griindemann, candidaat-notrais, wonende te Rijswijk (Z.- IL). AFSLUITING EN DROOGMAKING ZUIDERZEE. Voorloopig Verslag. Verschenen is het voorloopig verslag der Tweede Kamer over de wetsontwerpen tot wij ziging van de wet van 14 Juni 1918 tot afslui ting cn droogmaking van de Zuiderzee en tot wijziging van de wet van 20 December 19T8 tot instelling van een fonds ten behoeve van de afsluiting en droogmaking der Zuiderzee. Met de voorgestelde regeling van de droog legging van den N.W. polder verklaarden som mige leden zich weinig ingenomen. Dat do meerdere kosten der dijkverzwaring zullen worden gecompenseerd door dc vroegere be schikking over cultuurland, betwijfelden zij. Voorts zullen door den N.W. polder droog tc leggen, eerst de minst goede gronden beschik baar komen, naar welke gronden zich de prijs zal rególen, waardoor de rentabiliteit van het geheel e werk in gevaar kon worden gebracht. Deze leden zouden er de voorkeur aan geven dat het bedrag, boven de aanvankelijke raming benoodigd voor een spoedige droogmaking van genoemden polder, zou worden aangewend voor de ^ontginning van woeste gTondcn, bij voorkeur in Overijsel. Zij drongen aan op terugneming van het door hen bestreden gedeelte van het wetsontwerp. Van verschillende andere zijden wefd het denkbeeld om den N.W. polder zoo spoedig mogelijk te bedijken, zeer toegejuicht. Eenige leden verklaarden niet te kunnen in zien, dat de voorgestelde wijziging in de uit voering der werken ook een wijziging van de •aanvankelijk geprojecteerde financiering eischt Er bestaat volgens hen alle reden om deze werken niet alleen al? Z.uiderzocwerken te beschouwen, doch ook om ze geheel uit het Zuideizeefonds te financieren. Ook achtten deze leden het onjuist, dot het nadeelig' slot van den N.W. polder buiten het fonds om zou worden gefinancierd. Eenige andere leden meenden daarentegen, dat alle uitgaven ten behoeve der Zuiderzee werken uit de gewone middelen behooren tc worden betaald. Sommige leden verklaarden bezwaar te heb ben tegen het verdeden der uitgaven over verschillende begrootingen. Voorts achtten deze leden het niet juist, dat de bijdragen, weike eventueel door pro vinciën zullen worden verleend, aan het fonds ten goede zullen komen Zij waren van oordeel, dat zoodanige bijdragen rechtstreeks fèn goede zouden behooren te komen aan 's Rijks schat kist. Van andere zijde werd dc regeling der finon- cicele zijde van de Zuiderzeewerken, zooals deze door de Regeering is ontworpen, toe gejuicht. Verscheidene leden hadden met leedwezen cn verbazing vernomen, dot afgezien is van de destijds door de Zuiderzeevcreeniging voor gestelde richting van den afsluitdijk, welke zou loopen van de Noord-Hollandsche kust over Wieringen naar Piaam. Thans stelt de regee ring zich voor de aansluiting van den dijk met de *Friesche kust te maken benoorden Piaam, even bezuiden Zurig. Gaarne zouden deze leden de overwegingen, die hiertoe hebben geleid en dc voordeelen, die ervan verwacht worden, vernemen. Irt het bijzonder betreurden sommige leden de hierbedoelde wijziging wijl zij groote schade toebrengt aan de belongcn van den Zuidwest hoek van Fricslond, daar de spoorwegverbin ding in dc richting Lccuwnrdcfi dan een andere aansluiting zal krijgen don aonyankelijk was gedacht. Door andere leden werd hiertegenover opge merkt, dat de belangen van Sneek en Bolsword evenmin als die van Horlingcn en Franekcr den doorslag mogen geven cn dot het uit sluitend dc vrnog is welke richting uit tech nisch cn financieel oogpunt voor den afsluitdijk is te verkiezen. Gevraagd werd of de regcering bereid is dit gedeelte van het wetsontwerp terug te nemen, om het in den vorm van een afzonderlijk ontwerp nan het oordeel der Staten-Generoal te onderwerpen. Eenige leden achtten een kanaal tusschcn den geprojecteerden N.O. polder en den N.W. hoek van Overijsel als scheepvaartverbinding overbodig met het oog op de bestaande ver binding tusschen het Zwortcwater cn*Friesland. In dit opzicht zou een aanzienlijke besparing kunnen worden verkregen. Andere leden hadden er bezwaar tegen, dat de nieuwe polders voor oen groot deel door zeer breede boezemwateren van de omliggende streken gescheiden zullen blijven, waardoor het economisch verkeer met de nieuwe polders zeer bemoeilijkt zal worden. Voorts werd de vraag gesteld of er yol- doende reden bestaat om vast te houden aan het voornemen om de Zuidelijke inpoldering in tweeën, een Z.O.- en een Z.W.-poldcr te deelen. Gevraagd werd of er geen aanleiding be staat tot de instelling von een commissie om het vraagstuk van dc uitgifte von do eerste gronden te bestudeeren. DE UITBETALING VAN PENSIOENEN VAN OUD-GEMEENTE—AMBTENAREN, ENZ. Dc door den Pensioenraad ge troffen regeling. Naar aanleiding van vragen van het Eers'e Kamerlid Slingenberg betreffende een wijzi ging in d« uitbetaling van dc j;cnsioenen van oud-gemeente-amblenaren en die van wedu wen en weezen van gemeente-ambtenaren heeft do minister van financiën meegedeeld dot da Pensioenraad de volgende regeling heeft ge troffen, waarmee hij instemt Wanneer het in het voornemen ligt van een gemeentebestuur om aan een ontslagen ge meente-ambtenaar een voorschot op zijn pen sioen te geven, ken het bestuur zich bij den Pensioenraad vooraf overtuigen of aan belang hebbende niet reeds door dat college een voorschot, als bedoeld Bij artikel 73, 3de lid, van de Pensioenwet 1922 (St.bl. no. 240), is verleend, en vervolgens van belanghebbende vorderen, dot hij den gemeente-ontvanger machtiging geeft tot het innen van zijn pen sioen. Is dc Pensioenraad tijdig in het bézit van een door den gepensionneerde ondertcekcnd verzoek om toi wederopzeggens zijn pensioen hetzij per postcheque dan wel door overschrij ving op diens postrekening aan den gemeente ontvanger over te" maken, dan zullen de bc'.e- lingsstukken ten name van dien ambtenaar worden gesteld. Daar echter zoodanige mach tiging volgens het eerste lid van artikel TT6 der Pensioenwet niet onherroepelijk is, ken langs den aangewezen weg voor de gemeen ten geen absolute zekerheid worden verkre gen. De Pensioenraad zal, wanneer een machti ging mooht worden ing<^rokken, het gemeente bestuur daarvan in kennis stellen, het pensioen niet aanstonds rechtstreeks can den gepension neerde uitkeeren en hem op zijn verplichtingen wijzen. De Pensioenraad kan zich uit den aard der zaak niet verbinden, om in geval van kwade trouw van de zijde van den gepension neerde de gemeente schadeloos te stellen. In dat geval zou op den voet van artikel 117 der Pensioenwet op verzoek van het gemeentebe stuur inhouding op het pensioen kunnen wor den verleend. Wordt aan personen, aan wie onder het oude stelsel van betaling een voor schot werd verleend, pensioen toegekend, don zal als overgangsmaatregel dc dan reeds ver vallen termijn aan den gemeente-ontvanger worden betaald DE NOOD DER MILITAIRE LANDSDIENAREN. Teleurstellende tegemoetkoming. Men schrijft ons Naar wij vernemen zal, wanneer de voorstel len van de regcering, gezonden aan het ge organiseerd overleg zee- cn landmacht, wer kelijkheid worden, van een uitkcering in dit jaar niets komen, terwijl zelfs de loonschalen voor het jaar 1920 beduidend beneden de be dragen, die over 1925 werden toegekend, zul' len blijven. Of, om duidelqker tc zijn, dit Voor het jaar 1925 waven loonschalen ont worpen, terwijl daarboven een bijslag werd toe gekend van zoodanig bedrag, dat over 1925 in totaal 90 zou worden genoten van h©t be drag dat in 1924 was verdiend, terwijl voor de ongehuwden dat percentage 80 bedroeg. Om nu dus werkelijk tegemoet te komen non den nood van het personeel, zou dus over 1926 in ieder geval een bedrag moeten worden toe gekend, dat grooter zou zijn, dan dat in 1925 aan salaris plus bijslag werd ontvangen. Hier van zal echter geen sproke zijn I Wat toch is het geval. Dc sergeant met de geschiktheid voor hoo- geren rong cn de adjudant-onderofficieren zul len bij de solorisregeling 1926 r.og beduidend beneden het bedrag blijven wat in 1925 werd toegekend enontvangen over 1926 weder om een bijslag omniet irt inkomsten och- tcruit te gaan. Dc sergeant-majoor gaat en kele guldens vooruit, doch moet met 1 Januari die guldens weer bijpossen voor meerdere pen sioenstorting. Dat is dus dc tegemoetkoming voor het mi litaire overheidspersoneel. Het personeel dat 5 meer werd getroffen ónn 'het burgerlijk overheidspersoneel, en van het salaris hot volgende zag afgeknepen 5 op 1 Juli 1922, 8)a op 1 Januari 1923, 5 95 op 1 Mei 1924, 5 op 1 Oct 1924, of in totaal 23'4 van het inkomen! Voeg daarbij, dot dc opleiding voor hoogcrcn rong is stopgezet, de bevordering een onmoge lijkheid is geworden, tol von toelagen sterk zijn verminderd of geheel zijn ingetrokken, cn men kan zichs eenigszins de moeilijkheden in denken waaraan deze militaire landsdiensten zijn blootgesteld. Moge de regcering daarom alsnog de mid delen vinden om ten oonzien von dit personeel verbeteringen oon te brengen. En wij kunnen ons begrijpen, dot de onder officieren, georganiseerd in de vereeniging „Ons Belang", ondanks den afloop der inter- pellatie-J. tor Laan, met klem en overtuiging blijven opkomen voor dc uitkcering in eens over het jaar 1925 ten bedrage van een maand salaris met een minimum van f 100 en niet in het minst omdat er 5 meer achterstand is. Een vergadering van afdeeling*- presidenten, ter vaststelling van do actie. Voorts vernemen wij nog, dat T9 November n.s. in hotel l'Europe een vergadering zal wor den gehouden van de presidenten der afdeel in- gen voor het bespreken von de actie. Deze ver gadering is uiteraard niet openbaar. OPHEFFING STAFMUZIEKCORPSEN. Met ingang van 1 Juli n.s. Naar de^Tch verneemt ligt het in de bedoe ling om met ingang von 1 Juli 1926 de than* nog bestaande' staf-muzickcorpscn op te hef fen. -Alleen het corps in Den Haag zóu blij ven bestoan. De muzikanten zullen dan op wochtgeld gesteld worden. PAARDEN NAAR DUITSCHLAND. f Vragen van het Kamerlid Van den Heuvel. De heer Van den Heuvel heeft den minister van Buitenlondsche Zaken de vo ^ende vragen gesteld 1. Is de minister bereid mede te deelen in hoeverre juist zijn de beweringen betreffende een toepassing door de Duitsche- regeering van de meestbegunstigingsclausulc wat den invoi-r van paarden aangaat, volgens welke voor de Nederlondsche paarden 500 Mark invoerrecht per stuk moet worden bctoald en voor Belgi sche paarden slechts 140 Moik? 2. Is de minister niet van oordeel, dat bij een juist of grootendeels juist zijn dezer beu»- ringen hier gesproken moet worden von een onjuiste uitvoering der handelsverdragen, welko door de „soort omschrijving" niet wordt ge rechtvaardigd, omdat hetzelfde soort van pooi den ook in Nederland aanwezig is? 3. Is de minister bereid mede te deelen, in dien dc in vraag 1. gereleveerde beweringen juist of grootendeels juist moohten zijn, wet Z.Exc. voornemens is hiertegen te doen? Uit het Engelsch van Baronesse ORCZY. (Geautoriseerde vertaling van A. T.) 49 Zoo vertrokken zij beiden, binnen twee uur na middernacht. Kolonel Ccrape had gezegd, dat het Parlementsleger voor dien nacht slechts enkele mijlen van Broughton gekampeerd, lag, en dat de generaal zelf verblijf hield te Long Campton, dut slechts elf mijlen van het kasteel verwijderd was. Als generaal Fairfax do brie ven van den Koning laat in den namiddag van Jim ontvangen had, was er een kleine kans, dat hij niet vóór den dageraad een bode er mede naar Londen zou zenden. Dot was dc mógelijk heid die Barbara als waarschijnlijk had aan genomen, en toen zij in den nacht uitging, was zij zich bewust van slechts één gevoel, een vu rig verlangen, om den afstand uit te visschen, die lag tusschcn haar en den cenigen man, die Jim kon redden. Terwijl zij en Mudge met grooten spoed west waarts reden, brak de dageraad langzaam ach ter hen aan, cn voor hen uit maakte de slin gerende weg zich vrij van de omgevende sche mering. In het oosten scheurde ccn bleek, ci~ troenkleurig licht de grijze v.olken. die in zil veren strepen langs den horizon hingen. Maar, dezen ccnen keer in haar leven, had Barbara geen oog voor de schoonheid van den dage raad midden in den zomer, niet voor de fijne tinten van groen en geel cn paars, die het uit spansel een reusachtig koepelgewelf, versierd met juweelen maakten, zij had geen oor voor den eersten roep der ontwakende vogels, het vroolijke hanengekraai, den morgenzang van al die gevederde vrienden, waarvan Jim zoo veel hield. Zij hod in waarheid slechts oogen voor den weg, het lange, witte lint,, dat haar nog van haar doel scheidde; zij spande b nar ooren slechts in. om de eerste klanken van het ontwaken leven op heuvel en in dal op te van gen, want zij hield een wedloop met den tijd een wedloop, waarbij Jim's leven de prijs zou zijn, als zij hem won. 2. Naar boven gaande, zag Barbara een smalle streep licht onder door de deur, die de waard haar had aangeduid. Voordat zij het portaal bereikte, hoorde zij den klank van een vasten tred op een houten vloer en het oogenblik daar na wefd de deur opengeworpen; en do generaal stond, met de kaars in de hand, in de opening. Hst flikkerende licht viel op Barbara's bleek gelaat cn witte hunden, die de plooien van haar zwaar kleed ophielden. Zij had Fairfax nooit te voren gezien, en zij keek tot hem op met den onderzoekenden blik van iemand, die om een leven komt smeeken, en nieuwsgierig is. of het gelaat, dat een spiegel van de innerlijke ge dachten is, vriendelijk of wreed schijnt. Zij klom de laatste paar treden op en stond stil op het portaal. „Ik ben dc vrouw van Jim Ficnncs, generaal;" zoide zij eenvoudig, „cn hij is Ier dood ver oordeeld." Hij vro'g haar binnen tc komen, ging op zijde, or haar langs tc laten gaan, en tosn zij binnen as, sloot hij de deur achter haar. Dc eerste blik, dien zij in de kamer wierp, toonde haar een ruw houten tafel, bedekt met papieren: een van deze, een brief, lag open, alsof hij half gelezen, daar was neergelegd. Dwars over de tafel lag een zwaard en gordel, en daarnaast een inktkoker, pennen en een paar pistolen. „Wilt ge niet gaan zitten zei de generaal kortaf en met één hand trok hij een stoel voor haar nader bij. Hij zette den kandelaar weer op tafel, verzamelde kolm al de papieren tot een hoop en legde een der pistolen er als een pres- sepapier over heen. Toen pas keek hij Barbara scherper aan. Zijn blik was strak, bijna onder zoekend, maar Barbara sloeg haar oogen niet neer; zij beantwoordde zijn blik openhartig en onbevreesd, terwijl twee dikke tranen langs haar'wangen liepen. „Vertel mij alles," zei hij zachter. Zij ging zitten, doodmoe, bijna versuft door gebrek aan slaap, en hij zat tegenover haar met zijn elleboog op tafel, zijn kin in de hand. Zij wachte een oogenblik om haar gedachten te verzamelen en haar tranen in tc slikken, toen zeide zij rustig „Ik zag den diefstal van de brieven van den Koning." Fairfax bewoog zich nietzelfs geen trilling van zijn oogleden verried schrik of verbazing. Maar Barbara die dubbel scherp was geworden door het dreigende van Jim's gevaar, scheen het toe, alsof de houding van den grooten man plotseling strakker was geworden, en zijn aan dacht gehoor. Zij had het gevoel, alsof haar ziel nu bloot voor hem lag; en hij scheen met zijn doordringenden blik, de maat te bepalen van haar trouw en van haar liefde voor Jim. Zij merkte ook op, en met een zekeren trots, dat hij geen oogenblik aan hoor woorden twijfelde of de beweegreden verkecid opvatten die hoar hierheen had gebracht. Hij wachtte nu gedu!d:g totdat zij kalm genoeg was om hem datgene tc zeggen, waarvoor zij gekomen was. „Ik zag* niets zeer duidelijk," ging Barbcra nu vastei voort, „omdat ik de zon in mijn oogen had; maar ik zag een man aan een touw buiten de muren van de raadkamer hangen, waar de brieven van den Koning bewaard wer den. Het was een vermetclde daad de man hing zestig voet en meer boven den grond, toen klom hij naar het dak en ik verloor hem uit het gezicht. Ofschoon ik begreep, dat al leen een man, die stoutmoedig cn vermetel is, zulk een daad kon volbrengen, kwam ik, voor mij zelf, tot het besluit, dot het Tubal Longs- honkes was, dien ik gezien had." „Waarom dacht ge dat vroeg dc generaal. „Omdat," antwoordde zij, „ik meende, dat ik hem te Doventry gezien had, bij het spion- neeren van den krijgsraad van den Koning, en later weder te Farndon Fields, toen hij trachtte de brieven van den Koning te stelen. Het kwam alles dooi een litteeken," voegde"^ zij er met een snik bij. ,Ecn litteeken „Ja, toen wij samen kinderen waren, Jim Longshonkes en ik, had ik een hondje*het beet Longshakes in de hand het liet een litteeken achter Pas gisteren hoorde ik dat Jim een bijna zelfde litteeken heeft non dezelfde hand. Zij zonk bijna neer, maar slaagde er weer in, haar tranen in te houden. „Welnu," hernam.de generaal bedaard, nadat hij haar tijd had geleten, om kalm te worden, „Ge zaagt den diefstal van de brieven des Konings; ge dacht dat Longshonkes de dief was Wat gebeurde er daarna ,Ik ging naar kolonel Scrape," antwoordde zij. Wij gingen naar de raadkamer cn zagen, dat de brieven inderdaad verdwenen waren. Toen gaf ik Tubal aan, en kolonel Scrape zond een ■troep soldaten uit, om hem gevangen te nemen. Maar Jim kreeg dit te hooren, en hij gaf zich zelf aan. Hij is nu op het kasteel Broughton als gevangene. En kolonel Scrnpo zal hem laten doodschieten, tenzij „Tenzij wat „Tenzij dc brieven van den Koning vóór twaalf uur van den middag zijn teruggegeven." Fairfax zweeg. Barbara trachtte vergeefs zijn gedachten in zijn oogen te lezen. Maar hij keek haar aan. Keek haar aan, alsof hij tot in haar ziel wilde zien. Na een oogenblik stilte, vroeg hij ons eens „Waarom zijt ge naar mij gekomen „Omdat," antwoordde zij vastberaden", Jim's leven ten koste van alles moet gered worden." „Wie heeft u gezonden „Niemand," antwoordde zij. „Maar het voorstel is van kolonel Scrape ge komen „Ja" „Ge hebt'er niet met Jim over gesproken?" „Neen I Neen I" riep zij gauw uit. „Maar kolonel Scrapie zeide u toch, ei we) met hem over te spreken, niet waar „Jo." ,En gc hebt het niet gedaan „Neen." „Waarom niet Waarom niet?" herhaalde hij op gebiedenden toon, na een oogenblik wachtens; en toen weer: „Waarom niet?" Maar zij kon niet antwoorden. Hoe kon ze dezen strengen militair vertellen, dat ze aan Jim's hait gelegen had cn zooveel moed in zn oogen, zooveel standvastigheid zooveel groot heid van ziel gelezen had, dat zij geen woorden had gevonden, om te spreken over den schan delijken ruil. di*. het leven zelf voor haor wos- (Wor'dt vervólgdj

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1925 | | pagina 5