KINDERRUBRIEK x X X X X De rubriek van Oom Karei. Wat hebben jelui me in de steek gelaten met dat tweede raadsel. Was het zoo heel erg moeilijk. Het aantal briefjes dat ik kreeg was deze keer ook veel minder dan gewoonlijk. Zeker allemaal tengevolge van dat moeilijke raadsel, deze keer zijn ze weer wat makkelijker. Ik weet nog niet of er nu al dadelijk weer een kampioenwedstrijd zal volgen. In ieder geval zullen wij deze weck nog even overslaan. Mis schien komt er dun nog wel wat anders in mijn gedachte. Wot is de sneeuwpret weer gouw voorbij geweest hè. Maar op de ijsbaan zijn ze druk aan het waterpompen. Er wordt dus nog wel ijs verwacht. En dan gaan jelui zoo lang zamerhand natuurlijk allemaal schaatsenrijden. Het wordt zoo langzamerhand tijd om aan St. Nicoloas te gaan denken. Ik heb hem deze week al gezien. Hij reed op een n^oi paard door de stad en hi] had een heeleboel pakjes bij hem. Jelui schrijft me dikwijls, dat je geen tijd hebt om lange brieven te schrijven. Nu zeg ik dut eens tegen jelui. Maar de volgende keer hoor je weer meer van me. Hier volgt nog een opstel EEN SCHOOLREISJE NAAR IJMUIDEN. 's Morgens om kwart voor zessen waren mijn zusje en ik al op. Want die ging- ook mede. Wij gingen even over half acht weg cn de trein ging om iets over achten. Aan het sta tion kwamen wij bij elkander. Wij gingen met den trein naar Amsterdam. Wij zijn teen in de Bijenkorf een kijkje gaan nemen. Wij gingen met de lift naar de tweede verdieping. Daar kun je van alles koopen. Toen moesten we nog vlug naar de haven loopen om de stoomboot noor IJmuiden te halen. Maar degene waar wij mee mede zouden hebben gegaan was al ver trokken. En toen hebben wij op een volgende gewacht. Om kwartier over tienen gingen wij toen van wal. Wat was dat een heerlijke tocht Onderweg kregen wij limonade of melk wat wij moor wilden. Een vriendinnetje vnn mij liet haar taschje over de verschansing hangen cn toen brak het koordje. Haar brood en zuurtjes waren natuurlijk ook verdwenen. Gelukkig had ze juist haar portemonnaic cr uit gehaald dat was nog een boffert. Wij hebben haar toen van ons brood gegeven natuurlijk. Wij kwamen ook on der de Hembrug door. Toen lieten ze de schoorsteen omzakken dan hoefden ze de brug niet open te doen. Al de rook kwam in je ge zicht. Om ongeveer twaalf uur waren wij in IJmuiden. Onze eerste wandeling was naar de duinen. Door hebben wij een poosje geweest en gingen toen naar een hotel. Daor hebben wij allen flensjes gegeten met een glas melk. En toon naar de zee. .Tweemaal zijn we daar in zee gekiekt. Dat was echt leuk. Ook zijn wij wezen wandelen op de pier. Togen zes uur gin gen wij weer brood eten. Om zeven uur ging de boot naar Amsterdam. Onderweg konden wij het zien lichten. De meester zeidc dat het de richting Amersfoort was. Nu dot was zoo. Want teen wij* thuis"'kwanten hoorden'wij,_'dot het hier erg onweer geweest was. Het wus al bijna donker toen wij in Amsterdam waren. Ongeveer negen uur vertrok de trein naai Amersfoort. Nu u kunt denken dat wij na zoo'n reis onze becncn ook voelden. Maar hot was de moeite wel waard geweest zoo'n dag. GOUDENREGEN. RAADSELS. De oplossingen van de vorige raadsels zijn. I. St. Nicolaasfeest. II. Drank verslindt wat arbeid wint. UI. Meester. De prijs is dit keer gewonnen door Edcl- weisz, die hem Maandag aan ons bureau in ontvangst kon nemen. NIEUWE RAADSELS. Dit kruisraodsel van II letters is een goede bekende van iederen Amcrsfoorter. X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X" X X X X X X X X X X X X X X X X X Op de eerste rij een medekiinkrr. Op de 2de rij een huisdier. Op de 3de rij een familielid. Op de 4de rij zijn de neefjes. Op de 5de rij een maand. Op de Ödo rij dc gevraagde bekende. Op dc 7de rij een wokend oog. Op de 8ste rij een plaats in het Gooi. Op de 9de Tij een lekkernij. Op dc 10de rij iets wat uit vruchten kont. Op de 11de rij een medeklinker. (Ingcz. door Stormvog°l). II. Het eerste woord en alle beginletters vor men een Nederlandsch eiland. X X X X X X X X X X X XXX XXX X X XXX X X X X x X X x X X X X X X X X X X XXX X XXX X X X X X X X 1. het gevraagde eiland 2. een plaats in Zeeland 3. een plaats in Noord-Brabant. 4. doet men in dc schoonmaak. 5. doet de trein. 6. is een slechte gewoonte. 7. is een vrucht. 8. is een jongensnaam. 9. vindt men in de keuken. 10. is een lengtemaat. 11. is een klinke- KAMPICENEN. Er zijn eenigc kampioenen afgevallen. Over gebleven zijn nog Stormvogel, Vuurtoren. Mon- bretia en Booncstaak Ik heb dus moeten lotèn. Het lot heeft M o n- b r e t i a aangewezen tot kampioen. RAADSELRIJMPJE. Het raadselrijmpje was Koekk oek. Een aardig schooltje. Paljas, bikker, Beriman, Schaopje-Bè en kleine Nan zijn bij Jufrouw Zus op school; aardrijkskunde van de Pool leeren ze; 't is stellig waar en ook reek'nen met elkaar Paljas, Nikker, Beriman, Schaapje-Bè en kleine Nan Wie of wel de knapste is? Zus zegt; als 'k mij niet vergis, clan is Nikker bij-de-hand, Paljas is een rare klant, Beriman maakt altijd jool, en dat past toch niet op school; S c h a a p j e-Bè is wel wat dom, Kleine Nan zit soms erg krom. Maar toch zijn ze allen lief I f Nannie is mijn hartedief, Schaapje is mijn kleine prul, Beriman mijn goeie sul Paljas is mijn brave guit. Nikkertje mijn aartsschavuit, maar ik mis hem toch niet graag, al is hij ook nog zoo'n plaag Juffrouw Zus heeft veel geduld en het is ook niet haar schuld, dat haar „schooltje" weinig weet, en dat beetje nog vergeet. vol moed blijft ze aan den gang: aardrijkskunde, reek'nen, zang, lezen, schrijven op de lei, dat hoort allemaal er bij f HERMANN*. Beroemde Reizigers en hun Honden. David Livingstone de vermaarde ont dekkingsreiziger werd op zijn laatste reis door Afrika vergezeld door een klein hondje, van de soort, die men wel eens in dames-salons aantreft. Zij zien er uit, alsof zij kop noch staart hebben en met de manen van een leeuw zijn weggeloopen. Ze zijn echter lang niet zoo dapper als een leeuw. Daar mankeert nog heel wat aan I Een hond, die een beelje hard blaft, of een kat, die een hoogen rug opzet, is voldoende om hen op de vlucht te jagen. Het was dus wel vreemd, dat Livingstone juist zoo'n hond meenam, toen hij zich op weg begaf om de bronnen van den Nijl op te sporen. „Chitané" was de naam van den kleinen poedel. Evenals de meéste kleine rpens.^hen en dieren vorid Chitané zichzelf van zeerwel igewi.cht,.- Als je hem gevraagd ha.H, welken post hij bekleedde, zou hij ze-, ker geantwoord hebben, dat nij de aanvoer der was. Dat maak ik ten minste op uit de manier, waarop hij zich gedroeg. Als zij op marsch waren, liep hii r,u eens een eind óór, en dan weer een eind achter den stoet, om te zien, of alles wel in orde was. Als men halt hield voor den nacht, zorgde hij er v«or, dat* de inlandsche honden niet bij de tenten kwamen om te stelen. Daar hij zelf nooit iets wegnam, kon hij dat van an deren ook niet velen. De inlandsche honden waren al doode- lijk verschrikt, als zij Chitané maar op zich af zagen komen, want zij schenen den poe del voor leeuwenmanen zonder leeuw aan te zien. Wat had Chitané een pret, als hii ze weg kon jagen 1 Hij scheen een diepen afkeer te hebben van hun wit-en-bruine huid. Als dat zoo-was, dan werd hii er zwaar voor gestraft, want na een poosje werd Hij zelf roodachtig-geel op die plaat sen,, waar zijn nek en zijn ribben moesten zitten. Arme Chitané, zijn dagen waren geteld, c\ cnals die van zijn goeden meester. Op zekeren dag moesten de reizigers een meer oversteken, en daar zij genoeg te doen hadden met voor zichzelf te zorgen, dacht niemand aan den hond en de arme Chitané verdronk. Het ongelukkige, kleine dier deed zijn best al zwemmende den •verkant te bereiken, maar zijn krachten r' pten le kort en de karavaan had ,'oortaan geen anderen aanvoerder dan Livingstone. Het speet allen zeer. dat de hond verdronken was en sommigen gaven het meer., den naam van „het meer van Chitané." Spoedig daarna volgde de dood van den baas van den poedel, den beroem den Livingstone, die bij dezelfde expeditie het leven verloor. De naam Livingstone doet ons dadelijk aan Stanley denken. Stanley vond Living stone in de wildernissen van Afrika, en het was Stanley, die het werk voortzette, dat door Livingstone begonnen was. Toen Stanley in 1874 naar Afrika ver trok, werd hij'door niet minder dan vijf hon den vergezeld. Hun namen waren: „Castor „Kapitein", „Nero", „Buil' en „Jack. Castor en Kapitein behoorden tot de bul honden, Nero was een dog, Bull was, wat zijn naam aanduidde en Jack een bull- terrier. Deze honden moesten den reizigers verschillende diensten bewijzen, maar de twee kleinste hebben daarbij de mpeste eer behaald. De arme dieren stierven naar volgorde van hun grootte. Eerst stierf Castor, die slechts een maand lang het leven in het „Zwarte Werelddeel' kon uithouden. Kapi tein overleefde zijn vriend niet lang, daar op volgde Nero, en Jack en Buil bleven dus maar alleen over. Jack was een vlug, klein dier. Toen Stan ley eens twee zebra's geschoten had, om zich voedsel te verschaffen, zette Jack hun dadelijk de tanden in den nek. Toen Stan ley daarna bij één der doode zebras stond, ging Jack aan zijn voeten liggen en scheen hij te verwachten, dat hem een goed deel van den buit zou worden toegewezen voor zijn heldendaad. Hij dacht daar echter niet lang over na, want een oogenblik later sprong hij op. Zijn meester keek op en zog in de verte een leeuw naderen. Hij greep zijn geweer, laad de het met twee kogels en wachtte bedaard het naderende roofdier af, er geen oogen blik aan denkend, dat hij zijn doel zou mis sen. De leeuw naderde tot op drie honderd pas afstands; toen bleef hij stilstaan en ver dween plotseling tusschen de struiken. Geen tien minuten later kwam hij weer te voor schijn, door eenige andere leeuwen ge volgd. Toen de voprste tot op honderd pas genaderd was, vuurde Stanley. De leeuw viel dood neer en de anderen sloegen op de vlucht. Waar onze vriend Jack al dien tijd was, kan ik niet met zékerheid zeggen, maat als hij zich achter ziin meester ver borgen hield, moeten wij-Hem dat niet kwa lijk nemen, want hij was maar een heel klein dier, en had zijn plicht gedaan, toen hij zijn meester voor het naderend gevaar waarschuwde. Bull was echter ce laats.-overlevende van al de honden. Hij was een groot reiziger, want hij trok vijftienhonderd mijlen het land door, over bergen en door vlakten, door bosschen en moerassen. Over dag liep hij trouw met de karavaan mee en 's nachts zorgde hij. dat de dieven en hye na's het kamp niet konden naderen, zonder dat de reizigers het wisten. Hij was ook niet bang voor de inlanders, als zij met pijl en boog gewapend het kamp kwamen bezoe ken, maar kefte en blafte, als zij er aan kwamen. Het was dus geen wonder, dat Stanlev bedroefd was, toen de krachten van Buil begonnen af te nemen. De arme hond bleef zoo lang mogelijk de karavaan volgen, maar eindelijk kon hij niet meer en stierf van uitputting. Bul! was echter niet de laatste van Stan ley's lievelingshonden. Toen hij in 1887 naar Afrika ging, om Emin Pacha op te zoe ken. nam hij een fox-terrier mee, Randy ge naamd. Het dier volgde zijn meester in de wouden, waar de reizigers honderd en zes tig dagen doorheen moesten trekken. Ik zou wel eens willen weten, wat Randy toen dacht, bij het zien van al die hooge hoo rnen en van de dwergen, welke in die bos schen wonen. Ik zie hem in gedachte al de verlaten hutten doorsnuffelen en blaffende lot Stan ley térugkeeren, alsof hij zeggen wilde: „Er is niemand meer in, ze zijn allen voor mij gevlucht I" Ik hoop, dat dc 1 d daarbij niet op de vergiftige haken heeft getrapt, die de dwergen op den grond hadden ge strooid, om hun vijanden kreupel te maken. Maar al ontkwam hij daaraan, toch had het arme dier met heel wat ongelukken te kam pen. Soms stierf hij bijna van honger, doch dat lot deelde hij met zijn meester en de andere tochtgenooten, die ook menigmaal niets hadden om hun honger te stillen. Stanley was zelfs genoodzaakt zijn ezel tè dooden en de kleine hond ontving, evenals alle anderen, een deel van het vleesch. Het dier bleef in het leven en woonde de ontmoeting van Stanley met Emin Pacha bij, toen de laatste eindelijk dicht bij het Albert Nyanza-meer gevonden werd. Stanley moest weer door het groote woud terugkeeren om een deel der expe ditie le halen, dat hij bij den ingang had achtergelaten, en om zijn trouwen Randy een reis van duizend mijlen te besparen, vertrouwde hij het dier tot zijn terugkomst aan één der officieren toe. Maar helaas Randy begreep de goede bedoeling van zijn meester niet. Hij dacht, dat zijn baas hem op laaghartige wijze in den steek gelaten had, weigerde eenig voedsel te nemen en stierf drie dagen na het vertrek van zijn meester van verlangen ncor hem. Hij vond zijn welverdiende rust midden in het „Zwarte Werelddeel." Waarom de Zon en de Maan niet Gelijktijdig schllnen. Op een guren, slormachtigen herfstavond int er onder een hollen boom een vreemdsoortig gezelschap heel genoeglijk bij elkaar Een worm vroeg plotseling een paar krekels wat op zij te gaan en hem wat meer plaats te geven. Die krekels babbelden heel vroolijk over alles en nog wat, mnar c-en zwarte tor en een oorworm spraken over de slechte tijden cn den regen, terwijl een duizendpoot knorrig rond liep, omdat hij voor ol zijn pooten maar geen rustig plekje vinden kon. Een muisje, dat er ook heengeslopen was uit zijn volgeregcnd kamertje onder den grond en nu naast de pad zat, lachte den duizendpoot uit en zei „Wo} doe je ook met zooveel pooten Maar de duizendpoot werd nog boozcr, toen hij zag, dot de pod hnar buikje moest vasthou den van het lachen, en vroeg, of hij niet even goed een plaatsje hebben mocht, als de def tige lui, zooals de muis en de pad. De holle boom werd verlicht door glimwor men cn het stroomde nog maar altijd bezoekers naar binnen. Daar krioelden glimwormpjes, spionnen, torren en slokken door elkaar, 't Was er een heele vergadering. Om nu den tijd aangenaam door te brengen, werd een glimworm gevraagd, een sprookje te vertellen. Het geheimzinnige licht, dat zij geven, mankt glimwormen tot lieden von aanzien. Verwaand ging hij op een vooruitstekend stukje hout zitten cn van alle kanten riep men tegen de drukke krekels en den duizendpoo*, die nog altijd pruttelde en afgaf op dc voorna men zoonis de pad en de muis „Houden jullie je nu toch eens stil EindcMjk echter kon de glimworm beginnen „Kennen jullie de geschiedenis van de zon vroeg hij „Niet Nu, dan zal ik die eens ver tellen. In overoude tijden zoo hoeft mijn groot vader mij dikwijls verhaald was er eens ccn heel groote glimworm, die zóóveel licht gof, dnt men hem niet kon aankijken cn die daarbij soms een warmte afsttoalde, dut men het al to kwaad kreeg, als men niets deed. Zoo'n glimworm, die zoo verbazend veel licht en warmte gof, was dat spreekt van zelf een heel verkeerd en schadelijk schepte!, want hij verblindde andere dieren. Geen glim worm zelfs kon licht geven in zijn tegenwoor digheid cn de mol cn menig ander dier in h-tn dikke kleeren, konden niet werken van de warmte. En toch. hij straalde en warmde al maar door, die reuzen-glimworm. Wat kon men dnar ook tegen doen Wormen, muizen cn rnollcn kropen diep in een molshoop onder den grond om te overleg gen, wat hun te doen stend cn door voerde eer slimme mol het woord; „Wij durven dnt reusochtige dier niet aai cn toch moet het. Als de vader sterft en één van zijn zoe*rs het licht van hem erft. dan wordt het een ware romp. Als hij geen kinderen hnd, zou het nog guun, wnnt het licht var. zijn vrouw is kouder en veel beter non de oogen te verdingen. Maar ik weet wot: wij zullen de jon gens tegen den vader opstoken cn zoodoende iitrie order hen maken!" Dc anderen vonden dat best en zij beloofden elkaar trouw te zullen blijven. Een muisje piepte één der zo.nc-n, in het oor: „Je vader geeft veel te veel licht, jullie ver dwijnt er heclérhaól bij." De krekels. di<? ook meededen, zongen het den anderen zoons en dochters één voor één toe. De mol cn de veldmuis zeiden tegen elkaar zóó. dat de oudste zoon het hooren kon „Nee hoor, ik zou niet graag een vader wil len hebben, die zijn vrouw cn kinderen zoo over trof." De wormen gingen naar de vrouw en prezen hoar zacht licht tegenover het gloeiende van haar man, Het werd haar mee' en meer dui delijk, dat hnar zilverachtig licht niet genoeg tot zijn recht kwam en zij werd steeds blecker en bugger, wanneer haar mnn bij hanr was. Zoo kwam het. dat toen zijn vrouw cn kinde ren zich meer en meer van hem afscheidden, dc vader docht „Misschien maak ik hen gelukkig, als ik heen ga," en 't werd langzamerhand een vurige v/ensch vnn hem, zich van zijn vrouw en ktt- deren af te zonderen. Hun koelheid maakte hem diep ongelukkig. En zijn wensch werd vervuld. Zoodro de groote glimworm, die sedert dien tijd zon genoemd wordt, weer licht begon te geven, verdwenen zijn vrouw en kinderen, maar als htj moe werd iets wat hem vroeger, toen hij nog gelukkig was, nooit overkwam cn zich in het gras te slopen legde, don kwamen zijn vrouw en kinderen aan de beurt, omdat zij graag even groot en voornoom wilden worden als hun mon en vader. Maar och. zij konden het long niet zoo goed als*dcze en vodcr wilde hun nu die kunst ook niet leeren Wij dieren noemden het dan nachtde vrouw werd maan cn de kinderen sterren ge noemd. En nu weten jullie, hoe het komt, dat er op ons grasveld dag cn nacht is. Onze voorvaderen hodden schik, dut zij het zoo slim overlegd hodden, want wie nu het felle licht niet verdragen kon, kroop onder den grond en wachtte op het schijnsel van maan cn sterren. Mnar wat hadden die een spijt von hun rurie met de zon. Vonk staat reeds overdag het bleeke gezicht van de vrouw hoar man eon to kijl en, maar te vergeefs. Dc zon vindt het nu veel rustiger dan vroeger intv.ist met de zij nen Het heele gezelschap was er stil van gewor den, maar plotseling riep een pad cn haar oog lichtte als een diamant „Nu, ols dat waor is maar i k geloof het nog niet dan ben ik blij, dnt mijn voorva deren aan dien logen streek niet mecgedóon hebben 1" „Wot voor lage streek Wie deed iets laags riepen enkelen cn ze herhaaldende woorden aan degenen, die ze niet gehoord had den. Het was een lawaai en een geweld I Toen het even stil was. zei de mol met luide stem „Stilte I Lriut mij eens wut zeggen I Wie meent, dat hij vrij icht mag geven en daarmee ondcrén, die meer vnn 't duister houden, hin dert wie meent, dnt hij zijn bespot- tclijken gloed om zich heen verspreiden mag, zonder te bedenken, dat anderen grnng koud willen zijn Zoo iemond moet uit onze wereld verbannen worden cn wie het vooi hem opneemt en ons voorgeslacht verwijt, iets langs gedaan te hebben, die hoort hier ook niet thuis I" „Goed, goed, ik ga al zei de pad, „want laag is het en lang blijft het I Allen jouwden hour nu uit cn lachten om honr domheid cn de glimwormpjes, die nu nog veel verwaander waren dan vroeger, nu zij wis ten, dat zij familie vnn de zon 'waren, deden de lichtjes uit, teer. zij voorbijging. Daarbuiten suisde de wind door den kraken den boom cn bij velen werd het van binnen on rustig, wnnt, al durfden zij er tegenover de on deren niet voor uitkomen, zij voelden toch, dat de pad gelijk had. CORRESPONDENTIE. Cecilia. Wut jammer dat je nu ne>t do laatste keed niet meer kan mccacèn aan den kompioenwedstrijd. Ik hoop, dat je de volgende keer weer beter bent. En dan maar wocr met nieuwe moed begonnen. Schoolckster. Ik heb je tenminste een heelcn tijd gemist. Ja aJs je op het Gymnasium bent, zal je wel eens veel huiswerk hebben. En dut gaat natuurlijk voor. Ik zul een paar Plei- ncs-plaatjcs voor je klaar leggen. Kom die dan Maandag even holen. Kabouter. Dr\t glijden is altijd fijn hè. Jammer dat het zoo van korten duur is ge weest. Maar er zul nog wei meer ijs en sneeuw komen. De oplossingen waren wel goed, maar je hud dc woorden vehgetcn. Doc die cr in het vervolg bijl Anders heb je de oplossing niet volledig. En ols de anderen dat wel hebben, gaan die natuurlijk voor. Gymnast. Ju, de raadsels waren werke lijk wat moeilijker don anders, mnar het was ook de laatste keer van don kampioenwedstrijd. Dat cr niets cp je wuarschuwingsrapport stond is dus een goed teckcn. Gu zoo maar voort I Booncstaak. Ik denk wel niet, dat ze alle maal zullen blijven. Het begint er nu le span nen. Tenminste nu ik dit schrijf. Mnnr als ja dit leest is het lot al beslist. Dc Kampioen. Dit is wel dc laatste keer dat ik je .pnder deze schuilnaam zal schrijven, want je bent cr heloas afgevallen en zol een onder jc tetel moeten overnemen. Bedenk dus maar vast een andere schuilnaam. Stormvogel. Wat een cjrukte zal dnt zijn geweest. En vonden de anderen het ook zoo moeiiijk 't Wns niet zoo gemnjikelijk. maar dat me.g ook niet altijd hetzelfde zijn. Hoe moeilijker, hoe spannender, moet jc maor den ken. 1 Ton Ncvcu. ^o, sneeuw geeft heel wat pret Alleen heeft het wnt kort geduurd hè. Mnnr er zal nog wel meer komen I Nimf. Ja, misschien go ik ook eens kijken. Ik zal dan eens nnar-de brug zien, misschien zie ik je dan wel r.tnnn. Wielrenner. Welkom. Wut een pracht- schuilnaam heb je gekozen. Bon jo werkelijk zoo'n hurd-rijdc Eru'ntje en Zwartje. Een pracht rapport hoer! Büjf maar zoo doorgnnn Speurder. Je doet je naam eer oon. Maat als het zoo erg makkelijk is, is de aardigheid er of. Een beetje moeilijk is voor ccn keer ook niet zoo erg. Wnt is erst Door heb ik nooit van gehoord Bob. Jammer dat je het tweede niet Kon vinden. Moor j> bent cc c-erigc niet hoor. Er zijn er meer afgevallen zoo ja zult zian. Appelsnoek - Jc raadsel is goed, moor jo hebt vergeten de oplossing* er bij te zetten. Doe dat nog even. Edclweisz. Herinner mij er tegen dien tijd nog maar even oan. Want anders vergeet ik hel misschien en ik voel er wel wot voor. Monbretia. Je mag natuurlijk, de raadsels die jezelf gemaakt heb, ook insturen, maar dan kern je niet in aanmerking voor een prijs. Dat zcu niet eorlijk zijn hè. And?rs blijft het hetzelfde. 't Hansje. Ik zal het plaatj"* cn dc bon nen klaar leggen, kom ze dun Maandag maar halen aan het bureau van de krant. Quonab. Ook voor jou zal ik wal uitzoo* ken. Dus ook Maandag present, om af te ha len. Er lag nl maanden iets voor je klaar/ maai je bent niet gekomen. Draver. Een leuk en gezellig bock hè Ger.iet cr mnar noar hartelust van. Ik hoop het ook vcor je, want ik ben er zelf cok dol cp. Misschien rijden v/e dim nog wel eens samen een baantje. Zwartkop. Go je zoo vroeg nonr school? of blijf je nog zoolang buiten spelen.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1925 | | pagina 7