KINDERRUBRIEK
x X
X
X
X
De rubriek van Oom Karei.
Wat hebben jelui me in de steek gelaten
met dat tweede raadsel. Was het zoo heel erg
moeilijk. Het aantal briefjes dat ik kreeg was
deze keer ook veel minder dan gewoonlijk.
Zeker allemaal tengevolge van dat moeilijke
raadsel, deze keer zijn ze weer wat makkelijker.
Ik weet nog niet of er nu al dadelijk weer een
kampioenwedstrijd zal volgen. In ieder geval
zullen wij deze weck nog even overslaan. Mis
schien komt er dun nog wel wat anders in
mijn gedachte. Wot is de sneeuwpret weer gouw
voorbij geweest hè. Maar op de ijsbaan zijn ze
druk aan het waterpompen. Er wordt dus nog
wel ijs verwacht. En dan gaan jelui zoo lang
zamerhand natuurlijk allemaal schaatsenrijden.
Het wordt zoo langzamerhand tijd om
aan St. Nicoloas te gaan denken.
Ik heb hem deze week al gezien. Hij
reed op een n^oi paard door de stad en hi]
had een heeleboel pakjes bij hem. Jelui schrijft
me dikwijls, dat je geen tijd hebt om lange
brieven te schrijven. Nu zeg ik dut eens tegen
jelui. Maar de volgende keer hoor je weer
meer van me.
Hier volgt nog een opstel
EEN SCHOOLREISJE NAAR IJMUIDEN.
's Morgens om kwart voor zessen waren mijn
zusje en ik al op. Want die ging- ook mede.
Wij gingen even over half acht weg cn de
trein ging om iets over achten. Aan het sta
tion kwamen wij bij elkander. Wij gingen met
den trein naar Amsterdam. Wij zijn teen in de
Bijenkorf een kijkje gaan nemen. Wij gingen
met de lift naar de tweede verdieping. Daar
kun je van alles koopen. Toen moesten we nog
vlug naar de haven loopen om de stoomboot
noor IJmuiden te halen. Maar degene waar wij
mee mede zouden hebben gegaan was al ver
trokken. En toen hebben wij op een volgende
gewacht. Om kwartier over tienen gingen wij
toen van wal. Wat was dat een heerlijke tocht
Onderweg kregen wij limonade of melk wat wij
moor wilden. Een vriendinnetje vnn mij liet haar
taschje over de verschansing hangen cn toen
brak het koordje. Haar brood en zuurtjes waren
natuurlijk ook verdwenen. Gelukkig had ze
juist haar portemonnaic cr uit gehaald dat was
nog een boffert. Wij hebben haar toen van ons
brood gegeven natuurlijk. Wij kwamen ook on
der de Hembrug door. Toen lieten ze de
schoorsteen omzakken dan hoefden ze de brug
niet open te doen. Al de rook kwam in je ge
zicht. Om ongeveer twaalf uur waren wij in
IJmuiden. Onze eerste wandeling was naar de
duinen. Door hebben wij een poosje geweest en
gingen toen naar een hotel. Daor hebben wij
allen flensjes gegeten met een glas melk. En
toon naar de zee. .Tweemaal zijn we daar in
zee gekiekt. Dat was echt leuk. Ook zijn wij
wezen wandelen op de pier. Togen zes uur gin
gen wij weer brood eten. Om zeven uur ging
de boot naar Amsterdam. Onderweg konden wij
het zien lichten. De meester zeidc dat het de
richting Amersfoort was. Nu dot was zoo.
Want teen wij* thuis"'kwanten hoorden'wij,_'dot
het hier erg onweer geweest was. Het wus al
bijna donker toen wij in Amsterdam waren.
Ongeveer negen uur vertrok de trein naai
Amersfoort. Nu u kunt denken dat wij na zoo'n
reis onze becncn ook voelden. Maar hot was
de moeite wel waard geweest zoo'n dag.
GOUDENREGEN.
RAADSELS.
De oplossingen van de vorige raadsels zijn.
I. St. Nicolaasfeest.
II. Drank verslindt wat arbeid wint.
UI. Meester.
De prijs is dit keer gewonnen door Edcl-
weisz, die hem Maandag aan ons bureau in
ontvangst kon nemen.
NIEUWE RAADSELS.
Dit kruisraodsel van II letters is een goede
bekende van iederen Amcrsfoorter.
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X"
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
Op de eerste rij een medekiinkrr.
Op de 2de rij een huisdier.
Op de 3de rij een familielid.
Op de 4de rij zijn de neefjes.
Op de 5de rij een maand.
Op de Ödo rij dc gevraagde bekende.
Op dc 7de rij een wokend oog.
Op de 8ste rij een plaats in het Gooi.
Op de 9de Tij een lekkernij.
Op dc 10de rij iets wat uit vruchten kont.
Op de 11de rij een medeklinker.
(Ingcz. door Stormvog°l).
II. Het eerste woord en alle beginletters vor
men een Nederlandsch eiland.
X
X
X X
X X
X X
X X
X
XXX
XXX
X X XXX
X X X X x
X X
x X
X X X X X
X X X X
XXX
X
XXX
X X
X
X
X
X
X
1. het gevraagde eiland
2. een plaats in Zeeland
3. een plaats in Noord-Brabant.
4. doet men in dc schoonmaak.
5. doet de trein.
6. is een slechte gewoonte.
7. is een vrucht.
8. is een jongensnaam.
9. vindt men in de keuken.
10. is een lengtemaat.
11. is een klinke-
KAMPICENEN.
Er zijn eenigc kampioenen afgevallen. Over
gebleven zijn nog Stormvogel, Vuurtoren. Mon-
bretia en Booncstaak
Ik heb dus moeten lotèn. Het lot heeft M o n-
b r e t i a aangewezen tot kampioen.
RAADSELRIJMPJE.
Het raadselrijmpje was Koekk oek.
Een aardig schooltje.
Paljas, bikker, Beriman,
Schaopje-Bè en kleine Nan
zijn bij Jufrouw Zus op school;
aardrijkskunde van de Pool
leeren ze; 't is stellig waar
en ook reek'nen met elkaar
Paljas, Nikker, Beriman,
Schaapje-Bè en kleine Nan
Wie of wel de knapste is?
Zus zegt; als 'k mij niet vergis,
clan is Nikker bij-de-hand,
Paljas is een rare klant,
Beriman maakt altijd jool,
en dat past toch niet op school;
S c h a a p j e-Bè is wel wat dom,
Kleine Nan zit soms erg krom.
Maar toch zijn ze allen lief I f
Nannie is mijn hartedief,
Schaapje is mijn kleine prul,
Beriman mijn goeie sul
Paljas is mijn brave guit.
Nikkertje mijn aartsschavuit,
maar ik mis hem toch niet graag,
al is hij ook nog zoo'n plaag
Juffrouw Zus heeft veel geduld
en het is ook niet haar schuld,
dat haar „schooltje" weinig weet,
en dat beetje nog vergeet.
vol moed blijft ze aan den gang:
aardrijkskunde, reek'nen, zang,
lezen, schrijven op de lei,
dat hoort allemaal er bij f
HERMANN*.
Beroemde Reizigers en hun
Honden.
David Livingstone de vermaarde ont
dekkingsreiziger werd op zijn laatste
reis door Afrika vergezeld door een klein
hondje, van de soort, die men wel eens in
dames-salons aantreft. Zij zien er uit, alsof
zij kop noch staart hebben en met de
manen van een leeuw zijn weggeloopen.
Ze zijn echter lang niet zoo dapper als
een leeuw. Daar mankeert nog heel wat
aan I Een hond, die een beelje hard blaft,
of een kat, die een hoogen rug opzet, is
voldoende om hen op de vlucht te jagen.
Het was dus wel vreemd, dat Livingstone
juist zoo'n hond meenam, toen hij zich op
weg begaf om de bronnen van den Nijl op
te sporen. „Chitané" was de naam van den
kleinen poedel. Evenals de meéste kleine
rpens.^hen en dieren vorid Chitané zichzelf
van zeerwel igewi.cht,.- Als je hem gevraagd
ha.H, welken post hij bekleedde, zou hij ze-,
ker geantwoord hebben, dat nij de aanvoer
der was. Dat maak ik ten minste op uit de
manier, waarop hij zich gedroeg. Als zij op
marsch waren, liep hii r,u eens een eind
óór, en dan weer een eind achter den stoet,
om te zien, of alles wel in orde was. Als
men halt hield voor den nacht, zorgde hij
er v«or, dat* de inlandsche honden niet bij
de tenten kwamen om te stelen. Daar hij
zelf nooit iets wegnam, kon hij dat van an
deren ook niet velen.
De inlandsche honden waren al doode-
lijk verschrikt, als zij Chitané maar op zich
af zagen komen, want zij schenen den poe
del voor leeuwenmanen zonder leeuw aan
te zien. Wat had Chitané een pret, als hii
ze weg kon jagen 1 Hij scheen een diepen
afkeer te hebben van hun wit-en-bruine
huid. Als dat zoo-was, dan werd hii er
zwaar voor gestraft, want na een poosje
werd Hij zelf roodachtig-geel op die plaat
sen,, waar zijn nek en zijn ribben moesten
zitten. Arme Chitané, zijn dagen waren
geteld, c\ cnals die van zijn goeden meester.
Op zekeren dag moesten de reizigers een
meer oversteken, en daar zij genoeg te
doen hadden met voor zichzelf te zorgen,
dacht niemand aan den hond en de arme
Chitané verdronk. Het ongelukkige, kleine
dier deed zijn best al zwemmende den
•verkant te bereiken, maar zijn krachten
r' pten le kort en de karavaan had
,'oortaan geen anderen aanvoerder dan
Livingstone. Het speet allen zeer. dat de
hond verdronken was en sommigen gaven
het meer., den naam van „het meer van
Chitané." Spoedig daarna volgde de dood
van den baas van den poedel, den beroem
den Livingstone, die bij dezelfde expeditie
het leven verloor.
De naam Livingstone doet ons dadelijk
aan Stanley denken. Stanley vond Living
stone in de wildernissen van Afrika, en het
was Stanley, die het werk voortzette, dat
door Livingstone begonnen was.
Toen Stanley in 1874 naar Afrika ver
trok, werd hij'door niet minder dan vijf hon
den vergezeld. Hun namen waren: „Castor
„Kapitein", „Nero", „Buil' en „Jack.
Castor en Kapitein behoorden tot de bul
honden, Nero was een dog, Bull was, wat
zijn naam aanduidde en Jack een bull-
terrier. Deze honden moesten den reizigers
verschillende diensten bewijzen, maar de
twee kleinste hebben daarbij de mpeste eer
behaald.
De arme dieren stierven naar volgorde
van hun grootte. Eerst stierf Castor, die
slechts een maand lang het leven in het
„Zwarte Werelddeel' kon uithouden. Kapi
tein overleefde zijn vriend niet lang, daar
op volgde Nero, en Jack en Buil bleven dus
maar alleen over.
Jack was een vlug, klein dier. Toen Stan
ley eens twee zebra's geschoten had, om
zich voedsel te verschaffen, zette Jack hun
dadelijk de tanden in den nek. Toen Stan
ley daarna bij één der doode zebras stond,
ging Jack aan zijn voeten liggen en scheen
hij te verwachten, dat hem een goed deel
van den buit zou worden toegewezen voor
zijn heldendaad.
Hij dacht daar echter niet lang over na,
want een oogenblik later sprong hij op. Zijn
meester keek op en zog in de verte een
leeuw naderen. Hij greep zijn geweer, laad
de het met twee kogels en wachtte bedaard
het naderende roofdier af, er geen oogen
blik aan denkend, dat hij zijn doel zou mis
sen.
De leeuw naderde tot op drie honderd
pas afstands; toen bleef hij stilstaan en ver
dween plotseling tusschen de struiken. Geen
tien minuten later kwam hij weer te voor
schijn, door eenige andere leeuwen ge
volgd. Toen de voprste tot op honderd pas
genaderd was, vuurde Stanley. De leeuw
viel dood neer en de anderen sloegen op
de vlucht. Waar onze vriend Jack al dien
tijd was, kan ik niet met zékerheid zeggen,
maat als hij zich achter ziin meester ver
borgen hield, moeten wij-Hem dat niet kwa
lijk nemen, want hij was maar een heel
klein dier, en had zijn plicht gedaan, toen
hij zijn meester voor het naderend gevaar
waarschuwde.
Bull was echter ce laats.-overlevende van
al de honden. Hij was een groot reiziger,
want hij trok vijftienhonderd mijlen het
land door, over bergen en door vlakten,
door bosschen en moerassen. Over dag
liep hij trouw met de karavaan mee en
's nachts zorgde hij. dat de dieven en hye
na's het kamp niet konden naderen, zonder
dat de reizigers het wisten. Hij was ook niet
bang voor de inlanders, als zij met pijl en
boog gewapend het kamp kwamen bezoe
ken, maar kefte en blafte, als zij er aan
kwamen.
Het was dus geen wonder, dat Stanlev
bedroefd was, toen de krachten van Buil
begonnen af te nemen. De arme hond bleef
zoo lang mogelijk de karavaan volgen,
maar eindelijk kon hij niet meer en stierf
van uitputting.
Bul! was echter niet de laatste van Stan
ley's lievelingshonden. Toen hij in 1887
naar Afrika ging, om Emin Pacha op te zoe
ken. nam hij een fox-terrier mee, Randy ge
naamd. Het dier volgde zijn meester in de
wouden, waar de reizigers honderd en zes
tig dagen doorheen moesten trekken. Ik zou
wel eens willen weten, wat Randy toen
dacht, bij het zien van al die hooge hoo
rnen en van de dwergen, welke in die bos
schen wonen.
Ik zie hem in gedachte al de verlaten
hutten doorsnuffelen en blaffende lot Stan
ley térugkeeren, alsof hij zeggen wilde: „Er
is niemand meer in, ze zijn allen voor mij
gevlucht I" Ik hoop, dat dc 1 d daarbij
niet op de vergiftige haken heeft getrapt,
die de dwergen op den grond hadden ge
strooid, om hun vijanden kreupel te maken.
Maar al ontkwam hij daaraan, toch had het
arme dier met heel wat ongelukken te kam
pen. Soms stierf hij bijna van honger, doch
dat lot deelde hij met zijn meester en de
andere tochtgenooten, die ook menigmaal
niets hadden om hun honger te stillen.
Stanley was zelfs genoodzaakt zijn ezel
tè dooden en de kleine hond ontving,
evenals alle anderen, een deel van het
vleesch. Het dier bleef in het leven en
woonde de ontmoeting van Stanley met
Emin Pacha bij, toen de laatste eindelijk
dicht bij het Albert Nyanza-meer gevonden
werd.
Stanley moest weer door het groote
woud terugkeeren om een deel der expe
ditie le halen, dat hij bij den ingang had
achtergelaten, en om zijn trouwen Randy
een reis van duizend mijlen te besparen,
vertrouwde hij het dier tot zijn terugkomst
aan één der officieren toe. Maar helaas
Randy begreep de goede bedoeling van zijn
meester niet. Hij dacht, dat zijn baas hem
op laaghartige wijze in den steek gelaten
had, weigerde eenig voedsel te nemen en
stierf drie dagen na het vertrek van zijn
meester van verlangen ncor hem. Hij vond
zijn welverdiende rust midden in het
„Zwarte Werelddeel."
Waarom de Zon en de Maan
niet Gelijktijdig schllnen.
Op een guren, slormachtigen herfstavond int
er onder een hollen boom een vreemdsoortig
gezelschap heel genoeglijk bij elkaar
Een worm vroeg plotseling een paar krekels
wat op zij te gaan en hem wat meer plaats te
geven. Die krekels babbelden heel vroolijk over
alles en nog wat, mnar c-en zwarte tor en een
oorworm spraken over de slechte tijden cn den
regen, terwijl een duizendpoot knorrig rond
liep, omdat hij voor ol zijn pooten maar geen
rustig plekje vinden kon.
Een muisje, dat er ook heengeslopen was
uit zijn volgeregcnd kamertje onder den grond
en nu naast de pad zat, lachte den duizendpoot
uit en zei
„Wo} doe je ook met zooveel pooten
Maar de duizendpoot werd nog boozcr, toen
hij zag, dot de pod hnar buikje moest vasthou
den van het lachen, en vroeg, of hij niet even
goed een plaatsje hebben mocht, als de def
tige lui, zooals de muis en de pad.
De holle boom werd verlicht door glimwor
men cn het stroomde nog maar altijd bezoekers
naar binnen. Daar krioelden glimwormpjes,
spionnen, torren en slokken door elkaar, 't Was
er een heele vergadering.
Om nu den tijd aangenaam door te brengen,
werd een glimworm gevraagd, een sprookje te
vertellen. Het geheimzinnige licht, dat zij geven,
mankt glimwormen tot lieden von aanzien.
Verwaand ging hij op een vooruitstekend
stukje hout zitten cn van alle kanten riep men
tegen de drukke krekels en den duizendpoo*,
die nog altijd pruttelde en afgaf op dc voorna
men zoonis de pad en de muis
„Houden jullie je nu toch eens stil
EindcMjk echter kon de glimworm beginnen
„Kennen jullie de geschiedenis van de zon
vroeg hij „Niet Nu, dan zal ik die eens ver
tellen.
In overoude tijden zoo hoeft mijn groot
vader mij dikwijls verhaald was er eens ccn
heel groote glimworm, die zóóveel licht gof,
dnt men hem niet kon aankijken cn die daarbij
soms een warmte afsttoalde, dut men het al to
kwaad kreeg, als men niets deed.
Zoo'n glimworm, die zoo verbazend veel
licht en warmte gof, was dat spreekt van
zelf een heel verkeerd en schadelijk schepte!,
want hij verblindde andere dieren. Geen glim
worm zelfs kon licht geven in zijn tegenwoor
digheid cn de mol cn menig ander dier in h-tn
dikke kleeren, konden niet werken van de
warmte. En toch. hij straalde en warmde al
maar door, die reuzen-glimworm. Wat kon men
dnar ook tegen doen
Wormen, muizen cn rnollcn kropen diep in
een molshoop onder den grond om te overleg
gen, wat hun te doen stend cn door voerde eer
slimme mol het woord;
„Wij durven dnt reusochtige dier niet aai
cn toch moet het. Als de vader sterft en één
van zijn zoe*rs het licht van hem erft. dan wordt
het een ware romp. Als hij geen kinderen hnd,
zou het nog guun, wnnt het licht var. zijn
vrouw is kouder en veel beter non de oogen te
verdingen. Maar ik weet wot: wij zullen de jon
gens tegen den vader opstoken cn zoodoende
iitrie order hen maken!"
Dc anderen vonden dat best en zij beloofden
elkaar trouw te zullen blijven.
Een muisje piepte één der zo.nc-n, in het oor:
„Je vader geeft veel te veel licht, jullie ver
dwijnt er heclérhaól bij."
De krekels. di<? ook meededen, zongen het den
anderen zoons en dochters één voor één toe.
De mol cn de veldmuis zeiden tegen elkaar
zóó. dat de oudste zoon het hooren kon
„Nee hoor, ik zou niet graag een vader wil
len hebben, die zijn vrouw cn kinderen zoo over
trof."
De wormen gingen naar de vrouw en prezen
hoar zacht licht tegenover het gloeiende van
haar man, Het werd haar mee' en meer dui
delijk, dat hnar zilverachtig licht niet genoeg
tot zijn recht kwam en zij werd steeds blecker
en bugger, wanneer haar mnn bij hanr was.
Zoo kwam het. dat toen zijn vrouw cn kinde
ren zich meer en meer van hem afscheidden,
dc vader docht
„Misschien maak ik hen gelukkig, als ik heen
ga," en 't werd langzamerhand een vurige
v/ensch vnn hem, zich van zijn vrouw en ktt-
deren af te zonderen. Hun koelheid maakte hem
diep ongelukkig. En zijn wensch werd vervuld.
Zoodro de groote glimworm, die sedert dien tijd
zon genoemd wordt, weer licht begon te geven,
verdwenen zijn vrouw en kinderen, maar als htj
moe werd iets wat hem vroeger, toen hij
nog gelukkig was, nooit overkwam cn zich
in het gras te slopen legde, don kwamen zijn
vrouw en kinderen aan de beurt, omdat zij graag
even groot en voornoom wilden worden als hun
mon en vader. Maar och. zij konden het long
niet zoo goed als*dcze en vodcr wilde hun nu
die kunst ook niet leeren
Wij dieren noemden het dan nachtde
vrouw werd maan cn de kinderen sterren ge
noemd. En nu weten jullie, hoe het komt, dat
er op ons grasveld dag cn nacht is.
Onze voorvaderen hodden schik, dut zij het
zoo slim overlegd hodden, want wie nu het
felle licht niet verdragen kon, kroop onder den
grond en wachtte op het schijnsel van maan
cn sterren.
Mnar wat hadden die een spijt von hun rurie
met de zon. Vonk staat reeds overdag het
bleeke gezicht van de vrouw hoar man eon to
kijl en, maar te vergeefs. Dc zon vindt het nu
veel rustiger dan vroeger intv.ist met de zij
nen
Het heele gezelschap was er stil van gewor
den, maar plotseling riep een pad cn haar oog
lichtte als een diamant
„Nu, ols dat waor is maar i k geloof het
nog niet dan ben ik blij, dnt mijn voorva
deren aan dien logen streek niet mecgedóon
hebben 1"
„Wot voor lage streek Wie deed iets
laags riepen enkelen cn ze herhaaldende
woorden aan degenen, die ze niet gehoord had
den. Het was een lawaai en een geweld I
Toen het even stil was. zei de mol met luide
stem
„Stilte I Lriut mij eens wut zeggen I Wie
meent, dat hij vrij icht mag geven en daarmee
ondcrén, die meer vnn 't duister houden, hin
dert wie meent, dnt hij zijn bespot-
tclijken gloed om zich heen verspreiden mag,
zonder te bedenken, dat anderen grnng koud
willen zijn Zoo iemond moet uit onze
wereld verbannen worden cn wie het vooi hem
opneemt en ons voorgeslacht verwijt, iets langs
gedaan te hebben, die hoort hier ook niet
thuis I"
„Goed, goed, ik ga al zei de pad, „want
laag is het en lang blijft het I
Allen jouwden hour nu uit cn lachten om
honr domheid cn de glimwormpjes, die nu nog
veel verwaander waren dan vroeger, nu zij wis
ten, dat zij familie vnn de zon 'waren, deden
de lichtjes uit, teer. zij voorbijging.
Daarbuiten suisde de wind door den kraken
den boom cn bij velen werd het van binnen on
rustig, wnnt, al durfden zij er tegenover de on
deren niet voor uitkomen, zij voelden toch, dat
de pad gelijk had.
CORRESPONDENTIE.
Cecilia. Wut jammer dat je nu ne>t do
laatste keed niet meer kan mccacèn aan den
kompioenwedstrijd. Ik hoop, dat je de volgende
keer weer beter bent. En dan maar wocr met
nieuwe moed begonnen.
Schoolckster. Ik heb je tenminste een
heelcn tijd gemist. Ja aJs je op het Gymnasium
bent, zal je wel eens veel huiswerk hebben. En
dut gaat natuurlijk voor. Ik zul een paar Plei-
ncs-plaatjcs voor je klaar leggen. Kom die dan
Maandag even holen.
Kabouter. Dr\t glijden is altijd fijn hè.
Jammer dat het zoo van korten duur is ge
weest. Maar er zul nog wei meer ijs en sneeuw
komen. De oplossingen waren wel goed, maar
je hud dc woorden vehgetcn. Doc die cr in het
vervolg bijl Anders heb je de oplossing niet
volledig. En ols de anderen dat wel hebben,
gaan die natuurlijk voor.
Gymnast. Ju, de raadsels waren werke
lijk wat moeilijker don anders, mnar het was
ook de laatste keer van don kampioenwedstrijd.
Dat cr niets cp je wuarschuwingsrapport stond
is dus een goed teckcn. Gu zoo maar voort I
Booncstaak. Ik denk wel niet, dat ze alle
maal zullen blijven. Het begint er nu le span
nen. Tenminste nu ik dit schrijf. Mnnr als ja
dit leest is het lot al beslist.
Dc Kampioen. Dit is wel dc laatste keer
dat ik je .pnder deze schuilnaam zal schrijven,
want je bent cr heloas afgevallen en zol een
onder jc tetel moeten overnemen. Bedenk dus
maar vast een andere schuilnaam.
Stormvogel. Wat een cjrukte zal dnt zijn
geweest. En vonden de anderen het ook zoo
moeiiijk 't Wns niet zoo gemnjikelijk. maar
dat me.g ook niet altijd hetzelfde zijn. Hoe
moeilijker, hoe spannender, moet jc maor den
ken. 1
Ton Ncvcu. ^o, sneeuw geeft heel wat
pret Alleen heeft het wnt kort geduurd hè.
Mnnr er zal nog wel meer komen
I Nimf. Ja, misschien go ik ook eens kijken.
Ik zal dan eens nnar-de brug zien, misschien
zie ik je dan wel r.tnnn.
Wielrenner. Welkom. Wut een pracht-
schuilnaam heb je gekozen. Bon jo werkelijk
zoo'n hurd-rijdc
Eru'ntje en Zwartje. Een pracht rapport
hoer! Büjf maar zoo doorgnnn
Speurder. Je doet je naam eer oon. Maat
als het zoo erg makkelijk is, is de aardigheid
er of. Een beetje moeilijk is voor ccn keer ook
niet zoo erg. Wnt is erst Door heb ik nooit
van gehoord
Bob. Jammer dat je het tweede niet Kon
vinden. Moor j> bent cc c-erigc niet hoor. Er
zijn er meer afgevallen zoo ja zult zian.
Appelsnoek - Jc raadsel is goed, moor jo
hebt vergeten de oplossing* er bij te zetten.
Doe dat nog even.
Edclweisz. Herinner mij er tegen dien tijd
nog maar even oan. Want anders vergeet ik
hel misschien en ik voel er wel wot voor.
Monbretia. Je mag natuurlijk, de raadsels
die jezelf gemaakt heb, ook insturen, maar
dan kern je niet in aanmerking voor een prijs.
Dat zcu niet eorlijk zijn hè. And?rs blijft het
hetzelfde.
't Hansje. Ik zal het plaatj"* cn dc bon
nen klaar leggen, kom ze dun Maandag maar
halen aan het bureau van de krant.
Quonab. Ook voor jou zal ik wal uitzoo*
ken. Dus ook Maandag present, om af te ha
len. Er lag nl maanden iets voor je klaar/ maai
je bent niet gekomen.
Draver. Een leuk en gezellig bock hè
Ger.iet cr mnar noar hartelust van. Ik hoop het
ook vcor je, want ik ben er zelf cok dol cp.
Misschien rijden v/e dim nog wel eens samen
een baantje.
Zwartkop. Go je zoo vroeg nonr school?
of blijf je nog zoolang buiten spelen.