Wattiinan Vulpenhouders „DE EEMLANDER" ABONNEMENTSPRIJS Zï "Tl™ ,7' 7"" PRI1S OER ADVERTENTIEN met inbegrip van een Langestraat 65 Tel. 326 EERSTE BLAD. Sinterklaas feuilleton. 'n Echec 24e Jaargang No. 129 toort 210, Idem tianco per post 3.—per weck (met eratis verzeker ng tegen onge ukken) 0.176, alzondeilijke nummers J.05 AMERSFOORTSCH DAGBLAD PIRECTEUR-UIT06W.R: Zaterdag 28 November 1925 bewijsnummer, elke regel meer 0 25, dicnstaanbe- dingen en Licldadighcids-advc tentien voor de helh der prijs- Voor handel cn bedriji bestaan zeer vooideciige benalin- cn voor het advcrieercn hene ciicu aire, bevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag toezonden. KrtoiMMel F. A. TÜLP Opvoeding en onderwijs. Nieuwe Wegen. n. Den vori^en keer heb ik trachten aan te toonen, dat onze tijd zicht kenmerkt door een slerk ui (gesproken indi vidual isme, da<t zich in den loop der laatste 20 eeuwen krachtig heeft ontwikkeld. Onze geheele samenleving wordt er door gekleurd. Ieder wil zichzelf- zijn, rn godsdienst en kunst: van massale bewegingen, zcoals in de mid deleeuwen nog, is nu geen sprake meer. En in de economie is dit streven uivgeoo- pen cp een verwoede concurrentie, een zorgen voor zichzelf. Er is een niet te stui ten ren achter den dollar en den gulden aan. Aan verzamelen voor de gemeenschap denkt bijna niemand. En waar deze strijd om het beslaan gesteund wordt door een steeds scherper verstand, is ze des te ver schrikkelijker. Het kómt er klaarblijkelijk voor veel mensehen niet meer op aan, hoe ze „er komen als ze er maar komen. Een enkele maal is men dan ook wel eens zoo vriendelijk aan zijn buurman te denken, maar dat is' eerder uitzondering dan regel- En daarom ook is de wereld op een dood loopend spoor gekomen. Velen beginnen in te zien, dat we in een verbijsterende krisis verkeerer en dat het zaak wordt maatrege len te bedenken en doortastend op te tre den om eruit te geraken. Maar de meeste menschen houden niet van doortastende meat regel en, omdat dit hun gewoonlijk te veel moeite kost en meer van hen vergt dan met hun gewoonten overeen komt. Als er dan ook personen optreden, die krachtige en ingrijpende veranderingen wilden aan brengen, worden ze maar-, al te gauw weer „weggewerkt" V>f men zorgt wel, dat ze in het geheel niet aan het woord komen. Dat is nu niet direct onwelwillendheid, maar meer een kwestie van onvermogen: het niet aandurven en aankunnen van het nieuwe. Het aanvaarden van nieuwe Idealen, van nieuwe stellingen, eischt een groote in spanning, beduidt een overwinning op ons zelf. En wie is daartoe in staat? Men is te vee! gewend aan den sleur. Er is een wet van traagheid, waaraan ook de mensch is onderworpen, niet alleen stoffelijk, maar eveneens wat betreft zijn voelen en denken. Daarom zeggen .velen, is het goed met de jeugd te beginnen. Zal er een betere samen leving komen, zoo redeneeren zij^dan is er een betere menscbheid nocdig. Dezen zijn geneigd de groote föut bij de opvoeding te zoeken en zij verwachten al leen van verbeterde stelsel van opvoeding enonderwijs arie heil. Ook dit is een één zijd ig'heid. Het tegenwoordige geslacht heeft natuurlijk wel degelijk tot taak de ver anderingen voor te bereiden, die een betere toekomst voor het opgroeiende an de na ons komende geslachten mogelijk maakt. En het is een heugelijk feit, dat overal in de wereld andere leuzen worden aangehe ven. Ei* is wat men wel eens noemt, een drang naar synthese, naar het zoeken van het gemeensohaippe'ijke. Er komt een groo- tere toenadering, een streven naar samen werking- Vandaar ook het steeds sterker wordende internationalisme, dat zich overal onder de jeugd in alle landen der wereld krachtig doet gevoelen. In deze artikelen zal ik er naar streven te doen uitkomen welke de fouten zijn, welke noodzakelijkerwijze kleven aan onze systemen van opvoeding en onder wijs en tegelijkertijd zal ik tTachten de mid delen aan te geven welke kunnen leiden lot verbetering. Zooeven zeide ik, dat onze opvoeding noodzakelijkerwijs bevlekt is met bepaalde gebreken: zij is immers ook een uitvloeisel van den tijdgeest. Dat is dus niet in de eerste plaats iets, dat aan hèn gewe ten moet worden, die zich met opvoeding en onderwijs bezig houden, dus in het bi- zonder aan onderwijzers, leeraren en pro fessoren. Neen, de foüt moet gezocht wor den in de geheele samenleving, die niet and ens gewild heeft dan wat tot nu toe is ontstaan, kleine minderheden uitgesloten. Er znjn altijd kleine groepen opvoeders ge weest, die Anders gewild hebben, maar zij konden niet tegen den stroom oproeien. Daarvoor moeten de tijden rijp zijn, en dat is thans het geval. Maar ook nu zal het nog niet gemakkelijk gaan, omdat het nieuwe onderwijs en de nieuwe opvoeding men sdien eischen, die bereid zijn daarvoor offers te brengen en wel in de eerste plaats het offer van gemakzucht en vooroordeel lk zeg dus niet, dat de fout allereerst moet gezocht worden bij d>e opvoeders. Hun fout begint pas daar, waar ze de noodzakelijk heid van vernieuwing erkend hebben 2n er dan niet toe medewerken. De nieuwlichters op het gebied van op voeding en onderwijs hebben het heusch niet gemakkelijk, juist van de zijde hunner collega's, die, uit den aard van de zaak. onmiddellijk met hun kritiek klaar staan. Maar ze moeten bedenken, dat er van kri tiek geen sprake kan zijn zonder nauwgezet, onbevooroordeeld onderzoek, in theorie en praktijk. En daartoe gunnen de meeste zich geen tijd. Gewoonlijk zijn ze van mea ning, dat het alleen een voorbijgaande modegril is, een kwestie van standen- schooltjes, een proefneming van den één of anderen handiger, paedagoog, die kans heeft gezien eenige menschen voor een idee. warm te krijgen en zich zelf een soort vermaardheid te bezorgen. Maar dat stadium zijn we ai voorbij. Het gaat om ernstige, dnep-ernstige pogingen, die op 't oogenblik gedaan worden door honderden personen, over de geheele wereld. Wie het internatio nale paeda'gogies congres in Heidelberg dit jaar had bijgewoond, waar ongeveer 500 deelnemers waren, dif 24 nationalitei ten vertegenwoordigden, en die ellen be zield waren met de idee van vernieuwing in denzelfden geest, die zou beseffen, dat de radicale hervorming op het gebied van opvoeding en onderwijs nog maar een kwestie van tijd is. Er zijn vur je apostelen van de nieuwe ideeën, er zijn talrijke scho len over de geheele aarde verspreid, waar nieuwe methodes worden toegepast, aan gepast aan den bard van het kind'. De groote fout van de 19e eeuw is ge weest, dat uit de opvoeding en speciaal uit de schoolsche opvoeding is geweerd dat gene, waarnaar de volwassene in de samen leving onmiddellijk en voortdurend vToeg: het recht van zichzelf te zijn. Terwij in de buitenwereld het individualisme voortdu rend versterkt werd op ieder gebied, legde men zich toe, alsof er niets gebeurde, op het stichten eener eenheidsscbool, het grootste monstrum, dat onze tijd heeft uit gedacht; tenriji iedeTe volwassene het recht opeischte zijn eigen weg te gaan, ging men meer en meer alle kinderen op de zelfde wijze behend'e>'en. Elk kind, jongen of meisje, wérd veroordeeld om in dienzelfden tijd, op dezelfde wijze hetzelfde te leeren. Niemand zou het in zijn hoofd halen om alle kinderen van eenzelfden leeftijd te ver- oordee.'en eenzelfde kleeding te dragen van dezelfde maat, dezelfde snit en de zelfde kleur. En toch ziet niemand er tegen op alle kinderen te voeden met een ver standelijke éénheidsspijs, die voor overtol- rijken in het geheel niet geschikt is. Voor het middelbaar onderwijs is dit nog veel k.emmender dan voor het lager. Aan de natuur van geen enkel kind wordt vergund zijn eigen tempo aan te geven. Het lichaam wordt in het algemeen vergund zelf zijn groeitempo te bepalen. Voor de innerlijke ontwikkeling mag dat klaarblijkelijk nooit gelden dan wanneer de mensch vol wassen is. Men vergeet dat de mensch reeds als kind, een éénheid van bewustzijn is, met eigen gegevens, met zijn eigen* mogelijk heden van ontwikkeling. Dat is de grootste fout van de tegenwoor dige opvoeding en het tegenwoordige onder» wijs. Verschillende andere vloeien daa vanzelf uit voort. Daarover een volgende maal. J. H. BOLT. Parijsche Br even. Parijs, 16 Nov. 1925 Opposilie cn kritiek. Ecrlijkhcit cn oprechtheid. De financieel? plannen dér Rcgecring. Mis- plau st pessimisme. Vertrouwen, in hot Fransche crediet. Ook uit het buitenland. Goede verwach tingen van Amerika. Twe© nieu we voorstellen voor schn'kist- inkomsten „Sou du Franc", een Nationale Loterij. De heilzaamste invloed der oppositie is, dat zij „het bewind" tot waakzaamheid en werk zaamheid dwingt. Dit is zoowel waar voor het, parlement van een groot land, als #/oor de eerste de beste kiesvereeriiging van StsTcc^"^. De oppositie moge don gevoerd mo/den hot men wil, in het openbaar met zichtbctq on roei* bare wapenen, of in het geniep achter een masker van allerlei leelijke manieren en ver dachte mooipraterijen, z% :orgt er voor zon der het er om te doen - - «;'at het bewind wak ker en werkzaam blijft. Bestond zij niet, dnn moest zij uitgevonden worden, want wour kan de kri;iok zich beter doen hooren don in het opposiüekamp. Om nu ab obstracto od concretum te komen, meen ik te mogen zeggen, dot dit komp in onze parlementaire wereld aan de stem der kri tiek ec-n heel povere plaats overlaat. Ik heb de laatste dagen, met meer aandacht dan ik daar aan gewoonlijk verspil, de meeningen als ik dit zoo eens, min of meer overdrachtelijk, zeg gen mag der oppositie-organen nagegaan, cn vond dnn wel hevige, vinnige, venijnige aan- va'len tegen de plannen waarmee de tegen woordige Regeering een oplossing aan de fi nancieel© mceielijkheden wil maken, maar daarbij bleef het. Een kritiek die alleen afbre kend is, zonder daarbij opbouwend te werk te gaan, heeft geen ander resultaat dan dat zij verwarring der geesten en der gemoederen te weeg brengt, onrust kweekt en aonleiding tot paniek geeft. Het afbreken van een p'an, van een stelsel is ieders recht, op voorwaarde dat hij er een ander plan of stelsel voor in de plaats geeft. Dit nu ontbreekt in onze oppositie pers van de laatste dogen, sedert wij zoowat weten waarheen de Regcering sturen wil; wat aan de onofhnnkcliiken die geen financiers, geen eminente economisten zijn, die de po'i- tiek waarnemen met objectieven blik en alleen op gezond vers'ond en eerlijkheid vertrouwen de gerustheid verzekert het beste van de te genwoordige Regeering te verwachten. Of die onafhonkelijken talrijk zijn, of zij de meerderheid in het land vormen, weet ik niet wie weet het Ik behoor niet tot de goed ingelichten, die aan hun schrijftafel de toe komst met mathematische zekerheid vaststel len en don ellenlange telegrammen vol profe tieën naar de vier hoeken der wereld zenden. Dat onze premier Painlcvé zelf zich daarom trent geen hooggespannen i luzics mooljt, be wees hij al meer dnn eens, door te zeggen, dot ,het ministerie met het indienen zijner plannen zich waagt aan de kansen der impopulariteit in Ihet land, maar dot hij toch moedig die kansen tegemoet wil goen, alleen tot welzijn von dot lend. Eerlijkheid en oprechtheid zijn de eerste qua- ^teitcn van den heer Poinlevé. Dot weten zijne grienden, zijno collega's, zijne leerlingen; dat qrkennen zelfs zijn politieke tegenstanders. Toch iV er misschien geen minister-president door 02 organen dier tegenstanders zoo ergerlijk, zoo one'egant vcrdacl\t gemaakt ols hij en zijn 'medewerkers dit worden gedaan. Met die voor- eigenschoppen vóór een stuurman op het schip van Staat en bijgestuon door knappe man nen van gezag, berekend voor de taak waartoe hij hen riep, bracht hij een plan tot stond waar mee dus den finoncieelen nood van Frankrijk ral bezworen moeten worden. Morgen wordt dit plun aan de Kamer voorgelegd; dan zal het gauw genoeg blijken, of door de pas herstelde oendracht in ihet „Cartel des Gauches" de par lementaire hemel is opgeklaard. Het is to hopen, want het crediet van Frank rijk zou door langer talmen met het bereiken ran een oplossing in gevoor kunnen komen cn de franc nog zieker worden dan hij reeds is waarvan dan weer een stijging der levensduur te het gevolg is. Nu is het met dat crediet bij lange no nog zoo erg niet gesteld als de op- oositie-schreeuwers echte paniekkweekers trachten te doen gelooven, gelukkig nog tevcr- geefsch; er zijn weifelaars en pessimisten in hQt land. De belangrijke tafelrede, gisteren door den ex-minister Caillaux uitgesproken te Aubigné, in het departement der Sarthe, waarvan hij se nator is, was op dat punt nog ol geruststel end. Hoewel hij de fjnoncieele plannen van den heer Pninlevé niet ten volle aanvaardde en van zijn ministerschap afstand deed, raadde hij toch aan de Regeering in hare po gingen le steunen; alleen stelt hij op onder geschikte punten eenige wijzigingen voor. Waarop hij echter wel nadruk legt, is dat de toestand van de Staatsschuld en van de schat kist, tengcvo'ge van jarenlang slecht financieel beheer, wel ernstig is, maar volstrekt niet ver ontrustend. Hij zal dit ook niet worden, indien men tact,* kalmte cn geduld betracht, vooral geduld „Dacht men niet voor eenige maanden, vervolgde de heer Caillaux, dat zij 'de toen vervallen ontzettende hoeveelheid bens op korten termijn) de schatkist met hun gewicht van 22 mü'iord zouden verpletteren Donk zij een voorschot van de Bank, dank zij de leening met gewaarborgde wisselkoers, dank vooral zij de terugkeer van het vertrouwen, blijft er nu in December niet meer don 2.500 millioen terug te betelen," De daling van den franc schrijft de oud-mi- nister van financiën toe aan drie oorzaken uitvoer van Fransche kapitalen naar het bui tenland (Actes de mauvais Francais, zegt hij) het niet nakomen door ve'e FranSche bonkiers van d* overeenkomst dezen exodus zooveel mogelijk tegen te gaan (door raad en overtui gingskracht) en eindelijk het noodzakelijk uit stel van de regeling der inter-geallieerde schul den ('aten wij moor zeggen de onhandelbaar heid der Amerikanen). Dusgeduld en vertrouwen. De Fransche spaarders spraken dit laatste duidelijk uit en toonde de heer Caillaux met cijfers aan. Maar nu komt er een onder voorbeeld, nog ol uit het buitenland, tot mij, dat getuigt van ver trouwen in het crediet van Frankrijk het feit dat uit Nederland, door voorzichtige, bekwame financiers, voor zeer aonzien'ijke bedragen aoh Fransche waarden op korten termijn hieF zijn 'nngekocht, wat zij zeker wel laten zouden, in- 'icn er aan den Fronschen crediethemel een zwart wolkje was waar te nemen. En wat nu de onhandelbaarheid der Ame- -•kanen betreft de pas afgesloten overeen- v omst tusschen de regeeringen van Italië en Noord-Amerika heeft bewezen, dat de groote .epubliek toeschietelijker begint te worden se Sinterklaasverhaal voor groote menschen door: PIMMY. „Er zal er toch één moeten zijn..." zei Pa peinzend en trok zware rookwolken uit 7. n si gaar, „we kenne' het van 't jaar toch ilzst la ten... altijd hebben ze 't gehad; ze rékene' er op, dat zeg-ik, ze rékene' er op. En waarom zou-je ze dat lolletje nou ook 's niet gunnen." Oom trok z'n wenkbrauwen de hoogte in. Oom was d e oom. de hoop en de vrees van óp familie; iedere familie heeft Ooms, ze zijn er by massa's, maar dan is er altijd ncj d: Oom, waarop gerekend wordt, die meetelt, die 'n overwégende 6tem heeft in den familieraad. D e Oom trok z'n wenkbrauwen dus op en schudde met z'n harde polsen tegen de hagelwitte man chetten, wat altijd 'n ongunstig teeken was en bjj welk geluid Fa dan ook de schrik om het hart sloeg. Hij haastte zich vóórt te gaftn„En Hou hebjk het ieder jaartal gedaan, iede.1 jaar maar-an; dat begint je ook de keel uittè.. te vervelen. Waarom mot ik nou weer In dat apepakkie, waarom ken een ander dat nou 'es niet doenVat UOom?" „Chèm..." zei Oom. „En U, mijnheer van Prangen?" Van Prangen was maar 'n buur man, die méé beraadslaagde, want de twee fa milies, rijkelijk met kinderen gezegend, vierden het Sinterklaasfeest altijd „in compagnie" zou J. J. A. Goeverneur zaliger zeggeh. Van Pran gen pluisde in z'n afgebeten baardje en begon langzaam en afgemeten zijn oordeel te zeggen Hij deed altijd gewichtig, zwaar-op-de-hand gebruikte graag vreemde woorden (en hii maakte ze inderdaad vreemd) had 's een blauwen Maandag in den Gemeenteraad geze ten, waar zc hem 't orakel noemden, omdat- ie altijd zoo wèl overwogen, gewichtig-doend sprak, alsof elk woord, eiken zin van hem waard was voor eeuwig vastgelegd te worden, tot heil en leering van het dierbaar nage slacht. ,,'t Is dus de kwetstiebegon van Pran gen, „van laboreeren of niet kolleboreeren. zoo als u daar zegt. Ermo't een Sinterklaas komme. Nou is dus de kwetstie weer: waar vandaan late' we die verschijnen. Eén van ons mót 't zijn: dat is de kloet om-zoo-te-zeggen; Karpers heeft daar even betoogd dat-ie zich niet genegen voelt, UEdele beeft U verskuu- seerd door Uw ouderdom van leeftijd. We ken nen wel concluseeren dat rpiin persoon over schiet, maar om de waarheid te zeggen.... ik durf er niet anZe kynne mijn, ik heb om- zoo-te-zeggen een tè geprovoceerd uiterlijk van gezicht, want ik herinder me bijvoorbee'd nog dat toen ik in m'n jonge jaren voor de diletantisten rederijkers als zijnde de gene raal in het stuk „Chèm..." zei Oom en trok z'n wenkbrau wen omhoog. „Daar heb-u gelijk in.... Ik sluit me bij den vorigen spreker aanantwoordde van Prangen verward, die aan één oor wat hard- hoorend was en meende dat Oom iets gezegd had. Pa blies zware rookwolken en bezwoer in zich-zelven dat. al zou-ie onterfd moeten wor den: hij déé het niet meer, ze noemden 'm nóu al „Sinterklaas" in de buurt... hij vertik te 't..." „Zie je, van Prangen, het zal d'r toch van moeten komen. Kom kerel, denk je dat die kindersjou herkennenschei uit, man schei uitje doet maar zóó... Huurrr is Sun terrrklaasss... ha, ha, ha..." en Pa lachte ge- wild-luidruchtig." „Daar valt met m ij n niet verders over te verdiscussieeren, Karpers," merkte van Pran gen ernstig op, als gold het 't nemen van eev gewichtig raadsbesluit, „gezeid is gezeid ee** man een woord een woord een man en daa- wijk ik niet van af. Het gaat in eerste ver stansie ^3k om m'n prestige als man en vader dert Locarno een samengaan der Europeescho staten ook op economisch cn financieel gebied heeft mogelijk gemaakt, waardoor don de Ver- eenigde Staten van Europo heel anders tegen over die van Noord-Amerika zouden komen te staan don zij 't nu doen. Het is voor nie mand hier een geheim, dot de Amerikaanscho gezant, de heer M)^on T. Hcrrick, zioh krach tig inspant voor de hervatting der besprekin gen te Washington, al doet men er dan oolc officieel het zwijgen toe, en van dezen gezant weet men, dat hij niets liever don een z<^r gunstige schikking voor Frankrijk beoogt. De uiteenzetting cn toelichting der financieele plannen von den heer Poinlevé loot ik aon den meest bevoegden over. Ik wil er ollecn nog dit can toevoegen, dut nog een poor buiten die plannen staande voorstellen zeer de aandacht hebben getrokken. Het eerste is afkomstig van den professor in de .„économie politique" J. L. Faurc, die von o'le betalingen, onder welken vorm cn von welke grootte die ook worden gedaan, den z.g. „sou du franc" wordt gehe ven ten bate der schatkist. Die sou du franc is een gebruik volgens hetwelk do dienstbo den, bij het doen van inkoopen voor hunne patroons, van de winkeliers vijf centiemen per franc ols commissie krijgen. Volgens de be rekening van den heer Faurc zou die heffing den staat 25 h 30 milliard jaarlijks opleveren. Zij gaat echter mank'aan deze fout, dat zij ol zondert de voorsteller het brood en het ko ren ervan uit de armen even zwoor ols de rijkeren treft, wat zeggen wil veel zwaarder don de rijken, doordat zij veel minder koop krachtig zijn. Zij is simplistisch cn daarom trekt zij de massa oan. Het tweede voorstel is de groote nationale loterij, waarover ik ol eens sprak. Nu is het één van de leden der financieele commissie uit de Kamer, die er de aandacht voor vraagt. Ve len zijn er gevoelig voor, anderen zijn er af- keerig van om redenen von moraliteit Het is mogelijk dnt zulk een argument van waarde is in de wereld der huichelaarsdo immoruliieit bestaat volgens hen hierin, dat iemand zich verrijkt door middel van het toe- vol en niet door persoonlijke inspanning, door zijn werk zij bestaat ook daarin dot de Staat don illuzies verkoopt. Op het eerste zou men kunnen antwoorden met do vroag of het dan wel moreel is zich met beursspeculaties te ver rijken, en op het tweede met de eenvoudige waarnoming van hetgeen er overal om ons gebeurt waar de Phari2eeërs wot hebben in te brengen. Ligt in het beloven van wat ook dat tijdelijk of eeuwig geluk moet aanbrengen, niet eenige illuzie DOTEN. Mode. Met de kleine hoedjes zal he»t nu werkelijk wel spoedig uit zijn. Te Parijs en te Brussel worden ten minste xeeds enorm groote hoe- tegenovers mijn kinderen, en die ken ik niet om-zoo-te-zeggen voor de haaien werpen." „Chèm zei Oom, „kijk eens aan... jij doet 't niet Karpers(Een verpletterende blik in diens richting) enne u doet 't ó'»lc niet mijnheer van Prangen, en de heeren heb ben zeker wel begrepen dat i k er ook zeer wei nig voor voeldan maar zónder en 'n ge woon gezellig onder-onsje gaat nèt zao goed Ik groet de heeren, ik moet nog even 'n bood schap doen in de stad En d e Oom verdween. Met om z'n lippen iets dat 'n verborgen geheim verraadde'n verstolen lach „Ilc ga óók maar, Karpers," zei van Pran gen, „tot ziens dan maar, hè, en nog wèl be dankt als voor de thee als voor de sigaren. Mijn compelementen aan je vrouw en kindo ren." „Dus je doet 't niet?" „Geen kwetstie van, lieve vriend ,ik sta d'r mee als een paal boven water, als ik tèugp ben dan bèn ik tèuge." „Nou, adio dan...." Piekerend dwaalde Karpers de huiskamer in en liep om de telefoon driemaal vier maal Als koesterde hij verborgen plannen. Hij bladerde in 't telefoonboek, nam toen re zoluut de hoorn van den haak. „Hallo?Zeuvenvijftigja jufrouw.... Tallo met Flink en Co., kent u me morgen vóór negene 'n volledig Sinterklaaspak zen den?.... Zegt uJa, voor KarpersBo- steld?.., Onmogelijk.... zeker 'n vergissing...., goed... ja... ja... ja... vóór negone dus... myn heer." Jïrrring! Ging de telefoon. Nimmer had T belletje zóó vroolijk en opgewekt geklonken in Pa Karpers' ooren.... Sinterklaasavond. In de huiskamer van de familie Karpers troonden de vrouw des huizes en juffrouw van Prangen, omringd door weder zijds kroost van zeer uitéénloopenden leeftijd. „Waar of ze nou toch blijventeem de juffrouw van Prangen en loensde naar de groore pot chocola, die op de kachel stond te pruttelen, „blyf van die vaas af, Jantje. Ik zeg waar of ze nou toch blijvenvan Pran gen zou wat later komen zei-d-iemoest nog 'n karweitje afdoen met 'n man die-ie hèlpt an 'n Gemeentebetrekking." Er gloeide haat in den boezem van juffrouw Karpers „hèlpt an 'n gemeente-betrekking... dè opscheppers.... sinds d'r man in den Raad had gezeten en hadden ze óóit belasting vermindering gekregen waren ze niet meer te harden die menschen.... jawèl: hèlpt an 'n Gemeentebetrekking.... zeker bij 't putjesschep- persgild móst er nog bijkomen; of-ie den burgemeester-zèlf was.... en-ie had nóóit an ders gedaan dan z'n presentiegeld opstryken en onzin verkoopen had Karpers gezegd.... dat mènsch."

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1925 | | pagina 1