F. A. TULP Gebruikte Piano's Fa. R, van den Burg EAU DE COLOGNE EN ZEEPEN Langestraat 23 - A. VAN DE WEG - Tel. 217 Doorloopend voorradig STADSNIEUWS. FEUILLETON. "s'r?ol°i°rl*"9 AMERSFOORTSCH DAGBLAD „de eemlander" Kantoorboekhandel Tel. 326 TWEEDE BLAD. BINNENLAND. Zeer geschikt voor St. Nicolaas-cadeaux Arnh. straat De Tijger van het Mercato. Zaterdag ?8 November 1925 Langes raat 65 Erector doozen DE NEDERLANDSCH-DUITSCHE ONDERHANDELINGEN. Een medcdeeling van het Departement van Buiten- landsche Zaken. Het departement van Buitenlandsche Za ken deelt het volgende mede: Bij de te Berlijn gevoerde onderhandelin gen zijn de Nederlandsche en Duitsche re geeringen tot overeenstemming gekomen over de volgende punten: De Duitsche regeering garandeert aan den Nederlandschen goedereninvoer de be handeling op den voet der meestbegunstig- de natie, welke behandeling tot dusver niet op bevredigende wijze bij verdrag was vast gesteld. Verder is een regeling getroffen voor den invoer van Nederlandsche steen kool in Duitschland. De uitvoer uit Duitsch- land ontvette beenderen wordt vrijgegeven, terwijl omtrent den uitvoer van niet-ontvet- te beenderen eveneens een regeling tot stand is gekomen. Bovendien worden voor de volgende Nederlandsche uitvoer-artike- len de invoerrechten voor 7 jaar verlaagd: aardappelen, witte kool, roode kool, savoye kool, tomaten, bloemkool, spruitkool, kom kommers en augurken, uien, wortelen, kropsla, pelargonia, fuchsia's, cineraria's, reseda's, planten zonder aardkluiten, magnolia's en laurieren met kluit, ilex, aucuba, rhododendrons en azalea's met kluit, taxus en buxus met kluit, blauwspar- ren en chamaecijparis met kluit, hyacin then-, tulpen- en narcissen-bollen, druiven in postpakketten kersen en aardbeien, zeelt, oesters, Edammer- en Goudakaas, kool zaadolie, raapolie, maanzaadolie, neger- zaadolie, sesamolie en zonnepittenolie, ka- toenzaadolie, andere in het Duitsche tarief niet afzonderlijk genoemde vette oliën, ge harde vette oliën, gecondenseerde melk met of zonder suiker, lood en zinkwit. Hierbij valt in aanmerking te nemen, dat sommige van deze artikelen, benevens an dere niet genoemde artikelen krachtens de meestbegunstiging zullen profiteeren van verlagingen door andere landen bedongen. De tariefverlagingen gaan bij wijze van „stundung" in een week na de onderteeke- ning van het verdrag. Ten slot*e heeft de Duitsche regeering schriftelijk de verklaring afgelegd, dat de ten aanzien van de Duitsche spoorwegen bestaande verschillen tusschen de Neder landsche havens en de havens van derde staten op een niet ver afgelegen tijdpunt zullen verdwijnen. De Nederlandsche regeering is bereid gevonden het aan Duitschland verleende crediet van 140 millioen gulden met 7 jaa? fe verlengen en de rente meer bij den ren tévoet op de geldmarkt /aanpassen en met ingang van 1 Januari 1927 te bepalen op 5 JA Een en ander is neergelegd in een twee tal verdragen, met biibchoorende protocol len en verdere documenten, waarvan de on- derteekening heden te Berlijn heeft plaats gehad. HET ONAANNEMELIJK TRACTAAT. Oud-minister Carton dc over het verdrag. Wiart De Brusselsche redacteur der Msb. seint d.d gisteren De gewezen premier, de heer Carton de Wiart, houdt zioh in de Soir bezig met het Nederlandsch-Belgisch verdrag. Veel nieuws zegt hij weliswaar niet en zijn artikel is in sommige opzichten een nieuwe afdruk van het cliché, dat wij hem reeds een half dozijn ma len hebben zien gebruiken. Carton dc Wiart meent, dat het huidig verdrag in zekere geval len niet vreemd is aan den val van het kabinet Colijn. Hij zegt niet in welk verband, maai constateert dan verder, dat in tegenstelling met Nederland, waar dit verdrag reeds heel wat inkt heeft doen vloeien, de Belgische opinie en de Belgische pers er om zoo te zeg gen onverschillig tegenover staan. Hij geefl dan vervolgens dc vroegere Belgische lezing een overzicht van de onderhandelingen, die tot het tractaat van 3 April 1.1. hebben geleid en het is, dunkt ons, niet zonder cenig leedver maak, dof hij constateert, dat het van Belgi sche zijde onderleekend werd door denzelf den minister, den heer Hijmons, die in Mei 1920 plechtig in de Kamer verklaarde, dat de Belgische regeering weigerde de onderhande lingen met Nederland over de herziening der verdragen van 1839 voort te zetten, zoolang de souvereiniteitskwestie over de Wielingen niet zou geregeld zijn. Toch wordt deze kwestie in het nieuwe tractaat, dat bijna uit sluitend ccn woterstaatsverdrog is, niet aan geraakt Ook de Belgische veiligheidskwestie langs het Oosten werd er niet in geregeld. Doch ondanks die leemte, zoo besluit Carton de Wiart, mag het tractaat niet verworpen worden, omdat het de vriendschapsbanden tusschen Nederland en België, welke landen ook in de toekomst zeer op elkaar zijn aan gewezen, kan verstevigen. HET 250-JARIG BESTAAN VAN HET KORPS MARINIERS. Nog een cn ander omtrent de feestelijkheden. De feesten ter viering van het 250-jarig be staan van het korps mariniers, welke van 8 tot II December te Rotterdam worden gehou den, zullen behalve door een vertegenwoordiger an de Koningin, o. m. worden bijgewoond door nee-admiraal C. Fock, commandantder marine te Willemsoord, met zijn adjudant. Ver wacht mag worden, dat van verschillende korp sen en wapens deputaties aanwezig zullen zijn. De ontvangst van deze deputaties zal plaats vinden in de kazerne aan het Oostplein op Don derdag 10 December, van halftien tot kwart over tienen. Om II uur zal dan de parade op het Schut tersveld worden gehouden onder commando van den commandant der afdeehng mariniers te Rotterdam, luitenant-kolonel J. Oele. De daarop volgende militaire wandeling door de stad, ter presenteering van hot jubileerende korps aan de burgerij, zal onder commando staan van den eersten officier, kapitein H. baron van Hemert tot Dingshof. Gedurende de, feestdagen zal de kazerne aan het Oostplein zijn versierd; dc gevel zal van 's avonds 5 tot II uur electrisch geïllumineerd zijn. In den tnorgen van 9'December Z8l het korps kransen leggen op de graven der zeehelden, die in de Groote of St. Laurcnskerk begraven zijn. Aan allen, die op 10 December tot het korps mariniers behooren, zal een herinneringsoor- konde, geteekend dooT den heer T. E. Bret- schneider, te 's Gravenhage, worden uitgei eikt. DR. F. VAN HOEK Een huldiging uit de kringen van land- en tuinbouw. Toen het dezen zomer bekend werd, dat heer dr. F. van Hoek om gezondheidsredenen zijn ambt als directeur-generaal van den landbouw zou neerleggen, gingen er onmid dellijk in de kringen van de land- en tuinbon wers stemmen op. om dit feit niet onopge merkt te doen voorbijgaan, maar op de eene of andere wijze blijk te geven van de groote waardecring voor het werk van den heer van Hoek cn van diens persoon. Door den Algemeenen Nederlandschen Zui- velbond, den Christelijken Boeren- en Tuin- derbond in Nederland, het Koninklijk Neder- landsch Landbouw-comité, den Nederlandschen R.K. Boeren- en Tuindersbond en den Neder landschen Tuinbouwraad werd daarop het ini tiatief genomen tot de vorming van een com missie, waarvan de toenmalige minister van RECLAMES. Van 1—1 rogols 4.05. elke regel meer 1.— 4711 - COTY BOLDOOT In eenvoudige en luxe verpakking. binnenlandsche zaken en landbouw het eere voorzitterschap aanvaardde. Op zeer ruime schaal werd door de onder scheiden organisaties op het gebied van den land- en tuinbouw in. Nederland bijgedragen. Op verzoek van den heer dr F. van Hoek, heeft de aonbieding van het huldeblijk op zoo eenvoudig mogelijke wijze plaats gehad in huiselijken kringdaarmede hebben zich de vortcgenwoord gers van vier der organisaties, welke het initiatief tot vorming eener commis sie namen, belast. Do bijeengebrachte gelden werden aan den heer van Hoek aangeboden met verzoek daaraan zelf een bestemming te willen geven. Dc heer van Hoek verklaarde deze huldebelu'ging hoogelijk op prijs te stellen, en het voornemen te hebben zich in het belang van den land- en tuinbouw te wij- en blijven bezighouden met het bestudeeren van allerlei vraagstukken en dc daarbij nood zakelijke uitgaven te putten uit de bijeenge brachte gelden Aon den heer ert mevr. van Hoek werd voorts een schilderij van den kunstschilder C. v. d. Windt met opdrachj aaiYgebóden. Deze schil derij stelt voor het gézich; 'op écr. boerderij. GEMEENTEZAKEN. De afdcelingsverslagen. Een volgende spr. voelt wel tevredenheid over een toezegging van belastingverlaging, doch deze mag z.i. niet plaats hebben, wanneer sociale maatregelen daaronder moeten lijden. Dit lijkt hem toch 'het geval, waar n.l. B. en W. niet van een volksbadhuis willen weten. Spr. acht zoo'n volksbadhuis meer dan urgent, terwijl verder op het gebied der volkshuisves ting nog zooveel moet gebeuren: zoo is de op ruiming van krotten zoo urgent als maar eenigszins mogelijk is; die toestand schreit ten hemel, zoodat we voorzichtig moeten ^ijn met belastingverlaging. Ten opzichte van het Grondbedrijf ziet ook spr. in, dat dit niet zoo florissant is en dat het noodig is, om dit bedrijf, in verband ook met de geme.ente-financiën, zoo spoedig moge lijk in betere positie te brengen. Spr. wijst daan-oor op Berg-Noord en vraagt of het niet gewenscht is, daar wegen aan te leggen, om in die richting uit te breiden, maar dan niet de grondverkaveling te groot te nemen. Er is behoefte aan kleine stukken grond, die hebben meer aftrek dan de groote terreinen, welke thans worden aangeboden. Voorts verzoekt spr. inlichtingen omtrent, den hock in den weg bjj Oud-Leusden en vraagt waarom daar geen verbetering wordt aangebracht. Ook andere wegen zooals Everth Mcisterweg, v. Campenlaan, Miercveldplein vragen dringend verbetering. Spr. is over deze begrooting niet erg optimistisch gestemd, per spectieven opent ze niet. 't Is een voortzeulen in den ouden gang. Bezuiniging getuigt niet altyd van wys beleid; als we meer bezuini gen op onze straten, dan zal de zuinigheid do wyshcid bedriegen. Tenslotte geeft spr. de meening, dat er nog werk genoeg is te verrichten en brengt hierbij in verband de opmerking dat om geldgebrek menschen, die al jaren bij dc Gemeente wer ken, op de keien worden gezet. Er is hier meer dan voldoende werk. dus is het z.i. niet noodig die menschen weg te zenden. Een ander spreker merkt op, dat de brief niet veel aanleiding tot het voeren van alge- meenc beschouwingen geeft; die brief ge,eft fciteljjk hetzelfde als voiig jaar. We worden met belofte gepaaid tot, belastingverlaging, doch de gronden om er toe te komen'zijn we' heel zwak. De gemiddelde aftrek voor kwade posten wordt gesteld op 66.000, terwijl het spr. uit informatie is gebleken dat die aftrek op 100.000 moet gesteld worden. Ook voeren B. en W. als motief aan: de bevolkingsaan was, terwjjl spr. meende, dat er thans geen toename der bevolking is. Voorts spreken zij over een verbeterde conjunctuur, terwijl vraagt op welke groncjen? Zijn B. en W. be reid nog eens het voorstel tot verlaging van belastingaftrek voor ongehuwden in te die nen? Die vermindering van aftrek geeft toch een meerdere opbrengst aan belasting van 33.000, waardoor een vermindering van den factor mogelijk zal zijn, spr. begrijpt niet, hoe ,B. en W. kunnen zeggen, dat zulks geen ver mindering van belastingdruk zal geven, als toch door deze wijziging de aanslagen in het algemeen minder zullen worden! Wat dc kwestie tusschen B. en W. en Ged. Staten betreft over de boekhoudkundige kwes tie bii het woningbedrijf meent spr. dat do laatsten volkomen gelijk hadden, zoodat spr. tegenover een vorigen spreker betwijfelt of de Gemeente zich meer had kunnen verzetten. Ten opzichte de rkwestie van het Grondbe drijf, gelooft spr., dat B. en W. gelijk hebben en verboekt hij hun al hun overredingskracht op Ged. Staten uit te oefenen, om deze zaak te \vinnen. Overigens oordeelt spr. dat B. en W. te veel hooi op de vork nemen en dat de Raad in veel zaken te weinig zeggenschap heeft, b.v. in de bedrijven Grondbedrijf en Gasfabriek. Het mede-onderteekenen van re keningen der bedrijven moet door een lid der I Commissie geschieden, doch voor zooveel spr. bekend is, geschiedt dit nimmer; hij wijst naar l de z.g. rekening-commissie in Den Haag cn vraagt of in dien geest ook hier iets kan wor den ingesteld. Voorts vraagt spr. of dc Raad spoedig het voorstel tot vaststelling eener nieuwe bouw- veroi'dening kan tegemoet zien en op welke gronden de gevraagde subsidie voor school bioscoop door B. en W. is geweigerd. Verder wijst spr. op de noodzakelijke verbreeding van de brug Utrechtschestraat cn verbreeding Snouckaertlaan. Ook wijst spr. op het bureau Militaire Zaken en de wenschelijkhcid om tot bezuiniging te komen door dit bureau mot een ander bureau samen tc voegen. In dat geval zou den Chef, die volgens spr. pensioengerech tigd is, een toeslag uit de gemeentekas kun nen worden verleend, zoodat hij geen achter uitgang in inkomsten hierdoor ondergaat. Nog vraagt spr. of B. en W. een onderzoek willen doen instellen naar de bezoldigde neven betrekkingen, welke ambtenaren cn werklieden nevens hun gemeente-betrekking verrichten, tqnvjjl hij nog een toelichting zou wcnschen op de mogelijkheid, zooals in het gemeentever slag is aangcteckend, om in 1925 nog een va luta 1 Januari 1924 gcldleening over te bren gen. Aan het slot zijner opmerkingen geko men, brengt spr, een woord van dank aan B. en W. voor de wijze, waarop zij het bestuur der gemeente geleid hebben. Geen verdere algemcene beschouwingen meer gevoerd wordende, stelt de Voorzitte* aan de orde de bespreking over den brief van B. en W. omtrent het'rapport der bezuinigings commissie. Een lid verklaart ziclt volkomen met het antwoord van B. en W. tc kunnen vcrecnigen. Een ander lid wjjst erop, dat z.i. B. en W. der Commissie zoo weinig zijn tegemoet geko men, dat de Commissie onmogelijk haar taak goed heeft kunnen vervullen; deelt daarna mede, dat hij het verwijt, dat de Commissie bezuinigingen registreert, niet begrijpt, omdat dat z.i. geheel tot de taak der Commissie be hoorde, aangezien juist reeds alleen de instel ling cenc aansporing tot bezuiniging gaf; het komt spr. bovendien voor, dat de steller van dit antwoord dezelfde persoon is als die do brochure „De laatste ronde?" geschreven heeft. Spr. dcelj. voorts mede, dat dc Voorzit ter der bezuinigingscommissie reeds in dc le of 2e vergadering dier Commissie een plan heeft overgelegd, waarin verschillende pun ten van bezuiniging zijn opgenomen, welke la ter zgn vastgesteld of door B. en W. zyn uit gevoerd. Wel lagen die punten misschien reeds op papier in een laadjo, maar dc Com missie heeft ze toch voor den dag gehaald; daarom kan zij dankbaar zijn, dat door haar toedoen verschillende bezuinigingen zjjn door gevoerd. De bewering, dat niet met eenige hoofden van dienst t.w. Directeur Gen. Dienst en Gem. Ontvanger is gesproken, noemt spr. onjuist. Persoonlijk heeft spr. met dep Gem. Ontvanger gesproken, toen dio titularis pas hier was. Bovendien acht spr. de opmerking, dat geen objectief onderzoek kon plaats heb ben zonder die personen te hooren, heel dom, want de Commissie had toch een ambtenaar, die de geheele administratie goed kent, als secretaris. Een ander lid, die ook lid der bezuinigings commissie is geweest, verklaart niet op het standpunt van den vorigen spr. te staan. Spr. heeft altjjd bezwaar gemaakt tegen het ka rakter van „studie", dat aan de Commissie was toegekend, dit kon nooit het doel der Commissie zjjn geweest en is een fout in de formule der voorstellers. Het is gebleken dat op die wjjze nooit vruchtdragend work kan worden geleverd, omdat voor een bepaalde stu die t\jd ontbreekt of anders de za akte duuin. Zoo had de Commissie, zooals de vori ge spr. heeft gezegd, verschillende zaken op het oog, maar deze konden door te langen duur, niet door de Commissie tot hun recht worden gebracht. Door de .Commissie als stu die-commissie aan te merken is het terrein veel te ruim genomen, terwijl ook de wijze van samenstelling veel te veel moeilijkheden gaf om op de aangegeven wijze do zaak op te knappen. De Commissie heeft er ten slotte van gemaakt, wat er van te maken was. Spr. kan zich overigens vereenigen met dc be schouwingen van B. en W., wc kunnen echter de les hierbuit leeren, dat niet op deze manier de zaak behandeld moet worden; dit ligt dus aan den opzet der zaak. Wel zijn enkele be zuinigingen aangebracht, zooals b.v. het insti tuut: Directeur van Onderwijs, waarvan de opheffing eerst verworpen, later aangenomen is. Hiervan kan natuurlijk gezegd worden: 't is goed dat zulks in de bezuinigingscommissie is geweest, terwijl 't door het lang uitblijven van het rapport ook juist is van B. en W. om te zeggen: ,,'t is slechts registratie van bezuinigingen. Een roman uit het donkerste Napels door HANS POSSENDORF. „Natuurlijk weer nergens een agent te zien," jammerde de kinderjuffrouw, terwijl ze zoe kend rondzag. „Zullen we er een gaan halen riep verlan gend een boosaardige kleine jongen met blon de krullen en een lichtblauw fluweel pakje aan. „Ja, ja, we zullen helpen zoeken," riepen de andere kinderen en dansten van pleizier over óe opwindende gebeurtenis. Maai gelukkig voor Raffaele wilde de juf- trouw de kinderen niet uit het oog verliezen. Een poosje stond men besluiteloos bij elkaar. De koetsier keek bezorgd naar zijn paarden, die hij een voorbijkomenden man zoolang had laten «ast houden. En nog altijd was er geen agent te zien; reeós wilde de bonne er zelf een gaan zoeken, toen Raffaele het stilzwij gen verbrak. „Hoor eens, juffrouw," begon hij niet on-' beleefd, maar met geen spoor van onderdanig heid in zijn stem, „ik heb een klein zusje, waar ik voo. zorgen moet; het kind heeft geen mensch in de heele wereld dan mij. Als U mij laat gevangen nemen, moet zij verhongeren." „Wat kon die goed liegen 1" hoonde de koet sier, en toen hij de weifelende uitdrukking op het gericht van de bonne bemerkte, voegde hij er bij: „Laat U toch niet door dien kleinen bandiet beetnemen, juffrouw. Als mijnheer het hoorde zou hij ons allebeio ontslaan. U weet, hoe streng hij juist in zulke dingen is. Laat U toch niet vermurwen door het smeeken van dien bengel." Nu keek Raffaele hem boos aan en zei met een woeste uitdrukking op zijn vroegwijs ge zicht: „Ik heb heelemaal niet gesmeekt en U 'i allerminst. Als U me laat opsluiten en mijn zusje daardoor sterft, wees fer dan van over tuigd, dat je 't met je leven zult boeten, als ik gTOot ben en lid van de Camorra." De koetsier barstte in een spottend lachen bii. „Wat Wil je me ook nog dreigen, jij turfheog I dat zal ik je betaald zetten." Hij hief de hand op om hem te slaan, maar óe jubelen- ce stem van den kleine in het flirweejen pakje stoorde hem in zijn voornemen. „Een agent, een agent I" riep het venijn'ge kereltje, dat haast niet tot bedaren kon komen van plfc-!rier. Nu kwfcn een klein meisje uit da rij van kinderen en wierp zich snikkend om den hals der kinderjuffrouw. „Mademoiselle I Carlo I Hebben jullie 't don niet gehoord? Zijn kleine zusje moet verhon geren als ze hem niet meer heeft. Als 't U blieft. Als 't L blieft, laat hem gaan, dan ar men jongen." Over haar gezichtje, dat door roodbruin krulhaar omgeven was, stroomden tranen en haar zachte bruine oogen richtten zich sm^ekend van de bonne naar den koet sier. „Nee, neen, het gaat niet, k'nd. Papa zou heel boos zijn als we dat deden." „Jullie hoeft er toch thuis niets van te zeg gen," vleide de kleine. „We mogen toch niet jokken," wierp Carlo hier tegen in. Hij hoopte op een goede belooning van zijn meester en scheen vast besloten zich die niet te laten ontgaan. „Maar als jo er heelemaal niet over praat, is het toch niet jokken," riep het kind jam merend. De agent had nu het oploopje ontdekt en kwam met snelle passen op de gToep toe. De koetsier hield zijn slachtoffer nog steviger vast en maakte zich gereed om hem aan den agent over te leveren. Toen wierp de kleine zich voor hem op de knieën. Luid snikkend wrong zij de handen, haar heele lichaam beefde van opwinding. „Doe het niet, doe het niet," riep ze buiten zich- zelve. „Zijn kleine zusje moet immers verhon geren als hij weg is. Ik smeek je doet het niet I" Nu werd de koetsier verteederd en wierp de juffrouw een vragenden blik toe. „Straks wordt ze weer ziek van opwinding en öan krijgen we eerst recht de verwijten," zei óeze, blij een reden tc hebben om den armen zondooi zijn vrijheid terug te geven. „Nou, vooruit, maak dat je weg komt I" De koetsier liet Raffaele los cn gaf hem een duw n. den rug. De jongen nam hem met een ver- uchtelijken blik op en zei toen tegen zijn kleine redster, met ontroerde stem en plechtig opge heven hond „Dat zal ik mijn leven long niet vergeten, dat zweer ik." Toen keerde hij zich om en 'hinkte zoo snel zijn gewonde been het toeliet, weg. „En wee je gebeente, als je je nog eens hier laat zien," riep de koetsier hem nog na. Maar Raffaele verwaardigde hem met geen blik. Hij sleepte zich nog een paar honderd meter voort en strekte zich toen uitgeput uit op den lagen muur, die den strondboulevord aan den zeekant afsluit. Weinige minuten later zag hij een equipage in vollen drab wegrijden, den kant van da land huizen op den Posilippo heuvel, op. Op den bok zat weer de koetsier Carlo, on in het open rijtuig kinderjuffrouw met dc haar toever trouwde kinderen. De bedreigingen van dan koetsier schenen zonder uitwerking te zijn gebleven op Raffaele, want den volgenden dag op hetzelfde uur ge beurde het volgende: Het kleine meisje speel de mei een vriendinnetje in het park. Een gooi de haar een bal toe, ze miste en de bal vloog tusschen het struikgewas. De kleine liep hem na en bukte zich naar het speelgoed. Verschrikt deinsde zij terug, want als uit den grond ge rezen stond plotseling Raffaele voor haar. Ze onderdrukt*» echter nog bijtijds een kreet, die haar op de lippen kwam, want Raffaele had .wee vingers van zijn linker hand waarschu wend op zijn mond gelegd, met de rechterhand strekte hij een prachtij/en tros donherroode dru'ven naar zijn kleine redster uit. „Hier, voor jou, ze zijn heel zoet," zei hij op zijn ernstige manier. En met grappige waar digheid en ernst voegde hij er bij: „Je bent een goed kind." Een oogenblik aarzelde het kind nog, toen echter, door de oprechte uitdrukking in de groote zwarte oogen van den jongen aange moedigd, nam ze de vruchten aan. „En zeg me nu nog hoe je heet," vroeg Raffaele. „Ik heet Lucretia," antwoordde ze, terwij) het laatste restje van verlegenheid verdween en een vriendelijk lock je haar gezichtje ver helderde. „Lucretia, Lucretia I Waar ben je?" riep een stem cn het grint knarste onder naderende voetstappen. Verword draaide Lucretia zich om cn liep haar juffrouw tegemoet. Op 't zelfde oogenblik -was ook Raffaele in het kreupelhout verdwenen, om kort daarop uit een andere schuilplaats weer te voorschijn tc gluren. hij zog, dat de bonne heftig tegen de kleine sprak en dat deze slechts met tegenzin ant woordde. Plotseling rukte de juffrouw het kind de mooie druiven uit de hond, gooide ze met een gebaar van afschuw in het zand en wischto zichzelf en het kind zorgvuldig de vingers af. Toen nam ze Lucretia bij de hond en verliet met haar, bijna hard loopend, dit gedeelte van het park. Raffaele had de vuisten gebald cn een woe dende uitdrukking was in zijn donkere oogen gekomen. Toen liep hij vlug vooruit om de mooie vruchten op te rnpen voor zijn zusje, wont de prijs was voor hem een klein vermo gen geweest. Hij bukte zich reeds, maar opeens scheen hij zich te bedenken. Hij richtte zich weer op en schopte ze verochtelijk met den voet weg. Tronen fonkelden in zijn oogen, maar 'hij kneep de lippen samen en ze liepen hem niet over óe wang"' (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1925 | | pagina 5