KINDERRUBRIEK D? rubriek van Oom Karei. Deze keer zal ik zelf weer eens niet heel veel schrijven, want er moet nog al veej plaats open blijven voor verschillende inzendingen van jelui. Toch moet ik je nog even wat vertellen. En wiel in verband met ons feestnummer van 13 Februari. Die datum begint al hoe langer hoe meer te naderen. En ik geloof we dpt het een leuke krant zal worden. Want ik heb heel veel inzendingen van verschillende van jullie gekregen. Zoo veel zelfs dat ik niet weet of ik alles in een krant kan krijgen. Maar we zullen zien. In ieder geval vind ik het org prettig, dot jelui me zoo hebt geholpen, om de krant aardig te maken. Zoools jelui weten, kan ik nu niets meer voor de feestkront ge bruiken, want nu moet ik alles gaan uitzoe ken cn klaar maken. Natuurlijk kunnen jelui me wel briefjes schrijven, die ik dan in dc feestkront zal beantwoorden. Trouwens er komt op 6 Februari eerst nog een gewone krant. Misschien kon ik daarin al weer wat meer vertellen over onze feestkront. Ik geef nit eerst een plaatsje aan iets VAN TANTE RIEK. die mij weer een handwerkjes voor de nichtjes stuurde, nl, KANTJES RONDOM EEN KLEEDJE. De voorkomende^ afkortingen zijn aver. averecht, omsl. omslaan, mind. minde ren. Het begint met 25 steken opzetten. Tste toerrecht. 2e toer 13 recht, mind. 2 X omsl., mind. 2 X omsl., 4 recht, 2 X omsl., 2 recht. 3e tour 3 recht, 1 aver., 2 recht, 1 avcr., 5 recht, 14 aver., 3 steken laten staan. 4e toer 9 recht, mind. T X omsl., mind. 1 X omsl-, 11 recht. 5e toer 2 recht, 2 X omsl., 1 recht, mind., 2 X omsl., mind., 2 recht, 13 over., 3 steken laten staan. 6e toer 8 recht, mind, omsl., mind., omsl. mand., 5 recht, 1 over., 4 Techt, 1 over., 2 recht. 7e toer 14 recht, 12 over., 3 recht. 8e toer 3 recht, 11 aver., mind., omsl., mind., 2 recht, mind., 2 X omsl., dubbel mind., 2 X omsl., mind., 2 recht. (dubbel minderen 1 steek afhalen 2 st. r samenbreien de afgehaalde om de gebreiden heen halen.) 9o toer 5 recht, I over., 2 recht., 1 aver., I 3 recht, 4 aver., II recht, 3 laten staan. TCe toer 11 aver., mind., omsl. 12 recht. 11e toer 3 recht afkanten, 5 recht, 4 aver., I 13 recht, 3 steken laten staan. 12e toer 12 aver., mmd., omsh mind., 4 recht, mind. 15e toer 5 recht, 4 aver., 14 recht. Dan weer bij de 2de toer beginnen. Van 2 f omslag draden steeds 1 recht, 1 averecht breien. Probeer di maar eens. OPLOSSINGEN RAADSELS. Dc oplossingen van de vorige raadsels waren L „Geduld overwint alles" met de woorden geit, deeg, dal, vol, nul, was en uren. II. „Kan-niet" ligt op het kerkhof, „wil- niet" leeft nog" met do woorden Koppelpoort, tafel. Napoleon, Hengelo, Ka- rel, papier, niet, kier, geit, water en heft. De prijs ligt klaar aan het bureau van do krant en kan Maandag worden gehaald. Prijs- winster is dit keer Rozeknop. NIÉUWE RAADSELS. T. Onderstaand zigzag-raadsel, volgens de kruisjes gelezen is een spreekwoord van zeven woorden.. X is gelijk aan „hetzelfde". X is een ander woord voor hap of stuk. - s X is een meisjesnaam. X is een afkorting voor een bijzon dere school. X is een ander woord voor deel. X t is een landbouwwerktuig. X is een weerklank. X °"s een meisjesnaam. X is niet los. X is een ander woord voor vracht t X is een voedsel voor dieren. X is een cngelsche maat. X is een meisjesnaam. is een geliefdkoosde drank. X is een ander woord voor plezier. X is het d&utschc woord voor oud. X is een ander woord voor steel. X - - is een vuurspuwende berg. X is een plaats in Zeeland. X - i is ccn ander woord voor streek i i X is een metaal. e X is een ander woord voor bsch. X is een woonplaats. x is niet dom. is een lichaamsdeel. X j is een beest, dot nog wel op de Veluwe voorkomt. i X is een vogel. X hebben we allen. 4 X is niet vriendelijk. X - is een ander woord voor „coupé". X beschermt ons land aan het Westen n. n ps lit X Itt SS 1 X X X Ti! Ei! X X X X X X X X X X X X X X X X X sa X X X Uw, xi X 14 eerste rij ccn mcdcTïlinVei". v^p ae twecae rij een ujei. Op de derde rij een lekkere winterdraak. Op de vierde rij_ het gevraagde woord. Op de vijfde rij een plaats in Drenthe. Op de zesde rij een afsluiting. Op de evendc rij een medeklinker. Het gevraagde woord, dat kruisgewijze het zelfde is geeft velen des zomers heel veel genoegen. Prins Jantje. Prins Jantje uit het Droompaleis moet altijd deftig wezen dat staat in 't boek, waar hij uit leert op ieder blad te lezen. 2. Prins Jantje is maar heel alleen, kan nooit eens- prettig stoeien, want met de kind'ren van het dorp mag hij zich niet bemoeien. Prins Jantje wandelt in het park op welgebaande wegen: de sneeuw is netjes weggeruimd hij komt er niemand tegen. Prins Jantje hunkert naar den weg, daar ligt de sneeuw bij hoopen; hoe leuk moet 't wezen: heel gewoon eens door de sneeuw te loopen. 5. Prins Jantje kijkt door 't groote hek, versierd met gouden ballen; hij ziet twee kleuters met een slee de gladheid doet hen vallen. 6. Prins Jantje klimt gauw over 't hek is dat niet avontuurlijk? gelukkig maar, dat niemand 't zietl dan mocht het niet, natuurlijk Prins Jantje helpt de kinders op zij zijn heel niet verlegen, ook deden zij zich nergens pijn, daar kunnen ze wel tegen. 8. Prins Jantje lacht, het tweetal ook, dan gaan ze sleetje rijden, Prins Jantje trekt de kleuters voort, die laten zich maar glijden I 0. Prins Jantje uit het Droompaleis heeft schik als nooit te voren; zijn wangen worden frisch en rood, zijn haar zwiert om ziln ooren. HERMANNA; Aardbeien in de Sneeuw. Oudejaars-sprookje door HERMANNA (Vervolg.) Grootmoeder zette haar grooten bril op om Liesje eens goed aan te zien en knikte goedkeurend. „Je bent een verstandig, klein ding ej\ flink ook, dat is zeker Ik zal je zoo precies mogelijk uitleggen, waar het geweest is, maar zie Je, het is el zeventig jaar geledenl Ik was toen tien jaar, net als jij nu bent, en nu ben ik al tachtig! Maar ik weet 't daar om nog wel, hoor! Je moet in het diepst van 't bosch wezen, bij de groote rotsblok ken, waar 's avonds dat mooie purperen vingerhoedskruid tussohen gToeit en de blauwe klokkebloemen overheen wuiven; aan den voet van de rotsen staan groote varens en in de spleten groeien tal van wilde oardbeiplanten, maar nu in den win ter zal je er wel niets anders dan sneeuw zien.' 't Is toch een heele onderneming voor zoo'n klein ding als jij bent, Lies, om daar in 't donkerst van de dagen alleen heen te gaan want alleen moet je wezen de kabouters houden niet van drukte. Zie je er niet tegen op?" „Ik doe 't voor. moeder", sprak Liesje eenvoudig. Grootmoeder knikte weer. Je hebt een lief hartje, dat meer aan anderen denkt dan aan zichzelf; zulke kinderen behoeven nooit ergens bang voor te zijn. Ga dan maar. De broertjes blijven wel zoo lang hier." Grootmoeder gaf Liesje een zoen en bracht haar toen een eindje den weg op, tot daar waar het groote woud 'begon. Hoe klein leek ons Liesje bij die hooge, statige boomen, hoe nietig bij de kolossale rotsblokken, die hier zoo grillig verspreid logen, of reuzen er mee aan 't kaatsen wa ren geweest. Haar hartje klopte luid; zij dacht, dat, als er kabouters in de rotssple ten verscholen zaten, die 't wel zouden kunnen 'hooren. Haar voetjes zonekn diep in de blanke reine sneeuw weg. Overal waar Liesje geloopen had, zag je de af druksels van haar met spijkers beslagen, grof schoeisel. Haar oogjes deden pij nvan 't schitterend wit der sneeuwwereld. Dap per stapte zij echter voort, steeds aan moe der denkend, en dit was maar goed; nu had ze geen tijd voor angstige overleggingen of tobberijen. Recht ging ze op haar doel af. „Tjip, tjip, tjiep, tjiep", klcnk 't plot seling en opkijkend zag Liesje een paar roodborstjes op een dennetakje zitten, die, met hun kopjes op zij, haar vertrouwelijk aankeken. Liesje lachte blij. „Ik ken jullie wel", zei ze; „je woont vlak bij ons, is 't niet? En je komt altijdkruimeltjes bij ons oppikken. Maar och, als wij uit ons huisje gezet worden," vervolgde zij droevig, „dan kan »k ook niets meer voor ie neerstrooien! Arme roodborstjes! Hoe kom ie dan door den winter?" „Tjip, tjip", gaf 't eene vogeltje bemoe digend ten antwoord. „Wees niet bezorgd, Liesje l" wilde dit zeggen. En 't andere spreidde zijn vlerkjes uit met een door dringend: „tjiep, tjiep!" en vloog voor haar uit. Ook 't eerste vloog nu op en had zijrvj kameraadje spoedig ingehaald. Dat wasj aardig! Nu had Liesje gezelschap op haar tocht. De roodborstjes wisten goed den weg in 't groote bosch. Hoe gemakkelijk dat 't kirjl hen nu maar kon volgen. Haar hartje kloj- te rustiger en ze kon nu ook veel sneller voortkomen. Eindelijk zag Liesje de groote rotsen, waar 's zomers zoo welig cp hooge stc i- gels 't purperen vingerhoedskruid tussch :n groeide en de sierlijke, blauwe klokkebl s- men bevallig over heen wuifden. Ja, lit was de plek, die grootmoeder bedoel fe. Aan den voet der rotsen echter zeg ze n\u de sneeuw evenals op de steenmassa's zelf. Sneeuw, niets dan sneeuw. Alle planten waren boven den giond geheel afgestor ven, maar daar In de diepte, beschermd door 't verwarmende sneeuwkleed, was le ven, nieuw leven, dat alleen maar op krachtige, warme zonnestralen wachtte om weer te voorschijn te komen. Nu evenwel zag 't er hier recht trooste loos en verlaten uit. Het schrale winter zonnetje was schuil gegaan achter dikke wolken, die hoe langer hoe meer naar om laag kwamen. Vochtige, kille nevelen stre ken als reusachtige sluiers langs de rotsen en maakten, dat Liesje de dennen nog maar vaag kon onderscheiden. Besluiteloos bleef zij staan. Vat nu? De roodborstjes echter streken op het grootste rotsblok neer en begonnen in den harden steen te pikken. „Tik, 'tik tik, tik," zoo klonk het aan houdend. h.i k :!ne meisje huiverde in haar dun ne kleertjes en stond daar maar en wacht te. Als de trouwe roodborstjes er niet wa ren geweest, zou zij zich wel heel eenzaam het ben gevoeld. Deze hielden echter niet op met in den rotssteen te pikken. „Tik, tik, tik, tik!" zoo klonk het Liesje be moedigend in de ooren. Daar plotseling zag Liesje een klein lichtje hoog op de rotsen, door de nevelen heen schemeren. Het geleek wel een dwaallichtje. Nu zag ze 't hier, dan daar, steeds lager en lager den rotswand aan. De roodborstjes hielden nu op met pik ken. Met groote oogen keek Liesje naar het flikkerende lichtje, dat steeds dichterbij kwam. De nevelsluiers scheurden en ja, waar lijk, daar zag Liesje niet maar 't tipje van een kaboutermuisje, zooals grootmoeder indertijd, doch een kabouter, ten voeten uit, die een lantaarntje in de hand hield, op 't dichtstbijzijnde rotsblok staan, 't Kereltje zag er echter niets vriendelijk uit; zijn gril ze, borstelige wenkbrauwen waren ge fronst. Klaarblijkelijk was de kabouter boos over de stoornis. „Wie waagt het ons op dezen laatsten dag van het jaar te komen storen?" klonk zijn fijn stemmetje gestreng. Liesje durfde niet antwoorden; dikke trinen sprongen haar in de oogen. Arme moeder! zij zou zeker niet geholpen wor den, nu de kabouter zoo gebelgd was over haar vrijpostigheid, 't Arme kind stond roerloos in de sneeuw en liet haar tranen den vrijen loop; 2ij gleden langs haar war. getjes en drupten in de kille, blanke sneeuw aan den voet der rotsen. „Tjip, tjip, tjiep, tjiep", klonk het vrij moedig en daar vlogen de roodborstjes na derbij, om op hun manier 't geval uit le leggen. De grijze kabouter schudde nu eens met het hoofd, en knikte den weer, waarbij zijn lange baard de steenen, waarop hij stond, haast aanraakte, 't Kereltje hief zijn lan tarentje wat op om Liesje te bekijken en knikte toen weer. „Lang, lang gelede heb ik precies zoo'n meisje hier op deze zelfde plek aangetrof fen. maar zij was niet zoo vermetel om ons te storen," sprak 't fijne stemmetje wel ernstig, maar toch niet onvriendelijk meer. Nu kreeg Liesje moed. „Dat was groot moeder, meneer Kabouter; 't is zeventig iaar geleden en toen heeft grootmoeder zulke prachtige aardbeien gevonden en en (Wordt vervolgd). Oneerlijkheid gestraft. Twee kooplieden, die samen reisden, legden hun pakken in dezelfde schuur. Eén hunner wilde, zich het goed van den ander toeëigenen en bedekte dit pak dus met een sluk linnen om het in donker te kunnen vinden. Nu zocht de oneerlijke man een helper op en beloofde hem de helft der goederen. Samen slopen zij in den nacht de schuur binnen en vonden werkelijk het pak, dat met linnen bedekt was. Zij sleepten het naar buiten en verdeelden den inhoud od een veilige plaats. Doch, wat was er gebeurd? De andere koopman was, vóórdat de duisternis inviel, nog even naar zijn pak gaan kijken. Hij vond het heel vriendelijk van zijn makker om juist z ij n pak door linnen tegen stof en vuil te beveiligen en daar hij niet in edelmoedig heid voor hem wilde onderdoen, nam hij het linnen van zijn pak of en legde het op dot van zijn kameraad. De dief had dus zijn eigen pak gestok: en ik behoef jullie zeker niet te zeggen, hoe verschrikt hij was, toen hij den volgenden morgen tot de ontdekking kwam, dat hij de helft van zijn goed had weggegeven. MOE HIJ WENSCHTE TE STERVEN. Een man had in een oogenblik van woede zijn knecht gedood cn moest sterven. Maat vroeger had hjj den koning vele diensten kun nen bewijzen cn hij hoopte op gratie von den koning. Hij vroeg den rechter, of hij voor den koning mocht gaan, cn er om vragen. „Wel" sprak do rechter, ,,ccn rechter moet niet al tc streng zijn. Als Zijne Majesteit ge negen is u gratie te Vcrleoncn, zul je natuur lijk niet behoeven Ve sterven. Ik voel, dat ik u nog ccn kans moet geven'.' Twee soldaten moesten den man voor den koning brengen. Toen deze het verhaal hoor de, zei hij „Ik weet, dat je berouw hebt over de daad, cn ik zou jo gTaag gratie sclvenkcn, maar toch moet ik dat niet doen. Als je me nooit diensten bewezen had, zou ik het kun nen doen. Mo ar dc menschcn moeten niet kunnen denken, dat ik dit gedaan heb, om dat je mijn vriend bent. Een koning moet rechtvaardig zijn, en dus zul jo moeten ster ven. Maar één. ding wil ik je toestaan je mag kiezen, hoe je graag zou «willen sterven „Heel goed, dan dank ik U zeer, want ik zou graag willen sterven von ouderdom." Do man mocht dadelijk naar huis gaan, want een koning mag zijn woord niet breken (Ing'cz. door Gvn\J\ast). ARM JANTJE. Janneman heeft pijn in 't buikje; Dat is Jantjes eigen schuld Jon heeft van ons bessenstruikjo. Alle besjes opgesmuld. Jantjes maag is zoo van streek Stumj>erd och wat zie jo bleek 1 Janneman ligt in zijn bedje Jantje schreit zoo nu en dan. 't Is warempel ook geen pretjo Buikpijn 'k weet cr alles van Helpen papermuntjes rdet Arme Jantje wat verdriet I Janneman moet telkens gapen 't Ventje bibbert van de kou. Jantje wou zoo graag gaan slapen Als die pijn moor zakken wou I Al maar snikt arm Jantje v/ecr ,,'k Eet vooreerst geen besjes meer I" CORRESPONDENTIE. Vlinder. Jo, nu was jij eens de gelukkige. Doe je best maar. Je hebt er nog een week den tijd voor. Gcnc*"aol Tompoes. Goed. Ik geloof dat je heel lang bent weg geweest hè Maar nu weer met goeden moed begonnen En nu geregeld meedoen hoor. Dan zal het lot jou ook wel eens een prijs geven. Zwartkop. Ik heb hot gekregen. Een prach tig cadeau is dat. Daar zal hij wel blij moo zij'n. Ja, dat ijs was heerlijk, maar nu is het er mee gedaan. Driehoek. Dat vind ik ook. Je moet moar c n, het ijs is er niet altijd. Ja, dat hebben' er "ker. Dat kon ik heel goed merken aan het aantal brieven. Wat wns dat kunstrijden prachtig hè Zoo kan niet iedereen het. Vuurtoren. Zoo, kon je ze gebruiken. Dat kan wel. De zetter heeft zich zeker ver gist. Ja, zoo'n album is altijd erg leerzaam en je kunt er altijd weer opnieuw in gaan zitten kijken. Het verveelt nooit. Wielrenner. Heel goed hoor, dat raadsel, ik zal het natuurlijk een plaatsje gc-.en. Wan neer, dat weet ik nog niet. Ieder krijgt zijn beurt. Nimf. Goed, je kunt er best een maken, denk ik. Ja, dc eene keer valt hij weer eens beter uit, dan de andere keer. Dat is met ol ies zoo het geval. Maar daar is niets aan te doen. Zoo, zijn jelui «er zoo verlangend naar? Notuurlijk vind ik dot erg prettig. Kapel. Natuurlijk mag dut. Stuur hem maar in hoor! Hoe meer hoo liever, want aait moppen en stukjes voor 't lachhockjo heb ik juist erg gebrek. Watergeus. Jc zond me alleen de oplos singen zonder meer. Dus don kon ik jo ook niet veel antwoorden. Schrijf dc volgondo koer moor eens wot meer. Rozeknop. Ja, makkelijk was het niet, maar als het wat moeilijker is, is het des to prettiger als je het goed hebt opgelost. Neen, veel wordt het niet gezegd» maar het bestoat toch wel. Ik had het al eens een enkele keer meer gehoord. Krulickop. Welkom In ons midden. Stuur mq/ir trouw iedere week do raadsels in. En zelf raadsels maken mag je ook. Als zo ge schikt zijn, cn dat zijn ze van allo neefjes cn nichtjes bijna altijd, komen zc in onze krant. Stormvogel Ik kreeg een briefje, met twee versjes cn een raadsel. Ik geloof, aan het papier te zien, dot het van jou was. Er stond geen nanm onder. Dus road ik er moor naar. Het raadsel zal ik bewaren voor de jubilcum- kront cn de versjes komen ook nnn dc beurt- Ze zijn heel anrdig. Mimozo. Dat was niet erg anrdig van je broertje. Ik zou den brief in 't vervolg dan daar liever zelf brengen. Dan bon je cr zeker van, dot hij goed terecht komt. Wot een prot was dat op school I En ccn heerlijke tractatie ook. Ja, de ijspret is nu weer voorbji. Sprinkhaan. Jo, 't is nu weer ineens heel anders buiten» Men zegt, dat wc een vroeg voorjaar krijgen, 't Kon best. Een onbekende geefster of gever. Hartelijk dank voor de pootjes cn boven. Ik houd mij er altijd voor aanbevolen, want er is heel veel vroeg naar. Tijs. Ik heb daar al heel veel van ver teld. Dut stoot allemaal in de aatstc kinder kranten. Lees die nog moor eens aandachtig na. Dnn weet je ineens alles Gymnast. Ja, ik hoop het ook. Dot fe geen prettig werkje, een kies laten trokken. Dot kan ik notuurlijk niet voqrnit weten, welke postzegels je al hebt. Een volgenden keer be ter dus. Bobbie. Misschien wordt dat opstel wel geplaatst. Ik heb ol heel veel voor de feest kront gekregen. En daaiuit moet ik uitkiezen wat het beste is. Elèvc. Het raadsel is heel leuk bedacht, 't Komt vast aan do beurt. Maar or zijn nog enkelen voor je. En die komen notuurlijk eerst. Let dus moar goed opover één of twee we ken zol jo het wel in dc krant zien. Draver. Neen, dat was een zetfout. Het moest Hengelo worden. Maar daar kan jij niets aan doen. Dat was ccn vroege wekker hè. Maar hij moet het niet al te vroeg doen. Bruno. Zoo erg is dat niet hoor. Ik heb trouwens nl heel veel voor dio kront. Vreemd is dat, want d!e anderen vonden ze juist niet zoo lastig. Blauwe Distel. Ja, 't was een leuk versje. Je mop is heel aardig, maar we hebben zoo'n dergelijke ol eens gehad. Dus hij is niet erg nieuw. Quonab. Ik znl zien of ik juist die heb. Dat heb ik gemerkt. Zoo'n zetfout is altijd erg vervelend. Ik dacht dat hij ziek was. Dus het is heelemool niet ernstig. Des te beter voor hem. Ton Ncveu. Ja, jo was ook erg laat. Denk erom dat je anders niet meer beantwoord kon worden. Nu ging het nog net. Maar het had geen half uirr later moeten zyn I Speurder. Wat heb je dezen koer weinig geschreven. Alleen maar de raadsels. Hoo komt dnt zoo Bruintje. Jo, dot heb ik ook gezien. Moar nu is het al veel minder. Heb jo dat ook *>p- gemorkt? Zoo gaat het iedereen. Den ccncn keer eens wat minder, de volgende mooi weer meer. Kampioen. Ik kreeg een briefje van "Je met de oplossingen van heel oude raadsels. Hoe kan dot Ik bcgTijp cr niets von. En te gelijk met dien ouden brief vond ik ccn nieuwe met dc goedo raadsels. Had jc die eerste ver geten Ik vermoed van wel. Kabouter. Ja, ik vond het erg leuk. Woes er maar zuinig mee. Voor mij hoef jo d«t mooie popier heusch niet altijd te gebniïkon hoor I Mol. Jouw briefje kreeg ik Woensdag middag pos. Voor dezen keer zal ik je nog be antwoorden, maar 't is eigenlijk te loot hoor. Om 9 uur moet ik do brieven 's Woensdags hebben. Zoo, dus je hebt de plaatjes kunnen gebruiken. Het is niet noodzakelijk, maar als je iets hebt om te ruilen, don heel graag. Daar kan ik dan andere neefjes «n nichtjes weer een plezier m?e doen, net zooals jij die aqua- riumplaatjes cn bonnen ook weer van anderen kreeg. LACHHOEKJE. „Er hoort een tafel bij", Jon en Piet waren twee broertjes. Op een middag zaten zc samen aan do tafel. „Jan", zei Piet, „ik kan een mooi kunstje, dot ik je zol loeren." „Ik zol mijn hand op de tafel neer leggen en dan mag jij net zoo hard als wilt, er op slaan." Jan begon te slaan cn bij do derde klap trok Piet ineens zijn hand weg, waardoor Jon met volle krocht op de houten tafel sloeg en het uitschreeuwde van pijn. Op ccn onderen dag kwam Jan zijn buur jongen, Gcrrit tegen cn zei tegen hem, „ik znl mijn hand op mijn gezicht leggen en dan roag jij °P nujn hand slaan." Gerrit deed het, maar juist toen hij bijnaxbij zijn gezicht kwam, trok Jan zijn hand weg en Gerrit gaf hem een flinke klap op zijn wang. „Dat is jouw schuld' niet" zei Jen, ,niaar de mijne. Maar ik wist het kunstje niet goed meer, maar nu weet ik het, cr hoort een tafel bij I" (Tngez. door Driehoek). RITILHANDELHOEKJE. lie heb nog enkele plaatjes van Verkade's albums Blonde Duinen, Langs de Zuiderzee, Herfst en de Vocht. Verder n9g cenige aqua rium-bonnen vnn Verknclc en Pleines-plaotjes voor dc albums I, II, IV, V, VI, VII, IX, X en XI. Voorts nog enkele postzegels en diverse sluitzegcls. Zijn er nog liefhebbers voor Er iggen liggen nu pakjes klaar voor Quo* nab cn Vuurtoren.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1926 | | pagina 11