KINDERRUBRIEK
D? rubriek van Oom Karei.
Deze keer zal ik zelf weer eens niet heel
veel schrijven, want er moet nog al veej plaats
open blijven voor verschillende inzendingen van
jelui. Toch moet ik je nog even wat vertellen.
En wiel in verband met ons feestnummer van
13 Februari. Die datum begint al hoe langer
hoe meer te naderen. En ik geloof we dpt het
een leuke krant zal worden. Want ik heb heel
veel inzendingen van verschillende van jullie
gekregen. Zoo veel zelfs dat ik niet weet of
ik alles in een krant kan krijgen. Maar we
zullen zien. In ieder geval vind ik het org
prettig, dot jelui me zoo hebt geholpen, om
de krant aardig te maken. Zoools jelui weten,
kan ik nu niets meer voor de feestkront ge
bruiken, want nu moet ik alles gaan uitzoe
ken cn klaar maken. Natuurlijk kunnen jelui
me wel briefjes schrijven, die ik dan in dc
feestkront zal beantwoorden. Trouwens er komt
op 6 Februari eerst nog een gewone krant.
Misschien kon ik daarin al weer wat meer
vertellen over onze feestkront. Ik geef nit
eerst een plaatsje aan iets
VAN TANTE RIEK.
die mij weer een handwerkjes voor de nichtjes
stuurde, nl,
KANTJES RONDOM EEN KLEEDJE.
De voorkomende^ afkortingen zijn aver.
averecht, omsl. omslaan, mind. minde
ren.
Het begint met 25 steken opzetten.
Tste toerrecht.
2e toer 13 recht, mind. 2 X omsl., mind.
2 X omsl., 4 recht, 2 X omsl., 2 recht.
3e tour 3 recht, 1 aver., 2 recht, 1 avcr.,
5 recht, 14 aver., 3 steken laten staan.
4e toer 9 recht, mind. T X omsl., mind.
1 X omsl-, 11 recht.
5e toer 2 recht, 2 X omsl., 1 recht, mind.,
2 X omsl., mind., 2 recht, 13 over., 3 steken
laten staan.
6e toer 8 recht, mind, omsl., mind., omsl.
mand., 5 recht, 1 over., 4 Techt, 1 over., 2
recht.
7e toer 14 recht, 12 over., 3 recht.
8e toer 3 recht, 11 aver., mind., omsl.,
mind., 2 recht, mind., 2 X omsl., dubbel
mind., 2 X omsl., mind., 2 recht.
(dubbel minderen 1 steek afhalen 2 st.
r samenbreien de afgehaalde om de gebreiden
heen halen.)
9o toer 5 recht, I over., 2 recht., 1 aver.,
I 3 recht, 4 aver., II recht, 3 laten staan.
TCe toer 11 aver., mind., omsl. 12 recht.
11e toer 3 recht afkanten, 5 recht, 4 aver.,
I 13 recht, 3 steken laten staan.
12e toer 12 aver., mmd., omsh mind., 4
recht, mind.
15e toer 5 recht, 4 aver., 14 recht.
Dan weer bij de 2de toer beginnen. Van 2
f omslag draden steeds 1 recht, 1 averecht
breien.
Probeer di maar eens.
OPLOSSINGEN RAADSELS.
Dc oplossingen van de vorige raadsels
waren
L „Geduld overwint alles" met de woorden
geit, deeg, dal, vol, nul, was en uren.
II. „Kan-niet" ligt op het kerkhof, „wil-
niet" leeft nog" met do woorden
Koppelpoort, tafel. Napoleon, Hengelo, Ka-
rel, papier, niet, kier, geit, water en heft.
De prijs ligt klaar aan het bureau van do
krant en kan Maandag worden gehaald. Prijs-
winster is dit keer Rozeknop.
NIÉUWE RAADSELS.
T. Onderstaand zigzag-raadsel, volgens de
kruisjes gelezen is een spreekwoord van zeven
woorden..
X is gelijk aan „hetzelfde".
X is een ander woord voor hap of
stuk.
- s X is een meisjesnaam.
X is een afkorting voor een bijzon
dere school.
X is een ander woord voor deel.
X t is een landbouwwerktuig.
X is een weerklank.
X °"s een meisjesnaam.
X is niet los.
X is een ander woord voor vracht
t X is een voedsel voor dieren.
X is een cngelsche maat.
X is een meisjesnaam.
is een geliefdkoosde drank.
X is een ander woord voor plezier.
X is het d&utschc woord voor oud.
X is een ander woord voor steel.
X - - is een vuurspuwende berg.
X is een plaats in Zeeland.
X - i is ccn ander woord voor streek i
i X is een metaal.
e X is een ander woord voor bsch.
X is een woonplaats.
x is niet dom.
is een lichaamsdeel.
X j is een beest, dot nog wel op de
Veluwe voorkomt.
i X is een vogel.
X hebben we allen.
4 X is niet vriendelijk.
X - is een ander woord voor „coupé".
X beschermt ons land aan het Westen
n.
n
ps
lit
X
Itt
SS
1
X
X
X
Ti!
Ei!
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
sa
X
X
X
Uw,
xi
X
14
eerste
rij
ccn
mcdcTïlinVei".
v^p ae twecae rij een ujei.
Op de derde rij een lekkere winterdraak.
Op de vierde rij_ het gevraagde woord.
Op de vijfde rij een plaats in Drenthe.
Op de zesde rij een afsluiting.
Op de evendc rij een medeklinker.
Het gevraagde woord, dat kruisgewijze het
zelfde is geeft velen des zomers heel veel
genoegen.
Prins Jantje.
Prins Jantje uit het Droompaleis
moet altijd deftig wezen
dat staat in 't boek, waar hij uit leert
op ieder blad te lezen.
2.
Prins Jantje is maar heel alleen,
kan nooit eens- prettig stoeien,
want met de kind'ren van het dorp
mag hij zich niet bemoeien.
Prins Jantje wandelt in het park
op welgebaande wegen:
de sneeuw is netjes weggeruimd
hij komt er niemand tegen.
Prins Jantje hunkert naar den weg,
daar ligt de sneeuw bij hoopen;
hoe leuk moet 't wezen: heel gewoon
eens door de sneeuw te loopen.
5.
Prins Jantje kijkt door 't groote hek,
versierd met gouden ballen;
hij ziet twee kleuters met een slee
de gladheid doet hen vallen.
6.
Prins Jantje klimt gauw over 't hek
is dat niet avontuurlijk?
gelukkig maar, dat niemand 't zietl
dan mocht het niet, natuurlijk
Prins Jantje helpt de kinders op
zij zijn heel niet verlegen,
ook deden zij zich nergens pijn,
daar kunnen ze wel tegen.
8.
Prins Jantje lacht, het tweetal ook,
dan gaan ze sleetje rijden,
Prins Jantje trekt de kleuters voort,
die laten zich maar glijden I
0.
Prins Jantje uit het Droompaleis
heeft schik als nooit te voren;
zijn wangen worden frisch en rood,
zijn haar zwiert om ziln ooren.
HERMANNA;
Aardbeien in de Sneeuw.
Oudejaars-sprookje door HERMANNA
(Vervolg.)
Grootmoeder zette haar grooten bril op
om Liesje eens goed aan te zien en knikte
goedkeurend.
„Je bent een verstandig, klein ding ej\
flink ook, dat is zeker Ik zal je zoo precies
mogelijk uitleggen, waar het geweest is,
maar zie Je, het is el zeventig jaar geledenl
Ik was toen tien jaar, net als jij nu bent, en
nu ben ik al tachtig! Maar ik weet 't daar
om nog wel, hoor! Je moet in het diepst
van 't bosch wezen, bij de groote rotsblok
ken, waar 's avonds dat mooie purperen
vingerhoedskruid tussohen gToeit en de
blauwe klokkebloemen overheen wuiven;
aan den voet van de rotsen staan groote
varens en in de spleten groeien tal van
wilde oardbeiplanten, maar nu in den win
ter zal je er wel niets anders dan sneeuw
zien.' 't Is toch een heele onderneming voor
zoo'n klein ding als jij bent, Lies, om daar
in 't donkerst van de dagen alleen heen te
gaan want alleen moet je wezen
de kabouters houden niet van drukte. Zie je
er niet tegen op?"
„Ik doe 't voor. moeder", sprak Liesje
eenvoudig.
Grootmoeder knikte weer. Je hebt een
lief hartje, dat meer aan anderen denkt
dan aan zichzelf; zulke kinderen behoeven
nooit ergens bang voor te zijn. Ga dan
maar. De broertjes blijven wel zoo lang
hier."
Grootmoeder gaf Liesje een zoen en
bracht haar toen een eindje den weg op, tot
daar waar het groote woud 'begon.
Hoe klein leek ons Liesje bij die hooge,
statige boomen, hoe nietig bij de kolossale
rotsblokken, die hier zoo grillig verspreid
logen, of reuzen er mee aan 't kaatsen wa
ren geweest. Haar hartje klopte luid; zij
dacht, dat, als er kabouters in de rotssple
ten verscholen zaten, die 't wel zouden
kunnen 'hooren. Haar voetjes zonekn diep
in de blanke reine sneeuw weg. Overal
waar Liesje geloopen had, zag je de af
druksels van haar met spijkers beslagen,
grof schoeisel. Haar oogjes deden pij nvan
't schitterend wit der sneeuwwereld. Dap
per stapte zij echter voort, steeds aan moe
der denkend, en dit was maar goed; nu had
ze geen tijd voor angstige overleggingen of
tobberijen. Recht ging ze op haar doel af.
„Tjip, tjip, tjiep, tjiep", klcnk 't plot
seling en opkijkend zag Liesje een paar
roodborstjes op een dennetakje zitten, die,
met hun kopjes op zij, haar vertrouwelijk
aankeken.
Liesje lachte blij. „Ik ken jullie wel", zei
ze; „je woont vlak bij ons, is 't niet? En je
komt altijdkruimeltjes bij ons oppikken.
Maar och, als wij uit ons huisje gezet
worden," vervolgde zij droevig, „dan kan
»k ook niets meer voor ie neerstrooien!
Arme roodborstjes! Hoe kom ie dan door
den winter?"
„Tjip, tjip", gaf 't eene vogeltje bemoe
digend ten antwoord. „Wees niet bezorgd,
Liesje l" wilde dit zeggen. En 't andere
spreidde zijn vlerkjes uit met een door
dringend: „tjiep, tjiep!" en vloog voor haar
uit. Ook 't eerste vloog nu op en had zijrvj
kameraadje spoedig ingehaald. Dat wasj
aardig! Nu had Liesje gezelschap op haar
tocht.
De roodborstjes wisten goed den weg in
't groote bosch. Hoe gemakkelijk dat 't kirjl
hen nu maar kon volgen. Haar hartje kloj-
te rustiger en ze kon nu ook veel sneller
voortkomen.
Eindelijk zag Liesje de groote rotsen,
waar 's zomers zoo welig cp hooge stc i-
gels 't purperen vingerhoedskruid tussch :n
groeide en de sierlijke, blauwe klokkebl s-
men bevallig over heen wuifden. Ja, lit
was de plek, die grootmoeder bedoel fe.
Aan den voet der rotsen echter zeg ze n\u
de sneeuw evenals op de steenmassa's zelf.
Sneeuw, niets dan sneeuw. Alle planten
waren boven den giond geheel afgestor
ven, maar daar In de diepte, beschermd
door 't verwarmende sneeuwkleed, was le
ven, nieuw leven, dat alleen maar op
krachtige, warme zonnestralen wachtte
om weer te voorschijn te komen.
Nu evenwel zag 't er hier recht trooste
loos en verlaten uit. Het schrale winter
zonnetje was schuil gegaan achter dikke
wolken, die hoe langer hoe meer naar om
laag kwamen. Vochtige, kille nevelen stre
ken als reusachtige sluiers langs de rotsen
en maakten, dat Liesje de dennen nog maar
vaag kon onderscheiden.
Besluiteloos bleef zij staan. Vat nu?
De roodborstjes echter streken op het
grootste rotsblok neer en begonnen in
den harden steen te pikken.
„Tik, 'tik tik, tik," zoo klonk het aan
houdend.
h.i k :!ne meisje huiverde in haar dun
ne kleertjes en stond daar maar en wacht
te. Als de trouwe roodborstjes er niet wa
ren geweest, zou zij zich wel heel eenzaam
het ben gevoeld. Deze hielden echter niet
op met in den rotssteen te pikken. „Tik,
tik, tik, tik!" zoo klonk het Liesje be
moedigend in de ooren.
Daar plotseling zag Liesje een klein
lichtje hoog op de rotsen, door de nevelen
heen schemeren. Het geleek wel een
dwaallichtje. Nu zag ze 't hier, dan daar,
steeds lager en lager den rotswand aan.
De roodborstjes hielden nu op met pik
ken.
Met groote oogen keek Liesje naar het
flikkerende lichtje, dat steeds dichterbij
kwam.
De nevelsluiers scheurden en ja, waar
lijk, daar zag Liesje niet maar 't tipje van
een kaboutermuisje, zooals grootmoeder
indertijd, doch een kabouter, ten voeten
uit, die een lantaarntje in de hand hield, op
't dichtstbijzijnde rotsblok staan, 't Kereltje
zag er echter niets vriendelijk uit; zijn gril
ze, borstelige wenkbrauwen waren ge
fronst. Klaarblijkelijk was de kabouter boos
over de stoornis.
„Wie waagt het ons op dezen laatsten
dag van het jaar te komen storen?" klonk
zijn fijn stemmetje gestreng.
Liesje durfde niet antwoorden; dikke
trinen sprongen haar in de oogen. Arme
moeder! zij zou zeker niet geholpen wor
den, nu de kabouter zoo gebelgd was over
haar vrijpostigheid, 't Arme kind stond
roerloos in de sneeuw en liet haar tranen
den vrijen loop; 2ij gleden langs haar war.
getjes en drupten in de kille, blanke
sneeuw aan den voet der rotsen.
„Tjip, tjip, tjiep, tjiep", klonk het vrij
moedig en daar vlogen de roodborstjes na
derbij, om op hun manier 't geval uit le
leggen.
De grijze kabouter schudde nu eens met
het hoofd, en knikte den weer, waarbij zijn
lange baard de steenen, waarop hij stond,
haast aanraakte, 't Kereltje hief zijn lan
tarentje wat op om Liesje te bekijken en
knikte toen weer.
„Lang, lang gelede heb ik precies zoo'n
meisje hier op deze zelfde plek aangetrof
fen. maar zij was niet zoo vermetel om ons
te storen," sprak 't fijne stemmetje wel
ernstig, maar toch niet onvriendelijk meer.
Nu kreeg Liesje moed. „Dat was groot
moeder, meneer Kabouter; 't is zeventig
iaar geleden en toen heeft grootmoeder
zulke prachtige aardbeien gevonden en
en
(Wordt vervolgd).
Oneerlijkheid gestraft.
Twee kooplieden, die samen reisden,
legden hun pakken in dezelfde schuur. Eén
hunner wilde, zich het goed van den ander
toeëigenen en bedekte dit pak dus met een
sluk linnen om het in donker te kunnen
vinden.
Nu zocht de oneerlijke man een helper
op en beloofde hem de helft der goederen.
Samen slopen zij in den nacht de schuur
binnen en vonden werkelijk het pak, dat
met linnen bedekt was. Zij sleepten het
naar buiten en verdeelden den inhoud od
een veilige plaats.
Doch, wat was er gebeurd? De andere
koopman was, vóórdat de duisternis inviel,
nog even naar zijn pak gaan kijken. Hij vond
het heel vriendelijk van zijn makker om juist
z ij n pak door linnen tegen stof en vuil te
beveiligen en daar hij niet in edelmoedig
heid voor hem wilde onderdoen, nam hij
het linnen van zijn pak of en legde het op
dot van zijn kameraad.
De dief had dus zijn eigen pak gestok:
en ik behoef jullie zeker niet te zeggen, hoe
verschrikt hij was, toen hij den volgenden
morgen tot de ontdekking kwam, dat hij de
helft van zijn goed had weggegeven.
MOE HIJ WENSCHTE TE STERVEN.
Een man had in een oogenblik van woede
zijn knecht gedood cn moest sterven. Maat
vroeger had hjj den koning vele diensten kun
nen bewijzen cn hij hoopte op gratie von den
koning. Hij vroeg den rechter, of hij voor
den koning mocht gaan, cn er om vragen.
„Wel" sprak do rechter, ,,ccn rechter moet
niet al tc streng zijn. Als Zijne Majesteit ge
negen is u gratie te Vcrleoncn, zul je natuur
lijk niet behoeven Ve sterven. Ik voel, dat ik
u nog ccn kans moet geven'.'
Twee soldaten moesten den man voor den
koning brengen. Toen deze het verhaal hoor
de, zei hij „Ik weet, dat je berouw hebt over
de daad, cn ik zou jo gTaag gratie sclvenkcn,
maar toch moet ik dat niet doen. Als je me
nooit diensten bewezen had, zou ik het kun
nen doen. Mo ar dc menschcn moeten niet
kunnen denken, dat ik dit gedaan heb, om
dat je mijn vriend bent. Een koning moet
rechtvaardig zijn, en dus zul jo moeten ster
ven. Maar één. ding wil ik je toestaan je mag
kiezen, hoe je graag zou «willen sterven
„Heel goed, dan dank ik U zeer, want ik
zou graag willen sterven von ouderdom."
Do man mocht dadelijk naar huis gaan,
want een koning mag zijn woord niet breken
(Ing'cz. door Gvn\J\ast).
ARM JANTJE.
Janneman heeft pijn in 't buikje;
Dat is Jantjes eigen schuld
Jon heeft van ons bessenstruikjo.
Alle besjes opgesmuld.
Jantjes maag is zoo van streek
Stumj>erd och wat zie jo bleek 1
Janneman ligt in zijn bedje
Jantje schreit zoo nu en dan.
't Is warempel ook geen pretjo
Buikpijn 'k weet cr alles van
Helpen papermuntjes rdet
Arme Jantje wat verdriet I
Janneman moet telkens gapen
't Ventje bibbert van de kou.
Jantje wou zoo graag gaan slapen
Als die pijn moor zakken wou I
Al maar snikt arm Jantje v/ecr
,,'k Eet vooreerst geen besjes meer I"
CORRESPONDENTIE.
Vlinder. Jo, nu was jij eens de gelukkige.
Doe je best maar. Je hebt er nog een week
den tijd voor.
Gcnc*"aol Tompoes. Goed. Ik geloof dat je
heel lang bent weg geweest hè Maar nu weer
met goeden moed begonnen En nu geregeld
meedoen hoor. Dan zal het lot jou ook wel
eens een prijs geven.
Zwartkop. Ik heb hot gekregen. Een prach
tig cadeau is dat. Daar zal hij wel blij moo
zij'n. Ja, dat ijs was heerlijk, maar nu is het
er mee gedaan.
Driehoek. Dat vind ik ook. Je moet moar
c n, het ijs is er niet altijd. Ja, dat hebben'
er "ker. Dat kon ik heel goed merken aan
het aantal brieven. Wat wns dat kunstrijden
prachtig hè Zoo kan niet iedereen het.
Vuurtoren. Zoo, kon je ze gebruiken.
Dat kan wel. De zetter heeft zich zeker ver
gist. Ja, zoo'n album is altijd erg leerzaam en
je kunt er altijd weer opnieuw in gaan zitten
kijken. Het verveelt nooit.
Wielrenner. Heel goed hoor, dat raadsel, ik
zal het natuurlijk een plaatsje gc-.en. Wan
neer, dat weet ik nog niet. Ieder krijgt zijn
beurt.
Nimf. Goed, je kunt er best een maken,
denk ik. Ja, dc eene keer valt hij weer eens
beter uit, dan de andere keer. Dat is met ol
ies zoo het geval. Maar daar is niets aan te
doen. Zoo, zijn jelui «er zoo verlangend naar?
Notuurlijk vind ik dot erg prettig.
Kapel. Natuurlijk mag dut. Stuur hem
maar in hoor! Hoe meer hoo liever, want aait
moppen en stukjes voor 't lachhockjo heb ik
juist erg gebrek.
Watergeus. Jc zond me alleen de oplos
singen zonder meer. Dus don kon ik jo ook
niet veel antwoorden. Schrijf dc volgondo koer
moor eens wot meer.
Rozeknop. Ja, makkelijk was het niet,
maar als het wat moeilijker is, is het des to
prettiger als je het goed hebt opgelost. Neen,
veel wordt het niet gezegd» maar het bestoat
toch wel. Ik had het al eens een enkele keer
meer gehoord.
Krulickop. Welkom In ons midden. Stuur
mq/ir trouw iedere week do raadsels in. En
zelf raadsels maken mag je ook. Als zo ge
schikt zijn, cn dat zijn ze van allo neefjes cn
nichtjes bijna altijd, komen zc in onze krant.
Stormvogel Ik kreeg een briefje, met
twee versjes cn een raadsel. Ik geloof, aan het
papier te zien, dot het van jou was. Er stond
geen nanm onder. Dus road ik er moor naar.
Het raadsel zal ik bewaren voor de jubilcum-
kront cn de versjes komen ook nnn dc beurt-
Ze zijn heel anrdig.
Mimozo. Dat was niet erg anrdig van je
broertje. Ik zou den brief in 't vervolg dan daar
liever zelf brengen. Dan bon je cr zeker van,
dot hij goed terecht komt. Wot een prot was
dat op school I En ccn heerlijke tractatie ook.
Ja, de ijspret is nu weer voorbji.
Sprinkhaan. Jo, 't is nu weer ineens heel
anders buiten» Men zegt, dat wc een vroeg
voorjaar krijgen, 't Kon best.
Een onbekende geefster of gever. Hartelijk
dank voor de pootjes cn boven. Ik houd mij
er altijd voor aanbevolen, want er is heel veel
vroeg naar.
Tijs. Ik heb daar al heel veel van ver
teld. Dut stoot allemaal in de aatstc kinder
kranten. Lees die nog moor eens aandachtig
na. Dnn weet je ineens alles
Gymnast. Ja, ik hoop het ook. Dot fe geen
prettig werkje, een kies laten trokken. Dot
kan ik notuurlijk niet voqrnit weten, welke
postzegels je al hebt. Een volgenden keer be
ter dus.
Bobbie. Misschien wordt dat opstel wel
geplaatst. Ik heb ol heel veel voor de feest
kront gekregen. En daaiuit moet ik uitkiezen
wat het beste is.
Elèvc. Het raadsel is heel leuk bedacht,
't Komt vast aan do beurt. Maar or zijn nog
enkelen voor je. En die komen notuurlijk eerst.
Let dus moar goed opover één of twee we
ken zol jo het wel in dc krant zien.
Draver. Neen, dat was een zetfout. Het
moest Hengelo worden. Maar daar kan jij niets
aan doen. Dat was ccn vroege wekker hè. Maar
hij moet het niet al te vroeg doen.
Bruno. Zoo erg is dat niet hoor. Ik heb
trouwens nl heel veel voor dio kront. Vreemd
is dat, want d!e anderen vonden ze juist niet
zoo lastig.
Blauwe Distel. Ja, 't was een leuk versje.
Je mop is heel aardig, maar we hebben zoo'n
dergelijke ol eens gehad. Dus hij is niet erg
nieuw.
Quonab. Ik znl zien of ik juist die heb.
Dat heb ik gemerkt. Zoo'n zetfout is altijd erg
vervelend. Ik dacht dat hij ziek was. Dus het
is heelemool niet ernstig. Des te beter voor
hem.
Ton Ncveu. Ja, jo was ook erg laat. Denk
erom dat je anders niet meer beantwoord
kon worden. Nu ging het nog net. Maar het
had geen half uirr later moeten zyn I
Speurder. Wat heb je dezen koer weinig
geschreven. Alleen maar de raadsels. Hoo komt
dnt zoo
Bruintje. Jo, dot heb ik ook gezien. Moar
nu is het al veel minder. Heb jo dat ook *>p-
gemorkt? Zoo gaat het iedereen. Den ccncn keer
eens wat minder, de volgende mooi weer meer.
Kampioen. Ik kreeg een briefje van "Je
met de oplossingen van heel oude raadsels.
Hoe kan dot Ik bcgTijp cr niets von. En te
gelijk met dien ouden brief vond ik ccn nieuwe
met dc goedo raadsels. Had jc die eerste ver
geten Ik vermoed van wel.
Kabouter. Ja, ik vond het erg leuk. Woes
er maar zuinig mee. Voor mij hoef jo d«t
mooie popier heusch niet altijd te gebniïkon
hoor I
Mol. Jouw briefje kreeg ik Woensdag
middag pos. Voor dezen keer zal ik je nog be
antwoorden, maar 't is eigenlijk te loot hoor.
Om 9 uur moet ik do brieven 's Woensdags
hebben. Zoo, dus je hebt de plaatjes kunnen
gebruiken. Het is niet noodzakelijk, maar als
je iets hebt om te ruilen, don heel graag. Daar
kan ik dan andere neefjes «n nichtjes weer
een plezier m?e doen, net zooals jij die aqua-
riumplaatjes cn bonnen ook weer van anderen
kreeg.
LACHHOEKJE.
„Er hoort een tafel bij",
Jon en Piet waren twee broertjes. Op een
middag zaten zc samen aan do tafel.
„Jan", zei Piet, „ik kan een mooi kunstje,
dot ik je zol loeren."
„Ik zol mijn hand op de tafel neer leggen
en dan mag jij net zoo hard als wilt, er op
slaan." Jan begon te slaan cn bij do derde
klap trok Piet ineens zijn hand weg, waardoor
Jon met volle krocht op de houten tafel
sloeg en het uitschreeuwde van pijn.
Op ccn onderen dag kwam Jan zijn buur
jongen, Gcrrit tegen cn zei tegen hem, „ik
znl mijn hand op mijn gezicht leggen en dan
roag jij °P nujn hand slaan." Gerrit deed het,
maar juist toen hij bijnaxbij zijn gezicht kwam,
trok Jan zijn hand weg en Gerrit gaf hem een
flinke klap op zijn wang. „Dat is jouw schuld'
niet" zei Jen, ,niaar de mijne. Maar ik wist
het kunstje niet goed meer, maar nu weet ik
het, cr hoort een tafel bij I"
(Tngez. door Driehoek).
RITILHANDELHOEKJE.
lie heb nog enkele plaatjes van Verkade's
albums Blonde Duinen, Langs de Zuiderzee,
Herfst en de Vocht. Verder n9g cenige aqua
rium-bonnen vnn Verknclc en Pleines-plaotjes
voor dc albums I, II, IV, V, VI, VII, IX, X
en XI. Voorts nog enkele postzegels en diverse
sluitzegcls. Zijn er nog liefhebbers voor
Er iggen liggen nu pakjes klaar voor Quo*
nab cn Vuurtoren.