De Rubriek van Oom Karei
Nog een week en dan bestaan we met de
kinderkrant twee jaar. Wat gaat die tijd toch
vlug voorbij. Ik ben benieuwd hoe of jelui die
feest-krant zullen vinden. Natuurlijk is hij
grooter dan anders en staat er ook veel meer
in te lezen. En bijna alles wat er in komt is
van jelui zelf, dat is nog het aardigste. En als
die feestkrant voorbij is dan gaan we weer
wat ander beginnen, een kleurwedstrijd of een
opstellen prijsvraag of zoo iets dergelijks.
Daar was van te voren ook al sprake van
maar dat is door de jubileumkrant wat op den
achtergrond gekomen. Maar uitstel is geen af
stel. Dat komt dus nog. Dat eerste raadsel
van de vorige keer is door velen van jelui wel
wat moeilijk gevonden. En anderen vonden het 1
juist weef erg gemakkelijk. Zoo iets kan na
tuurlijk altijd wel voorkomen. De ecne keer zijn
de raadsels wal lastiger dan een andere keer.
Die deze keer in de krant staan zijn weer veel
gemakkelijker, die kunnen jelui allen best op
lossen denk ik. Doet je best er maar op I
OPLOSSINGEN.
De oplossingen der vorige raadsels waren
I. De morgenstond heeft goud in den mond
met de woorden dit, deel, Emma, Mulo, part,
egge, echo, Anna, vast, lost, kool, inch, Dino,
thee, pret, al te, 'heft, Etna, Goes, dorp, goud,
woud, huis, knap, duim, hert, vink, naam,
boor, wit en duim.
II. Fietsen, met de woorden f, kip, slemp,
fietsen, Assen, hêk en n.
De prijs is deze week gewonnen door Krul-
lekop.
Hij kan Maandag aan het bureau van de
krant worden gehaald.
NIEUWE RAADSELS.
I. Mijn geheel bestaat uit 12 letters.
Spoedig na mijn stichting volgt mijn val.
1, 7, 6 wordt door den briefschVijver ge
bruikt.
6, 10, 9, 10, 12 is voor elke huishouding
onmisbaar.
6, 7, 54, 10, 12 wordt 's zomers vergeten.*.
's Winters bemind.
12, 10, 10, 8, 9 wordt bij elke schoenma
ker aangetroffen.
6, 7, 5, is een huisdier.
12, 2, 3, 4, 9 is voor alle schepselen on-
ontbeerlijk.
1, 11, 6 is de naam eener groote rivier in
ons land.
IL Mijn geheel wordt met 9 letters geschre
ven en noemd een natuurverschijnsel, dat heel
mooi kan zijn.
9, 8, 7, 1 noemt een stad in Overijsel.
Een 6, 2, 4, 1 is een verscheurend dier.
Een 7, 8, 9 is een deel van je gezicht.
9, 1, 8, 2, 5 is een kleur.
Een 6, 4, 1, 3 is een hoogte.
VRAAGSTUK.
Zoek uit de volgende letters een plaats, waar
kinderen graag heengaan i e p e 1 u n s t.
Dat viel nog mee!
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD
Toen Bruno sliep,
Kwam buurmans Poes
Heel zachtjes aangeslopen;
Zij snoepte gauw
Zijn bordje leeg
En zette 't op een loopen.
Maar nauwlijks zat
Poes in den boom,
Of onze Bruun werd wakker.
Hij keek bedroefd
Naar 't leege bord.
Wie is die stoute rakker?
VAN TANTE RIEK.
Van tante Riek kreeg ik deze week een
brief voor dc nichtjes, waarin ze iets vertelt
over het maken van oer taschje. Zij schrijft
o.m.:
Juliie hebben geloof ik eens een wit-z;jdcn
taschje gehaakt nietwaar Nu geef ik jullie er
een van twee kleuren, grijs en jood. Het wordt
net als 't vorige, geheel van vasten gehaakt.
Noodig zijn 3 kluwens grijs, 1 k'uwen rood. Als
jullie aan 't haken zijn, moeten jullie oppas
sen dat de plakken plat blijven.
Opzetten 6 kettingsteken, daarin 12 vosten.
Steeds in het rond haken.
3 toeren grijs, 1 toer rood, 1 toer grijs, 1
toer rood, 1 toer grijs, 1 toer rood, 5 toeren
grijs, 1 toer rood, 7 toeren grijs, 2 toeren
rood, 3 toeren grijs.
Zoo maken jullie twee plakken. Dan een
bandje 7 vasten naast elkaar 30 c.M. lang. Nu
naai jc het handje er netjes aan. Dan komt ei
om het taschje een picootje. 3 cM. vanaf het
bandje worden de plakken samengehoakt dóór
het picootje. Dat wordt ook langs hot bandje
gehaakt. Het behoeft niet gevoerd te worden.
Aardbeien in de Sneeuw.
Oudejaars-sprookjc door HERMANNA.
(Vervolg.)
„Ik heet kabouter Wortelman en mijn
taak is het voor de planten te zorgen, die
gedureride den kouden tijd, dien in den
grond, veilig slapen. Zij mogen niet wor
den gestoord. Maar komaan, ik zal je je
vrijpostigheid vergeven. Vertel mij alles
eens."
„Tjie-ie-iep!" riepen de roodborstjes en
weg vlc cn ze, 't bosch in. alsof ze ze^oen
wilden, dat hun taak nu was afgedaan en
daf ze heel tevreden waren over hun werk.
Liesje vond 't wel een oogenblik naar,
dat haar kameraadjes haar nu alleen lie
ten, maar weldra vergat zi.i 't in haar ijver
om Kabouter Wortelman toch maar goed
alles te vertellen van moeder en moeders
zorgen.
Terwijl zij sprak, klaarden de nevelen hoe
langer hoe meer op. Het winterzonnetje
kwam weer te voorschijn, en de sneeuw
schitterde weer op de rotsen en op den
grond.
Wortclman doofde nu zijn lantarentje
uit.
Een vonkje viel daarbij op de sneeuw.
Onwillekeurig vol?de Liesje 't met haar
blik en een kreet van overgroote ver
rassing ontsnapte haar in de sneeuw
aan haar voeten ontdekte ze e_..ige frisch-
groene, krachtige aardbeienplanten, vol
groote, riipe, donkerroode vruchten!
Zij wist niet, of zij waakte dan wel
droomde. Vol verrukking knielde Liesje
neer om .e goed te bekijken.
„Waar de tranen, die je uit liefde voor
ie moeder geschreid hebt, zijn neergedrup-
peld, is de grond week geworden; die tra
nen zijn er in doorgedrongen, diep, heel
diep, tot daar wflar de planten slapen
en zij hebben vermocht wat anders slechts
de warme, krachtige zonnee,r~1on kunnen
doen, zij hebben het nieuwe leven gewekt
en - zie kind, 7;~ de vr»,rM: aard
beien in de sneeuw!" zoo sprak Kabouter
Wortelman plechtig.
Liesje wilde haar dank stamelen, maar
toen zij opk k, was hij reeds verdwenen.
Nog even onderscheidde zij het tipje vpn
zijn mosgroen müfsje in de rotsspleet.
Meer dan verheugd verzamelde 't kind
al de vruchten in haar schortje. Maar wat
waren 't er veelHoe zij ook plukte, steeds
zag zij weer meerdere rijpe, prachtige
aardbeien in de sneeuw. Men kon niet
zien, dat er van geplukt was.
Eindelijk had zij er zooveel als zij maar
bij mogelijkheid kon dragen. Zoo licht en
blij als een vogeltje liep zij met haar kost
baren schot door 't bosch. Liesje wilde maar
meteen naar de stad gaan om de zeldzame
vruchten te verkoopen. En morgen wilde
ze weer aardbeien in de sneeuw plukken
en overmorgen t- o, er waren er nog
zooveel
Nog voordat de korte Decemberdag ten
einde was, verkocht Liesje haar aardbeien
voor hoogen prijs aan den voornaomsten
fruithandelaar in de stad. Hij bestelde da
delijk een nog veel grootere bezending
voor het Nieuwjaarsdiner van den koning
en beloofde Liesje een zak vol goudstuk
ken, als zij hem die prompt op tijd nog zou
kunnen leveren.
Nu was er een einde aan allen nood;
Moeder kon haar schuld betalen, zij kon
met haar kinderen in 't huisje blijven wo
nen en niemand van hen had meer ge
brek aan voedsel of kleeding of wat ook.
't Spreekt vanzelf, dat grootmoeder ruim
schoots in dezen zegen deelde en ook de
goede roodborstjes, die op Nieuwjaarsmor
gen al weer vroolijk tjilpend in de venster
bank zaten, kregen een leventje, zoo heer
lijk, als roodborstjes 't maar kunnen wen-
schen.
Een jong Nijlpaard in Artis.
door G. J. VISSGHER.
't Was 5 December, dus St. Ni-colaasdag.
Stil was het in Artis. 't Was Zond»» en
bovendien St. Nicolaas. Er waren dien dag
maar heel weinig menschen, die hij de
Artisbewoners op bezoek gingen
In de groote, stevige woning van de Nijl
paarden was het al héél stil. Luidruchtig
zijn die dieren töoh niet; een heel verschil
met de apen! En daarbij: dat groote huis
telt maar vier bewoners, n.l. drie volwassen
nijlpaarden en een babv.
De groote ruimte is door een stevige af
scheiding in tweeën verdeeld. In de eene
helft woont vader Toto met tante Betsy. De
andere helft is voor moeder Bibj met haar
jong.
„Moesje!" fluisterde de kleine op den St-
Nicolaasdag, „hoe oud ben ik al?"
„Vijf weken, baasje!"
„Zou ik net zoo groot worden als u?"
„Dat zou ik wel denken. Je bent wel in
den Herfst geboren en de menschen zeggen,
dat Herlstkhtjes slecht groeien, maar van
Herfstnijlpaardijes heb ik dat nog 'nooit ge
hoord."
„Zou ik net zoo groot worden als vader?"
„Dat weet ik niet. Vader is een heel»
baas. Hij weegt wel 3000 Kilo! .Zijn kop
alleen is wel 200 Kilo zwaar
„Is tante Betsy ook zoo groot?"
„Neen, die is een beetje kleiner. Maar
tante Betsy is de oudste van ons allen. Zij
Zoo dacht de hond
Dat is toch laag
Om mij zoon poets te bakkenI
Maar vlugge Poes
Zat hoog en droog,
Liet zich door Bruun niet pakken.
Zijn kleine baas
Haalde nu gauw
Een extra lekker hapje
Zoo was de hond
Ten slot' nog blij
En vond het zelfs een grapje.
is wel 27 jaar oud. En misschien is ze ooi-
wel de wijste."
„Hoe komt het,, dat 'tante zoo wijs is?
Heelt ze missohien hier in Amsterdam
school gegaan, toen ze klein was?"
Moeder Bibi brulde van 't lachen, toen
de kleine dat vroeg. Een tweede gebrul,
nog veel sterker, klonk van den anderen
kant van 't schot, 't Was vader Toto, die
liet hoorgp, dat hij er was.
„Waarom lacht u zoo, moeder?" vroeg de
kleine weer.
„Omdat je dacht, dat tante Betsy school
gegaan had en nu zag ik in mijn verbeel
ding je tante, die todh ook misschien 2500
Kilo zwaar is, in de bank zitten. Stel je
voor, dat de meester zegt: „Betsy! kom
eens voor het bordl" fk denk, dat de mees
ter gauw zou maken, dat hij weg kwam, als
tante Betsy naar voren kwam"
„Waarom moe? Een nijlpaard is tooh
geen roofdier."
„Dit niet. Maar och, tante kon wel eens
boos worden, als de meester zei, dat ze niet
netjes op het bord schreef en in zoo'n geval
zetten wij, nijlpaarden, al heel gauw een
grooten mond op en het is voor een mensch
wel een beetje griezelig, om van nabij in
een mond te kijken, waarin tanden staan
van 3 a 4 Kilo."
„Waar heeft tante dan haar wijsheid op
gedaan?"
„Tante is de eenige van ons, die in Afrika
geboren is. Vader Toto en ik zijn diergaar-
dekindertjes, net als jij. Afrika is het oor
spronkelijke vaderland van de Nijlpaarden
Daar is een groote rivier, de Nijl. Vroeger
leefden er veel van onze voorvaderen in
die rivier, in het land Egypte. We zijn er
ook naar genoemd. Nu vindt men er in
Egypte niet één meer. Wel zuidelijker, aan
den Bovennijl. Maar veel meer zijn er in de
Congo, de Zambezi en andere rivieren.
Tante Betsy woonde, toen ze klein wc
met haar moeder in West-Afrika. Ze speel
de en dartelde in de rivier en dikwijls ging
ze met haar moeder en nog andere nijlpaar
den een dutje doen in 't zonnetje op een
zandbank. Maar er kwamen jagers en die
wilden de kleine Betsy levend vangen, om
haar hier naar Artis te sturen. Betsy's
moeder hield veel van haar kind, evenveel
als ik van jou. Ze keek de jagers aan en
begon geweldig te brullen. Toen sohoten de
mannen haar dood en Betsy werd gevan
gen en hierheen gezonden. Als ik daaraan
denk. word ik nog woedend."
Weer brulde Bibi en haar gebrul werd
door Toto en Betsy beantwoord.
„Moesje" zoo begon de kleine weer
„nu hoor ik de stem van vader en van tante
Betsy en ook heb ik dikwijls stemmen van
menschen gehoord en nooit, nooit mag ik
hen zien. Hoe komt dat toch? Ik ken nie
mand dan u, en den directeur van Artis en
onzen oppasser. Waarom mogen de bezoe
kers mij niet zien en waarom mag ik niet
eventjes bij vader en tante gaan kijken?"
„Kind, dat is allemaal voor je bestwil. Wij,
nijlpaard enmoeders, hebben een liefheb
bend hart en wij zorgen uitstekend voor
onze kinderen. Ook daarvan weet je wijze
tante Betsy mee te praten; die heeft Artis
reeds elf maal met een baby verrast. Je be
grijpt, dat ik ook niet graag zou willen, dat
jou een ongeluk overkwam. Zoo komt hét,
dat ik razend word van angst, wanneer ik
mij in de eerste weken van jouw bestoaït
ongerust maak. Dat weten ze hier in Artis
wel en daarom krijg je voorloopig niemand
te zien dan den directeur en den oppasser.
Vreemdenbezoek zou mij dol maken, zoodat
ik niet meer wist wat ik deed en d'an hing
je leven aan een zijden draad1."
„Moeder, waar zijn die elf kinderen van
tante Betsy?"
„Enkelen zijn gestorven en anderen ver
kocht."
„Verkocht? Tooh niet aan een slager,
zooals wel eens met onze achterneefjes, de
varkens, gebeurt?"
„Neen, vent. Zoo erg is het gelukkig niet.
In de slagerewinkels hangt noodt nijlpaar-
denspek. De negers in Afrika lusten het
wel, maar de Hollanders zouden er mis
schien niet op gesteld zijn. En at hadden ze
het graag, dan kregen ze het nog niet tus-
sohen de tanden."
„Waarom niet?"
,,'t Zou veel te duur zijn. Een nijlpaard
van een jaar of anderhalf brengt soms wel
tienduizend gulden op."
„Ik weet wel, wie er zooveel geld voor
geeft."
„Wie dan?"
„De koningin. En dan wordt het nijlpaard
voor de gouden koets gespannen."
Weer gebrul van Bibi; weer beantwoord
aan den anderen kant van het schot.
„Neen, kleine wijsneus! De koningin
heeft wel paarden, maar geen nijlpaarden.
Jonge nijlpaarden worden gekocht door an
dere diergaarden. Doordat er zooveel jacht
gemaakt is op onze familie, zijn we niet zoo
heel talrijk meer en daardoor zijn we in
prijs gestegen, 't Duurt gelukkig nog een
heelen tijd, eerdat jij volwassen bent. Heb
ik je gisteren, toen de oppasser mij eten
bracht, ook niet in het gras zien happen?"
„Ja, moes, maar dat was maar malligheid.
Ik liet het weer vallen."
„Dat is heel goed. Jouw maag is er nog
raat voor geschikt. Ze zullen je wel bij j»
moeder laten, totdat je een maand of acht
oud bent. Dan kun je wél gras eten en
brood ook, maar zelfs dan, wanneer je in
een hok apart komt, krijg je bij je gewone
eten nog 10 Liter melk per dag."
„Hoeral Wat zal ik dan dik worden! Moe,
mag ik nu een poosje op je hals zitten?"
„Ga je gang maar, mijn hartjel"
En moeder Bibi liet zich in 't water zak
ken, zoo diep, dat alleen haar ooren, oogen
en neus er boven uit staken, terwijl de
kleine zich op haar hals neervlijde, de oogen
naar de deur gericht, want hij meende den
welbekenden stap van den oppasser te hoo-
ren.
Wat een Plannen
Als ik groot ben, ga ik wonen
In een heel mooi marmerhuis
En ik ga niet vroeg naar bed, hoorl
En k kom dan heel laat thuis.
En ik«koop een kast met boeken,
Echte mooie boeken, hooi!
En don lee* ik, lees ik "1 maar
Dan heb ik wel tijd er voor.
Als is groot ben, krijg jij, Mammie,
Al het geld, dat ik verdien
En een bril met mooie glazen.
Waar je heel goed door kunt zien.
En mijn Vader krijgt een auto
En er bij ook een chauffeur.
Hij hoeft dor. nooit meer te loopen,
Want zoo'n ding staat vóór de deur.
Als ik groot ben, leer ik Bertje
Alles wat ik zelf al weet
En ik word verschrik'lijk kwaad, hoorl
Als hij weer een boel vergeet I
Als ik groot ben
Ja dan, Benny,
Maar1 nu ben je nog heel klein.
't Duurt nog lang, maar 't komt toch
eens wel,
Dan zal 't zeker zóó wel zijn.
Als mijn kleine jongen groot is,
Is hij altijd heel beleefd,
Dan denkt hij niet meer aan „krijgen,"
Hij is blij, als hij maar geeft.
Als hij groot is, is hij dapper.
Werkt hij, wat hij werken kan
En dan zegt hij en dat mag hij
„Ben ik nu geen echte man
TRUUS SALOMONS.
WAT KEESJE VING.
Aan de oever van een slootje
Half verscholen tusschen 't riet
Zit klein Keesjo al een poosje
Stil tc visschcn; hij geniet
Turend naar zijn roode dobber.
Zit hij als een mui9 zoo stil.
't Ventje denkt„Ik mag niet praten.
Als ik visschen vangen wil I"
Maar opeens daaT duikt zijn dobber
Onder water. „Vast een baars!"
Fluistert Kees en gaat aan 't rukken
Maor hij vangteen oudo laars.
(Ingez. door Stormvogel^,
DE HOUTEN SABEL,
Een koning liep altijd in het burger door de
stad, om alles des te beter te aanschouwen.
Eens liep hij een Soldatencafé binnen. Hij keek
het vertrek eens rond en zag onder do volo
afinwezigen ook een van zijn grcrlndders zit
ten, die met een man in gesprek was. De
koning nam plaats dicht bij den grenadier. Het
gespfek ging verder, zonder op den koning te
letten. De grenadier zei„ik weet wel raad
om er een paar centen bij te verdienen". „Ik
verkoop mijn sabel en als ik mijn weekloon
krijg, koop ik hem weer terug".
Den volgenden dog was alles druk in de
kazerne in de weer. De koning hield inspectie.
Iedere soldaat was» aar» het schuren, poetsen,
en wrijven. Even daarna stond alles al in
rijen klaar.
De koning zog erg- streng. Een soldaat had
een knoop oon zijn jas los zitten en dit zag
de koning. Hij gaf den soldaat eer» erg
standje en beval op barschcn toon oon den
grenudier, die hij gisteren ontmoet hnd in het
café, den soldaat het hoofd of tc houwen. De
grenadier sprak „koning dot kon ik niet over
rrrijrv geweten krijgen
„Hoor je mc niet?" sprak de koning boos.
„Dan smeek ik, dat mijn sabel in hout ver
andert," zei de grenadier. En werkelijk de sabel
veranderde in hout.
Voor dezen keer zal ik je geen straf gown,
om jo slimme antwoorden. Maat bicng je sa
bel niet weer in het pandjeshuis, sprak hierop
de koning.
(Ingcz. door Driehoek.)
CORRESPONDENTIE.
Thijs. Dank jo wel voor je rondsel. Het
k lijkt me wel goed. Ik zal mijn best doen om
het nog in de jubilcirmkrunt te krijgen.
Vuurtoren. Ik hob gemerkt, dut het éersto
raadsel wnj moeilijker was. Moor er zijn, ar
toch nog ben hccle masso, die het goed heb
ben opgelost. Ju, ik kan me voorstellen, dot
jo er erg naar verlangt, We zullen zien wat
het wordt f
Cecilia. Dat eerste raadsel hcoft geloof
ik weer veel op z'n geweten. Do één schrijft
mo dat het zoo moeilijk is en jij vond het
weer erg makkelijk. Jc ingezonden raadsel is
heel aardig. Ik zal het direct als „vruagstuk"
geven. Het is weer eens iets anders dun een
gewoon raadsel, vindt je ook niet
Mol. Ju, dat was ook zoo. Want ik heb
al zóó veel gekregen, dat hot misschien niet
eens allemaal in één kront kon. En dan moet
er natuurlijk een gedeelte tot een volgcndo
week blijven liggen. Möot ik zal zien, wat ik
doen kan. Dank je wel voor jc Sickcsz omsla-
geng. Mogelijk zijn er wel liefhebbers voor.
Al hadden zij misschien nog liever hetgeen
erin gezeten heeft I f Jij ook niet
Sprinkhaan. Je moppen zijn heel leuk.
Moor bij jc ingestuurde raadsels ontbroken do
oplossingen. Krijg ik die nog van jc? En
schrijf or dc rundsels dan tegelijk nog bij. Dan
weet ik, wat bij elkaar hoort.
Scholekster. Ik zal eens zien wat ik voor
je heb. Kom die dan Maandag even nan het
bureau van de kront holen. Voor jo broertje
zal ik er ook wat bij doen. Die Vcrkade's
pluatjes zijn heel welkom. Dank jc wel ervoor.
Waar zijn de raadseloplossingen dezo keer
gebleven Heb je die vergeten of waren zc to
lastig. Dat tweede raadsel was toch wel heel
erg gemakkelijk.
Generaal Tompoes. Als jc wot hebt voor
het ruilhandclhockje, alles is welkom. Jo, dat
had je kunnen doen tot 1 Februari. Ik hob nu
al genoeg, zelfs meer don genoeg Het heeft
toch nllcmool al in de vorige kinderkrant
gestunn I
Ton Ncvcu. Dat zol wel een aardig ge
zicht zijn. Go jc Maandag ook kijken. Mis
schien go ik er ook naar toe. Als het nu
maar niet gaat regenen.
Gymnast. Misschien volt het jo nog wel
tegen. Mnnr dnt denk ik toch wel niet Was
het zóó lastig. Nu, een volgende keer dan
wot meer.
Kabouter. Dat weet ik nog niet Dut moet
y* maar afwachten. Klcurplnntjes niet. Die ko
men wel eens weer afzonderlijk. Daar is in
de feestkrant geen ruimte voor over.
Draver. Pruchtige autobussen, zijn dat
hè Dot zal wel een heele ren-portij geweest
zijn om die varkentjes weer terug te krijgen.
IIc hoorde, dat je cr nog al last mee hebt
gehad. Muar in 't vervolg zal dot wel niet
meer gebeuTen.
Vlinder. Gelukkig dot het jo plezier doet.
Lees er moor veel in.
Speurder, -r lk kon jou niet veel antwoor
den, want zelf schreef jo me niets. Alleen
maar de oplossingen. De volgende keer wat
meer hoor I
Rozeknop. Door heb je gelijk aan. Maar
zoo ging het ook wel. Prachtig, dnt het in jo
smaak is gevallen. Dat voohaatsto woord was
niet snee, moar snit.
Kapel. Dank je wel voor je mop. Hij is
wol aordig bedacht en komt in de focstkrant.
Als je wat hebt, stuuT het dan moor.
Bobbic. Jc ziet al weerAls jc don moed
er maar inhoudt, dan gaat het wel.
Nimf. Je zult er wel een tijd voor noodig
hebben. Maar dan kan je er mooi dén hcelcn
Zondag voor gebruiken. Jo, 't Is dc laatste da
gen erg mooi en zocht. Alleen die regen is
niet erg prettig.
Knillckop. Neen, dat valt niet mee. Maor
als je er eenmaal voor zit, kon jc wel wat
maken. Je moet er alleen moor even hcelemoal
in komen. Dan gaat het best.
Quonub. Ik zal dc gevraagde plaatjes
kjoar leggen. Kom zc dan even aanhalen. Ik
heb er maar weinig, want de aanvrage is
groot. Moor ik zal je gevon wat ik kon mis
sen. Daar moet je voorloopig moor tevreden
mee zijn.
Stormvogel. Dan zal dat andere versje,
dat nu in dc krant staat ook wel van jou zijn,
Ik heb er tenminste maar jou naam ondei
gezet.
Mandarijntje. Heel goed. Welkom. En dan
al dadelijk van die mooie versjes. Prachtig
hoor. Go maor zoo voort
OOM KAREL.
ONZE MOPPENTROMMEL.
Een Slimmerd.
Zoontje: „Po, wonen er heusch menschen
op de maan V
Vader: Jo zeker jongen.
Zoontje: Wat za! het er don een gedrang
zijn, qIs het halve maan is
rt Is duidelijk genoeg.
„Weer nieuwe maan?" riep Jochem, „ik zou
heel wat willen geven als ik wist waar al die
oude bleven.
„Dot is duidelijk genoeg" zei Koster Jan:
„Ze slaan cr sterren van."
(Ingcz. door Sprinkhaan.)
RUILHANDELHOEKJE.
Dc heb weer enkele Aquarium plaatjes en
bonnen gekregen. Verder nog Pleine's en an
dere Vcrkode's-ploatjes, sluitzcgels en postze
gels. Zijn er nog liefhebbers Zoo juist kr<yg
ik ook nog eenige Sickeszo-mslagcn,