De Rubriek van Oom Karei Nog een week en dan bestaan we met de kinderkrant twee jaar. Wat gaat die tijd toch vlug voorbij. Ik ben benieuwd hoe of jelui die feest-krant zullen vinden. Natuurlijk is hij grooter dan anders en staat er ook veel meer in te lezen. En bijna alles wat er in komt is van jelui zelf, dat is nog het aardigste. En als die feestkrant voorbij is dan gaan we weer wat ander beginnen, een kleurwedstrijd of een opstellen prijsvraag of zoo iets dergelijks. Daar was van te voren ook al sprake van maar dat is door de jubileumkrant wat op den achtergrond gekomen. Maar uitstel is geen af stel. Dat komt dus nog. Dat eerste raadsel van de vorige keer is door velen van jelui wel wat moeilijk gevonden. En anderen vonden het 1 juist weef erg gemakkelijk. Zoo iets kan na tuurlijk altijd wel voorkomen. De ecne keer zijn de raadsels wal lastiger dan een andere keer. Die deze keer in de krant staan zijn weer veel gemakkelijker, die kunnen jelui allen best op lossen denk ik. Doet je best er maar op I OPLOSSINGEN. De oplossingen der vorige raadsels waren I. De morgenstond heeft goud in den mond met de woorden dit, deel, Emma, Mulo, part, egge, echo, Anna, vast, lost, kool, inch, Dino, thee, pret, al te, 'heft, Etna, Goes, dorp, goud, woud, huis, knap, duim, hert, vink, naam, boor, wit en duim. II. Fietsen, met de woorden f, kip, slemp, fietsen, Assen, hêk en n. De prijs is deze week gewonnen door Krul- lekop. Hij kan Maandag aan het bureau van de krant worden gehaald. NIEUWE RAADSELS. I. Mijn geheel bestaat uit 12 letters. Spoedig na mijn stichting volgt mijn val. 1, 7, 6 wordt door den briefschVijver ge bruikt. 6, 10, 9, 10, 12 is voor elke huishouding onmisbaar. 6, 7, 54, 10, 12 wordt 's zomers vergeten.*. 's Winters bemind. 12, 10, 10, 8, 9 wordt bij elke schoenma ker aangetroffen. 6, 7, 5, is een huisdier. 12, 2, 3, 4, 9 is voor alle schepselen on- ontbeerlijk. 1, 11, 6 is de naam eener groote rivier in ons land. IL Mijn geheel wordt met 9 letters geschre ven en noemd een natuurverschijnsel, dat heel mooi kan zijn. 9, 8, 7, 1 noemt een stad in Overijsel. Een 6, 2, 4, 1 is een verscheurend dier. Een 7, 8, 9 is een deel van je gezicht. 9, 1, 8, 2, 5 is een kleur. Een 6, 4, 1, 3 is een hoogte. VRAAGSTUK. Zoek uit de volgende letters een plaats, waar kinderen graag heengaan i e p e 1 u n s t. Dat viel nog mee! door C. E. DE LILLE HOGERWAARD Toen Bruno sliep, Kwam buurmans Poes Heel zachtjes aangeslopen; Zij snoepte gauw Zijn bordje leeg En zette 't op een loopen. Maar nauwlijks zat Poes in den boom, Of onze Bruun werd wakker. Hij keek bedroefd Naar 't leege bord. Wie is die stoute rakker? VAN TANTE RIEK. Van tante Riek kreeg ik deze week een brief voor dc nichtjes, waarin ze iets vertelt over het maken van oer taschje. Zij schrijft o.m.: Juliie hebben geloof ik eens een wit-z;jdcn taschje gehaakt nietwaar Nu geef ik jullie er een van twee kleuren, grijs en jood. Het wordt net als 't vorige, geheel van vasten gehaakt. Noodig zijn 3 kluwens grijs, 1 k'uwen rood. Als jullie aan 't haken zijn, moeten jullie oppas sen dat de plakken plat blijven. Opzetten 6 kettingsteken, daarin 12 vosten. Steeds in het rond haken. 3 toeren grijs, 1 toer rood, 1 toer grijs, 1 toer rood, 1 toer grijs, 1 toer rood, 5 toeren grijs, 1 toer rood, 7 toeren grijs, 2 toeren rood, 3 toeren grijs. Zoo maken jullie twee plakken. Dan een bandje 7 vasten naast elkaar 30 c.M. lang. Nu naai jc het handje er netjes aan. Dan komt ei om het taschje een picootje. 3 cM. vanaf het bandje worden de plakken samengehoakt dóór het picootje. Dat wordt ook langs hot bandje gehaakt. Het behoeft niet gevoerd te worden. Aardbeien in de Sneeuw. Oudejaars-sprookjc door HERMANNA. (Vervolg.) „Ik heet kabouter Wortelman en mijn taak is het voor de planten te zorgen, die gedureride den kouden tijd, dien in den grond, veilig slapen. Zij mogen niet wor den gestoord. Maar komaan, ik zal je je vrijpostigheid vergeven. Vertel mij alles eens." „Tjie-ie-iep!" riepen de roodborstjes en weg vlc cn ze, 't bosch in. alsof ze ze^oen wilden, dat hun taak nu was afgedaan en daf ze heel tevreden waren over hun werk. Liesje vond 't wel een oogenblik naar, dat haar kameraadjes haar nu alleen lie ten, maar weldra vergat zi.i 't in haar ijver om Kabouter Wortelman toch maar goed alles te vertellen van moeder en moeders zorgen. Terwijl zij sprak, klaarden de nevelen hoe langer hoe meer op. Het winterzonnetje kwam weer te voorschijn, en de sneeuw schitterde weer op de rotsen en op den grond. Wortclman doofde nu zijn lantarentje uit. Een vonkje viel daarbij op de sneeuw. Onwillekeurig vol?de Liesje 't met haar blik en een kreet van overgroote ver rassing ontsnapte haar in de sneeuw aan haar voeten ontdekte ze e_..ige frisch- groene, krachtige aardbeienplanten, vol groote, riipe, donkerroode vruchten! Zij wist niet, of zij waakte dan wel droomde. Vol verrukking knielde Liesje neer om .e goed te bekijken. „Waar de tranen, die je uit liefde voor ie moeder geschreid hebt, zijn neergedrup- peld, is de grond week geworden; die tra nen zijn er in doorgedrongen, diep, heel diep, tot daar wflar de planten slapen en zij hebben vermocht wat anders slechts de warme, krachtige zonnee,r~1on kunnen doen, zij hebben het nieuwe leven gewekt en - zie kind, 7;~ de vr»,rM: aard beien in de sneeuw!" zoo sprak Kabouter Wortelman plechtig. Liesje wilde haar dank stamelen, maar toen zij opk k, was hij reeds verdwenen. Nog even onderscheidde zij het tipje vpn zijn mosgroen müfsje in de rotsspleet. Meer dan verheugd verzamelde 't kind al de vruchten in haar schortje. Maar wat waren 't er veelHoe zij ook plukte, steeds zag zij weer meerdere rijpe, prachtige aardbeien in de sneeuw. Men kon niet zien, dat er van geplukt was. Eindelijk had zij er zooveel als zij maar bij mogelijkheid kon dragen. Zoo licht en blij als een vogeltje liep zij met haar kost baren schot door 't bosch. Liesje wilde maar meteen naar de stad gaan om de zeldzame vruchten te verkoopen. En morgen wilde ze weer aardbeien in de sneeuw plukken en overmorgen t- o, er waren er nog zooveel Nog voordat de korte Decemberdag ten einde was, verkocht Liesje haar aardbeien voor hoogen prijs aan den voornaomsten fruithandelaar in de stad. Hij bestelde da delijk een nog veel grootere bezending voor het Nieuwjaarsdiner van den koning en beloofde Liesje een zak vol goudstuk ken, als zij hem die prompt op tijd nog zou kunnen leveren. Nu was er een einde aan allen nood; Moeder kon haar schuld betalen, zij kon met haar kinderen in 't huisje blijven wo nen en niemand van hen had meer ge brek aan voedsel of kleeding of wat ook. 't Spreekt vanzelf, dat grootmoeder ruim schoots in dezen zegen deelde en ook de goede roodborstjes, die op Nieuwjaarsmor gen al weer vroolijk tjilpend in de venster bank zaten, kregen een leventje, zoo heer lijk, als roodborstjes 't maar kunnen wen- schen. Een jong Nijlpaard in Artis. door G. J. VISSGHER. 't Was 5 December, dus St. Ni-colaasdag. Stil was het in Artis. 't Was Zond»» en bovendien St. Nicolaas. Er waren dien dag maar heel weinig menschen, die hij de Artisbewoners op bezoek gingen In de groote, stevige woning van de Nijl paarden was het al héél stil. Luidruchtig zijn die dieren töoh niet; een heel verschil met de apen! En daarbij: dat groote huis telt maar vier bewoners, n.l. drie volwassen nijlpaarden en een babv. De groote ruimte is door een stevige af scheiding in tweeën verdeeld. In de eene helft woont vader Toto met tante Betsy. De andere helft is voor moeder Bibj met haar jong. „Moesje!" fluisterde de kleine op den St- Nicolaasdag, „hoe oud ben ik al?" „Vijf weken, baasje!" „Zou ik net zoo groot worden als u?" „Dat zou ik wel denken. Je bent wel in den Herfst geboren en de menschen zeggen, dat Herlstkhtjes slecht groeien, maar van Herfstnijlpaardijes heb ik dat nog 'nooit ge hoord." „Zou ik net zoo groot worden als vader?" „Dat weet ik niet. Vader is een heel» baas. Hij weegt wel 3000 Kilo! .Zijn kop alleen is wel 200 Kilo zwaar „Is tante Betsy ook zoo groot?" „Neen, die is een beetje kleiner. Maar tante Betsy is de oudste van ons allen. Zij Zoo dacht de hond Dat is toch laag Om mij zoon poets te bakkenI Maar vlugge Poes Zat hoog en droog, Liet zich door Bruun niet pakken. Zijn kleine baas Haalde nu gauw Een extra lekker hapje Zoo was de hond Ten slot' nog blij En vond het zelfs een grapje. is wel 27 jaar oud. En misschien is ze ooi- wel de wijste." „Hoe komt het,, dat 'tante zoo wijs is? Heelt ze missohien hier in Amsterdam school gegaan, toen ze klein was?" Moeder Bibi brulde van 't lachen, toen de kleine dat vroeg. Een tweede gebrul, nog veel sterker, klonk van den anderen kant van 't schot, 't Was vader Toto, die liet hoorgp, dat hij er was. „Waarom lacht u zoo, moeder?" vroeg de kleine weer. „Omdat je dacht, dat tante Betsy school gegaan had en nu zag ik in mijn verbeel ding je tante, die todh ook misschien 2500 Kilo zwaar is, in de bank zitten. Stel je voor, dat de meester zegt: „Betsy! kom eens voor het bordl" fk denk, dat de mees ter gauw zou maken, dat hij weg kwam, als tante Betsy naar voren kwam" „Waarom moe? Een nijlpaard is tooh geen roofdier." „Dit niet. Maar och, tante kon wel eens boos worden, als de meester zei, dat ze niet netjes op het bord schreef en in zoo'n geval zetten wij, nijlpaarden, al heel gauw een grooten mond op en het is voor een mensch wel een beetje griezelig, om van nabij in een mond te kijken, waarin tanden staan van 3 a 4 Kilo." „Waar heeft tante dan haar wijsheid op gedaan?" „Tante is de eenige van ons, die in Afrika geboren is. Vader Toto en ik zijn diergaar- dekindertjes, net als jij. Afrika is het oor spronkelijke vaderland van de Nijlpaarden Daar is een groote rivier, de Nijl. Vroeger leefden er veel van onze voorvaderen in die rivier, in het land Egypte. We zijn er ook naar genoemd. Nu vindt men er in Egypte niet één meer. Wel zuidelijker, aan den Bovennijl. Maar veel meer zijn er in de Congo, de Zambezi en andere rivieren. Tante Betsy woonde, toen ze klein wc met haar moeder in West-Afrika. Ze speel de en dartelde in de rivier en dikwijls ging ze met haar moeder en nog andere nijlpaar den een dutje doen in 't zonnetje op een zandbank. Maar er kwamen jagers en die wilden de kleine Betsy levend vangen, om haar hier naar Artis te sturen. Betsy's moeder hield veel van haar kind, evenveel als ik van jou. Ze keek de jagers aan en begon geweldig te brullen. Toen sohoten de mannen haar dood en Betsy werd gevan gen en hierheen gezonden. Als ik daaraan denk. word ik nog woedend." Weer brulde Bibi en haar gebrul werd door Toto en Betsy beantwoord. „Moesje" zoo begon de kleine weer „nu hoor ik de stem van vader en van tante Betsy en ook heb ik dikwijls stemmen van menschen gehoord en nooit, nooit mag ik hen zien. Hoe komt dat toch? Ik ken nie mand dan u, en den directeur van Artis en onzen oppasser. Waarom mogen de bezoe kers mij niet zien en waarom mag ik niet eventjes bij vader en tante gaan kijken?" „Kind, dat is allemaal voor je bestwil. Wij, nijlpaard enmoeders, hebben een liefheb bend hart en wij zorgen uitstekend voor onze kinderen. Ook daarvan weet je wijze tante Betsy mee te praten; die heeft Artis reeds elf maal met een baby verrast. Je be grijpt, dat ik ook niet graag zou willen, dat jou een ongeluk overkwam. Zoo komt hét, dat ik razend word van angst, wanneer ik mij in de eerste weken van jouw bestoaït ongerust maak. Dat weten ze hier in Artis wel en daarom krijg je voorloopig niemand te zien dan den directeur en den oppasser. Vreemdenbezoek zou mij dol maken, zoodat ik niet meer wist wat ik deed en d'an hing je leven aan een zijden draad1." „Moeder, waar zijn die elf kinderen van tante Betsy?" „Enkelen zijn gestorven en anderen ver kocht." „Verkocht? Tooh niet aan een slager, zooals wel eens met onze achterneefjes, de varkens, gebeurt?" „Neen, vent. Zoo erg is het gelukkig niet. In de slagerewinkels hangt noodt nijlpaar- denspek. De negers in Afrika lusten het wel, maar de Hollanders zouden er mis schien niet op gesteld zijn. En at hadden ze het graag, dan kregen ze het nog niet tus- sohen de tanden." „Waarom niet?" ,,'t Zou veel te duur zijn. Een nijlpaard van een jaar of anderhalf brengt soms wel tienduizend gulden op." „Ik weet wel, wie er zooveel geld voor geeft." „Wie dan?" „De koningin. En dan wordt het nijlpaard voor de gouden koets gespannen." Weer gebrul van Bibi; weer beantwoord aan den anderen kant van het schot. „Neen, kleine wijsneus! De koningin heeft wel paarden, maar geen nijlpaarden. Jonge nijlpaarden worden gekocht door an dere diergaarden. Doordat er zooveel jacht gemaakt is op onze familie, zijn we niet zoo heel talrijk meer en daardoor zijn we in prijs gestegen, 't Duurt gelukkig nog een heelen tijd, eerdat jij volwassen bent. Heb ik je gisteren, toen de oppasser mij eten bracht, ook niet in het gras zien happen?" „Ja, moes, maar dat was maar malligheid. Ik liet het weer vallen." „Dat is heel goed. Jouw maag is er nog raat voor geschikt. Ze zullen je wel bij j» moeder laten, totdat je een maand of acht oud bent. Dan kun je wél gras eten en brood ook, maar zelfs dan, wanneer je in een hok apart komt, krijg je bij je gewone eten nog 10 Liter melk per dag." „Hoeral Wat zal ik dan dik worden! Moe, mag ik nu een poosje op je hals zitten?" „Ga je gang maar, mijn hartjel" En moeder Bibi liet zich in 't water zak ken, zoo diep, dat alleen haar ooren, oogen en neus er boven uit staken, terwijl de kleine zich op haar hals neervlijde, de oogen naar de deur gericht, want hij meende den welbekenden stap van den oppasser te hoo- ren. Wat een Plannen Als ik groot ben, ga ik wonen In een heel mooi marmerhuis En ik ga niet vroeg naar bed, hoorl En k kom dan heel laat thuis. En ik«koop een kast met boeken, Echte mooie boeken, hooi! En don lee* ik, lees ik "1 maar Dan heb ik wel tijd er voor. Als is groot ben, krijg jij, Mammie, Al het geld, dat ik verdien En een bril met mooie glazen. Waar je heel goed door kunt zien. En mijn Vader krijgt een auto En er bij ook een chauffeur. Hij hoeft dor. nooit meer te loopen, Want zoo'n ding staat vóór de deur. Als ik groot ben, leer ik Bertje Alles wat ik zelf al weet En ik word verschrik'lijk kwaad, hoorl Als hij weer een boel vergeet I Als ik groot ben Ja dan, Benny, Maar1 nu ben je nog heel klein. 't Duurt nog lang, maar 't komt toch eens wel, Dan zal 't zeker zóó wel zijn. Als mijn kleine jongen groot is, Is hij altijd heel beleefd, Dan denkt hij niet meer aan „krijgen," Hij is blij, als hij maar geeft. Als hij groot is, is hij dapper. Werkt hij, wat hij werken kan En dan zegt hij en dat mag hij „Ben ik nu geen echte man TRUUS SALOMONS. WAT KEESJE VING. Aan de oever van een slootje Half verscholen tusschen 't riet Zit klein Keesjo al een poosje Stil tc visschcn; hij geniet Turend naar zijn roode dobber. Zit hij als een mui9 zoo stil. 't Ventje denkt„Ik mag niet praten. Als ik visschen vangen wil I" Maar opeens daaT duikt zijn dobber Onder water. „Vast een baars!" Fluistert Kees en gaat aan 't rukken Maor hij vangteen oudo laars. (Ingez. door Stormvogel^, DE HOUTEN SABEL, Een koning liep altijd in het burger door de stad, om alles des te beter te aanschouwen. Eens liep hij een Soldatencafé binnen. Hij keek het vertrek eens rond en zag onder do volo afinwezigen ook een van zijn grcrlndders zit ten, die met een man in gesprek was. De koning nam plaats dicht bij den grenadier. Het gespfek ging verder, zonder op den koning te letten. De grenadier zei„ik weet wel raad om er een paar centen bij te verdienen". „Ik verkoop mijn sabel en als ik mijn weekloon krijg, koop ik hem weer terug". Den volgenden dog was alles druk in de kazerne in de weer. De koning hield inspectie. Iedere soldaat was» aar» het schuren, poetsen, en wrijven. Even daarna stond alles al in rijen klaar. De koning zog erg- streng. Een soldaat had een knoop oon zijn jas los zitten en dit zag de koning. Hij gaf den soldaat eer» erg standje en beval op barschcn toon oon den grenudier, die hij gisteren ontmoet hnd in het café, den soldaat het hoofd of tc houwen. De grenadier sprak „koning dot kon ik niet over rrrijrv geweten krijgen „Hoor je mc niet?" sprak de koning boos. „Dan smeek ik, dat mijn sabel in hout ver andert," zei de grenadier. En werkelijk de sabel veranderde in hout. Voor dezen keer zal ik je geen straf gown, om jo slimme antwoorden. Maat bicng je sa bel niet weer in het pandjeshuis, sprak hierop de koning. (Ingcz. door Driehoek.) CORRESPONDENTIE. Thijs. Dank jo wel voor je rondsel. Het k lijkt me wel goed. Ik zal mijn best doen om het nog in de jubilcirmkrunt te krijgen. Vuurtoren. Ik hob gemerkt, dut het éersto raadsel wnj moeilijker was. Moor er zijn, ar toch nog ben hccle masso, die het goed heb ben opgelost. Ju, ik kan me voorstellen, dot jo er erg naar verlangt, We zullen zien wat het wordt f Cecilia. Dat eerste raadsel hcoft geloof ik weer veel op z'n geweten. Do één schrijft mo dat het zoo moeilijk is en jij vond het weer erg makkelijk. Jc ingezonden raadsel is heel aardig. Ik zal het direct als „vruagstuk" geven. Het is weer eens iets anders dun een gewoon raadsel, vindt je ook niet Mol. Ju, dat was ook zoo. Want ik heb al zóó veel gekregen, dat hot misschien niet eens allemaal in één kront kon. En dan moet er natuurlijk een gedeelte tot een volgcndo week blijven liggen. Möot ik zal zien, wat ik doen kan. Dank je wel voor jc Sickcsz omsla- geng. Mogelijk zijn er wel liefhebbers voor. Al hadden zij misschien nog liever hetgeen erin gezeten heeft I f Jij ook niet Sprinkhaan. Je moppen zijn heel leuk. Moor bij jc ingestuurde raadsels ontbroken do oplossingen. Krijg ik die nog van jc? En schrijf or dc rundsels dan tegelijk nog bij. Dan weet ik, wat bij elkaar hoort. Scholekster. Ik zal eens zien wat ik voor je heb. Kom die dan Maandag even nan het bureau van de kront holen. Voor jo broertje zal ik er ook wat bij doen. Die Vcrkade's pluatjes zijn heel welkom. Dank jc wel ervoor. Waar zijn de raadseloplossingen dezo keer gebleven Heb je die vergeten of waren zc to lastig. Dat tweede raadsel was toch wel heel erg gemakkelijk. Generaal Tompoes. Als jc wot hebt voor het ruilhandclhockje, alles is welkom. Jo, dat had je kunnen doen tot 1 Februari. Ik hob nu al genoeg, zelfs meer don genoeg Het heeft toch nllcmool al in de vorige kinderkrant gestunn I Ton Ncvcu. Dat zol wel een aardig ge zicht zijn. Go jc Maandag ook kijken. Mis schien go ik er ook naar toe. Als het nu maar niet gaat regenen. Gymnast. Misschien volt het jo nog wel tegen. Mnnr dnt denk ik toch wel niet Was het zóó lastig. Nu, een volgende keer dan wot meer. Kabouter. Dat weet ik nog niet Dut moet y* maar afwachten. Klcurplnntjes niet. Die ko men wel eens weer afzonderlijk. Daar is in de feestkrant geen ruimte voor over. Draver. Pruchtige autobussen, zijn dat hè Dot zal wel een heele ren-portij geweest zijn om die varkentjes weer terug te krijgen. IIc hoorde, dat je cr nog al last mee hebt gehad. Muar in 't vervolg zal dot wel niet meer gebeuTen. Vlinder. Gelukkig dot het jo plezier doet. Lees er moor veel in. Speurder, -r lk kon jou niet veel antwoor den, want zelf schreef jo me niets. Alleen maar de oplossingen. De volgende keer wat meer hoor I Rozeknop. Door heb je gelijk aan. Maar zoo ging het ook wel. Prachtig, dnt het in jo smaak is gevallen. Dat voohaatsto woord was niet snee, moar snit. Kapel. Dank je wel voor je mop. Hij is wol aordig bedacht en komt in de focstkrant. Als je wat hebt, stuuT het dan moor. Bobbic. Jc ziet al weerAls jc don moed er maar inhoudt, dan gaat het wel. Nimf. Je zult er wel een tijd voor noodig hebben. Maar dan kan je er mooi dén hcelcn Zondag voor gebruiken. Jo, 't Is dc laatste da gen erg mooi en zocht. Alleen die regen is niet erg prettig. Knillckop. Neen, dat valt niet mee. Maor als je er eenmaal voor zit, kon jc wel wat maken. Je moet er alleen moor even hcelemoal in komen. Dan gaat het best. Quonub. Ik zal dc gevraagde plaatjes kjoar leggen. Kom zc dan even aanhalen. Ik heb er maar weinig, want de aanvrage is groot. Moor ik zal je gevon wat ik kon mis sen. Daar moet je voorloopig moor tevreden mee zijn. Stormvogel. Dan zal dat andere versje, dat nu in dc krant staat ook wel van jou zijn, Ik heb er tenminste maar jou naam ondei gezet. Mandarijntje. Heel goed. Welkom. En dan al dadelijk van die mooie versjes. Prachtig hoor. Go maor zoo voort OOM KAREL. ONZE MOPPENTROMMEL. Een Slimmerd. Zoontje: „Po, wonen er heusch menschen op de maan V Vader: Jo zeker jongen. Zoontje: Wat za! het er don een gedrang zijn, qIs het halve maan is rt Is duidelijk genoeg. „Weer nieuwe maan?" riep Jochem, „ik zou heel wat willen geven als ik wist waar al die oude bleven. „Dot is duidelijk genoeg" zei Koster Jan: „Ze slaan cr sterren van." (Ingcz. door Sprinkhaan.) RUILHANDELHOEKJE. Dc heb weer enkele Aquarium plaatjes en bonnen gekregen. Verder nog Pleine's en an dere Vcrkode's-ploatjes, sluitzcgels en postze gels. Zijn er nog liefhebbers Zoo juist kr<yg ik ook nog eenige Sickeszo-mslagcn,

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1926 | | pagina 11