KINDERRUBRIEK.
VOOR DE KLEINTJES
Ow.-
door
C. E. de Lïlle Hogerwaard
Eén - twee.
Hopla Kec,
Keurig springt klein Poesje Nel
In de bocht. Zij kent het wel.
Miesje draait met Moor het touw
Pas op, Moortje, niet te gauw
Eén - twee,
Hopla Kee,
Nel springt fout en is dus af.
Neemt het touw, dat Mies haar gaf,
Draait op haar beurt in de meat
Daar roept Moeder: 't Wordt al leat
Eén - twee,
Hopla Kee,
Uit is voor vandaag de pret
Poesjes moeten nu naar bed.
Morgen springen zij weèr fijn
In den voorjaars-ionneschijn.
Eén - twee.
Hopla Kee,
Wie van jullie springt er mee?
De rubriek valt Oorfi Karei.
Wat hebben jelui je kranig gehouden met
de opstellenwedstrijd. Toen hot zulk mooi weer
was, was ik eigenlijk wel een beetje hang, dat
cr niet veel deelnemers zouden zijn. Want dan
gaan jelui natuurlijk liever wandelen en fiet
sen, dan opstellen maken. Maar daar heb il?
me toch leelijk in vergist, dat moet ik eerlijk
bekennen. Want er zijn heel wat opstellen
binnengekomen, zooveel zelfs, dat ik ze nog
niet eens allemaal heb kunnen doorlezen Ik zal
jelui nu ccist eens vertellen, hoe het verder
met den wedstrijd gaat. Ik ga nu eerst alle op
stellen rustig doorlezen. Als dat gebeurt is
het valt nog" niet mee hoeveel tijd daarmee
heen gaat zal ik uit dc opstellen een keus
maken van zes, die ik dc beste vind. Die zea
opstellen komen dan het eerst in dc krant, ge
nummerd van 1 tot en met 6. Uit die zes op
stellen moeten jelui don de beste kiezen, die
jelui vinden, die oen prijs waard zijn. Ik weet
nog niet hoeveel prijzen er beschikbaar ge
steld zullen worden, maar det zal ik je dan
de volgende week wel vertellen. De volgendo
week komen dan ook de eerste van de zes op
stellen. De andere opstellen komen ook wel in
dc krant, maar later. De volgende keer hier
over nog meer bijzonderheden. Jelui weten nu
alvast wat dc bedoeling is. Jelui allemaal vor
men nu de „jury", die de prijzen toekent.
Nu volgen eerst da
RAADSELS
OPLOSSINGEN
De oplcssi: gen van de raadsels van da vorige
week zijn
L Geen gast tat last met aas. teen, to,
gal, st. gons, net.
II. Correspondentie met ons, tien,
Cor, teenen, roos, rond cn post.
III. B o r k, kerk, zerk, werk en merk.
Vraagstuk Koffiemolen
De prijs is gewonnen door Bobbie, die
hem Maandag aan ons bureau kan komen af
halen
NIEUWE RAADSELS-
I
X
X
X
X x x X 'x X x
X t
X
X
Op de knrisjeslijnen komt dc naam van een
dier.
Op de eerste rij een uitroep.
Op de tweede rij iedereen.
In dc laatste dagen hebben we nog al gehad
wat op de derde rij staat.
Op dc vierde rij het gevraagde woord.
Op de vijfde rij een nuttig dier.
Op de zesde rij een verkorte meisjesnaam.
Op dc zevende rij een letter van het alpha
bet (ook een drenk).
(Ingcz. door Uil)
H.
Het geheel is "een spreekwoord van 7 woor
den cn 33 letters.
I, 13, 19, 26 zit aan een boom.
2, 4, 17 is een telwoord.
3, 6, 16, '22 is een drank.
4, 11, 20, 21 is een watervogel
5, 7, 18 is een wiel.
8, 24, 24, 23 Is net bovenste van dc melk
9, 14, 27 is een deel ven de weck,
15, 51, 25, 33 vindt men nnn 't strand
28, 29 komt na dc vloed.
30 cn 32 zijn medeklinkers.
(Ingez. door Wielewaal).
DE BRUILOFT VAN KABOUTER „GOED" 1
Wij vieren feest
In éénen geest
En willen lustig zingen.
Dat maakt ons blij.
Van zorgen vrij,
In 't midden dezer kringen.
O, hoe zalig klopt nu 't ware vriendenhart.
't Denkt niet om den morgen.
Nog om bange zorgen,
't Voelt geen leed of smart.
Laat ons dan vrij
Vferheugd en blij,
't Genot van 't ~:ngcn smaken
Vereend van zin
Stemm' ieder in.
Om veel pliczier te maken.
O, hoe zalig enz.
Het u-es do kabouterzangTereenigng „Klein
maar dapper", die onder leiding ven haar di
recteur, kabouter „Notenbalkdoor het ringen
van bovenstaand lied hulde bracht aan kabouter
„Goed" toen d<^m huwde met Prinses „Goud
glans" dochter van den Elfenkoning. Eerst wa
ren zij door het maanlichte bosch gemarcheerd
op de mrvnt van het marschüed
Eén, twee, dvie, vier
Trekken wij van hier
Kameraden vlug ter been.
Nu weer lustig aongctrêen,
Ieder weer wel dat dc voeten,
Telkens links beginnen moeten.
Dat wc letten op do maat.
Sierlijk, flink, gemakkÜjk gaot.
Romplamplom, rnmplnmplam, Ramplamplem,
rnmplnmplan
Voorwaarts gaan we man aan man.
Eéén, twee, drie, vier.
Trekken wij van hier.
Hebt ge trouw uw teak volbracht
Bij Uw werk goed nagedacht.
Dan is 't prettig' te marchecrcn
Eiken dog iets nieuws tc loeren
Dat bevalt ons evenzeer
En verheugt ons meet en meer.
.Ramplamplom, enz.
Met, lampions, fakkels en flambouwen, trok
de stoet door het bosch; 't was een echt toe-
verachtig gezicht Kabouter „Goed" en z'n bruid
verschenen nl gauw voor de deur van hun wo
ning. begroet door het gejuich der saèmge-
stroomde menigte. Toen werd het galarijtuig
voorgebracht, getrokken door 12 jonge haasjes
en stapte het paar in om een tocht door ka-
bouteiland te maken, doch de hnasjes werden
afgespannen en vervangen door een groep jon
ge kobouters, die het rijtuig voorttrokken on
der dc opwekkende toonen van het krekelfan-*
farekorps „Springen cn Snerpen", dot het ka-
boutervolkslied deed hooren, hetwelk weldra
door^ ieder uit volle borst werd meegezongen.
Het was een feest zooels het bosch nog nim
mer had aanschouwd. Alle boschbewoners kwa
men dan ook uit hunne hoton cn nesten en
juichten/ den voorbijtrekkenden stoet luide toe
De eekhoorntjes bod?»* eene schoonc verzame
ling eikels aan, anderen kwamen met anemo
nen, boschviooltjcs en velerlei andere bloemen.
Koning Leeuw had Reintje de Vos als verte
genwoordiger gezonden, die kabouter „Goed"
namens zijn meester, een gouden lessenaar
aanbood, waarbij hij zelf nog voegde een paar
kippen en een haan, waar hij beweerde eerlijk
te zijn aangekomen, hoewel de ekster hem
meermalen nariep „gauwdief'.
Toen do rijtoer was afgeloopen liet kabouter
„Goed" allerlei lekkernijen strooien en werden
allen onthaald op Berkewijn cn honing. Op het
feestterrein (con open plek in 't bosch) werden
volksspelen gehouden, terwijl een paar draai
molens van meester Uil en verschillende
kraampjes ook daar waren opgesteld. Vooral
het specialiteiten theater van Mr. Aap, waar
gedresseerde menschen werden vertoond, trok
vele kijkers, 't Was dan ook aardig te zien ver
telde Mr. Spreeuw, hoe deze plompe, logge
wezens dr merkwaardigste toeren verrichtten
op commando van den directeur.
Den gehpelen nacht duurde de pret, doch
iccn do dageraad begon aan te breken, trok
ieder Welgemoed haar huis, dankbaar en vol
daan. Jammer dat een door Mr. Pluimstaart
genomen kiek mislukte, doordat Mevrouw
Pairwr er met hoar staart juist voor was gaan
staan pronken. Het uitgebreide verslag ddt den
volgenden dog in de plaatselijke courant
„Boschlust" verscheen, maakte echter alles weer
goed.
Een kinderfeest besloot de rij van festivitei
ten, die bij allen nog lang in blijde herinne
ring zal blijven.
6
Regenlied;©.
O Regentje, zeg Regentje,
Wat maak je alles natf
O, als ik bij jouw droevigheid
Geen vroolijk hartje had.
Wat sou ik dan een domoor zijn,
Als ik niet stellig wist,
Dat achter jou is Zonneschijn
En 'k heb me nooit vergist.
O Regentje, zeg Regentje,
Je zet de straten blonk
En iedereen zegt: Foei, wat naart
Geen enkele zegt: Donk 1
Ze denken nietWat is dst fijn,
Wat zal het gTas nu prachtig rijn 1
'k Denk, als er nooit eens regen wss.
Dan misten ze je pos.
O Regentje, zeg Regentje,
Jij msakt de bloemen blij,
Jij maakt de kind'ren immers groot,
Jij regen van de Mei 1
En als je weer vporbij zult zijn,
Dan geurt 'de heele wereld lijn.
Dag Zonnetje f zegt iedereen;
Aan jou denkt dan niet één.
O Regentje, zeg Regentje,
Zoo zal 't niet altijd gaan,
Want wordt de oogst'eens mooi en goed,
Dat heb j ij ook gedaan.
Je moet er immers altijd zijn,
Je hoort ook bij den Zonneschijn
Was er alleen maar Zonnegloed,
Geen mensch vond dat toch goed.
TRUUS SALOMONS.
Een aardig Tafereeltje uil
den Watersnood-tijd.
Jol Ho zult allemaal natuurlijk veel 'nebben
hooren spreken over de vreeseüjke ramp,
die ons land dezen winler heeft geteisterd,
is 't niet? Hoe de dijken op versoheiden
plaatsen doorbraken, waardoor het water
alles overstroomde on hoe langer hoe hoo-
ger steeg, en de huizen binnenstroomde,
hooger, al maar hooger, zoodat 't zells de
bovenverdieping onder water zette, en de
menschen, die al op den zolder huisden,
verplicht waren op 't dak te klimmen, eer ze
gered konden worden, en dat in die bittere
koudel Vreeselijk hebben zij dan ook ge-
Wen, zóó erg, dat jullie die, als je van
school thuiskwaamt, heerluk je kondt war
men bij de goed brandende kachel, je dit
haast niet zult kunnen voorstellen. En niet
oi'een de mensohen, ook de dieren hebben
bittere ellende doorstaan en menig dier,
sems eén heele stal met koeien, en heel
veel kippen, hebben 't leven daarbij gelaten,
omdat ze niet bijtijds gered konden wor
den.
Zoo was er ook een gezin, dat al hooger
en hooger was gaan huizen, nadat ze eerst
gelukkig nog de koeien uit den stal op
veiliger plaatsen hadden kunnen brengen,
maar eindelijk stond het water zóó hoog,
dat 't tot aan de zolderramen kwam, en zij
zoo gauw mogelijk :n de boot moesten
stappen, die hen kwam 'nalen. Er waren in
dat gezin vijf kinderen, en hun vader hielp
mee aen 't dichtstoppen van de dijken, zoo
dat moeder de vtouw het heel druk had
met de zorg voor haar kindaren bij de red
ding, en 't dus geen wonder was, dat zij,
voor 't oogenbük den hond en de poes
vergat, die op een zolderkamertje aan den
achterkant raten.
Toen ze al ean poosje weg waren met de
boot en zij hun woning niet meer konden
tien, bedacht 't oudste kind, ean jongen vRn
tien jear, opeens, dat ze die dieren verge
ten hadden, maar er was geen denken «an
om terug te keeren: de soldaten in de boot
hedden tooh al moeite genoeg om tegen
den stroom op (e roeien, cn er moesten nog
meer rr.erzshen gered worden, er. die gin-
'gen vdiSr de dieren.
Jullie leunt begrijpen, hoe vreeselijk de
kinderen dat vonden, ze hielden zooveel
van hun trouwen Bello, en de poes had twee
lieve kleine poesjes, die pas drie weken oud
waren, rulke schattige diertjes; zouden die
nu moeten verdrinken? Ze huilden bij die
gedochte.
Bello kon ten minste nog zwemmen, die
zou zich dus misschien nog kunnen redden,
maer een poes, die zoo beng voor water is.
zeker niet, en ol hed ze 't gekund, dan zou
ze nooit haer kleintjes hebban verlaten,
daarvoor was ze een te goede moeder.
Het was dus wel zeker, dat ze hun dieren
nooit meer terug zouden tien, tenzij er een
wonder mocht gebeuren.
Inmiddels was 't water zóó gestegen, dat
't nu ook de zolderkamer bereikte aan den
achterkant, en Bello's mand angstwekkend
naderde. Poes zot een eindje verder terug,
In een mandje rïret hengsel, met haar Iwee
kindertjes worm tegen zich aangedrukt.
Nu begreep de hond, dat t ernst werd,
en dat hij zich door 't luik, dat open stond,
redden moest. Maar hoe d«n met Poes? Dia
wilde hij toch niet achterlaten 'mi met haar
kleintjes jonimerlijk om te komen En wat
deed de slimme Bello, die heele goeie
maatjes met de poeservfnmllie was, toen?
Dat zal ik ju'lie nu eens gauw vertellen.
Hij pakte het mandje bij 't hengsel tus-
schen zijn stevige tanden, en wierp zich in
den vloed, steeds rijn kop hoog opgeheven,
opdat t mandje, met zijn bewoners, goed
droog zou blijven, an nu ging hij zwem
mende de richting uit, die de boot genomen
had. Hij schoot wel weinig op, want 't was
moeilijk werk, maar eindelijk <verd hij toch
voor zijn moeite beloond, want ginds ont
dekte hij de boot, die juist menschen uit
een andere woning afhaeMe, en dus stilleg.
Dat gaf het vermoeide dier nieuwen moed.
cn hij worstelde met zijn mandje tegen 't
water, totdat de kinderen hem herkenden,
en men wachtte, tot hij de boot had be
reikt, waarin 't trouwe dier toen liefderijk
werd opgenomen.
De arme hond was geheel uitgeput en
rilde van de koude, en in 't mandje lagen
de poesen alle drie, zonder det hun een
haer was gekrenkt.
Wet weren de kinderen gelukkigl
Een der mannen had een dek, dat hij
over het kletsnatte dier heenlegde, zoodat
het weer wat kon bijkomen.
Jullie begrijpt allen wel, dat 't trouwe
dier de held van den dag werd, en dot men
hem een plaatsje Inruimde in 't huis, waar
de familie een gastvrij ondetdak vond, toen
men zijn geschiedenis hoorde.
Maer de poesjes, die :oo wonderbaar
gered waren, werden ook niet vergeten, en
moohten bij hun trouwen makker bl'jver.
die hen zoo moedig van ccn wissen dooi
gered had.
ANNA K.
Hasr verdiende Loon.
Het koren stond rijp op het veld en de
goudgele halmen glansden in het zonne
licht. Hoog in de lucht jubelde de leeuwe
rik. terwijl kleirve schapenwolkjes op het
fra-aie landschap neerkeken.
Daar kwam de hamster uit zijn woning
te voorschijn. Jullie weet zeker, det dit
knaagdier groote verwoestingen op de
•korenvelden aanricht. Hij was juist bezig
het gouden koren in rijn vooiraadkamers,
te verzamelen voor den winter. Nu en dan
voelde haj met rijn snijtanden, of d<e konels
wel zwaar genoeg waren; da lichte liet hij
voor den boer achter.
Juist rioop hij om een distel heen, toen
hij een muisje ontmoette. Het diertje
schrikte geweldig en wist niet, waorheen het
zich wenden moest. Eer het kon wegsprin
gen. hed de hamster het reeds tusschen ri-e
voorpooten en keek het grimmig aan.
„Zoo, U'lc.ne riiefl zei hij barsch, „jij be:vt
hel dus, die mfj mijn koren on U te hit? Hoe
durf je het wagen in mijn nabijheid te ko
men? Weet je dam niet, det 3c je dooden
kan?"
„Ach, lieve meneeri" bad het muisje in
doods angst, „lont mij leven! Ik heb nog
nooit iets uit uw veld' gestolen-en was het
ook werkelijk niet van plan. Ik ging alleen
maar eens wat wandelen in den zonne-
sdhajnl Maar eis ik geweten had, dat gij
hier woont, was ik heusbh niet zoo dichtbij
gekomen!"
„Nu jdk je, kledn, dom dingl" riep de
hamster uit. ,,'t ITeipt je echter niets, je
komt iwet weer vrij. Maar ik wi'i je niet
doodlen; je zult bij mij blijven en mijn
vrouw in het huishouden helpen. Den zul
je het mij niet meer lastig makenl"
Hoe het muisje ook bad en vleide, hoe
luid het ook om hulp riep, het hielp niets.
De onverbiddelijke hamster nam het me©
naar zifn woning.
Daar kwam het onder het strenge toe-
zwiht van mevrouw hamster, en deze was
el net zoo brommig nis haar man; rij was
geen haar beter.
•Er brak voor het airme muisje een leven
van zwaren arbeid aan- 't Moest heioen bij
het opstapelen van het koren in de voor-
raadk'amers en op de kleine hamstertjes
passen en bun op tijd te eten geven. Aan
berispingen ontbrak het niet en ons muisje
verlangde erg naar haar vroegere vrijheid
terug.
Op een nacht, toen de hems terfamilie in
een diepen slaap was, stond' het muisje heel
stil op, om heimelijk weg te sluipen. In de
duisternis stootte het echter tegen de
hamster aan. Deze sprong dadelijk op en
gaf het aime ding een paar geduchte klap
pen met rijn gTooten voorpoot, zoodat het
muisje aide lust tot vluchten verging.
Den volgenden dag, judst toen de 'hamster
rijn middagdutje deed, werd hdj door direur
nende voetstappen gewekt. Hij sprong op
en ijlde naar de huisdeur om te zien, wet
er gebeurde. Daar zag hij den boor, oen
wien de akker toebehoorde, met knechten
en meiden bezig. De scherpe sikkels intoch
ten m de halmen en de aren vielen op den
grond.
„Opgepast!" zei de hamster in rich zeil
en keerde schielijk in rijn huis terifg.
„Vrouw!" was het eerste wat hij zei,
„zorg dat de kinderen binnen blijven. De
boer is op het veld en het zou al heel
slecht met ons af loops n, als hij ons vond.
Wij zuilen ons hier beneden, rustig houden,
totdat het gevaar voorbij is."
Toen wendde hij zich tot het muisje er,
ging voort:
„Jij gaat naar boven en verstopt je bij
de huisdeur. Ais de boer nu onze woning
nadert en er gevaar dreigt, dat hij ons huis
ontdekt, dan moet je ons onmiddellijk ko
men waarschuwen, zocdat wij den tijd heb
ben te vluchten."
„Ik zal goed opletten," zei hei muisje,
maar het dacht: „Nu ben je in mijn macht
bruine brombeer!
De maaiers kwamen nader en het muisje
hoorde den boer zeggen»
„Ik wou, dat ik de hamster vinden kon,
die zoo in mijn koren heeft hu togen ouden!"
En al zoekend en op den grond luren#
ging de boer verder. Het muisje hooide na
eendgen tijd doch in de verte hoe de
zeisen gewet werden. Het gevaar voor de
hem ster was dus geweken-
„Nu is het tijd," dacht het muisje, „orr.
mij uit de weten te maken.1'
Het sprong vlug in een greppel en liep
wet hei 1 oppen kon. Plotseling bleet hot
echter stilstaan en overlegde b:j zich zelf:
„Als ik den boei- nu eens wees, waar hij
de hamster vinden kan-. Als hij den roover
vindt, heb ik mij gewroken! Als ik maar
vast wist, dat de boer mij geen kwaad
zcu doen. Maar kom, gekheid, hij zal rfdj
immers dankbaar zijn! Ik waag het erop en
ga neer hem toe
Deer zog het muisje, cl at do maaiers
weer naderden. Niet ver van de woning
van de hamster bleven zij stHstaon en gin
gen rij 2itten öm hun avondboterham te
nuttigen. Langzaam ging het muisje near
den boer en zei:
„Meneer boer, ik wil u zeggen, waor de
hamster woont, die uw koren gestolen
heeft"
Verwonderd keek de boer om zic{) hebn.
Eerst wilde hfj naar het brutale muisje
slaan, doch hij bedacht zich en zei:
„Goed, wijs mij den weg don maar!"
Haastig trippelde het muisje vooruit. De
boer volgde met rijn hond. Zoo kwamen ze
bij de woning van de hamster.
„Donk je," zei de boer. „Kees, pak!"
Of de hond zij* boos niet goed begreep,
weet ik ntet, maar ctot is zeker: In een
oogenblik hod hij de verraderlijke mute gé-
pakt en dood gebeten. Het muisje bod nu
hoor verdiende loon voor haar «nood ver*
raad.
Daarna riep de boer zijn knecht en in
enkele minuten wr.S de geheelc hanvster-
facnilie gevangen en werden de korendie-'
ven onschadelijk gemaakt.
CORRESPONDENTIE.
Jnn Pietcrsz. Cocn. Dat had al eens eer
der in dc krant gestoan. Mnnr voor ©cn en
kele keer is dnt niet zoo heel erg. Leuk, dat je
het mooi vndt.
Scholekster. Ik zal wat plaatjes voor j«-
klaar leggen. Kom die don even aanhalen. Goed
hoor, det komt dan wel terecht.
Zwartkop. Neen, maar het is toch altijd
wel oordig nis je het nog' in het vooruitzicht
hebt. 't Was toch niet zoo erg druk als vorige
jaren, vond je wel Jo, dc zomer is er wéér
voordat je het weet.
Wielrenner. Nog wel gefeliciteerd hoor!
Dat zo! wel een fijne dog voor je zijn geweest.
Heb je veel cadeautjes gekregen. Prachtig, het
schiet dus ol goed op.
Gymnast. Vond je het geen schitterende
tocht. En wut een prachtig gezicht hè, ol die
vruchtboomcn in bloei Er viel heel vcol tc ge
nieten
Bobbie. Goed, zoek mnnr wöt op, went
ik heb cr niets meer voor. 't Is wel nnfdig als
daar oo»k weer eens iets van in dc krant
komt
Klcin-Duimpjc. Aardige beestjes zijn dat
hè. Dc hebben bijna heelemnol dó kleur van
de boomen, zoodat je ze haast niet kunt on
derscheiden. Zoo zijn er heel veel van zulke
diertjes. Je zult zc op je wandelingon wel meer
zien.
Paddestoel. -Jó, dot zijn mooie boeken, én
jc kunt er telkens wel weer opnieuw aan be
ginnen Ze vervelen nooit.
De Eersteling. Dank je wel voor je aar**
dige raadsel, 't Zal wel wel gauw in dc krant
komen.
Dc Vriendschap. Ja, dit jaar hebben dé
scholen vrijaf gehad. Jc hebt dus een aardig
fietstochtje gemaakt. Door is zoo'n vrij© mid
dag ook net goed voor. En op zoo'n middag
kan je heel wat zien en genieten. Datheb je zelf
zeker ook wel ondervonden.
Grove Dirk. Neen, nog niotdaarmee
wacht ik totdat zc allemaal binnen zijn. Den
ga ik lezen cn uitzoeken. Zoo, dus jo lost ook
nog andere raadsels op. En rijn die gemakke
lijker of -^moeilijker
Havik. Gelukkig dat je nu weer hcelemaal
beter bent. Graag, Ik kan cr altijd gebruiken.
Natuurlijk niet tc moeilijk hoor I
Knor. Dat is niet een prettige herinnering
onn de scnoonmonk. Daar moet je maar geen
gewoonte van maken
Winterkoninkje. Jk zal zien, wat ik voor
jc doen kon. Tot nu toe zijn er nog geen aan
biedingen.
Ncgclia. Zoo, ga jc naar dc huishoud
school. En ol zoo gouw? Daar krijg je weer
heel wat anders tc leeren.
Lelietje van Dalen. 't Is te hopen voor je,
dat je nu gouw heelemonl beter bent, en niet
meer noar den dokter behoeft tc gaan. Gn je
dan weer noar de school terug?
Pijl. De rondsels moeten uiterlijk 's Woens
dagsochtends 9 uur binn«.n zijn. Van de ge
vraagde nummers heb ik cr moor één. Die zal
ik klapr leggen voor je. Donk je wel voor de
omslagen.
Scholo. Ik heb het gekregen. Toch maar
goed, dat jc eraan begonnen bent, hè? En is
het jc nog al meegevallen
Drover. Ja, een heel klein briefje zelfs
Moor* de volgende keer wordt dc brief zeker
wel langer hè.
Ton Neveu. Dnt was wel een schitterende
film hé. Daar heb je zeker wel erg van geno
ten. Dat heb ilc tenminste vel.
Masker. Ik geloof het wel, maar liet is
nog niet. nan de beurt. Nog even geduld, dus I
Ik zal aen jc denken. Herinner er mij zoo nu
en dan nog mnnr eens aan.
Kabouter. En heb je du weddenschap ge
wonnen Eigenlijk moet jc daar altijd lust
voor hebben.
Kapel. Natuurlijk kun jc dio ruilen, als
je maar dc gevraagde nummers opgeeft. Zend
dan tegelijk die Lensyeldplaoties. Donk je wel
voor je raadsel.
Uil. Wel gefeliciteerd! Wat een feest zal
dot zijn. Een mooi rapport heb je meege
bracht, hoor.
Vink. Jo, dat begrijp ik.
Thijs. Veel genoegen bp je feest.
Vlinder. Dnt is ook het beste wat je doen
kunt. Dan vergeet jc het nooit. Prachtig, bn ntt
nog meer vooruit.
Mol. Er liggen nog een pear bonnon
klaar voor je. Wil je die even komen holen.
Annemone. Zllverpupicr heb ik heelemeol
niet en zilver nog minder. Met spijt me dot
ik je daaraan niet kon helpen.
Stormvogel. Jo, de weken vliegen otn.
Vond je het niet aardig. Waar ben jc geweest?
OOM KAREL.
RUILHANDELHOEKJE.
Is cr een van do neefjes of nichtjes genegen
zijn Pleincsalbym UI, desnoods zonder ploot-
jes tc ruilen tegen een Verk-de's Aquarium-
album met 35 bonnen? Zoo ja, don kan die
tich vervoegen Kopclwcg 3L
De voorraad o:n tc ruilen is nog aangevuld
met eenfee Sickosz-Ömslagen.