AMERSFOORTSCH DAGBLAD „de eemlander» «Me
BINNENLAND.
TWEEDE BLAD.
FEUILLETON.
Een Liefdesdroom.
Opvoeding en Onderwijs,
\j Nieuwe Wegen.
X.
Diritschland stond in de voorgaande
eeuw ongetwijfeld aan de spifcs van de ont
wikkeling van net intieUeotiraiistisdhe sohool-
wezen- Ben flink deel van het Hollands ene
sdh ooisysteem is op Duitsehe leest ge-
sdhoieid. Merkwaardiigerwijz-e blinkt Duitsch-
Qand oók in onze-f. tijd uit door s-toulmoe-
diige pogingen om te geraken tot hervor
ming der oude sdhool.
In ziekeren zin behoeft ons dit niet te ver
wonderen. Onze naburen zijn gegaan, ge
steund mogen we wel zeggen,' door ven
woestijn van leed en bittere ondervinding.
Bn in de smart keert de mensoh zich bin
nenwaarts, hij trekt zich terug in zichzelf
als een wild dier in zijn hol. Dan. komt hij
tot bewustzijn van zijn fouten en gebre
ken, van de oorzaak van zijn snwt. En hij
kan, daaruit de kradbt putten om zijn leven
opnieuw te beginnen op een gezondere
basis, met een kostbare geleerde les in
ihoofd en hart.
Zoo is het duizenden Duitschers gegaan.
Velen zijn de oogen geopend1 en hun pogin
gen tot hervorming zijn geboren uit smarte
lijke beproevingen. Hoort deze woorden van
•een Duitsch opvoeder, door den heer Cor
(Bruyn geciteerd in een artikel over de
Hamburger Gemeim schaf tssohulen„Wij
ihebben een zware schuld op ons geladen.
Medeschuldig zijn wij aan de zedelijke ellen
de der menschheid. Wij hadden moeten
opvoeden tot zedelijk handelen, tot goed
heid, tot liefde en wij hebben opgevoed tot
egoïsme en machtswaan.
Wij hadden moeten opvoeden lot geeste
lijk vrije menschen en wij hebben, in dienst
van een autocratisch systeem, ons laten ge
bruiken ails werktuigen om op te voeden
tot vereering zonder innerlijk gevoel, tot
overgave zonder innerlijken drang, tot ge
hoorzaamheid zonder innerlijken plicht.
Bn het zaad ds bloedig opgeschoten. Mil-
lioenen moeders dragen rouw om haar
zonen, wien wij liefde leerden voor een
idool, niet voor den mensdh. Wij zijn mede
schuldig.
Wij roepen U op, opvoeders, broeders,
in Frankrijk, in Rusland, in de" geheele
wereld, laat ons boeten dow de daad.
Slechts één daad -verzoent: weest van ston
de aan broeders voor uw jonge modern en-
schen; verbreekt de banden, die gij door
systeem en doode kultirurstof om hun jon
gen geest hebt gelegd. Laat ze zelf groeien:
sloopt de mpren, die gij om hun jonge
'harten hebt gebouwd', leeft in liefde met
hen, spreekt er niet over. Laat gemeen
schap zijn tusschen U en hen. Laat uw
jonge genooten hun leven in de gemeen
schap met U zelf bepalen.''
Deze oproeping is teekemend voor een
gemoedstoestand, dien wij ten onzent niet
kennen, omdat de voorwaarden om hem re
doe-> ontstaan 'hier ten eenenmale ontbro
ken hebben- De ellende van den oorlog na
t geluwde enthousiasme, de vernedering
ven verslagen te zijn, het alles omverwer
pende van de revolutie; door deze poort
moesten talloozen gaan om tot ontwaken te
karnen.
Maar nog wat anders moest ook vooraf
gaan. de Duitsc.he jeugdvormmg en de Duit
sehe vrouwenbeweging, zooals Dr. Fr.
Ivarsen in zijn „Deutsche Versuchschulen
der Gegenwart und ihre Probleme terecht
tracht aan ie toonen. Reeds vóór 1914 or
ganiseerde zich de Duitsehe jeugd'. En haar
beginselverk aring getuigt van ontwaakt
innerlijk zelfbewustzijn, getuigt van krach
tig jong leven. Zij wilde „zich afwenden
van 't zuiver intellectualisme en rationalis
me, er. zoeken te komen tot nieuwe vormen
op alle gebied van 't openbare leven". Ze
wilde „haar eigen leven soheppen> onder
eigen verantwoordelijkheid en in overeen
stemming met wat ze gevoelde als goed en
waar".
Zoo eisohte deze jeugd reeds vóór de
misdaden van den oorlog: innerlijke vrij
heid, het recht van doelstelling des levens,
zelfbepaling. Zag deze jeugd niet reeds in
tuïtief d'e waarheid van Spinoza's woord
(zie Ethica), dat: vrijheid is de gebonden
heid aan eigen wezen? Laten wij niet na
laten hier in het voorbijgaan te vermelderu
dat ook in ons land soortgelijke klanken te
beluisteren zijn. Geheel in den geest van
den nieuweren tijd is b.v. de beginselver
klaring van de Practische Idealisten Asso
ciatie, bij verkorting P. I- A- genoemd, die
zich richt tot alle „werkelijke idealisten van
welken stand of welke richting ook, maar
Ln het bijzonder tot all e jongeren, in wie
de idealen der komende orde leven", en die
aldus luidt:
„In plaats van ons te laten meesleep en.
door de verkeerde sleur en te laten ver
lammen door gewoonte, willen wij onszelf
blijven, waar we ons ook bevinden en steeds
blijven streven naar de volgende idealen te
leven:
Wij willen de menschheid dienen, in
plaats van eigen eer en voordeel na te
jagen. Wij willen onze lagere natuur be-
heerschen, in plaats van haar onbeteugeld
te laten. Wij willen de innerlijke werkelijk
heid dier dingen onderscheiden van. hun
uiterlijk en schijn. Met alle gelijkgezinden
willen wij in eenheid samenwerken, om, be
zield door deze idealen, een betere samen
leving te vormen, en we zullen ons hierbij
door geen uiterlijke verschillen laten ver-
de elan."
Men ziet deze beginselverklaring is in
geen minder verheven geest opgesteld als
die der Duitsehe evenknieën. Ook den
u iter lijken vorm wenschen onze jongeren
minder strak dan wij ze kennen in onze
instituten. Bij de P- I. A- b.v. lezen wij,
wordt geen contributie geheven. Ze heeft
geen statuten of reglementen, geen wer
kend bestuur met niet-werkende leden. Haar
beginsel is dat van samenwerking: ieder is
medewerker. Elke plaatselijke afdeeling
heeft haar leider, die het werk verdeelt en
leidt. Dat is al.
Men begrijpt, dat deze geest het moge
lijk heeft gemaakt schoolgemeenschappen
te stichten als die van Geheeb en Wyne-
ken (Wichersdorf in het Thüringerwoud
Wie 'hiervan meer wil weten verwijzen wij
naar: Gustav Wyneken" Wichersdiorf). Die
zelfde geest heerscht in talrijke jeugdbon
den, waarvan de bekendste ongetwijfeld de
„WandervÖgel" zijn, die, mandoline of
goitaar en ransel op den rug, hun vrijen tijd
geven aan verre wandeltochten, aan kam
pveren en karperaadschappelijken omgang
Diezelfde geest heeft ook de Hamburger
gemeenschapsscholen mogelijk gemaakt
De ontwikkeling er van gaat hand aan hand
met die der arbeidersbeweging en vrouwen
beweging, in 't bijzonder wat betreft ondei
de vrouwen der arbeidersbevolking-
Tot schade der sociale ontwikkeling is de
arbeider te lang gehouden buiten mede
zeggenschap in de bedrijven, waarin hij
werkt, zegt Fr. Karsen- Va-naf den middel-
eeuwsdhem handarbeider,, die met liefde zijn
werk uit eigen innerlijken drang schiep,
over den fabrieksslaaf der 19de eeuw heen,
komen we thans tot een zich bewust wor
dende arbeidersklasse, waarvan de enkeling
niet kan terugkeeren tot het bedrijf van de
middeleeuwen. Er ontstaat een nieuwe ver
houding tussdhen de arbeidende groep en
den arbeid: geen mechanisme meer, zoo
wordt gevraagd, maar 'het bedrijf moet zijn
een organisme.
Deze drang gaat natuurlijk hónd aan nancl
met de verdere ontplooiing van het men-
sdhelijk ras tot scherper geaccentueerd
individualisme, waarover we reeds vroeger
schreven en dat meer en meer èlle werkers
in de samenleving gaat aandoen.
Wij kunnen in deze artikelen, waar het
niet om sociologie gaat, maar om opvoe
ding, slechts deze uitingen constaleeren en
ze niet iin een breed wetenschappelijk en
wijsgeerig verband bezien. Toch moeten wij
er nog aan toevoegen, dat de bewustwor
ding der vrouw in onzen tijd gevolg moet
zijn van soortgelijken drang, ook in prole
tarische kringen.
Deze verschillende factoren nu hebben
•mogelijk gemaakt, dat e enige jaren geleden
een massabeweging ontstond bij de uitroe
ping van de republiek in Duitsch land,
welke de sociale revolutie ook onmiddellijk
wilde doen doordringen tot de scholen. En
dan zien we daar h'et zeer merkwaardige
verschijnsel, dat de Pruisische stramme
staatsschool omzwaait tot een gemeen
schapsschool, waar kinderen, personeel en
ouders in1 voortdurend contact met elkaar
leeren samenwerken tot verwezenlijking
van hun ideaal.
,Over het resultaat dier poging in een
volgend opstel.
J. H. BOLT.
KON. BESLUITEN.
Benoemd tot Rechter Rechtbank Utrecht Mr.
J. W. Suringar, thans idem Assen;
tot Substituut-Officier Justitie Rechtbank
Zwolle Mr. J. C. van Hasselt, thans idem Win
schoten
tot Notaris te Rotterdam R. L. Verhey,
candidaat-notaris Rotterdam; te Zwolle, M.
Meppelink, notaris Fijnaart; te Kruimingen J.
J. van Dijke, candidiat-notaris Kruimingen;
te Scheveningen J. J. M. Braun, candidaat-no-
taris, wonende 's Gravenhagc; te Hilvaren
beek H. V. A. Pollen, candidaat-notaris Roer
mond; te Mill, D. de Vries, candidaat-notaris.
wonende Cuyk; te Emmen, J. Boser, candi-
daatnotaris, wonende Groningen.
Bij K. B. zijn herbenoemd tot burgemeester
der gemeenten:
Baarle-Nassau W. C. J. Mensen; Berghem:
P. A. J. M. Bauduin, secretaris; Ossendrecht:
F. J. van de Ven, secretaris; Deil: Mr. W. M.
Kalff; Doesburg: Jhr. Mr. G. A. A. Nahuys-.
Leiderdorp: G. van der Valk Bouman, secreta
ris; Waddinxveen: P. A. Troost; Dubbeldam-
G. F. de Roo; Rozenburg: L. Neyeris; Noord-
welle en Serooskerke (S.)J. Schooff, secreta
ris der gemeente Serooskerke (S.)Biggeker-
ke: L. Simonse; Koewacht: A. F. J. M. Die-
rick; Dreischer: E. H. P. van Nahuys, secre
taris BaarderadeelE. van Dauwen; Maas-
bracht: H. H. H. van de Venne, secretaris;
Mook en Middelaar: H. J. J. Scngers; Stram
proy; J. M. Danders.
benoemd tot directeur van het Telegraafkan
toor te Groningen H. C. Felser, thans adj.-in
specteur P. T. T. te Zwolle;
ontbonden zijn met dank de Centrale Com
missie voor de in 1925 te Para's gehouden in
ternationale tentoonstelling van moderne, de
coratieve en industrieele kunst, de commissie
van uitvoering en. de tentoonstellingscommis
sie en zijn de commissaris-generaal, Ir. dc Bir
Leuveling Tjeenk, en het- gedelegeerd lid dei
Centrale Commissie te Parijs, A. J. van Maas-
lijk met dank eervol ontheven van hun func
tie;
voorts bevorderd tot commandeur der Oran-
je-Nassau orde E. Heldring, te Amsterdam,
lid-voorzitter der Centrale Commissie en van
de commissie van uitvoering;
benoemd tot ridder Nederlandsche Leeuw
Ir. J. de Bie Leuvelink Tjeenk, te Amsterdam
lid der Commissie van Uitvoering, lid-voorzit
ter der tentoonstellingscommissie en commis
saris-generaal, mr. H. H. Westendorp, te Am-
sterdam, lid der Centrale Commissie en van de
Commissie van Uitvoering.
benoemd fot ridder in dc Oranje-Nassau-
ordc mr. A. E. van Saher, tc Amsterdam, lid
en secretaris dei Centrale Commissie en van
de Commissie van uitvoering; J. F. Staal en
H. Th. Wijdeveld, architecten te Amsterdam,
allen in verband met bovengenoemde tentoon
stelling te Parijs;
ontbonden met dank dc Staatscommissie
voor dc herziening van het Indisch privaat- en
strafrecht, bestaande uit dc heeren mr. A. H.
Du Mosch, lid levens vice-voorzitter; mr. J. J.
Hagen, lid-secretaris; mr. dr. M. S. Koster,
mr. P. C. A. Collard, B. P. v.. d. Zwaan en
W. Boekhout, leden, en zijn benoemd tot ridder
Ned. Leeuw de heeren mr. J. J. Hagen en W.
Boekhout voornoemd, leden van de bizondere
commissie uit die Staatscommissie.
DE OPHEFFING VAN HET GEZANTSCHAP
BIJ DEN H STOEL.
Een schrijven van het Ncder-
londsch episcopoof.
De Maasbode verneemt, dat het Doorluchtig
Episcopaat van Nederland aan den Heiligen
Vader den volgenden brief heeft verzenden
UTRECHT, 0 Mei 1920
Heilige Vader,
De Aartsbisschop van Utrecht 'en dc Suf-
■■egann Bisschopoen zijn ten zeerste be
droefd, dat onze Koningin genoodzaakt is ge
weest. tegen Haar bedoeling. Haar Gezant bi'
*^en Heiligen Stoc-1 terug te roepen, wegens
•O politieke stemming tengevolge vnn den
K,mt vnn sommiVr andersdenkenden tegen den
Sc linken godsdienst
Ondnt dus de verhoudingen met onze niet
Katholieke medeburgers niet nog slechter wn<-
^on en de Kerk danrdoor geen schade lij de,
wagen wip hot Uwe Heiligheid, die zich nog
'*orf geleden jegena de Katholieken van Nf-
Vrland zoo welwillend toonde, met aandrang
verzoeken, dat Zij zich alsnog gewaardig^s
'laar Gezant, den Internuntius, bij ons te hou
den
Moge God enz.
(w.g HENR. v. d. WETERING,
Aartsbissohop
A. J CALLIER,
Bisschop van Haarlem
L. J. A SCHRIJNEN.
Bisschop vnn Roermond
P HOPMANS.
Bisschop van Breda
A. F DIEPEN.
Bisschop van 's-Hertogenbcsrh
EV. UITWISSELING VAN VEE MET
FRANKRIJK EN NEDERLAND.
Een onderhoud met don Minister
Donderdag hebben, naar aan het V. D.-bureau
••meld wordt de voorzitter en c"» hoofdbo-
-tuursüd van den Ned Bond von Veehandela
ren, een onderhoud gehad met Z Exc den
Minister van Binnenlondsche Zaken en Land
bouw. over de eventue.ele uitwisseling van vee
tusschen Nederland en Frankrijk, waarbij het
'antstbcdoelde land ons slachtvee zou leveren,
♦erwij! wij een overeenkomstig aantal stuks
cok vee zouden exnorteeren Genoemde com
missie der veehandelaren adviseerde den Mi
nister dergelijke transacties niet aan gaan,
voor welk ndvies overwegingen van occonomi-
schen aard den doorslag gaven Van het vee,
dat Frankrijk zou leveren, slachtvee is hiet
reeds in overvloed, terwijl bovendien de invoer
an geslacht vlecsch reeds meer don vol
doende geacht moet worden. De commissie
achtte deze transactie ook geen algemeen
ndsbelang. daar slechts in het gunstigste
-val enkele fokkers er doch nog geenszins
zeker eenig vooideel door zouden kunnen
behalen.
Op grond hiervan en nog andere over-;
•gingen meende dc commissie dat een der
gelijke regeling niet aanbevelingswaardig zou
zijn
Tenslotte had de commsisie nog den indruk,
dat de Veearlsenijkundige Dienst tegen dit
voornemen was uit veterinaire overwegingen
HANDEL IN OPIUM.
Wetsontwerp ingediend-
Een ontwerp van wet is ingediend tot goed
keuring van dc overeenkomst met bijbehoo-
rend protocol nopens het gebruik van bereid
opium van TI Febr. 1925
Bij de internationale besprekingen, welke in
den Volkenbond omtrent de toepassing van
'e Opiumconventic werden gevoerd, bleek al
spoedig aldus de memorie van toelichting.
:'dt een algemeen verlangen bestond om, naast
versterking en aanvulling van enkele bepalin
gen der Opiumconventie, te geraken tot beteie
en meer doelmatige samenwerking tusscher>
betrokken landen bij de bestrijding van
het misbruik van narcotica. Als gevolg hier
van werden nog twee conferenties gehouden,
wuoi van de eerste zich bezig hield met de be
strijding van het gebruik van bereid opium
Het resultaat van deze z.g. Eerste Opiumcon
ferentie is neergelegd in een Overeenkomst
en Protocol, welke beide stukken aan de Sto-
ten-Generaal ter goedkeuring worden over
gelegd, als mede in een slotakte.
De overeenkomst bevat verschillende bepa
lingen omtrent de wijze, waarop in die landen,
waar het gebruik van bereid opium -nog be
staat, de invoer, de bereiding en de verkoop
van opium moeten geschieden. Als voornaam
ste middelen worden hierbij vooropgesteld,
dat dc invoer von ruw cn bereid opium is ver
boden, zoomede het gebruik van bereid opium
niet zal mogen leiden tot het afschaffen van
voordeel aan particulieren, moor dot hier uit
sluitend sprake zal kunnen zijn van een Staats
monopolie, zooveel mogelijk onder eigen bp-
hcer.
Aangezien dc regelen, welke tc dien nunzicn
in de overeenkomst worden gesteld, overeen
komen met de thans in Nederlondsch-Indië
bestaande regelen, behoeft de overeenkomst
geen aanleiding te zijn tot wijziging von d«
thans in Ned. Indië geldende voorschriften.
In het protocol verbinden de verdragstaten
/.ich om, zoodro vanwege den Volkenbond zal
zijn beslist, dat inderdaad de procluceerendo
landen zulks hebben gezorgd voor de noodigft
maatregelen van den on wettigen uitvoer van
ruw opium tc beletten ie komen tot een ver
mindering van het gebruik van bereid opium
op zoodanige wijze, dat binnen 15 jaren na
die beslissing van den Volkenbond, dit gebruik
zal zijn verdwenen.
TENTOONSTELLING „DE KON. MARINE
IN DE 19c EEUW.
ln het Scheepvaartmuseum
to Amsterdam.
Men meldt ons uit Amsterdam:
De tentoonstelling beoogt een overzicht to
geven van de voornaamste gebeurtenissen in
de 19e eeuw, waarbij dc Marine op de een of
andere wjjze was betrokken, terwyl verdnr
door scheepsmodellen en afbeeldingen de evolu
tie wordt gedemonstreerd, welke het materiaal
in die 100 jaar doormaakte. En als men het
oude tentoongestelde linieschip uit den aan
vang dier eeuw beziet en men vergelijkt daar
mede het model van de eerste onderzeeboot on
zer Marine, welke juist bij den overgang van
19e naar 20ste eeuw op stapel we yd gezet, dan
is het verschil wel zéér fcroot.
Chronologisch de tentoonstelling volgende
is het eerste feit, dat de aandacht van den be
zoeker vraagt, de beschieting van Algiers in
1816 door eene Nederlandsch-Engelsche vloot.
Verscheidene schilderijen en prenten geven
daarvan een voorstelling; onze schepen cn
hunne bemanningen hielden zich kranig en dat
er niet alleen hier te lande aldus over gedacht
werd, bewjjst wel het Engelschc oordcel daar
omtrent in jle levensbeschrijving van den Ad
miraal Exmouth, alsmede de erkenning en do
belooningen, die onze Vice-Admiraal van de
Cupellen van de Engelsche regeering ontving.
Na Algiers volgt Palembang in 1821. Ook van
'deze onderneming, welke de onderwerping van
den oproerigen Sultan ten doel had, weder
schilderijen, teekeningen en prenten, ten dcelo
vervaardigd door den bekwamen teekenaar
Luitenant ter Zee le Comte, die zelf de expedi
tie medemaakte.
Veel is er dan tentoongesteld van de gebeur
tenissen in de jaren 1830—''32. Wij behoeven
slechts de namen te noemen van den Luite
nant (;er Zee Van Speyk en den matroos Ho-
bein, om den lezer op bekend terrein te bren
gen. Minder algemeen bekend is het wellicht,
dat den toenmaligen Kapitein ter Zee Koop
man, die met zijn kaïionneerbooten zulk een be
langrijk aandeel had in de verdediging van de
Citadel van Antwerpen, na zijn terugkeer uit
krijgsgevangenschap door een groot aantal
Amstcrdamschc ingezetenen een eeresabel werd
aangeboden, welke met de betreffende oorkon
de op de tentoonstelling, natuurlijk niet ont
breekt.
Thans van de krijgsbedrijven afstappend,
valt de aandacht op de reizen voor vlagver
toon, die tegen het mir.ldcn der vorige eeuw
onder bevel van Z. K. H. Prins Hendrik wer
den ondernomen en waaraan verscheidene
schilderijen, journalen enz. de herinnering le
vendig houden.
Een van de aardigste onderdéelèn der ten
toonstelling is zeker wel de kleine v tzamcling
bescheiden, journalen en houtsneden, relke be
trekking heeft op de Nederlandsche Marine
school op Decima in Japan, welke aldaar in
1855 werd opgericht, toen dat land onze hulp
had ingeroepen voor den opbouw eener eigen
Marine. Koning Willem III schonk daartoe bo
vendien de „Soembing" aan Japan, terwijl ook
de volgende 3 voor de Japanschc Marine be
stemde stoomschepen hier te lande werden ge
bouwd. Te betreuren is het zeker, dat staat
kundige moeilijkheden aan onze taak aldaar be-
Nicts valt hem, die wil, te zwaar.
naar het Engelsch van
EMMELINE MORRISSON.
Geautoriseerde vertaling van M. Hellema.
41
De Maddisons kwamen in Juli, toen Langley
nog bij hen was. Zij brachten wat vroolijkheid
aan, want mevrouw Maddison was een opge
wekte dame, die zich overal amuseerde, waar
zij heen ging. Zij was veel schranderder dan
Iris; haar tong was scherp, en haar oogen en
verstand nog scherper, en Iris kon niet begrij
pen, hoe zij vroeger van haar had gehouden.
Zij was heel muzikaal, wat Tremayne natuur
lijk tot haar aantrok. Iris was niet muzikaal.
Zij hield wel van muziek, maar er was nooit
geld voor lessen geweest, toen zij een meisje
was te Stapleton Court, en na haar huwelijk
vond zij zich te oud, om er nog mee te begin
nen.
Het \yas voor haar dus een ellendige tijd.
Mevrouw Humphreys was er en een vriend,
dien de Maddisons hadden meegenomen, en
Langley en nog een hulpprediker van de kerk
van Sint Dominicus; maar het ging er niet heel
vroolijk toe. Mevrouw Maddison had alles, wat
zij verlangde golf, muziek en Tremayne,
Langley en de andere mannen speelden golf en
j bridge, vischten of maakten rijtoertjes, maar
Iris gaf weinig om die genoegens.
In dien tijd stelde mevrouw Maddison voor
dien winter naar Algiers te gaan.
Zij zaten op een avond na het diner op het
teiras, cn mevrouw Humphreys vertelde van
haar plannen om den winter door te brengen
in het zuiden van Spanje.
„Iris zal met mij meegaan," zeide zij. Wij zul
len naar Ronda gaan en daar van de zon ge
nieten, en lui en warm zijn Heelemaal niets
doen en van olijven en bruin brood leven."
„Wij gaan naar Algiers," antwoordde me
vrouw Maddison „Ik wil de woestijn zien.
Waarom gaat ge niet met ons mee
Er volgde geen antwoord, en zij wendde zich
tot Tremayne.
„Kom mee naar Algiers," zeide zij glim
lachend. „Waarom niet Laten wij naar de
woestijn gaan en daar onderzoekingstochten
doen; het zal daar warm zijn en wie weet,
welke avonturen wij beleven."
Hij glimlachte en maakte duizend excuses,
om welke zij lachte, tot hij eindelijk moest toe
geven, dat hij er niet veel lust in had.
„Hij laat zich toch niet overhalen, je kunt de
moeite dus wel sparen," zeide Iris op onaan-
genamen toon. „Hij zou niet gaan alleen al
omdat ik het gaarne zou willen."
Zij herhaalde dot laatste tegenover mevrouw
Humphreys, laat in den avond, toen zij in de
I\al bij don haard stonden.
„Ik wilde, dat hij er met mij heenging, maar
hij wil ijiet. Hij doet nu nooit meer, wat ik
wensch of vraag."
Tremayne hoorde die woorden in het voor
bijgaan. „Je verandert zoo dikwijls van mee
ning, dat men niet meer weet, wat je wilt,"
beet hij haar toe. „Ik zal zeker niet toegeven
aan al je luimen en grillen, als dat het is, wat
je bedoelt. Ik ben niet de slaaf van een vrouw."
Toen hoorden zij mevrouw Maddison door
de hal roepen: „Kom dit duet eens probeeren,
meneer Tremayne, wilt u
„Een slaaf van de muziek," zeide Iris droe
vig. „Ik geloof, dat het het eenigste in de
wereld is, waarom je nog geeft."
„Het is al wat jij mij hebt overgelaten om
van te houden," antwoordde hij bitter."
Gedurende hun verblijf te Trelawn vroeg
mevrouw Maddison eens aan Tremayne, of hij
Lady Hammond kende. Zij had haar aan een
diner ontmoet naar het scheen en terloops ge
zegd dat zij naar Trelawn ging.
„Zij zeide, dat zij u kende."
„Dat zij mij vroeger kende," verbeterde Tre
mayne beleefd „Wij hebben de kennismaking
niet aangehouden. Waarom
„Zij zeide, dat zij uw vrouw nog niet had
ontmoet en dat gaarne zou willen. Daarom
dacht ik, Iris en haar eens samen op de lunch
te vragen, als wij allen in Londen terug zijn
Natuurlijk, als u er niets tegen hebt."
„Ik heb er heel veel tegen". Tremayne fron
ste de wenkbrauwen. „Ik houd niet van Lady
Hammond en de menschen, waarmee zij om
gaat, en had liever, dat u haar niet voorstelde
aan mijn vrouw".
Lady Maddison cn hij zagen elkaar ern
oogenblik aan.
„Het spijt mij. Ik wist niet, dat u er zoo ovci
dacht," zeide zij vriendelijk. En dus hebt u lie
ver niet, dot zij Iris ontmoet
„Nog sterker, waarde mevrouw ik wil be
paald niet, dat mijn vrouw Lady Hammond
ontmoet".
Het liet Iris onverschillig, zij stelde geen
belang in de zaak, maar later vroeg zij toch,
om hem te ergeren, waarom hij het niet wilde.
Hij haalde de schouders op. „Ga maar, als
je het zoo gaarne wilt, ik geef er niet om",
zeide hij hard. „En je zult daar waarschijnlijk
Julian Cassillis ontmoeten. Zij heeft hem nu in
haar net en hij is daar huisvriend".
Hij wist, dat dit haar zou kwetsen, en ver
heugde zich, toen hij aan haar blos zag, dot
het schot raak was. „Als je nog van hein
houdt", voegde hij er bij, „dan zou ik je ra
den niet te gaan.
Eindelijk was de zomei om.
En ditmaal maakte Iris geen tegenwerpin
gen, toen de tijd voor haar aanbrak met me
vrouw Humphreys naar het Zuiden te gnan.
HOOFDSTUK XXVTI.
Op een warmen, zonnigen namiddag stoom
den zij de baai van Algiers binnen en lieten het
anker vallen.
Haar eerste blik op de stad was voor Iris
een teleurstelling, want Algiers ziet cr^an de,
zeezijde niet op, zijn voordeeligst uit. De nieu
we stad geleek op elke andere Fransche ha
ven, met huaj- zuilenrij, de hooge witte en
grijze huizen, en haar kathedraal en kerken.
De groote Moskee verhief zich met haar blin
kend wit koepeldak als de beschermengel der
plaats, maar dc oude stad leek een verwarde
hoop witte gebouwen met platte daken zondei
ecnigc tusschenruimte en daarachter was een
rij heuvels, die den horizon afsloot.
Nog grooter teleurstelling was de landing,
want de Algerijnen zijn niet innemend en de
vuile menigte en de slordige kade boezemden
Iris een onbeschrijfelijken afkeer in.
Toen zij eindelijk de kade verlieten, was zij
stil cn merkte alleen op, terwijl zij door de
nieuwo stad reden, dat zij evengoed in Parijs
konden zijn. De avond begon reeds te vallen,
maar het was nog licht genoeg om te zien, dat
zij een helling opreden, dat dc huizen schaar-
scher werden cn de weg breeder. Weldra kwa
men zij aan efn boschje en een park met een
laan van aioces en een groot hek, waar een
Arabische schildwacht op wacht stond.
•Het huis van den Gouverneur, denk ik",
zeide Tremayne.
Nu waren er alleen nog maar boomen aan
weerskanten en een paar witte villa's een eind
van den weg af en bedekt met rozen, de ha
gen schitterend van kleuren. De weg was niet
verlicht, en ver achter hen konden zij dc stac»
zien, waar de lichten werden aangestoken.
Na een langen tijd, want de heuvel was £iïil
cn zij kwamen maar langzaam vooruit, reden
zij door een oude steenen poort en een zon
derlingen, halftropischcn tuin naar een laag ge
bouw in Moorschcn bouwtrant, dat schitterde
van licht en zich naar rcehts en links uitstrekte
in schilderachtige en artistieke bochten en hoe
ken.
„Nu zijn wij er, zeide Tremayne. „Ik herin
ner mij het hotel nog, ofschoon het jaren ge
leden is, sedert ik hier was".
Iris lachte. „Hoe heerlijk I" riep zij verrulct
uit.
Zij herhaalde dit nog eens bij zich zelf, toen
zij binnenkwamen, en keek rond in de eigen
aardige hal met haar mooi Moorsch snijwerk,
haar - gekleurdG mozaieken en tegels, en de
vreemde, boogvormige deuren en nauwe, gan
gen, die alle met een plotselinge wending naar
een groote ruimte leidden, de leeszaal, of naar
een afgezonderd hoekje, waar een koffietafel
gereed stond en een gebeeldhouwde bank.
(Wordt vervolgd). -