KINDERRUBRIEK. De rubriek van Oom Karei. Wat hebben jelui me deze weck in densteek gelaten met de briefjes. Hoe komt dat zoo, dat ik er zoo weinig kreeg. Ik was nu wel gauw klaar met de correspondentie, maar ik heb toch veel liever, dat ik er niet zoo weinig te beontwoorden heb. Den volgenden keer moeten jelui me weer allemaal schrijven hoor. En dan kan jc meteen stemmen op de prijswinnaars voor den opstellenwedstrijd. Want dezen keer staan de laatste twee opstellen in dc krant, dc nos. VII en VIII. Er zijn vier prijzen, dus je lui kiezen uit de 8 geplaatste opstellen ei vier uit, die jelui vinden dat een prijs ver dienen. Ik krijg dus van jelui ullemaal een brief je waarop vier nummers staan. Wie dan het meeste aantal stemmen heeft krijgt dc 1ste sprij, dan e volgenden den 2den, enz. Dat lijkt me de eerlijkste en aardigste manier om do prijzen toe te kennen. En als de prijzen zijn weggegeven, dan geef ik nog nan een van de niet „bekroonde" prijswinnaars een troostprijs, die een van de neefjes daarvoor heeft be schikbaar gesteld. Nu komen eerst do RAADSELS Oplossingen van de vorige week. De oplossingen van dc raadsels ven dc vo rige keer waren I. Aquarium met de woorden aquarium, quartet, Urkers, akker. Roer, iep, uk en m n. Broodbak k e r ij met brood, akker en rij. bakker, De prijs is dozen keer gewennen door Z w a r t- k o p, die hem Maandag aan ons bureau kan komen afhalen. NIEUWE RAADSELS. 1. In het geheel staat dit raadsel en bestaat uit 20 letters, en 2 woorden. 2, 15, I, II is een groote rivier. II, 12, 13, 8, 7, 18 is iets, waar jelui veel komen. 7, 8, 9, 20 is een plaats of streek. 8, 4, 10 is een vesting. 16, 15, 10 is een opening. (ïngez. door Paddestoel.) II. Het geheel is een woerd von 14 letters en is een prettige tijd. 6, 8, 2, 4 is ccn viervoetig dier. 1, 13, 14, 12 is een jongensnaam om ccn 10, 4 draait een wiel 7, 3, 9, 13, II, 12 is een onder woord voor „mij". (Ingcz. door Watergeus.) VRAAGSTUK. De kop van de hen, Het middenstuk van de kat en de staart van een lom, Lust je dat (Ingez. door Winterkoninkje.) -OPSTELLENWEDSTRIJD. VII MIJN KAMPEERWEEK. Wij hadden besloten om met een clubje van onze gymnastiek een week te gaan kampceron in de omstreken van Arnhem. Het was Maandagmorgen in het begin van dc groote va can tie. Het was 7 uur toen we allen bij elkaar waren, op het Julianaplcin. Het was een regenachtigen morgen. Maar daarom niet uit het veld geslagen stapten wc op onze fietsen cn maakten we een begin van onzen tocht. Het ging de Arnhcmsche weg af naar Woudenberg. Toen sloegen we een zijweg in dat ons naar dc Klomp voerde. De rc^cn was inmiddels steeds erger geworden en wel zoo erg dat wc moesten schuilen. Dat was een slecht begin. Toen de regen ccn beetje bedaard was reden we verder. Nu ging het berg af. Af cn toe reden we door tabaksvelden. Het was ongeveer 10 uur toen we op dc Grebbeberg waren. We reden door tot vlak bij Renkum waar wc om 11 uur reeds ons twaalfuurtje ge bruikten. Daarna reden we door naar Arnhem (Westerbouvving) waar we, in een melksalon in het Heveadorp een glas melk kregen. We vroegen naar een geschikte plaats waar wc onze tenten op konden slaan. Hiervoor werd ons een veldje aangewezen waar wc niet erg vrij waren want naast het veldje stonden 2 rijen van huizen. Terwijl de leiders een an dere plaats opzochten gingen wij wat voet ballen. Na verloop van 3 kwartier kwamen de leiders terug' met bericht dat ze een andere plaats gevonden hadden. Dit was in het bosch tegenover Hotel „Huis ter Aa". Hier hadden we permissie gekregen onze tenten op te slaan. Het veldje was van voren open «oodat wc een prachtig uitzicht op den Rijn hadden. Toen we goed cn wel klaar waren was het al knapjes laat. We ging^ toen wat hout ha len voor het kampvuur om koffie te koken. Het liep tegen 10 uur en toen waren wc geheel klaar en gingen onder den wol. Den volgenden morgen 6 uur werd er reveille geblazen, wc kleedden en waschten ons vlug en gingen aan het ontbijt. Den verderen morgen vermaakten we ons met hoogspringen, hardloopen en dergc- x^jlke. Toen het 12 uur was moesten we eten. „Het was lekkere rijst" zoo de kok zei. Maar hij liet ze te lang op het vuur staan en toen brandde ze aan. Nu mocht hij geen eten meer koken. De vrouw van den boschwachter was zoo welwillend om het eten in het vervolg voor ons te koken, 's Middags begon het te regenen. Nu gingen we in de tent ganzeborden om apennootjes. Zoo brachten we den middag gezellig door. 'sAvonds mocht ik mei noch een paar jongens brood halen en andere bood schappen. Later in den avond kregen wc een paar mopjes fauziek van onzen violist en één van opze leiders die mandoline speelde. Zoo verliep de 2de dag. 's Nachts werd er ook wacht gehouden, elk op de beurt mocht dit doen, dit is wel cén van de gezelligste dingen van het kampeerleven. De derde dag gingen We 's morgens den directeur cn zijn vrouw on zer vereeniging van te tram holen en 's mid dags ingen we het kasteel Doorwerth bezich tigen. Hier waren verschillende mooie oudhe-» den te zien. Den vierden dag gingen wc Arn hem bezichtigen. Wc gingen er met dc boot heen en ook teruggegaan. Den vijfden dag of Vrijdags gingen wc 's morgens de fabriek van de Hevea bezichtigen, toen wc daarvan terug gekomen waren braken we onze tenten weer af en tegen 12 uur aanvaardden we den te rugtocht over Ede, Voorthuizen, Barnevcld naar Amersfoort, hier kwam men te 7 uur aan. We ontbonden op den Hof. Hier bedankten wc onzen leiders en gingen huiswaarts. VUL EEN PRETTIGE VACANT1E. Wat waren wij in ons schik toen wij den eersten April om half twaalf de school uitkwa men. We sprongen als dollen in het rond. Ik had gelukkig een goed rapport en tot beloo ning zouden wij den volgenden dag naar Am sterdam. Ik ging vroeg naar bed v/ont ik moest natuurlijk vroeg op. Het was zes uur toen ik door mijn vader aan dc neus getrokken werd. Ik stond gauw op, kleedde mij aan en begon de boel in te pakken, om acht uur gingen we naar den trein en om kwart over acht ver trok hij. Ongeveer half tien kwamen wc bij mijn tante aan, mijn oom was naar het kantoor. De zelfden middag gingen wc naar het stedelijk museum. Toen we duar binnen kwamen zagen de reus Goliat en David als een kabou- tcitjc er naast er waren nog veel meer din gen, ontelbaar zelfs. Den volgenden dag gingen wc naar Artis het eerst waar we heen gingen was naar dc apen. Ze maakten allemaal grap pige sprongen trokken mekaar aan <ien staart en een was er die ging met een klein aapje zitten spelen. Toen gingen wc naar de leeu wen er waren ook kleine leeuwen de oppasser naar Nieuwsgierigheid gestraft. door C. E. DE LILLE HQGERWAARD. Quick en Daisy van hierover Zijn twee leuke hondjes, maar Beiden zijn wel wat nieuwsgierig En dat leeren zij elkaar. Laatst nog stond er in de kamer 'n Vierkant doosje op den grond. Quick moest vlug eens onderzoeken. Wat zich daar wel in bevond. Met zi|n poot drukt' hij op 't deksel, Daisy keek er ernstig naar; Maar, o wee, daar vloog het open f Wat een,.schrik voor 't hondenpaar! Weet je, wat er uit kwam vliegen Een heeL leelijk, aak'lig dier: Groote oogen, wilde haren, 'n Roode heus je ziet het hier. Daisy tuimelt acherover. Quick verliest zijn evenwicht, Och, was toch dat nare doosje Maar weer goed en veilig dicht f rI J I i I. vertelde dat ze naar Parijs gingen. Toevallig z^nf ''ggen. werden ze gevoerd, een inan goeide er een big- Werkelijk har ctje in met een gebroken poot. Direkt lieten dc leeuwen zich vallen en slopen naderbij. Het arme beestje zat te schreeuwen alsof het wist dat het opgegeten moest worden. Met een sprong waren de kleine leeuwtjes bij het var kentje en verslonden het in vijf minuten. Toen we alles goed bekeken hadden gingen we naar huis een lekkere botciham eten. Toen we een poosje gezetep hadden stelde mijn oom vooi om nog een wandeling te maken want hij ver telde dat we morgen weg moesten. Dit voort stel werd aangenomen en weldra wandelden wc door de drukke straten. Toen we in dc Kin kerstraat liepen schoot er een tram uit dc rails Dc passagiers sprongen er dadelijk uit, eenigen hielpen de tram mee terug duwen zoodut deze weer spoedig in de rails stond. Notuurlijk was er nog al wot vertraging. We gingen weer naar huis om lekker te gaan slapen want het was al laat. Den volgenden morgen toen wij opstonden regende het. Dat kon ons niets sche len want we gingen toch weg. Wc gingen ons klaar maken om naar den trein te gaan we hadden nu genoeg plezier gehad. Op het per- on bedankte ik mijn tante en oom nog eens hartelijk. We stapten in en der. trein zette zich in beweging we waren om kwart over elf thuis dus vroeg genoeg. Dc andere dagen van de vacanlic heb ik gelukkig zonder verveling doorgebracht. gedeelte van den dag rustig sluimerend in Een Vos ais Badmeester. Eenige jaren geleden ken men vóór een. boschwachterswoning een vos aan den ket ting zien liggen. De boschwachter zelf had hem van zijn vrijheid beroofd. Hij wilde eens probeeren, of zulk een woeste en roof zieke snaak toch nog niet een beetje ge temd zou kunnen worden. Hij zag echter weldra, dat al zijn moeite vruchteloos bleef. De vos toonde niet den minsten lust om zich als een fatsoenlijk huisdier te ge dragen. Integendeel: hij was altijd op mid delen bedacht, hoe hij zijn ketting zou kun nen verbreken, om weer in het heerlijke, vrije bosch te komen, dat hij op korten af stond vóór zich zag liggen en waar hij heel wat anders te smullen zou hebben dan dien flauwen kost, die hem werd voorgezet: zoo'n slappe soep met een hapje uitge- kookt vleesoh er in. Het mocht hem echter niet gelukken zijn ketting te verbreken. Zijn beruchte slimheid liet hem in den steek, want de smid had zijn werk goed verricht. Diezelfde slimheid deed hem echter iets invallen, dat hij zelf voor heel gelukkig hield en daarom besloot ten uitvoer te brengen. De boschvvachter had namelijk een twaalftal kippen. Dat wist Reintje maar al te goed, want hij zag ze eiken dag op eeni gen afstand van zijn hok rondloopfin. Ver der had hij opgemerkt, dat die dffiren zich gaarne in stoffige aarde, bij wijze van in een bad omdraaien en rondwoelen. „Wacht," dacht hij bij zichzeif, „als ik den grond vóór mijn hok eens omwoelde en voor de kippen een soort bad-inrichting maakte f Dat zou een uitstekend middel ziin om zoo nu en dan eens een kippetje te ver schalken. Kippen behooren nu eenmaal niet tot de slimste dieren en zij zuilen licht in de val loopen, als de boschwachter met zijn honden in het bosch is, zijn vrouw in den tuin werkt en de kinderen naar school zijn. Mijn plan zal zeker gelukken. Als ik dan niet hij de kippen kan komen, moeten dfe vederhalzen maar bij mij komen. Fluks dus aan den arbeid en geen tijd verloren laten gaan!" Onmiddellijk na deze alleenspraak maak te de vos een begin om het beraamde plan ten uitvoer te brengen. Hij begon n.l. met den gror.d vóór zijn hok los te krabben en ondiepe kuilen te graven. Van de uitgegra ven aarde maakte hij verschillende hoop jes. Nog dienzelfden dag keerde hij die her haaldelijk om en hij ging daar ook den vol genden dag mee voort, zoodat eindelijk al les heel droog en stoffig werd. Toen hij zoo ver was, weid Reintje in het oog loo pend bedaard en men zag hem het grootste Werkelijk had die sluwe handelwijze het gevolg, dat hij er van verwachtte. De kip pen, die hem eerst angstig vermeden had den, waren nu niet langer bang voor hem en weldra waagden zij zich veel dichter bij zijn hok dan ooit te voren. Zoo heel lang duurde het dan ook niet, of een paar kippen, die onder druk gekakel korreltjes graan zochten, kwamen zóó dicht bij Reintje, dat de stofhoopjes vóór het hok haar in het oog vielen. Eensklaps kwam bij haar juist zooals het slimme vosje ge dacht had de lust op om zich door een verkwikkend zandbad goed te doen. Zóó sterk was de begeerte er naar, dat zij den gevaarlijken buurman daardoor geheel ver gaten. Zij kwamen naderbij, gingen liggen en begonnen terstond met welbehagen zich hals, rug, borst en vleugels met aarde te bestuiven. Reintje loerdezonder ook maar een haar te bewegen door zijn bijna gesloten oogleden en dacht bij zichzelf: „geen over haasting Eerst overwoog hij, of alles vei lig was, maar ofschoon de omstandigheden hem gunstig toeschenen, 'deed hij nog geen aanval, maar o\erlegde eerst, of het niet mogelijk zou zijn, zich van twee kippen te^ gelijk meester te maken.' „Nee," dacht hij, „wie het onderste uit de kan wil hebben, dien valt het lid op den neusen zoo kwam hij dan eindelijk tot het besluit om maar de vetste der kippen voor zijn middagmaal te nemen. Hij bleef nog wat wachten, totdat hij deze kip onverhoeds kon aanvallen. Toen schoot hij als een pijl uit den boog uit zijn hok en pakte de kip, doch niet bij de vleugels of den staart, maar bij de keel, zoodat zij niet kakelen kon. Zegepralend droeg hij zijn prooi zijn hok binnen en dacht: „Bravo Knap gedaan, Reintje! Niemand kan be wijzen, dat je een kip vermoord hebt." Nu ging Reintje aan het smullen. Toen hi| langzamerhand verzadigd was, begon hij de sporen van zijn misdrijf uit ziin hok te verwijderen. Het slroo was niet met bloed bevlekt daarvoor had de slimmerd wel gezorgd en de enkele druppels op den grond werden met stof onzichtbaar gemaakt en met stroo bedekt. Eenige beentjes, (lie nog overbleven, werden sluk gebeten en doorgeslikt, al gleden ze niet heel gemak kelijk in zijn maag. Nu waren nog slechts de veeren over en Reintje dacht: „Ik mag geen Reintje heeten, als ik die ook niet op een geschikte wijze opruim. Ik graaf een kuil, driemaal zoo diep als een kippenbad, stop er de veeren in en bedek eindelijk die laatste getuigen van mijn vernuftig denkheeld met zand V' Zoo gezegd, zoo gedaan. Hij ging dade lijk aan den arbeid en begon op een plek, die hem daartoe geschikt leek, ijverig in den grond te krabben. Hij moest zijn werk echter spoedig staken, want al heel gauw stootte hij op een bodem zóó hard, dat hij er met zijn nagels geen vat op had. Geen wonder ook: het was rotsgrond „Dat is leelijk." dacht Reintje, terwijl hij ophield met graven. „Ik zal ergens anders beginnen Hij wroette nu op een andere plek, maar stuitte weer op dezelfde hindernis. Ont moedigd beproefde bij het opnieuw op een derde plaats, maar overal met denzelfden ongunstïgen uitslag, zoodat hij ten laatste verdrietig uitriep „Er blijft mij niets anders over dan mijn met zooveel moeite tot stand gebracht kippebad weer te vernielen." Reintje probeerde' nu één der ondiepe kuilen van het kippebad wat dieper te ronken. Maar hoe ontstelde hij, toen hij ook daar v.-Mra op steen stuitte. Het koude angstzweet brak hem van alle kanten uit en hij mompelde in zichzelf: „Zoo ben ik dan toch nog niet slim ge noeg geweest en heb ik mijzelf een leelijke poets gebakken." Hierop verviel hij in een diep nadenken en de slotsom zijner overpeinzingen was, dat hij voorloopig de veeren in hel kippe bad zou verbergen, ofschoon hij heel goed begreep, dat dit slechts een twijfelachtig redmiddel was. Zoo. goed als hij dit kon. maakte hij den kuil grooter en bedekte toen de veeren met parde. „Als er nu maar eens een zachte regen kwam, die het losse zand wat vast deed wordenzuchtte bij- »»Nu het zoo licht en droog is, kan de minste windvlaag het doen verstuiven Daar de avond intusschen gevallen was, legde hij zich ter ruste, maar kon uit angst voor ontdekking slechts weinig slapen. De volgende morgen brak aan. Reintie keek eens naar de lucht; die was helder en zag er heelemaal niet naar regen uit. Maar wat was dat? Fluisterde daar het loof van een ouden beuk niet op bedenke lijke wijze? Ja, waarlijk! Tot zijn schrik bemerkte Reintje, dat er wind in aantocht was. En er was nog geen uur verstreken, of de toppen der boomen begonnen te ruischen. Onder deze omstandigheden maakte onze held een jammerlijk figuur. Opdat de wind zijn schuld niet aan den dag zou brengen, was hij dwars over het graf der verraderlijke veeren gaan liggen. Grimmigheid en angst stonden op zijn snuit te lezen. Wat werd het Reintje angstig te moede, toen hij tegen den middag den boschwach ter, zijn vrcyiw en een jager recht op zijn hok zag afkomen! Al zijn moed ontzonk hem De br 'nvachler kwam dichterbij, liet zijn coTen ovèr de plaats rondgaan cn zei eindelijk, alsof hij de toedracht der zaak vermoedde, tegen den vos. „Kom, v?a.arom lig je daar zooSta eens opl" Reintje stond op. Op heizelfde oogenblik blies de wind, over de plek, waarop hij gelegen had en deed eenige punten der veeren zichtbaar worden. „Haha l" riep de boschwachter uit. „Nu komt het aan het licht, wie onze beste kip, die wij al sinds gisteren missen, vermoord heeft. Kiik, hier liggen haar veeren. Zoo'n doortrapte booswicht! Hij heeft zoowaar een kippebad vóór zijn hok ingericht. Wacht, spitsboef, je zult niet veel kippen meer in de val lokken Het hok en de omgeving werden daarop nauwkeurig onderzocht en hoewel allen boos op hem waren, moesten zij toch lachen om de slimheid, welke hij aan den dag had gelegd. „Ja, ja zei de boschwachter, „slim ben je! Maar leer nu uit je eigen voorbeeld, waartoe slimheid leidt, als ze voor verkeer de dingen aangewend wordt. Zij wikt en weegt bijna alles, maar ziet toch altijd een of ander punt over het hoofd, waardoor het kwaad aan den dag komt." KareS's Droom. Maanden lang had Karei reeds naar een fiets verlangd, 's Nachts droomde hij er van, overdag waren zijn gedachten er steeds van vervuldtelkens weer sprak hij over zijn lievelingswensch. Maar eindelijk brak de gelukkige en on vergetelijke dag aan, waarop zijn peettante hem op^zijn verjaardag een mooie, nieuwe fiets cadeau gaf. Zijn vriendjes benijdden hem, toen hij er voor het eerst op reed en dat was al gauw, want hij had de edele kunst reeds geleerd. Als een pijl uit den boog reed hij over den straatweg en hij ging het bosch in, dot reeds donker begon te worden. Maar daar gaf hij niet omSteeds verder en verder reed hij, toen hij plotseling een verdacht geluid achter zich hoorde en vijf groote wolven zag, die met de tong uit den bek achter hem aan renden. Gelukkig was de weg geheel effen, maar toch voelde Karei, dat hij het niet lang zóó zou kunnen volhouden. Na een poosje keek hij weer eens om en zag tot zijn ontstelte nis, dat de afstand tusschen hem en de wolven veel kleiner was geworden. Wak moest hij doen Plotseling had hij een inval. Hij begon zoo hard te bellen als hij maar kon. De uitwerking van dit geluid op de wol ven was al heel zonderling. Zij bleven on« middellijk stilstaan en verdwenen met han gende staprten achtgr dc boomen. Kort daarna schenen zij echter weer moed te vatten, want Karei ontdekte ze weer achter zich. Nu werd ook de weg ge vaarlijker. Het pad, waarop hij reed, was wel goed, mqar 't was heel smal en de ge ringste uitwijking kon zijn rijwiel in de sloot ernaast doen terechtkomen. Voor den twintigsten keer misschien wel keek Karei om en zag, dot; de onvermoei de wolven steeds meer en meer naderden en nauwelijks vijftig meter van hem verwij derd waren. Plotseling hoorde hij een vreemd geluid en zich snel omdraaiende om te zien.wqt dit beteekende, lette hij niet op zijn stuur, schoot van den weg af en vloog in de sloot, waar hij in tuimelde. Karei sprong van zijn fiets. Hij twijfelde er niet aan, of zijn laatste uurtje had.géslai gen. Hij greep zijn fiets, sprong achter een boom om zich tot het uiterste te verdedigen enwerd met een luiden gil wakker. „Maar jongen, wat scheelt je?" vroeg 2ijn, moecler, die over zijn bed gebogen stond, „je schreeuwt als een dolleman en dat mjd- den in den nacht! Was je benauwd aan 't droom en „O, Moeder!" riep Karei nu uit. „Ik droomde, dat ik in een\ donker bosch fiet ste met vijf wolven achter me aan en*dat ik in een sloot vielHu't Was zoo grieze- lis 1" „Nu Karei, ga maar rustig slapen. Je ligt in je eigen bed en wolven zijn hier niet. Slaap lekker, vent En Karei'sliep weer in. Toen hij den vol genden morgen wakker werd, was zijn eer ste gang echter naar beneden, om zijn mooie fiets eens even te betasten, ten einde zich te overtuigen, dat het bezit van een rijwiel tenminste geen droom maar wer kelijkheid was I Van alles wat. SPELLETJE. De Reizigster. Dit spelletje kon zoowel binnens- als bui tenshuis gespeeld, worden. Plaats hiervoor een aantal stoelen 'één minder dan er speelsters zjjn in twee rij en op eenigen afstand tegenover elkaar. Eén der speelsters heeft dus geen stoel. Zij is de reizigster en begint nu te zeggen: „Ik ga op reis naaren noerptjèen aardrijkskundigen naam op als het meer van Genèv.e, Griekenland, den Indischen Oceaan, de Alpen, Apeldoorn, den Rijn enz. enz. Noemt zij water op, b.v. het meer ven Genève den Indischen Oceaan, den Rijn, dan moeten allen opstaan en een stoc.Taan den overkant trachten te bemachtigen. Wie geen stoel veroverd heeft, wordt nu reizigster en moet dus op haar beyrt-een aardrijkskundigen naam opnoemen. Noemt zij echter een naam, die g e e n water beteekent, maar land, een berg of ge bergte, een plaats ertz., zopals Griekenland, de Alpen, Apeldoorn, dan mag niet van plaats veranderd worden.. Staat één der speelsters in dat geval toch op en komt er dus een stoel vrij, dan is der reizigster er op uit, den leegen stoel» te veroveren en degene, die haar stoel ver loren heeft, gaat nu reizen. Eiken keer, dat de reizigster geen stoel kan bemachtigen en dus reizigster hlijft, moet zij een pand betalen. Deze panden worden later verbeurd. CORRESPONDENTIE. Rozeiknop. Dot is wel een prachtig gezicht hè, zoo'n mooie zonsondergang. Dat was dus net op tijd, dot je de krant nog kon redden. Anders had je die twee opstellen juist gemist Zwartkop. Neen, erg mooi weer is het niet geweest. Nog wel gefeliciteerd hoorDat zal wel een prettige dag voor jc geweest zijn'. Prachtig hoor, vergeet het nu muar niet weer. Ton N e v e u. Dat heb ik gehoord. Ben je er ook geweest? Dat'was dos eind goed, a) goed I Vliegenier. Het was ookniet org gemakkelijk. Dat is een aardig tochtje voor jc geweest. Toevallig dat jo dc ex-Kroonprins, juist zag. Een aardig plaatsje is dat, vindt je niet. Paddestoel. Die automaat heelt dus wel gelijk gehad met dat Onverwachte nieuws. En het was goed nieuws ook, wat je -te hoo- ren kreeg. Zoo iets moest meer gebeuren. Jam mer dat je do raadsels niet kon oplossen, zoo heel erg moeilijOc waren ze toch niet. N e g e 1 i a. Vindt je het mooi? Ik hoop mnnr van wel. De volgende keer beter hoor I Winterkoninkje. Neen, er zaten toch geen fouten in. Ik heb er nog geen navraag voor gekregen. De aquarium plaat jes zijn nog al in trek. Hartelijk dank voor de bonnen ep plaatjes. Heb ik het gord gchöd met dc K. B.- straat, of heb ik het mis OOM' KAREL.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1926 | | pagina 7