KINDERRUBRIEK.
De rubriek van Oom Karei.
Wat hebben jelui me deze weck in densteek
gelaten met de briefjes. Hoe komt dat zoo,
dat ik er zoo weinig kreeg. Ik was nu wel gauw
klaar met de correspondentie, maar ik heb
toch veel liever, dat ik er niet zoo weinig te
beontwoorden heb. Den volgenden keer moeten
jelui me weer allemaal schrijven hoor. En dan
kan jc meteen stemmen op de prijswinnaars
voor den opstellenwedstrijd. Want dezen keer
staan de laatste twee opstellen in dc krant, dc
nos. VII en VIII. Er zijn vier prijzen, dus je
lui kiezen uit de 8 geplaatste opstellen ei
vier uit, die jelui vinden dat een prijs ver
dienen. Ik krijg dus van jelui ullemaal een brief
je waarop vier nummers staan. Wie dan het
meeste aantal stemmen heeft krijgt dc 1ste
sprij, dan e volgenden den 2den, enz. Dat
lijkt me de eerlijkste en aardigste manier om
do prijzen toe te kennen. En als de prijzen zijn
weggegeven, dan geef ik nog nan een van de
niet „bekroonde" prijswinnaars een troostprijs,
die een van de neefjes daarvoor heeft be
schikbaar gesteld.
Nu komen eerst do
RAADSELS
Oplossingen van de vorige week.
De oplossingen van dc raadsels ven dc vo
rige keer waren
I. Aquarium met de woorden aquarium,
quartet, Urkers, akker. Roer, iep, uk en m
n. Broodbak k e r ij met brood,
akker en rij.
bakker,
De prijs is dozen keer gewennen door Z w a r t-
k o p, die hem Maandag aan ons bureau kan
komen afhalen.
NIEUWE RAADSELS.
1. In het geheel staat dit raadsel en bestaat
uit 20 letters, en 2 woorden.
2, 15, I, II is een groote rivier.
II, 12, 13, 8, 7, 18 is iets, waar jelui veel
komen.
7, 8, 9, 20 is een plaats of streek.
8, 4, 10 is een vesting.
16, 15, 10 is een opening.
(ïngez. door Paddestoel.)
II. Het geheel is een woerd von 14 letters
en is een prettige tijd.
6, 8, 2, 4 is ccn viervoetig dier.
1, 13, 14, 12 is een jongensnaam
om ccn 10, 4 draait een wiel
7, 3, 9, 13, II, 12 is een onder woord voor
„mij".
(Ingcz. door Watergeus.)
VRAAGSTUK.
De kop van de hen,
Het middenstuk van de kat
en de staart van een lom,
Lust je dat
(Ingez. door Winterkoninkje.)
-OPSTELLENWEDSTRIJD.
VII
MIJN KAMPEERWEEK.
Wij hadden besloten om met een clubje van
onze gymnastiek een week te gaan kampceron
in de omstreken van Arnhem.
Het was Maandagmorgen in het begin van
dc groote va can tie. Het was 7 uur toen we
allen bij elkaar waren, op het Julianaplcin. Het
was een regenachtigen morgen. Maar daarom
niet uit het veld geslagen stapten wc op onze
fietsen cn maakten we een begin van onzen
tocht. Het ging de Arnhcmsche weg af naar
Woudenberg. Toen sloegen we een zijweg in
dat ons naar dc Klomp voerde. De rc^cn was
inmiddels steeds erger geworden en wel zoo
erg dat wc moesten schuilen. Dat was een
slecht begin. Toen de regen ccn beetje bedaard
was reden we verder. Nu ging het berg af. Af
cn toe reden we door tabaksvelden. Het was
ongeveer 10 uur toen we op dc Grebbeberg
waren. We reden door tot vlak bij Renkum
waar wc om 11 uur reeds ons twaalfuurtje ge
bruikten. Daarna reden we door naar Arnhem
(Westerbouvving) waar we, in een melksalon
in het Heveadorp een glas melk kregen.
We vroegen naar een geschikte plaats waar
wc onze tenten op konden slaan. Hiervoor
werd ons een veldje aangewezen waar wc niet
erg vrij waren want naast het veldje stonden
2 rijen van huizen. Terwijl de leiders een an
dere plaats opzochten gingen wij wat voet
ballen. Na verloop van 3 kwartier kwamen de
leiders terug' met bericht dat ze een andere
plaats gevonden hadden. Dit was in het bosch
tegenover Hotel „Huis ter Aa". Hier hadden
we permissie gekregen onze tenten op te slaan.
Het veldje was van voren open «oodat wc
een prachtig uitzicht op den Rijn hadden.
Toen we goed cn wel klaar waren was het
al knapjes laat. We ging^ toen wat hout ha
len voor het kampvuur om koffie te koken. Het
liep tegen 10 uur en toen waren wc geheel
klaar en gingen onder den wol. Den volgenden
morgen 6 uur werd er reveille geblazen, wc
kleedden en waschten ons vlug en gingen aan
het ontbijt. Den verderen morgen vermaakten we
ons met hoogspringen, hardloopen en dergc-
x^jlke. Toen het 12 uur was moesten we eten.
„Het was lekkere rijst" zoo de kok zei. Maar
hij liet ze te lang op het vuur staan en toen
brandde ze aan. Nu mocht hij geen eten meer
koken. De vrouw van den boschwachter was
zoo welwillend om het eten in het vervolg
voor ons te koken, 's Middags begon het te
regenen. Nu gingen we in de tent ganzeborden
om apennootjes. Zoo brachten we den middag
gezellig door. 'sAvonds mocht ik mei noch een
paar jongens brood halen en andere bood
schappen. Later in den avond kregen wc een
paar mopjes fauziek van onzen violist en één
van opze leiders die mandoline speelde. Zoo
verliep de 2de dag. 's Nachts werd er ook
wacht gehouden, elk op de beurt mocht dit
doen, dit is wel cén van de gezelligste dingen
van het kampeerleven. De derde dag gingen
We 's morgens den directeur cn zijn vrouw on
zer vereeniging van te tram holen en 's mid
dags ingen we het kasteel Doorwerth bezich
tigen. Hier waren verschillende mooie oudhe-»
den te zien. Den vierden dag gingen wc Arn
hem bezichtigen. Wc gingen er met dc boot
heen en ook teruggegaan. Den vijfden dag of
Vrijdags gingen wc 's morgens de fabriek van
de Hevea bezichtigen, toen wc daarvan terug
gekomen waren braken we onze tenten weer
af en tegen 12 uur aanvaardden we den te
rugtocht over Ede, Voorthuizen, Barnevcld
naar Amersfoort, hier kwam men te 7 uur aan.
We ontbonden op den Hof. Hier bedankten wc
onzen leiders en gingen huiswaarts.
VUL
EEN PRETTIGE VACANT1E.
Wat waren wij in ons schik toen wij den
eersten April om half twaalf de school uitkwa
men. We sprongen als dollen in het rond. Ik
had gelukkig een goed rapport en tot beloo
ning zouden wij den volgenden dag naar Am
sterdam. Ik ging vroeg naar bed v/ont ik moest
natuurlijk vroeg op. Het was zes uur toen ik
door mijn vader aan dc neus getrokken werd.
Ik stond gauw op, kleedde mij aan en begon
de boel in te pakken, om acht uur gingen we
naar den trein en om kwart over acht ver
trok hij. Ongeveer half tien kwamen wc bij mijn
tante aan, mijn oom was naar het kantoor. De
zelfden middag gingen wc naar het stedelijk
museum. Toen we duar binnen kwamen zagen
de reus Goliat en David als een kabou-
tcitjc er naast er waren nog veel meer din
gen, ontelbaar zelfs. Den volgenden dag gingen
wc naar Artis het eerst waar we heen gingen
was naar dc apen. Ze maakten allemaal grap
pige sprongen trokken mekaar aan <ien staart
en een was er die ging met een klein aapje
zitten spelen. Toen gingen wc naar de leeu
wen er waren ook kleine leeuwen de oppasser
naar
Nieuwsgierigheid gestraft.
door
C. E. DE LILLE HQGERWAARD.
Quick en Daisy van hierover
Zijn twee leuke hondjes, maar
Beiden zijn wel wat nieuwsgierig
En dat leeren zij elkaar.
Laatst nog stond er in de kamer
'n Vierkant doosje op den grond.
Quick moest vlug eens onderzoeken.
Wat zich daar wel in bevond.
Met zi|n poot drukt' hij op 't deksel,
Daisy keek er ernstig naar;
Maar, o wee, daar vloog het open f
Wat een,.schrik voor 't hondenpaar!
Weet je, wat er uit kwam vliegen
Een heeL leelijk, aak'lig dier:
Groote oogen, wilde haren,
'n Roode heus je ziet het hier.
Daisy tuimelt acherover.
Quick verliest zijn evenwicht,
Och, was toch dat nare doosje
Maar weer goed en veilig dicht f
rI J I i I.
vertelde dat ze naar Parijs gingen. Toevallig z^nf ''ggen.
werden ze gevoerd, een inan goeide er een big- Werkelijk har
ctje in met een gebroken poot. Direkt lieten
dc leeuwen zich vallen en slopen naderbij. Het
arme beestje zat te schreeuwen alsof het wist
dat het opgegeten moest worden. Met een
sprong waren de kleine leeuwtjes bij het var
kentje en verslonden het in vijf minuten. Toen
we alles goed bekeken hadden gingen we naar
huis een lekkere botciham eten. Toen we een
poosje gezetep hadden stelde mijn oom vooi
om nog een wandeling te maken want hij ver
telde dat we morgen weg moesten. Dit voort
stel werd aangenomen en weldra wandelden wc
door de drukke straten. Toen we in dc Kin
kerstraat liepen schoot er een tram uit dc rails
Dc passagiers sprongen er dadelijk uit, eenigen
hielpen de tram mee terug duwen zoodut deze
weer spoedig in de rails stond. Notuurlijk was
er nog al wot vertraging. We gingen weer
naar huis om lekker te gaan slapen want het
was al laat. Den volgenden morgen toen wij
opstonden regende het. Dat kon ons niets sche
len want we gingen toch weg. Wc gingen ons
klaar maken om naar den trein te gaan we
hadden nu genoeg plezier gehad. Op het per-
on bedankte ik mijn tante en oom nog eens
hartelijk. We stapten in en der. trein zette zich
in beweging we waren om kwart over elf thuis
dus vroeg genoeg. Dc andere dagen van de
vacanlic heb ik gelukkig zonder verveling
doorgebracht.
gedeelte van den dag rustig sluimerend in
Een Vos ais Badmeester.
Eenige jaren geleden ken men vóór een.
boschwachterswoning een vos aan den ket
ting zien liggen. De boschwachter zelf had
hem van zijn vrijheid beroofd. Hij wilde
eens probeeren, of zulk een woeste en roof
zieke snaak toch nog niet een beetje ge
temd zou kunnen worden. Hij zag echter
weldra, dat al zijn moeite vruchteloos
bleef. De vos toonde niet den minsten lust
om zich als een fatsoenlijk huisdier te ge
dragen. Integendeel: hij was altijd op mid
delen bedacht, hoe hij zijn ketting zou kun
nen verbreken, om weer in het heerlijke,
vrije bosch te komen, dat hij op korten af
stond vóór zich zag liggen en waar hij heel
wat anders te smullen zou hebben dan dien
flauwen kost, die hem werd voorgezet:
zoo'n slappe soep met een hapje uitge-
kookt vleesoh er in.
Het mocht hem echter niet gelukken zijn
ketting te verbreken. Zijn beruchte slimheid
liet hem in den steek, want de smid had
zijn werk goed verricht. Diezelfde slimheid
deed hem echter iets invallen, dat hij zelf
voor heel gelukkig hield en daarom besloot
ten uitvoer te brengen.
De boschvvachter had namelijk een
twaalftal kippen. Dat wist Reintje maar al
te goed, want hij zag ze eiken dag op eeni
gen afstand van zijn hok rondloopfin. Ver
der had hij opgemerkt, dat die dffiren zich
gaarne in stoffige aarde, bij wijze van in
een bad omdraaien en rondwoelen.
„Wacht," dacht hij bij zichzeif, „als ik
den grond vóór mijn hok eens omwoelde en
voor de kippen een soort bad-inrichting
maakte f Dat zou een uitstekend middel ziin
om zoo nu en dan eens een kippetje te ver
schalken. Kippen behooren nu eenmaal
niet tot de slimste dieren en zij zuilen licht
in de val loopen, als de boschwachter met
zijn honden in het bosch is, zijn vrouw in
den tuin werkt en de kinderen naar school
zijn. Mijn plan zal zeker gelukken. Als ik
dan niet hij de kippen kan komen, moeten
dfe vederhalzen maar bij mij komen. Fluks
dus aan den arbeid en geen tijd verloren
laten gaan!"
Onmiddellijk na deze alleenspraak maak
te de vos een begin om het beraamde plan
ten uitvoer te brengen. Hij begon n.l. met
den gror.d vóór zijn hok los te krabben en
ondiepe kuilen te graven. Van de uitgegra
ven aarde maakte hij verschillende hoop
jes. Nog dienzelfden dag keerde hij die her
haaldelijk om en hij ging daar ook den vol
genden dag mee voort, zoodat eindelijk al
les heel droog en stoffig werd. Toen hij
zoo ver was, weid Reintje in het oog loo
pend bedaard en men zag hem het grootste
Werkelijk had die sluwe handelwijze het
gevolg, dat hij er van verwachtte. De kip
pen, die hem eerst angstig vermeden had
den, waren nu niet langer bang voor hem
en weldra waagden zij zich veel dichter bij
zijn hok dan ooit te voren.
Zoo heel lang duurde het dan ook niet,
of een paar kippen, die onder druk gekakel
korreltjes graan zochten, kwamen zóó dicht
bij Reintje, dat de stofhoopjes vóór het hok
haar in het oog vielen. Eensklaps kwam bij
haar juist zooals het slimme vosje ge
dacht had de lust op om zich door een
verkwikkend zandbad goed te doen. Zóó
sterk was de begeerte er naar, dat zij den
gevaarlijken buurman daardoor geheel ver
gaten. Zij kwamen naderbij, gingen liggen
en begonnen terstond met welbehagen zich
hals, rug, borst en vleugels met aarde te
bestuiven.
Reintje loerdezonder ook maar een
haar te bewegen door zijn bijna gesloten
oogleden en dacht bij zichzelf: „geen over
haasting Eerst overwoog hij, of alles vei
lig was, maar ofschoon de omstandigheden
hem gunstig toeschenen, 'deed hij nog geen
aanval, maar o\erlegde eerst, of het niet
mogelijk zou zijn, zich van twee kippen te^
gelijk meester te maken.'
„Nee," dacht hij, „wie het onderste uit
de kan wil hebben, dien valt het lid op den
neusen zoo kwam hij dan eindelijk tot
het besluit om maar de vetste der kippen
voor zijn middagmaal te nemen.
Hij bleef nog wat wachten, totdat hij deze
kip onverhoeds kon aanvallen. Toen schoot
hij als een pijl uit den boog uit zijn hok en
pakte de kip, doch niet bij de vleugels of
den staart, maar bij de keel, zoodat zij niet
kakelen kon. Zegepralend droeg hij zijn
prooi zijn hok binnen en dacht: „Bravo
Knap gedaan, Reintje! Niemand kan be
wijzen, dat je een kip vermoord hebt."
Nu ging Reintje aan het smullen. Toen
hi| langzamerhand verzadigd was, begon
hij de sporen van zijn misdrijf uit ziin hok
te verwijderen. Het slroo was niet met bloed
bevlekt daarvoor had de slimmerd wel
gezorgd en de enkele druppels op den
grond werden met stof onzichtbaar gemaakt
en met stroo bedekt. Eenige beentjes, (lie
nog overbleven, werden sluk gebeten en
doorgeslikt, al gleden ze niet heel gemak
kelijk in zijn maag.
Nu waren nog slechts de veeren over
en Reintje dacht: „Ik mag geen Reintje
heeten, als ik die ook niet op een geschikte
wijze opruim. Ik graaf een kuil, driemaal zoo
diep als een kippenbad, stop er de veeren
in en bedek eindelijk die laatste getuigen
van mijn vernuftig denkheeld met zand V'
Zoo gezegd, zoo gedaan. Hij ging dade
lijk aan den arbeid en begon op een plek,
die hem daartoe geschikt leek, ijverig in
den grond te krabben. Hij moest zijn werk
echter spoedig staken, want al heel gauw
stootte hij op een bodem zóó hard, dat hij
er met zijn nagels geen vat op had. Geen
wonder ook: het was rotsgrond
„Dat is leelijk." dacht Reintje, terwijl hij
ophield met graven. „Ik zal ergens anders
beginnen
Hij wroette nu op een andere plek, maar
stuitte weer op dezelfde hindernis. Ont
moedigd beproefde bij het opnieuw op een
derde plaats, maar overal met denzelfden
ongunstïgen uitslag, zoodat hij ten laatste
verdrietig uitriep
„Er blijft mij niets anders over dan mijn
met zooveel moeite tot stand gebracht
kippebad weer te vernielen."
Reintje probeerde' nu één der ondiepe
kuilen van het kippebad wat dieper te
ronken. Maar hoe ontstelde hij, toen hij ook
daar v.-Mra op steen stuitte. Het koude
angstzweet brak hem van alle kanten uit en
hij mompelde in zichzelf:
„Zoo ben ik dan toch nog niet slim ge
noeg geweest en heb ik mijzelf een leelijke
poets gebakken."
Hierop verviel hij in een diep nadenken
en de slotsom zijner overpeinzingen was,
dat hij voorloopig de veeren in hel kippe
bad zou verbergen, ofschoon hij heel goed
begreep, dat dit slechts een twijfelachtig
redmiddel was. Zoo. goed als hij dit kon.
maakte hij den kuil grooter en bedekte
toen de veeren met parde.
„Als er nu maar eens een zachte regen
kwam, die het losse zand wat vast deed
wordenzuchtte bij- »»Nu het zoo licht en
droog is, kan de minste windvlaag het
doen verstuiven
Daar de avond intusschen gevallen was,
legde hij zich ter ruste, maar kon uit angst
voor ontdekking slechts weinig slapen.
De volgende morgen brak aan.
Reintie keek eens naar de lucht; die was
helder en zag er heelemaal niet naar regen
uit. Maar wat was dat? Fluisterde daar het
loof van een ouden beuk niet op bedenke
lijke wijze? Ja, waarlijk! Tot zijn schrik
bemerkte Reintje, dat er wind in aantocht
was. En er was nog geen uur verstreken,
of de toppen der boomen begonnen te
ruischen. Onder deze omstandigheden
maakte onze held een jammerlijk figuur.
Opdat de wind zijn schuld niet aan den
dag zou brengen, was hij dwars over het
graf der verraderlijke veeren gaan liggen.
Grimmigheid en angst stonden op zijn snuit
te lezen.
Wat werd het Reintje angstig te moede,
toen hij tegen den middag den boschwach
ter, zijn vrcyiw en een jager recht op zijn
hok zag afkomen! Al zijn moed ontzonk
hem De br 'nvachler kwam dichterbij, liet
zijn coTen ovèr de plaats rondgaan cn zei
eindelijk, alsof hij de toedracht der zaak
vermoedde, tegen den vos.
„Kom, v?a.arom lig je daar zooSta eens
opl"
Reintje stond op.
Op heizelfde oogenblik blies de wind,
over de plek, waarop hij gelegen had en
deed eenige punten der veeren zichtbaar
worden.
„Haha l" riep de boschwachter uit. „Nu
komt het aan het licht, wie onze beste kip,
die wij al sinds gisteren missen, vermoord
heeft. Kiik, hier liggen haar veeren. Zoo'n
doortrapte booswicht! Hij heeft zoowaar
een kippebad vóór zijn hok ingericht.
Wacht, spitsboef, je zult niet veel kippen
meer in de val lokken
Het hok en de omgeving werden daarop
nauwkeurig onderzocht en hoewel allen
boos op hem waren, moesten zij toch
lachen om de slimheid, welke hij aan den
dag had gelegd.
„Ja, ja zei de boschwachter, „slim ben
je! Maar leer nu uit je eigen voorbeeld,
waartoe slimheid leidt, als ze voor verkeer
de dingen aangewend wordt. Zij wikt en
weegt bijna alles, maar ziet toch altijd een
of ander punt over het hoofd, waardoor het
kwaad aan den dag komt."
KareS's Droom.
Maanden lang had Karei reeds naar een
fiets verlangd, 's Nachts droomde hij er
van, overdag waren zijn gedachten er
steeds van vervuldtelkens weer sprak hij
over zijn lievelingswensch.
Maar eindelijk brak de gelukkige en on
vergetelijke dag aan, waarop zijn peettante
hem op^zijn verjaardag een mooie, nieuwe
fiets cadeau gaf.
Zijn vriendjes benijdden hem, toen hij er
voor het eerst op reed en dat was al gauw,
want hij had de edele kunst reeds geleerd.
Als een pijl uit den boog reed hij over
den straatweg en hij ging het bosch in, dot
reeds donker begon te worden. Maar daar
gaf hij niet omSteeds verder en verder
reed hij, toen hij plotseling een verdacht
geluid achter zich hoorde en vijf groote
wolven zag, die met de tong uit den bek
achter hem aan renden.
Gelukkig was de weg geheel effen, maar
toch voelde Karei, dat hij het niet lang zóó
zou kunnen volhouden. Na een poosje keek
hij weer eens om en zag tot zijn ontstelte
nis, dat de afstand tusschen hem en de
wolven veel kleiner was geworden. Wak
moest hij doen
Plotseling had hij een inval. Hij begon
zoo hard te bellen als hij maar kon.
De uitwerking van dit geluid op de wol
ven was al heel zonderling. Zij bleven on«
middellijk stilstaan en verdwenen met han
gende staprten achtgr dc boomen.
Kort daarna schenen zij echter weer
moed te vatten, want Karei ontdekte ze
weer achter zich. Nu werd ook de weg ge
vaarlijker. Het pad, waarop hij reed, was
wel goed, mqar 't was heel smal en de ge
ringste uitwijking kon zijn rijwiel in de
sloot ernaast doen terechtkomen.
Voor den twintigsten keer misschien wel
keek Karei om en zag, dot; de onvermoei
de wolven steeds meer en meer naderden
en nauwelijks vijftig meter van hem verwij
derd waren. Plotseling hoorde hij een
vreemd geluid en zich snel omdraaiende om
te zien.wqt dit beteekende, lette hij niet op
zijn stuur, schoot van den weg af en vloog
in de sloot, waar hij in tuimelde.
Karei sprong van zijn fiets. Hij twijfelde
er niet aan, of zijn laatste uurtje had.géslai
gen. Hij greep zijn fiets, sprong achter een
boom om zich tot het uiterste te verdedigen
enwerd met een luiden gil wakker.
„Maar jongen, wat scheelt je?" vroeg 2ijn,
moecler, die over zijn bed gebogen stond,
„je schreeuwt als een dolleman en dat mjd-
den in den nacht! Was je benauwd aan 't
droom en
„O, Moeder!" riep Karei nu uit. „Ik
droomde, dat ik in een\ donker bosch fiet
ste met vijf wolven achter me aan en*dat ik
in een sloot vielHu't Was zoo grieze-
lis 1"
„Nu Karei, ga maar rustig slapen. Je ligt
in je eigen bed en wolven zijn hier niet.
Slaap lekker, vent
En Karei'sliep weer in. Toen hij den vol
genden morgen wakker werd, was zijn eer
ste gang echter naar beneden, om zijn
mooie fiets eens even te betasten, ten einde
zich te overtuigen, dat het bezit van een
rijwiel tenminste geen droom maar wer
kelijkheid was I
Van alles wat.
SPELLETJE.
De Reizigster.
Dit spelletje kon zoowel binnens- als bui
tenshuis gespeeld, worden.
Plaats hiervoor een aantal stoelen 'één
minder dan er speelsters zjjn in twee rij
en op eenigen afstand tegenover elkaar.
Eén der speelsters heeft dus geen stoel.
Zij is de reizigster en begint nu te zeggen:
„Ik ga op reis naaren noerptjèen
aardrijkskundigen naam op als het meer
van Genèv.e, Griekenland, den Indischen
Oceaan, de Alpen, Apeldoorn, den Rijn
enz. enz.
Noemt zij water op, b.v. het meer ven
Genève den Indischen Oceaan, den Rijn,
dan moeten allen opstaan en een stoc.Taan
den overkant trachten te bemachtigen.
Wie geen stoel veroverd heeft, wordt nu
reizigster en moet dus op haar beyrt-een
aardrijkskundigen naam opnoemen.
Noemt zij echter een naam, die g e e n
water beteekent, maar land, een berg of ge
bergte, een plaats ertz., zopals Griekenland,
de Alpen, Apeldoorn, dan mag niet van
plaats veranderd worden..
Staat één der speelsters in dat geval toch
op en komt er dus een stoel vrij, dan is
der reizigster er op uit, den leegen stoel» te
veroveren en degene, die haar stoel ver
loren heeft, gaat nu reizen.
Eiken keer, dat de reizigster geen stoel
kan bemachtigen en dus reizigster hlijft,
moet zij een pand betalen.
Deze panden worden later verbeurd.
CORRESPONDENTIE.
Rozeiknop. Dot is wel een prachtig
gezicht hè, zoo'n mooie zonsondergang. Dat
was dus net op tijd, dot je de krant nog kon
redden. Anders had je die twee opstellen juist
gemist
Zwartkop. Neen, erg mooi weer is het
niet geweest. Nog wel gefeliciteerd hoorDat
zal wel een prettige dag voor jc geweest zijn'.
Prachtig hoor, vergeet het nu muar niet weer.
Ton N e v e u. Dat heb ik gehoord. Ben
je er ook geweest? Dat'was dos eind goed, a)
goed I
Vliegenier. Het was ookniet org
gemakkelijk. Dat is een aardig tochtje voor jc
geweest. Toevallig dat jo dc ex-Kroonprins, juist
zag. Een aardig plaatsje is dat, vindt je niet.
Paddestoel. Die automaat heelt dus
wel gelijk gehad met dat Onverwachte nieuws.
En het was goed nieuws ook, wat je -te hoo-
ren kreeg. Zoo iets moest meer gebeuren. Jam
mer dat je do raadsels niet kon oplossen, zoo
heel erg moeilijOc waren ze toch niet.
N e g e 1 i a. Vindt je het mooi? Ik hoop
mnnr van wel. De volgende keer beter hoor I
Winterkoninkje. Neen, er zaten
toch geen fouten in. Ik heb er nog geen
navraag voor gekregen. De aquarium plaat
jes zijn nog al in trek.
Hartelijk dank voor de bonnen ep
plaatjes. Heb ik het gord gchöd met dc K. B.-
straat, of heb ik het mis
OOM' KAREL.