25eJaar9a"9 "°15 AMERSFOORTSCH DAGBLAD „de eemlander"
VOOR DE REIS
BINNENLAND.
TWEEDE BLAD.
Sponsen Tandborslels Haarkammen Sponsenzakjes Badliandschoenen
A. VAN DE WEG Langestraat 23
FEUILLETON.
De Markies van Bardelys.
Zaterdag
17 Juli 1926
VOORZORG.
(Nadruk verboden).
In zijn beroemd boek over opvoeding
„Emile waarschuwt Jean Jacques Rous
seau tegen do algemeen gebruikelijke
methode» om alles op de toekomst te zetten
ten koste van het heden. Men valt het
kleine kind lastig met allerlei soorten van
onderricht, met geboden en straffen, alles
om zijn bestwil, maar ondertusschen bederft
men zijn jeugd zonder hem de zekerheid te
kunnen verschaffen, dat hij eenmaal van
de zoo verdrietige lessen profijt zal trekken
„Van al de ter wereld gebrachte kinde
ren -aldus merkt de schrijver op, „geraken
op zijn hoogst de helft tot den leeftijd der
jongelingschap." Als men voor oogen houdt,
hoe weinig kinderen volwassen worden,
kan men een opvoeding wreed noemen, die,
gelijk de schrijver het uitdrukt, „het heden
door een vage toekomst laat opslokken, een
kind in een kluw van ketenen vastkh-elt,
aanvangt met hem in ellende te dompelen,
cm hem, op een, Joost mag weten welke,
gelukssoort voor te bereiden, die hij w ei-
licht nooit zal genieten."
De teerhartige schrijver ken het niet aan
zien, dat ter wille van die ongewisse toe
komst der kinderen „hun jaartjes van zorge-
looze vroolijkheid verdrinken in geschrei,
verkwijnen m tuchtiging, verbleek en in be
straffingen en vergrauwen in een soort
sla-afsche werkdrift." „Waarom begeert gij',
aldus vraagt" hij de ouders, „die onnoozele
bloedjes 'Tiet genot te onlrooven van een
leeftijd, zoo snel verdwenen, en van een zoo
kostbaar iets. dat ze loch nimmer misbrui
ken kunnen? Waarom verlangt ge 'deze
eerste, in jong geluk gedrenkte jaren, voor
bijschietend in pijl-vlucht, voor hen even
min ooit wederkeerend als dat de uwe ooit
terugwentelen, met verbittering en
smart te vcrdompelen in ellende? Wie waar
borgt u de zekerheid, dat gij uw kind op
eenigerlei wjze smart uitspaart, door hem
nü onder verhoogde verdrietelijkheden te
doen lijden? Rampzalige voorzorgen, waar
mee een menschelijk schepsel in zijn hui
dige leven wordt gekweld, in de hoop, wel
of niet gegrond, hem eenmaal in de toe
komst gelukkig te zien!"
Deze ontboezeming druischt geheel in
tegen de opvattingen, die wij, niet alleen
ten opzichte van onze kind-eren, maar in be
trekking tot het geheele leven huldigen. Wij
zijn zoo gewend, alles wat wij doen en
laten, op de toekomst te bouwen en wij
plegen dengene, die gelijk de krekel uit de
fabel van La Fontaine, slechts bij hei
oogenblik leeft, aldus van kortzichtigheid en
lichtvaardigheid te beschuldigen, dat wij
voor de beschouwing van den grooten
Franschm3n met verbaasde oogen staan. En
tóch moeten wij onmiddellijk toegeven, dat
er waarheid ligt in waf hij zegt. Men kan
te luchthartig zijn tegenover de toekomst,
maar men kan omgekeerd ook het heden
veronachtzamen.
En vragen wij, wat ven beide het ergste
is, dan ontkomen wij niet aan de erken
ning, dat ten slotte het heden het grootste
belang vertegenwoordigt Alleen het heden
is werkelijkheid, alleen het heden is ons
vast en betrouwbaar bezit. De toekomst is
slechts een veronderstelling en nog wel een
zeer vage, waarop wij geen peil kunnen
trekken en waarhij alle berekeningen plegen
te falen. Heeft Rousseau geen gelijk mei
zijn waarschuwing, dat bet toch eigenkjk
wel een weinig dwaas ,is, d-en vogel in de
hand, die het Heden heet, te laten vliegen
terwille van de tien vogels in de lucht der
Toekomst?
Alle waarheden hebben twee zijden en
het hangt van de omstandigheden af, welke
wij op een bepaald oogenblik naar voren
moeten laten komen De cleugd ligt steeds in
het midden en levenswijsheid is niets anders
dan een voortdurend zich hoeden voor de
eenzijdigheid. Tegenover den krekel, die
zich niet op den winter voorbereidt, heel
de mier gelijk, maar tegenover den mier
die, om den winter onbezorgd te kunnen
tegemoet zien, de genietingen van don
zomer slavend en zwoegend verzuimt, de
krekel.
Ook in ons midden zijn mieren- en
krekel-naturen. En het zou onverstand»;
zijn, alle verantwoorelijkheidsbesef tegen
over de toekomst, dat als vrucht van een
jarenlange maatschappelijke ontwikkeling
eindelijk gaat rijpen, te vernietigen dooi
de prediking ven een bohémien-moraal. Zij
mogen niet onze voorbeelden zijn. d;e
menschen, die van de hand in den tand
leven, en, zoodra zij hun pot hebben var-
teer d, onbeschroomd aankloppen bij de
openbare liefdadigheid- Het zijn niet de ver
standigste, noch de sterkste naturen, die
het „zoo gewonnen, zoo geronnen" tot
levensspreuk kiezen En het steeds /firdsr
zich uitbreidende stelsel van levensver
zekering verdient als blijk van voortschru-
dende beschaving erkentelijkheid.
Echter behoeft men, zoo men het eene
uiterste afkeurt, het andere uiterste niet te
bewonderen. Het is niet tegen de voorzorg
op zichzelf, dat Rousseau waarschuwt, maar
tegen de eenzijdige, overmatige voorzorg.
Indien de toekomst zekerheid van dood
ware, ^ou men in zijn jeugd zich volkom°n
kunnen „uitleven", zonder dat men zich
laf er hierdoor te kort bleek te hebben ge
daan. Maar de toekomst is toch ook altijd
nog een kans op leven. En met die k-ins
dienen wij rekening te houden door in de
jeugd een oiler te brengen, waarvan wij in
den ouderdom profijt zullen trekken.
Dit offer dient inmiddels evenredig te
zijn aan de verhouding in beteekenis lus-
schen heden en toekomst Steeds blijft de
beteekenis van net hed-en d-e grootste Het
heden is zekerheid, de toekomst slechts
kans. Wij mogen dus niet de volle handerd
percent van het heden ten koste leggen wan
de toekomst. Zelfs niet de helft. De loe-
omst dient zich te vergenoegen met ean
bescheiden deel.
Dit vergeten die angstige naturen, die
het heden niet durven genieten, wijl zij de
toekomst vreezen. Hun kind moet een goed
mensch worden; dat hij ook een goed
kind dient te zijn, zien zij voorbij. Zij
sparen voor hun ouden dag, maar Vijden
in het bloeien der jaren gebrek. En .het
noodlottige is. dat, wanneer de zoo wel
voorbereide toekomst is aangebroken, hut
verwaarloosde verleden zich wreekt-
Het kort gehouden kind is een benepen
volwassene geworden, die met bitterheid
denkt aan z:jn verloren jeugd en zich thans
wreekt door hard te zijn voor anderen of
in ongebondenheid zijn schade tracht in te
halen. De potter voor zijn pensioen is zoo
schriel en zoo spaarzaam geworden, dat hij
op zijn ouden dag het geld uitgeven ver
leerd heeft en alles voor zijn erfgenamen
laat liggen.
De verstandigen hebben Rousseau s
waarschuwingen niet noodig, maar voor de
onverstandigen is zij geschreven, die, altijd
n de weer voor de toekomst, het heden
erwaarioozen en bij hun wel voorbereid en
dood tot de onstellende ontdekking komen,
dat ze hebben vergeten te leven.
H. G. CANNEGIETER.
UIT DE STAATSCOURANT.
Met ingang van 1 October benoemd tot di
recteur van het telegraafkantoor te Rotterdam
\V. A. Horsthuis, thans adjunct-directeur bij den
dienst der telegrafie;
met ingang van 1 Aug. benoemd tot directeur
van het postkantoor te Zwolle C. F. D. Nagel,
thans hoofdcommies der posterijen.
benoemd tot directeur van de Rijschool, de
majoor J. H van Reedc van de Artillerie, thans
instructeur bij de Rijschool
op verzoek, eervol ontslagen, de eerstc-luite-
RECLAMES
Van 1— 4 rcacls 1 4.05. elke regel meer f I.--
nant op non-activiteit G. W. A. Biouwers van
het wapen der Artillerie
voor 5 jaren benoemd tot Commissaris vun
het Nedcrlandsche Roode Kruis bij de derde
Divisiegroep, A. L. P Vogel, gepensionneerd
majoor der Infanterie te Maastricht rn bij dc
vierde Divisiegroep Jhr. W. 12. Engelen, oud-
kiingcommissaris bij het Ned. Roode Kruis in
den kring der Nieuwe Hollandsche Waterlinie
te Hilversum
op verzoek eervol ontslagen do luitenant-
kolonel der Cavalerie E. H Juckemo van Bur-
mania Baron Rcngcrs van Wnrmenhuizen,
directeur der Rijschool
benoemd bij het reserve-personeel der land
macht bij het wapen der Cavalerie, tot re-
scivc-luitcnnnt-kolonel bij het 11de Régiment
Huzaren, dc luitenant-kolonel Juckema van Bur-
mania Baron Rengers van Waimcnhuizcn. voor
noemd
idem bij het personeel van den Geneeskun
digen Dienst tot reserve-officier van gezond
heid 2e klasse, E. O. Weytingh, arts
op verzoek eervol ontslagen, dc re«;crvc-ecT-
ste-luitennnts Mr L C. van der Steen van
Ommeren, C. M A van der Klugt, Mr J H
Alcva, A .1 van Gulik. C Schcrtemcver.'R van
Lunzen, W F C M A Laane on A van Lu*-
senburiT Maas, onderscheidenlijk van hot regi
ment Grenadiers, regiment Jagers, het 4e, TOc,
T5e, 19e regiment Infanterie, de Schoolcom-
nognie van den Motordicnst en het regiment
Genietroepen en de resorvc-eerstc-luitenonts A
.1 Funkc, genaamd Klipper von het 9e regiment
Infanterie en A Siebekink van het 22e regt
Infanterie. L. A A. Mees van de Schoolcom
nngnie Motordienst. Mr. K J G. Baron van
Hnrdenbroek van hét Ie regiment Huzaren. J
P A M Frenckcn van het 6e regiment Infan
terie
eervol ontslagen wegens lichaamsgebreken,
de reserve-ritmeester C. J G. L van den Berg
van Snoaroen en de reserve-cerste-luitcnnnt C
0 M M Veltman, beiden van het 1c regiment
Huzaren
vergunning verleend tot het oonnemen ep
dragen der versierselen van ridder der Denr.e.
biogsorde van Denemarken aan de luitenani
tor zee le klasse G. E V. L Beekman
verleend de gouden eeremrdaille der Ornnjc-
Nassnu-ordc aan den eervol ontslagen loods-
schipper Te klasse H. Walbrock.
HOFBERICHT.
HM. de Koningin zal a's Dinsdagmiddag
12.35 in Den Höag terugkomen.
PRINS HENDRIK
Z.K.H. de Prins, die, goiijk reeds gemeld is,
nog niet naar Nederland terugkeert, vertoeft
thans in Duitschland en znl dorir tot holf
Augustus blijven, voornamelijk voor een ver
blijf in Macklcnburg
BEZOEKEN VAN DEN
DONNER
MINISTER
Bij zijn bezoek aan het Noorden des lands
heeft de Minister van Justitie, nu dr. Donner,
de tuinbouwkolonie te Vries bezocht.
Een bezoek aan de strafgevangenis te Gro
ningen heeft niet plaats gehad
CONSULAIRE DIENST.
De vice-consulaten te Crefcld cp
Miinchcn-Glodboch.
Het lid der Tweede Kamer de heer Koricn-
horst heeft tot den Minister van Buitenlandscht
Zaken dc volgende vragen gericht:
I. Is het juist, dat met ingang van I Maart
1926 dc Nedcrlandsche vice-consulaten te
Crefeld en te München-Glndbnch wegens ver
trek der titularissen gesloten zijn
II. Acht de Minister het voor de belangen
der in die districten gevestigde Nederlnndeis
voor den Nedérlondschcn handel op
Duitschland niet noodzakelijk, dat deze pos
ten wederom worden bezet?
III. Is het juist, dat het voornemen bestaat
om dc werkzaamheden von den Nedcrlnnd-
schen consul in Dusseldorf uit te breiden lot
die van de districten Crcfcld cn München-
Glndbnch s
IV. Is de Minister niet van oordeel, dat dc
aard en de omvang van dc Nederlondsche be
langen in voornoemde districten de aanwezig
heid vr\n ten minste één afzonderlijken functio
naris noodzakelijk maken
V. Is de Minister bereid de benoeming v
één henoroiren consul voor beide districten te
bevorderen
HET ONAANNEMELIJK TRACTAAT.
Geen nieuwe Belgische ver
klaring noodig geacht.
Eer. toespeling makende op dc door den
toenmoligen minister Hymans ter vredescon
ferentie te Parijs in 1919 geuite desiderata-
formules betreffende Nederland en België,
vroeg dc afgevaardigde Vos den minister van
buitenlandsche zaken of deze niet van mea
ning was dnl het wenschclijk zou zijn, ten
einde de publieke meening in Nederland te
kolmeeren en de ratificatie vnn hc-t nieuwe
verdrag door de Stnten-Generaal mogelijk tc
maken, om officieel te verklaren, dat na d<
afschaffing de jure van dc verplichte ncutro-
liteit de Belgische regeering strikt de belofte
zal nakomen, vervat in art. 6 van het troc-
tant var. 1839, en dat zij daarom vrijwillig
en vooi altiid afstond zal deen van alle desi
derata, welke ten gevolge zouden kunnen heb
ben ovet dracht van souvereiniteitsrechten of
vestiging van internationale servituten op Ne-
derlnndsch Grondgebied.
Minister E. van der Velde antwoordde dot
de desiderata, geformuleerd door de rappor
teurs Segers en Orts in de commissie van
veertien, niet vielen buiten het kader der
motie van den hoogen raad van 4 Juni
welke motie elke oplossing von de hand wees.
met zich brengende een overdracht van sou-
vercine cn territoriale rechten.
De minister voegde hieraan toe, dat hem
niets bekend was omtrent 'eenigc, door den
heer Vos gesignaleerde emotie in Nederland
Geen enkele ongerustheid werd trouwens in
Nederlondsche officiecle kringen aan den dag
gelegd; zij weten waaraan zij zich hebben tc
houden wat betreft de houding der Belgische
reGpering ter zake.
Elke nieuwe verklaring ten deze zou dus
overbodig zijn.
Uit Brussel wordt d.d. 15 Juli gemeld
In strijd.met de parlementaire gewoonte, zal
het rapport van van Couwelaert inzake de rati
ficatie van de wijziging van het Nederlandse!»
Belgische verdrag von 1839 heden niet rond
gedeeld of openbaar gemaakt worden. Dit znl
eerst morgen gebeuren
Bij de nlgemcene bespreking in dc Kamer
zullen, naar thans mede bekend is, behalve
minister Vnndervelde en rapporteur van Cn"-
wc'ncrt. ook de liberaal Frnnrk, de Vlnnmsche
nationalist Herman Vos en de socialist Frans
Fischer het woord nemen.
VERGOEDING VAN OORLOGSSCHADE.
Schade door Nederlanders ge
durende den oorlog in België
geleden.
De Commissie uit dc Tweede Kamer, in
wier honden zijn gesteld de inlichtingen op
het adres van G. Kroll c.a. voorheen in België
woonachtig, houdende verzoek om de mede
werking der Regecring, ton einde de hun dooi
Duitschland tijdens den oorlog veroorzaakte
schade vergood te krijgen, acht het van groo'.
belang, dat omtrent de aanspreken ap vergoe
ding van Nederlanders voorheen in België
woonachtig, die schade hebben geleden ten ge
volge van de oorlogsgebeurtenissen in 1914,
binnen redelijken tijd een beslissing word»4
genomen.
Dc Commissie is van oordeel, dot dc aan
gewezen weg om tot een billijke oplossing in
dézen te komen, is de instelling door de Duit-
schc en Nederlondsche Regecringen gezamen
lijk van een gemengde Commissie, welke be
doelde aanspraken doet.
De Commissie geeft derhalve in overweging
den Minister van Buitenlandsche Zaken, onder
dankzegging voor de verstrekte inlichtingen,
uit tc noodigen, onverwijld bij dc Duitschc Re
gecring stappen te doen ten einde tot dc in
stelling van ccn Commissie nis bovenbedoeld
tc geroken.
EERSTE KAMER.
Uitkeering onn E. G. Wentink
Blijkens het voorloopig verslag over het ont-
vrero van wet tot verhooging van het Vlldo
hoofdstuk B. der Stnntsbcgrooting voor het
dienstjaar 1926.( Uitkeering nan E. G. Wen-
'ink, te 's-Grnvcnhogc) opperden cenige leden
de vraag, of de ook in deze zaak weder door
den .Staat gevohrde gedragslijn wel kan wor
den goedgekeurd. De Staat erkent door dit
wetsontwerp ten volle, dat aan een ingezetene
von rcgeeiingswege schade is toegebracht en
dat d-^ billijkheid eischt. dat die schade hem
uit 's-Rijks schatkist worde verdord Maar niet
temin heeft de Stoat dienzelfden ingezetene
tot ccn langdurig cn kostbaar proces in drie
instontiën gedwongen De Stnnt heeft in dot
proces do overwinning behaald, maar kent nu
nchtorno den overwonnene toch schadever
goeding toe Zou het voor het moreel gezag
vnn den Stnnt en voor de belangen der belas
tingschuldigen niet beter zijn, zoo vroegen
deze lrden. in zulke gevallen niet te procc-
ren, maar de znnk dndetfjk in der minne to
schikken.
HET ONTWEPP-WEFl DEVERTERINGS-
BELASTING.
Bezwaren der pelterijen-
fabrikanten.
De Nederl. Vereen vnn pellerijcnfabrikon-
ton heeft een adres gezonden nnn de Tweede
Kamer, woorin het wetsontwerp betreffende de
weeldcverterir.gsbelosting een ernstig gevaar
voor de pcltcrijenfobricnge wordt genoemd.
Adr. merkt op, dat dc toestand dezer bedrij
ven in de laatste jaren zeer slecht is cn dc
vraag of hr' voortbestaan der fabrieken mo
gelijk zal zijn. een bron vnn voortdurende zorg
voor dc fabrikanten en het personeel was. Op
gemerkt wordt, dot in dc meeste landen, die
tct nu toe een belasting op weelde-nrtikelen
geheven hebben, deze als noodbelostingen, dus
van tijdclijkcn onrd zijn opgevn*
Adr zetten uiteen dat, wonr edclsteencn en
parels vrijgesteld worden met dp metiveering,
dot deze gemakkelijk uit het bui'enlond kun
nen worden ingevoerd, h.i. voor pelterijen het
zelfde geldt
Volgens adr. moet er in hot belang van de
volksgezondheid ook op gewezen worden, dot
in ons vochtig-koud klimaat goed en goedkoop
nelswcrk niet nis weelde beschouwd kan wor
den.
Mocht het ontwerp avrnwcl wet worden, dan
zou volgens adr. in elk gevnl noodig zijn, dat
worden vrijgesteld dc klccdingslukken en
hoof''dcksëls- vTvnar''1iBrd vnn bont, afkomstig
van hozen, konijnen, honden, kotten, geiten en
geitjes, lammeren en schapen, nismede kle
dingstukken. gevoerd mot bont- of voorzien
vnn een kraag, vervaardigd von bont. dot af
komstig is van bovengenoemde velsoorlen.
Hiervan zou J^n hoogstens uitgezonderd mogen
worden dc fiinere lamsvelsoorten.
Adr. verzoekt het ontwerp niet aan te nemen.
KOLONEL J. P. H. WAGNER.
Naar de Tel verneemt wordt dc kolonel J.
P H Wagner van de 7e Inf Brigade te Har
derwijk met October overgeplaatst naar 's-
Grovcnhoge om daar to worden belast met
bet commando over dn Brigade Grenadiers er*
Jagers, zulks ter vervanging van kolonel Bo-
rel.
CENTRALE BOND VAN SPOOR- EN
TRAMWEGPERSONEEL
Een nieuwe ofdccling.
Door de hoofdbestuursleden dc hceren De
Haan en Ketelaar werd 15 Juli tc Nieuwerkerk
eene afdecling van dezen bond gesticht.
DE LEENING VOOR HET ENGELSCHE
VAKVERBOND.
De Nederl. Vcreeniging van Fabrieksarbei
ders noemt naar het Volk meldt aan de
Engclschc lecning deel voor 15.000; de Cen
trale bond van transportarbeiders eveneens
oor 15.000.
Naar het Engelsch van
RAFAEL SABATANI.
De graaf zweeg cn liep dc kamer op en
neer, terwijl ik over zijn woorden nadacht, die
mij met iets 'zeer merkwaardigs bekend maak
ten. Een oogenblik daarna ging hij voort
„En nu het hem met Chatellerault niet ge
lukt is, kiest de koning een gevaarlijker per
soon om zijn plannen ten uitvoer te brengen.
Hij zendt den markies Marcel de Bardelys naar
Lavédan met dezelfde opdracht. Zonder twijfel
schrijft hij het échec van Chatellerault oan^on
handigheid toe en hij heeft besloten ditmaal
een man te zenden die bekend is om zijn hof
felijke manieren en zijn aardig optreden, zoo
dat hij stellig mijn dochter in zijn netten znl
vangen. Het is ccn groot compliment voor
ons, dat hij den knnpsten en meest begaafden
gentleman van zijn hof zoo zegt men ten
minste naar ons toezendt en toch het is een
vleierij waar ik niet gevoelig voor ben Barde
lys gaat hier even goed onverrichter zake
vandaan als Chatellerault. Als hij zijn gezicht
maar vertoont dan vertrekt mijn dochter weer
naar Auck. Heb ik niet groot gelijk, monsieur
de Lcspéron
„Ja zeker", antwoordde ik langzaam als
iemand die nadenkt, „als u tenminste over
tuigd is dat uw opinie omtrent Bardelys
juist is".
„Ik ben meer dan overtuigd. Welke andere
reden zou hij kunnen hebben oni te Lavédan
te komen
Dat was een vraag die ik niet trachtte te be
antwoorden. Gelukkig verwachtte hij ook geen
antwoord Hij gaf mij de vrijheid over een
andere verklaring na te denken van een zaak
waarmee ik zeer vervuld was Chatellerault
had geen open knar! mot mij gespeeld. Menig
maal sedert mijn vertrek uit Parijs had het mij
verbaasd dat hij zoo spoedig zijn hccle for
tuin had gewaagd op een zaak die toch eigen
lijk alleen afhing van de gril van een vrouw.
Dat ik onmiskenbare voorrechten bezat boven
hem, zoowel wat mijn persoon betreft, nis mijn
afkomst, en mijn rijkdom kon Chatellerault
niet over het hoofd hebben gezien.
En toch scheen de mogelijkheid dat
deze voorrechten voldoende konden wezen om
de genegenheid van het jonge meisje »tc wjn-
nen niet zwaar hebben gewogen toen hij de
onwijze weddenschap aanging
Dat het hem niet was gelukt, was geen re
den te veronderstellen dat het mij ook zou
mislukken Zulk een argument ging niet op en
reeds menigmaal, zooals ik zei, had het mij
verbaasd in de laatste dagen hoe spoedig
Chatellerault de weddenschap had aangeno
men Nu begreep ik het Hij rekende er op dat
de vicomte de Lavédan precies rcdcnccren
zou zooals hij in werkelijkheid deed en hij ver
trouwde dat ik evenmin in de gelegenheid ge
steld zou worden deze schoone en koele Roxu-
lanne te ontmoeten.
Het v/as een leclijke strik dien hij mij span
de, een schurk alleen waardig.
Het noodlot of het geluk, hoe zal men het
noemen, had echter de hand gestoken in het
spel en de kaarten werden opnieuw geschud
cn gegeven sedert ik Parijs had verlaten. Dc
bepalingen van de wcddenschan veroorloofden
mij iedcren maatregel te nemen die ik noodig
achttemoor de Voorzienigheid scheen een
keus voor mij te hebben gedaan en mij op een
pad geleid dat kon helpen mij den vaderlijken
tegenstond te laten overwinnen.
Als René de Lcspéron, de rebel werd mij
een schuilplaats verleend te Lavédan cn was
ik welkom geheeten door den graaf, die reeds
zeer met mij scheen ingenomen te zijn, r..et
René namelijk, voordat hij mij gezien had door
al hetgeen mijnheer de Marsac of wie dan ook
hem van mij verteld had. Ik moest daar Jus
blijven als René de Lespéron cn zoo goed mo
gelijk van mijn verblijf aldaar gebruik majeen.
Maar ik smeekte den hemel dat diezelfde mon
sieur de Marsac geen bezoek kwam brengen
op Lavédan terwijl ik er was.
HOOFDSTUK VI.
Ik word beter.
Dc week die volgde op mffn komst in Lavé
dan is moeilijk te beschrijven. Het was een
tijd zoo vol gebeurtenissen gebeurtenissen
die mijn karakter schenen te hervormen cn cn
heel ander mensch van mij te maken dan dien
Marcel de Bardelys, dien ze in Parijs „don
Luisterrijke" normden Toch waren die ge-
beuitenissrn bij elkaar genomen van zoo heel
veel beteekenis, ieder afzonderlijk zoo onbe
duidend, dat ik er waarlijk niet veel van kan
opschrijven.
Rodenard en zijn metgezellen bleven tweï
dagen in het kasteel; die dagen waren vont
mij c-en voortdurende kwelling en ik wist niet
hoe lang die dwaze vent blijven zou. Gelukkig
werd die oniust gedeeld door den heer de
Lavédan, die op dat oogenblik niet gesteld v/as
cp het gezelschap van het gevolg van iemand
die algemeen bekend stond tot de partij van den
koning te behooren. Hij raadpleegde mij ein
delijk hoe hij ze zou kunnen wegzenden en
ik die niets liever wenschtc dan van ben
bevrijd te zijn raadde hem aan Rodeiard
ongerust tc maken over het lot van Bardelys;
misschien was hem iets overkomen. In plnats
van rustig hier tc blijven moest hij liever on
derzoek doen nuor het lot van zijn meester
De graaf ging dadelijk op dezen raad in cn
met zulk uitnemend resultaat, dot Ganyniedes
dienzelfden dng jo binnen het uur vei fok
om onderzoek naar mij te doen; zijn plichts
gevoel was ontwaakt cn hij maakte zich inder
daad zeer ongeiust want met al zijn tchait-
komingen, de vent hield bepaald heel veel van
mij.
Dit gebeurde den derden dag van mijn ver
blijf op Lavédan. Dien morgen stond ik op:
mijn voet was. veel beter. Door bloedverlies
voelde ik mij wel wat zwak, maar Anoto'e,
hoe kwaad hij er uitzag, was een vriendelijke
en beleefde knecht, veronderstelde dot ik over
enkele dagen, op zijn meest over een week
geheel hersteld zou wezen.
Ik sprak niet von vertrekken. Maar de vicom
te, de vriendelijkste cn grootmoedigste man
dien ik ooit had ontmoet, zei dadelijk voordat
ik von vcitrekkcn kon spreken, dat ik stellig
op het kasteel moest blijven totdat ik volkomtn
hersteld was en daarna zoo' long als ik lust
had.
„Hier op Lavédan is u veilig, mijn vriend",
verzekerde hij mij, „want zooals ik u rec^s
zei, men koestert geen verdenking jegens ons.
U moest blijven totdat de koning dc vervol
ging van ons heeft opgegeven."
En toen ik bezwaar maakte en zei dat ik
misbruik mankte ven zijn goedheid, weerde hij
al mijn bezwaren af: hij werd er bijna boos om.
„Geloof mij, mijnheer, het is een genoegen,
jo een eer voor mij, iemand van dienst tc zijn
die onze zaak met zooveel ijver heeft vcidc-
digd en er zooveel voor heeft opgeofferd."
Ik schaamde mij dood bij die woorden en
was mij bewust hoo onwaardig mijn gedrag
was om dien man zoozeer te misleiden. Toch
moet ik u om eenige toegevendheid verzoeken,
want bedenk wel dat ik het slachtoffer was der
omstandigheden. Als ik hem zei dat ik Bardc-ljs
was, dan was ik overtuigd dot ik het kasteel
nooit levend zou verlaten. Zeer grootmoedig
was de vicomte en ik heb niemand gekend
die meer nflcecrig was van bloedvergieten,
maar hij hnd mij, terwijl ik te bed log, zeer
veel verteld cn er zouden vrij wat menschen
in levensgevaar zijn als ik vertelde wat ik van
hem gehoord had. En daaruit leidde ik of dat
ik mijn identiteit wel verzwijgen moest, want
hij zou tot uiterste maatregelen genoodzaakt
zijn ter wille van de vrienden die hij onwille
keurig verraden had.
Den dog na Rodenords vertrek dineerde i'<
met de familie en ontmoette mademoiselle ne
Lavédan, die ik niet had weergezien na dien
bewusten avond. De burggravin was ook aan
tafel, ccn dame met een zeer streng en fier
uiterlijk zoo mager als een lat en met een
kolossalen neus maar zooals ik spoedig be
merkte zeer gesteld op schandaaltjes en praat-,
jes uit de hofkringen, waarin zij als jong
meisje had verkeerd.
(Wordt vervolgd).