KINDERRUBRIEK.
Voor de Kleintjes.
3
De rubriek van Oom Karei.
Ik wil vandaag eens iets vertellen, van ccnigc
jaren geleden, toen de kinderkrant nog maar
heel kort bestond. Al heel gauw na dc oprich
ting had ik brieven gekregen van een dame in
dc stad, dio zoo dolgraag mee wilde doen,
om het jullie pleizierig te maken.
„Maar," schreef ze, „ik ben ziele, dus kan
niet zelf komen".
Nu, jullie begrijpt, dat ik het aanbod graag
aannam, en na eenigen tijd ging ik ook eens
met mijn nieuwe medewerkster kennis maken.
Jullie hebt al begrepen, wie ik bedoelTan
te Riek. Toen ik bij hoar kwam, lag- ze in een
ligstoel voor haar huis. En een groot glas
melk stond naast haar, en dat moest tusschen
de bedrijven leeggedronken worden, want ze
had veel versterkende middelen noodig.
Ik mag nu wel vertellen, hoe nieuwsgierig
Tante Riek altijd was naar de neefjes en nicht
jes, die ze ol direct allemaal in haar hart ge
sloten had. Van iedereen wilde ze altijd al hei
mogelijke weten en ze los de briefjes vaak be
ter dan Oom Karei zelf.
„Wie is dit, en weet U, wie dèt is was
haar vraag, telkens als ik haar na mijn eerste
bezoek woei opzocht. Meestal moest ik haar
het antwoord schuldig blijven een enkelen keer
kon ik wel eens gissen, maar toch waren jullie
voor mij even goed geheimzinnige kinderen
met geheimzinnige schuilnamen, als voor haar.
Af en toe kreeg ik eens een portret van een
van jullie en dat ging dan gauw naar Tante
Riek. Ze was er erg blij mee, want dan kende
zo die neef of nicht ol weer wat beter. Ze
kreeg ook altijd alle briefjes te lezen, als ik
ze beantwoord had. Dan ging een pakje naar
hoar foe. En wot genoot ze er van; ze wist
werkelijk alles en alles. En als Oom Karei eens
wat vergat, kon hij er zeker van zijn van Tan
te Rick allereerst te hooren „Hebt U al iets
van die en die gehoord, want U hodt verge
ten enz. enz." Want zelf wist ze precies, wat
er gevraagd was en dus ook, wat Oom Karei
in de drukte vergeten had.
j^et meest blij was ze, als ik een teekening
van jullie meebracht, een eigengemaakt kunst
werk. Ze voelde zich dan zóó echt trotsch, dot
jullie zoo'n pleizier hadden in dc kinderkrant
die ook haar kinderkrant was en er ook
echt zelf voor werkten.
Of Tante Riek er voor werkte, behalve haar
wekelijkschc inzendingen
„Ik ben weer aan wat bezig, voor de kinde
ren", mos heel vaak haar eerste woord, als
ik haar ontmoette.
En wc besproken dan samen, waarvoor het
cadeau zou dienen een handwerkmandje
natuurlijk voor een nicht, die in een of andere
wedstrijd uitblonk een kalendernou, die
kon ook voor een neef dienen.
Hocvelen van jullie, of van je oudere broer
tjes en zusjes want waar ik over spreek, is
o! eenigen tijd gelegen, en nu hebben wc niet
alle oude getrouwen meer I hebben niet een
presentje, dat Tante Riek met haar eindeloos
geduld cn zorg gemaakt hoeft
En als er dan een blij briefje om te bedan
ken kwam, was ze zelf zoo zielsgelukkig en
begon maar gauw weer aan een handwerkje
voor een volgende kleur- of opstellen- of an
dere wedstrijd.
Het efgcloopen jaar kon zij al niet meer
zooveel
En nu kwam toch neg Vlij plotseling dut be
richt. Vader cf moeder zullen het Maandag
avond v/cl uit het Dagblad voorgelezen hebben,
dot Tante Riek voor goed opgehouden heef;
voor onze Kinderrubriek te werken.
Zaterdag is zij gestorven.
Ik weet zeker, dat jullie nu nog eens veel aan
haar zult denken. Nu weet je, hoe goed ze voor
jullie was, altijd maar klaar stond, om het jul
lie pleizierig te maken.
Dat moeten wc ncoit vergeten.
En voor haar ouders zal het, hoop ik, een
troost zijn, te weten, dat haar dochter nog heel
lang in veel horten met liefde cn dankbaarheid
herdacht zal worden.
Kott is haar leven geweest, maar zij heeft
van haar korte moeilijke leven nog zoo heel
veel moois weten te maken.
Weet je, waarom ik jullie dit nu verteld heb?
Niet uitsluitend uit eerbied voor wat Tante
Rick gedaan heeft, maar ook, om jullie dit
mooie voorbeeld voor jullie latere leven te ge
ven.
We zijn U veel verschuldigd. Rust zacht,
beste Tante Riek I
RAADSELS
OPLOSSINGEN VAN DE VORIGE KEER.
De oplossingen van de raadsels van de vo
rige weel; luiden
I. Maart Aart
II. Dc heler is even zoo slecht als dc steler,
met de woorden Leen, zool, heet, steen. Eva,
school, Dries, les en dar.
De prijs is gewonnen door Wielrenner.
Hij kan Maandag aan ons bureau worden af
gehaald.
NIEUWE RAADSELS.
I. Welke getallen zijn in de volgende zinnen
verborgen.
Zc stok haar vinger in den mend
In het woud riep zij met forscho stem Wil
lem, waar zit je. Kom eens voor den dag.
Wat een prachtig vergezicht heeft men door
deze vensters
Toen zo het verhaal gehoord hadden lachten
olir- hem hartelijk uit.
I'Icb jij dat boek von Jeanne genomen
II. Welke kaars brandt langer, een steuiinc-
kaars. een waskaars of een vetkaars
UIT DE MOPPENTROMMEL
O. W.
Rijk geworden kleermaker, die zijn portret
laat schilderen
„Ik heb U toch gezegd, dot ik mijn portret
levensgroot wilde geschilderd hebben I"
Schilder„Zeker, dat wordt het ook."
Kleermaker„Maar moet je dan niet eerst
de maat nemen
Zoo'n Snoeper!
dpor
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
lldred ituüCcr
Vier poesjes zijn aan 't smullen,
Zij hebben dolle pret.
Wat heeft hun lief, klein vrouwtje
Veel lekkers klaar gezet f
Maar wee, o wee, wie komt daar
Op eens hard aangerend
't Is Bruno van buur Anton
Geen poes, die hem niet kent f
Want Bruno is een plager.
Hij laat geen poes met vrêe.
Als h ij zoo aan komt rennen,
Dan valt het vast niet mee I
Och, lieve help f daar eet hij,
Wat 't lieve vrouwtje gaf
De poesjes mauwen angstig
Toe, Bruno, blijf er af
Maar nee hoor, 't helpt geen ziertje,
Bruun is een stoute hond
En laat van al het lekkers
Niets over op den grond.
De poesjes gaan aan 't huilen.
Och, och, wat een verdriet I
Kletsnat is nu hun zakdoek.
Maar weet je, wie het ziet
Hun vrouwtje. Zij zegt vriend'lijk
■*- 'k Haal één, twee, drie, wat melk.
Huil jullie dus niet langer.
Er is genoeg voor elk
b> C- Punier.
- Je hoeft niet bang te wezen,
Bruun blijft er netjes af,
- Want onze buurman Anton
Gaf hem een goede straf.
- Bruun zit nu, opgesloten,
Te grommen in zijn mand,
- H ij heeft van jullie allen
Dus wel het meest het land
De poesjes drinken rustig,
Vergeten is het leed;
Zij mauwen 'k Denk toch stellig,
Dat 't Bruno later speet f
!VSïes>.
„Ik zou veel liever thuis willen blijven én
heelemaal geen vacantie hebben dan miin
lieve Miesje te moeten achterlaten, als wij
naar Noordwijk gaan," zei Noortje Lange.
Er glinsterde iets in haar oogen en er
rolden twee dikke tranen over haar wan
gen.
Niemand zag ze waarschijnlijk, want zij
was bezig de speelgoedkast op te ruimen
en haar gezichtje dook heelemaal weg in
een donkeren hoek.
„Praat geen onzin, Nora," riep juffrouw
Ummels uit, terwijl zij haar bril opzette en
de steken van haar breiwerk begon te tel
len.
Juffrouw Ummels was de gouvernante
van Noortje's moeder geweest, toen deze
als meisje met haar ouders buiten woonde.
Zij was nu op leeftijd gekomen, had geen
bloedverwanten en geen geld om onbezorgd
van te kunnen leven, zoodat meneer en
mevrouw Lange haar een liefderijk tehuis
hadden aangeboden. Het was hun bedoe
ling, dat juffrouw Ummels hun in dc op
voeding van hun eenig dochtertje bijstond.
Dit laatste viel echter anders uit dan zij
zich hadden voorgesteld. Er zijn nu een
maal groote menschen, die heelemaal ver
geten schijnen te hebben, dat zij zeiven jong
en vroolijk zijn geweest. Juffrouw Ummels
hoorde tot hen en zij schudde het hoofd,
terwijl zij de twaalf-jarige Nora afkeurend
aankeek.
„Je haar zit erg slordig en je jurk is vuil.
Heb je je voeten goed geveegd, toen je
thuis kwam
Noortje mompelde een onvriendelijk ant
woord, maar haar hoofd was nu zóó ver in
de kast verdwenen, dat juffrouw Ummels
het niet verslond en meende, dat zij Miesje
riep.
„Je kunt die kat natuurlijk niet meene
men," ging ze voort, „want ze kunnen daar
in het pension geen katten gebruiken."
Noortje zocht haar troost bij Miesie zelf,
die juist bezig was aan een ouden, taaien
Teddy-beer te kluiven.
Een paar dagen later .ging de heele fami
lie Lange naar zee, de heele familie, be
halve Miesje. Noortje wilde wel, dat juf
frouw Ummels aan de goede'zorgen der
huisbewaarster toevertrouwd werd in plaats
van haar lief poesje. Zij zei echter niets en
speelde met de knoopen van haar mantel.
Het laatste wat zij van Miesje zag, was
dat zij met een hoogen rug en den staart
in do lucht op de stoep vóór hun huis
stored.
Nan Wolters was Noortje's grootste
vriendin en natuurlijk hield zij ook dolveel
van Miesje. De familie Wolters zou den
volgenden dag naar Noordwijk gaan, zoo
dat de beide meisjes niet lang gescheiden
zouden zijn. In da stad waren zij buurtjes,
maar in Noordwijk zouden zij in hetzelfde
pension logeeren.
Dien avond speelde Nan in den tuin en
hoorde het klagend miauwen van de buur-
poes.
Mevrouw Wolters begreep, dat het arme
dier naar zijn meesteresje verlangde. Zij
wist niet, dat Noortje haar lieveling niet
mee had mogen nemen en de huisbe
waarster had geen bezwaar, de poes aan
de buren af te geven.
Nan was nu erg gelukkig, dat zij Miesje
meenemen en Noortje verrassen kon. Zij
stopte Poes in een mandje met een dek
sel; je met luchtgaatjes, doch deed dit na
tuurlijk pas den volgenden morgen, even
vóór zij op reis gingen.
Toen zij in Noordwijk aankwamen, was
Noortje juist bezig met pootje-bad ;n. Toen
Nan dit hoorde, liep zij vlug met het
mandje, waarin Miesje zat, naar het strand.
Miesje was erg zenuwachtig geworden
van dc reis in het mandje. Bovendien had
zij honger en verlangde zij naar een veld
muisje.
„Trek je kousen en schoenen uit en kom
bij me," riep Noortje haar vriendinnetje toe.
Zij lachte zóó hard, dat het een wonder
was, dat juffrouw Ummels, die in eer»
strandstoel over een boek zat te dommelen,
niet wakker werd.
„Dan kan ik niet." riep Nan lerug. .„Ik
heb als verrassing Miesje voor je meege
bracht."
„Mauw, miauw,
Wat dacht je nou,
Kleine vrouw?"
miauwde Miesje en met inspanning van
al haar krachten wist zij het deksel op te
lichten en uit het mandje te ontsnappen.
Zij vluchtte achter een badkoetsje.
De beide meisjes schrikten hevig. Miesje
scheen niets van de zee te willen welen, zij
had nooit van water gehouden en zette het
op een loopen. Nog nooit in haar leven was
ze zóó vlug weggerend.
Twee dagen later werd er een klagend
gemiauw gehoord op de stoep van Noortje's
huis in de stad. Het was de kleine reizigster,
die zonder lintje om haar nek en zonder
belletje terugkeerde.
Juffrouw Arkels, de huisbewaarster, die
een vriendelijk hart had, gaf Miesje het
grootste schoteltje, dat zij in de keukenkast
vinden kon, vol melk. Ook stuurde zij een
prentbriefkaart met den volgenden inhoud
aan Noortje:
„Je poes is thuisgekomen en maakt het
best. Zij schijnt blij te zijn, dat ze terug is."
Noortje en Nan waren het er samen roe
rend over eens, dat Miesje maar nooit meer
verandering van lucht moest hebben.
Vogels uit Sneeuw-
SJsstreken.
en
In de streken, waar wij wonen, komen
geen penguins voor, of het mocht zijn in
een dierentuin. Wil men de penguins echter
in de natuur aantreffen, dan zou men een
heel verre meis moeten maken, daar men
ze dicht bij de Pool aantreft.
Wie Shackleton's Zuidpool-film gezien
hc heeft co' kennis gemaakt met d
aardige dieren, waarvan toi voor korten FM
nog niets bekend was. Wij danken hr
ook aan de koene poolreizigers Shackleton
en Scott en aan hun trouwe reisgenooten,
dat deze merkwaardige vogels niet langer
onbekenden voor ons zijn.
Die ontdekkingsreizigers dedc-n speciale
reizen over uitgestrekte ijs- en sneeuwvel
den om de broedplaatsen der penguins te
naderen en hen van dichtbij gade te slaan
Die wakkere lied-en wilden d-e wetenschap
verrijken met de kennis van deze vogels en
ons van hun leefwijze en gewoonten op de
hoogte brengen.
Zij vertellen ons hel volgende:
Penguins zijn vogels met heel korte vleu
gels. Zij hebben ook bijzonder korte poo
ten. Dit is dan ook de reden, dat zij, zoo-
dra zij over het ijs loopen, recht overeind
waggelen. Soms ook strekken zij zich plat
op den grond uit, waarbij zij om vooruit
te komen gelijktijdig hun stompjes poo-
ten en vleygels bewegen- Deze manier van
zich voort te bewegen wordt voornamelijk
op besneeuwde hellingen toegepast, waar
langs deze vogels met de behendigheid
van ervaren ski-loopers naar beneden glij
den.
Natuurlijk voelen de penguins xloh ge
heel thuis in het water, zwemmen en duiken
zij als do besten en komen soms uit het
water te voorschijn op de manier van vlie
gende visschen.
Tijdens de broed-periode leven de pen
guins als de meeste vogels in onze stre
ken- Zij maken hun nesten op beschutte
plaatsen onder steenen of in spleten, maar
de ligging ervan is zóó, dat zij gemakkelijk
ontdekt kunnen worden
Jullie weet, dat vogeleieren in het alge
meen door hitte worden uitgebroed. Daar
het nu zoo bitter koud is aan de Pool, zul
jV je misschien verwonderd afvragen, hoo
het in de wereld mogelijk is, dot do pen
guins met goed gevolg hun eieren kunnen
uitbroeden. De natuur zorgt echter als altijd
ook weer voor deze dieren en de kwestie
van het eieren-uitbroeden is voor hen
eigenlijk heel eenvoudig.
De wijfjes-penguin legt haar groot ei op
het ijs der zee. En daar de omringende tem*
peratuur een heel eind onder het vriespunt
i«, zou je misschien denken, dat het ei on*
middellijk bevroor cn det het kleine vogeltje,
dat er in zit, nooit het daglicht aanschou*
wen zou.
De pen-guin-moeder past echter wel op,
dat dit niet gebeurt Heel handig zorgt zij
er voor, dat het ei niet met het ijs in aan*
reking komt door er hoar pootjes onder to
houden en het tegen een huidplooi onder
haai borstveertjes aan te drukken. Op dia
manier houdt zij het ei warm, tot de kleine
penguin in staat is dc schaal door te bre
ken en zich naar buiten te worstelen, in de
koude buitenwereld.
In dit tijdperk van -hun leven zijn do
jonge penguins geheel blind, maar het
duurt niet lang, of zij kunnen zien en het
is verwonderlijk, hoe spoedig zij voor zichi
zeiven kunnen zorgen. Buiten is het voor
hen veel en veel kouder dan op onze meest
witte Kerstmis en koudste winterdagen.
Maar de jonge vogels geven daar niet om;
zij en hun ouders weten niet beter, of het
hoort zoo.
AARDIG ANTWOORD
Prins Maurits had eens als gast aan zijn
tafel een Spannschcn gezant, die dc voortreffen
lijkheden van zijn land hemelhoog verhief.
Toen bij dc kaviaar een schijfje citroen werd
rondgediend, zei hij, wijzende op dc citroen:
„Deze vruchten rijpen in ons land tweemaal
per jaar."
Toen bij het dessert dc kaas en beschuit jeg
op tafel stonden, zei Prins Maurits, terwijl een
ondeugend lachje oin zijn lippen speelde, op
du kaas wijzend:
„En deze vruchten levert ons land twee*
maal per dog!" -J
CORRESPONDENTIE.
Wielrenner. Jo, dot heb ik wel be*
grepen. Daar reken ik ook op. Nu goot alles
weer geregeld zijn gang. Dat zal wel fijn zijrf
geweest. Dat is dus weer heel wat nieuws
voor jc.
Nimf. Dot trof je, dat er juist kcrmïg
was. En veel plezier nutuurlijk gehad, hè I Jq
laatste verzoek kan ik helaas niet meer over*
brengen.
Gymnast. Ja, dat is zeker een heel
groot verlies voor ons. Ja zeker, dot wordt ver*
volgd. Maar deze keer moest eerst wat onderg
vóórgaan, dot begrijp jc zeker wel.
Zwartkop. Bewaar dat aandenken!
maar zuinig Zc had het eigenhandig gemaakt*
Speurder. Dot doet me heel veel gc*
noegen. Ik vind het altijd prettig tc hooren,
dot de prijs in den smook is gcvollen. Nu weet
je dus meteen de reden, waarom dot dc laat*
ste keeren niet meer gebeurde.
Quonab. Ja, door zul jc wel plezier vort
hebben. Donk jc wel voor jc inzending. Ik kan
zc uitstekend gebruiken.
TonNcveu. Dot denk ik ook wel. Voor*
nl de nichtjes. Die zulleh hoor wel missen*
Dat zal wel een druktè geven.
Winterkoninkje. Ja, dot is ecit
schitterend bouwwerk. Dat wil ik wel hebben
van jc. Stuur het me maar eens.
Maar duidelijker schrijven hoor en het papicK
moor can een kant beschrijven.
Bobbie. Wat een mooie cijfers heb jd
gekregen. Wel gefeliciteerd met jc overgang
hoorNu moor weer met nieuwe moed verder.
Aon o 11 c n. Denken jelui er nog eend
nan om nieuwe raadsels in tc sturen Ik konl
ze .best gebruiken hoor I 4
RUILHANDOLHOEKJE.
Ik heb jelui beloofd weer eens te vertcücn,
wot ik allemaal voor jelui heb om tc ruilen.
Nu, er is heel veelluister maar
In de eerste plaats zijn er nog verschillende
postzegels, sluitzegels en bonnen van allerlei
soort. Don Kwctta- en Sickesz-omslagen plaat-
jes van Knrnemelkzeep (bloemvelden- en vo*
gclalbum); van „Sterken"; van „Koorn"; van
„Haust"; plantjes van Lensvelt-Nicolavan
„Kanis en Günink"; don heel veel Verkadc's
plantjes van dc albums „Mijn aquarium" (ook
veel bonnen hiervoor), „De IJsel", „Friesland",
„De Vecht", „Herfst", en „Langs dc Zuider*
zee". Tenslotte nog verschillende „Plcines"*
plaatjes.
Je ziet dus er is voorraad genoeg. Alleen
moet je er aan denken als je plaatjes wilt heb*
ben, de nummers op te geven, die je graag
zoudt willen hebben. Dat is voor mij gemak
kelijker met het uitzoeken en jelui weten dan
zeker dat je geen dubbele plaatjes krijgt. Dé
verlangde nummers dus opgeven.
OOM KAREL.