KINDERRUBRIEK.
De rubriek van Oom Karei.
Wat ik de vorige week gevreesd heb is he
laas waarheid geworden. In de vorige kinder
krant stond, zooals jelui gezien zullen hebben
een kleuiplaatje. Dot plaatje stond er zoo
maar eens in, omdat die ruimte nog vrij was
en omdat het ook wcriicUik een aardig plaatje
was. Als je het mot aardige 'kleuren wat op
vroolijkt, ziet het er heel leuk uit. Er stond
boven „kleurplaatjc". Nu hebben verschillende
ven jelui ire het gekleurde plnutje g(."Zonden,
in de mcening dat het weer een kleurwitlstrijd
was. En dat was toch heelemaal niet het ge
val. Dat is nu wel jammer, want nu moet ik
hen, die het gekleurde plaatje inzonden in de
hoop er een prijs mee te winnen, teleurstellen.
Want daar we pus een kleurwedstrijd gehad
hebben, gaat het natuurlijk niet aan nu dade
lijk weer een kleurwcdstrijd uit te schrijven.
Daar had ik trouwens ook niets van gezegd.
Wel jammer voor de moeite, die enkelen er
aan hebban besteed. Maar die hebben er dan
toch enkele plezierige oogcnblikken mee ge
had. En nuttig is zoo iets toch altijd. Maar
een wedstrijd met prijzen was het dezen keer
toch niet. Als we weer een wedstrijd krijgen
maar dat zal wel de volgende maand wor
den of misschien nog later dan zal dat wel
een opstellen-wedstrijd worden. Want daar
schijnt heel veel liefhebberij voor tc zijn. Ver
schillende neefjes en nichtjes vroegen me ten
minste nu al weer, wanneer we zoo'n wedstrijd
krijgen. Daarvoor moeten jelui dus nog even
geduld hebben.
Ik kreeg deze week veel minder briefjes dan
anders. Dat komt zeker door de griep. Wat
zijn er een massa menschen ziek. En het meeste
zijn grieppatiëntcn. Verschillende neefjes en
nichtjes liggen ook ziek tc bed. Het kleine
aantal brieven heeft dus wel een geldige re
den. Ik hoop nu maar, dot die zieke neven
en nichten weer spoedig hcelemaol beter zul
len zijn en dot we hun nomen weer gauw on
der de correspondentie zullen aantreffen. Ge
lukkig zijn ze niet ernstig ziek en beperkt het
zich bij de meeste nog' maar tot een erge ver
koudheid. Maar zoo iets kon jc toch in ieder
geval beter niet hebben dan wel. Ik wensch
de zieke neefjes en nichtjes dan ook een spoe
dige beterschap toe.
RAADSELS.
Oplosingen van de vorige week.
De oplossingen der vorige raadsels waren
L Brussel, met de woorden b, ark, fluit,
Brussel, Assen, hen en e.
JI. Garen, aren.
UI. Mazelen, griep.
De prijswinnaar Gymnast kan Maandag
zijn prijs aan ons bureau komen holen
NIEIIWE RAADSELS
J. Zoek uit deze lettors ren bekend spreek
woord.
abcdeceeechh jjklmnoor
s s t u ij.
X op de eerste rij een duivenhok.
X op de 2de rij een toiletartikel.
X °P de 5e rij ten lichaamsdeel.
X op de 4o rij een soort schilderij.
X op dc 5c rij -een boom
X op de 6e rij een Fransch geestelijke,
i X op de 7e rij een sprookjeswezen.
X r op dc 8ste rij een werkwoord (Iste
pers. enkelv
X op dc 9e rij een zangvcgcl
op de kruisjeslijncn komt dan dc naam van
iemand, die jelui allen goed kennen.
VOOR DO NICHTJES.
Voordat ik met een haakwerkje begin, wil
ik eerst even Mol antwoorden op hetgeen zo
mc vroeg. Tot mijn spijt kan ik haar niet hel
pen; ik ben nog naar de bewuste etalage gaan
kijken, maar zag niet wat je bedoelde. Mis
schien zie je kans 't me op een andere municr
duidelijk te maken; dat hoor ik dan nog wel
van je.
Deze week gaan wc eens iets nuttigs maken
en wel een leuke stropdas. Hiervoor hebben
we noodrr 4 bolletjes hoakzijde, in één kleur
of jaspé-zijde.
We beginnen met 20 kettingsteken Te toer:
T vaste in de eerste lus, 3 lossen, 5 stokjes in
dezelfde lus waar we de vaste in gehaakt
hebben, dan direct weer een vaste in dc vier
de lus (dus 2 lussen overslaan), 3 lossen, 3
stokjes in dezelfde (4e) lus Zoo deze hcele
toer verder af, dus steeds 2 lussen overslaan
2e toerT vaste in het gaatje van de eerste
toer. 3 lossen en 5 stokjes in ditzelfde gaatje,
weer deze teer of. De derde toer en ook dc
volgende toeren als de tweede, totdat we de
gcwenschte lengte van de das hebben.
Jelui zult zien, dat de stokjes schuin komen
te liggen, doch de tweede toer weer anders
dan de eerste, dus om en om. Jelui doet goed
voor het haken van deze das een dunne hank-
naald te nemer., want hoe dichter in elkaar
hoe mooier de das uitvalt.
Ik heb jelui al eens meerdere malen ge
vraagd om mc eens te vertellen hoe de hand
werkjes uitvallen. Tot nu hoorde ik daar niets
van; willen jelui er neg eens aan denken
[TANTE BETS,
Wie wr 5 de Dief?
„Moedeer, mag ik een poppenpartijtje
geven en alle i ;ppen uit de buurt uitnoo-
digen?" vroeg otty van Ruyven, terwijl zij
haar amven om den hals van haar moeder
sloeg.
„Goed, lieve kind," zei haar moeder. „En
wanneer zal dat dan zijn?"
„Vandaag, Moeder," antwoordde Kitty.
Mevrouw van Ruyven vond het goed en
Kitty was in de wolken.
Kitty was het eenige meisje in de familie:
ze had een broertje en vijf neefjes, maai
geen zusje en geen enkel nichtje. Tippy,
haar hondje, en Anneke, haar pop, waren
don ook na haar broertje Bob, haar trouwe
speelkameraadjes. Al haar vreugde en al
haar verdrietelijkheden maakten zaj mee.
Natuurlijk moest Bob haar ook nu weer
helpen.
„Jij wilt de invitaties immers wel1 rond
brengen?" vroeg zij haar broertje en hoe
wel Bob, die een jaar ouder was dan Kitty
en natuurlijk niets voelde voor poppen en
alles wat bij noppen hoort, wilde hij tijn
zusje toch graag plezier doen en nam hij
het rondbrengen der uitnoodiigingfen op
zich.
Kitty kreeg nu pen en inkt en schreei
deftig:
Mevrouw Kitty van Ruyven noodigt de
dames Tiny en Netty de Laat met haat
dochtertjes Ella, Mies je, Dora en Tootje
uit, vanmiddag tegen drie uur bij haar en
haar dochtertje Anneke te komen thee
drinken.
Dit briefje werd door Bob bij de buren
links bezorgd.
Kitty schreef al weer een nieuwe uit-
noodiging. Ditmaal was Paula Roevers met
haar dochtertje Lotty dg gelukkige en be
zorgde Bob het briefje bij de buren re-ohts.
Eindelijk schreef Kitty een uitnoodiging
voor Loekie en Hannie ter Voort en hun
meisjes: Mientje, Lenie en Coba.
Bob bezorgde het laatste briefje bij de
•buren aan den overkant.
Kitty had haastig geschreven en de
adressen zagen er uit, alsof een vlieg eerst
in den inktpot gezwommen en daarna over
de briefjes gewandeld had, maar Bob wist,
waar de uitnoodigingen bezorgd moesten
worden en zij kwamen dus terecht.
„Mijn'vingers zijn er stijf van," zei Kitty,
terwijl zij Anneke van een stoel nam om
haar aan te kleeden. Het poppekind had
maar een heel gewone huisjurk aan en
moest natuurlijk netjes gemaakt worden
voor de partij.
Daarna veegde Kitty haar theeserviesje
om. Moeder had haar thee, melk en suiker
gegeven en twee schaaltjes, het ééne ge
vuld met lekkere zandkoekjes en het andere
met nog lekkerder Dros te-flikken.
Ten slotte had Kitty zelf een mooie jurk
aangekregen en Bob zijn matrozenpak.
Juist waren zij klaar, toen er gebeld werd.
Daar stapten Tiny en Netty de Laat bin
nen met hun poppek inde ren: Ella, Mi esje,
Dora en Tootje.
Kitty verwelkomde haar gasten en liet
Anneke allen een handje geven.
Daar ging de bel opnieuw en kwam Paula
Roovers met Lotty de kamer in.
Toen de bel voor de derde maal geluid
had, traden Loekie en Hanniè ter Voort met
Mientje, Lenie en Coba binnen.
Dat was een heele begroeting! Bob had
het op dat oogenblik erg druk met stoelen
aandragen en zei: „Goeien middag alle
maal." Hij kon toch niet alle poppekinderen
een hand geven.
Zoowel de groote als de kleine gasten
zagen er keurig uit.
De gastvrouw schonk nu thee en Anneke
moöht presenteeren, terwijl Kitty zorgde, dat
zij de schaaltjes niet op den grond liet
vollen.
Bob zei, zoodra hij vier kopjes thee
hij mompelde iets van: zoo klein als een
vingerhoed gedronken had, dat hij „naai
kantoor moest om eenige spoed eisohende
zaken af te" doen." Dat had hij Vader dien
middag juist hooren zeggen en hij was blij,
dat hij zich die deftige woorden zoo goed
herinnerde. De vriendinnetjes van Kitty
zouden hom nu wel heelemaal als groot be
schouwen.
„Het wordt niet laat!" zei hij nog kwasi-
gewiohtig tegen Kitty, terwijl hij de deur
uitging.
Kitty had op dit oogenblik het melk
kannetje in de hand en sohonk het witte
vocht daar zij naar h3ar broertje keek
in plaats van naar hetgeen zij deed niet
in het kopje, maar er naast. O, wat
morste zijl
„Gauw een doek!" riep zij als een echte
huismoeder.
Tiny de Laat had den melkvloed al met
haar zakdoek gestelpt ze had er toch
twee bij zich toen Kitty nog eens wilde
pres en-te er en. Zij zooht echter overal naar
de koekjes, die zij op een klein tafeltje had
gezet.
Het schaaltje stond cr nog, maar
de koekjes waren verdwenen.
„O Tippy, stout hond!" riep zij plotseling
uit, toen zij den schuldige in een hoekje
zag zitten, terwijl hij het laatste koekje naar
binnen werkte en zijn baard likte. „Foei
Tippy, foei! Wat moeten onze gasten daar
nu toch wel van' denken?"
Tippy antwoordde niet. Hij durfde zelfs
niet eens kwispelstaarten tegen het vrouwtje
en kroop heel stilletjes en heel beschaamd
in zijn mand. Maar 't allerergste vond hij
tooh, dat de kleine vrouw boos op hem was.
Hoe zou hij dèt weer kunnen goedmaken?
Na de thee, toen Bob zijn „spoed eisohen
de zaken, had afgedaan'/' noodigde hij het
WolkenspeV.
't Waait hevig en de wolken jagen
langs kleine Liesje's vensterruit;
ze ligt in bed, maar kan niet slapen,
De wolken vormen nu eens dwergen
en kijkt haar beide oogjes uit.
en dan weer wolven, wild en groot,
nu rijdt een wagen met twee paarden
en dan weer zeilt een lichte boot.
O, Lies je zal vooreerst niet slapen!
ze zit recht overeind in bed
met 't grillig spel van wind en wolken
heeft kleine Lies de grootste pretl
heele poppengezelschap uit in den tuin te
komen schommelen. Hij -had met behulp van
een stevig touw en twee stoelen uit de
kinderkamer een schommel gemaakt. Nu
zette hij de poppen allemaal .tegelijk op den
schommel, bond ze met een touw vast en
liet ze schommelen, terwijl hun moedertjes
allerlei kreten slaakten, deete omdat zij zoo
moesten lachen en deels omdat zij beng
waren, dat hun lievelingen, al keken ze
dan ook geen van allen angstig, iets overko
men zou.
„Er gebeurt niets!" stelde Bob de meisjes
gerust en de poppen schommelden lustig.
Eindelijk kwam Juf zeggen, dat de buur
tjes gehaald werden. Voorzichtig maakte
Bob het touw los en de poppen werden in
het zachte, droge gras gelegd.
Zij hödiden nog wel graag willen schom
melen, maar neen, één voor één werden zij
door hun moedertjes opgenomen; hun jur
ken en hun haar werden glad gestreken.
Plotseling riep Paula Roovers verschrikt
uit:
„W waar is Lotty's diamanten'
broche?"
Och, lieve help! Wat een gezoek! Eén der
poppen had haar .diamanten' broche verlo
ren! De vriendinnetjes hadden Paula het
schitterende sieraad benijd en nu was het
op eens verdwenen! Niemand kon het vin
den.
„Een .diamanten' poppenbroche verloren!
De eerlijke vinder zal ruimschoots beloond
worden," riep Bob, terwijl hij met een groote
bel door den tuin liep en veel op een om
roeper geleek.
Maar de vogeltjes sjilpten, dat zij nieis
gevonden hadden. De bijen, beladen met
hun laatste vrachtje honing, spoedden zich
naar hun korf; zij hadden het veel te druk
om over diamanten' poppenbroches of een
belooning na te denken. De vlinders speel
den nog even, vóór zij ter ruste gingen met
hun vriendjes, de zonnestralen. En de
zonnestralen huppelden nog \Toolijk over
de bladeren en langs de stammen der hoo
rnen.
Niemand gaf antwoord op Bobs roepen
De meisjes zochten en zochten, totdat zij
eindelijk naar huis gingen. De .diamanten'
broche was echter niet gevonden.
„Lotty heeft de broche misschien niet
aangehad," veronderstelde Juf, die ook ijve
rig had helpen zoeken.
Maar Paula wist heel zeker, dat dit wel
het geval was geweest. Ook de andere
meisjes zeiden, dat zij het schitterende
stukje glas, alsof het een voorwerp van
waarde was, als om strijd bewonderd had
den. Niet alleen zei Paula, dat ze zekér wist,
dat Lotty de broche gedragen had, maar zij
ging nog verder door te zeggen, dat iemand
de broche gestolen moest hebben.
Bij deze woorden vroeg Kitty ontsteld:
„Maar wie zou de dief kunnen zijn?
Paula gaf geen antwoord; zij keek heel
boos, nam van niemand afscheid en ging
verontwaardigd naar huis. Haar poppekind
Lotty had Anneke zelfs niet eens goeden
dag mogen zeggen.
't Was jammer, dat de middag, die toch
werkelijk zoo prettig geweest was, nu zoo
akelig eindigde. Kitty vond het zóó naar,
dat zij in tranen uitbrak.
„Trek het je toch niet zoo aan, lieve
kind," zei Juf vriendelijk tegen haar.
Maar Kitty trok het zioh wel degelijl;
aan; ze trok het zich zelfs zóó aan, dat ze
dien avond huilende naar bed ging en
heelemaal vergat Anneke uit te kleeden en
naar bed te brengen, zoodat het arme
poppekind, met haar mooie jurk nog aan,
bleef liggen op de plaats, waar Juf haar
neergelegd had. Zij had het koud in haar
dunne jurk en vroeg zich bedroefd af, wacrr.
om Moeder Kitty haar zoo aan haar lot
overliet. Ze was toch heelemaal niet onge
hoorzaam geweest!
De zon ging bijna onder. Zij.wierp haar
laatste stralen nog in den tuin en Kitty
dacht, dat zij haar kinderen nog naar de
verloren broche" liet zoeken. Kitty keek naar
de zonnestralen en bedacht op eens, wat
Moeder eens gezegd had en we), dat ie
nooit de zon over je boosheid mag laten
ondergaan, met andere woorden, dat je
nooit, als de zon ondepgeat en het dus
nacht wordt, boos op iemand mag blijven.
Nu was Kitty wel niet boos op Paula,
maar heelemaal goed was zij toch ook ruet.
Ze vond het heel onaardig, dat Paula ge
zegd had, dat de broche wel gestolen zou
zijn. En en ze wist wel heel zeker,
dat Paula boos op haar was, anders was zij
niet zonder afscheid van haar of iemand
anders te nemen, naar huis gegaan.
Plotseling dacht Kitty aan Anneke, die
nog niet uitgekleed was. Zij wipte weer uit
bed en wilde haar verzuim goechnakeru
De laatste stralen der ondergaande zon
schenen nog steeds naar de vermiste broche
te zoeken. En het leek wel, dacht Kitty,
terwijl zij Anneke uitkleedde, dat de zon
lachte, net alsof zij wist, dat er iets prettigs
gebeuren zou.
da, wat gebeurde er?
In één der kanten mouwen van Anneke
zat een hard voorwerp, waaraan Kitty zich
prikte, toen zij het er uittrok, en het
was het was de ydiamanten'
broche van Lotty! Anneke was dus de
dief of eigenlijk de dievegge. Z ij had
het sieraad gestolen!
„O, jou stoute Anneke!" riep Kitty uit.
„Weet je wel, dat stelen heel, heel slecht
is?"
Kitty was boos op haar poppekind en toch
ook weer bHj, dat het vermiste voorwerp
terecht was.
Paula moest dit zoo spoedig mogelijk
weten en de vrede hersteld worden.
Vlug kleedde zij zich aan. Juf was be
neden en Vader en Moeder hadden bezoek.
Zij kon dus niemand vragen, of zij even
naar haar buurtjes mocht wippen.
Met de schuldige Anneke op haar arm
stapte zij de voordeur en het hekje uit.
Tippy dien zijn snoepen al weer lang
vergeven was trippelde achter haar aan».
Op Kitty's bescheiden belletje deed Pau
la's oudste broertje, Anton, open.
„Paula? Ze is naar bed. Ze kwam
vreeselijk uit haar humeur thuis," vertelde
hij Kitty, zoodra deze naar haar vriendin
netje vroeg.
„Maar ik ik kan haar weer in haar
humeur brengen," begon Kitty.
„Goed/ ga dan maar naar boven, gaan
jullie maar alle drie. Je weet den weg," zei
Anton.
Het drietal ging nu naar boven en Anton
hield zicih onledig met de trapleuning af te
glijden. Hij wachtte nieuwsgierig op den uit
slag van het onderhoud.
„En?" vroeg hij, zoodra Kitty uit de ka
mer van zijn zusje kwam. „Heeft ze nog
zoo'n oorwurmengezicht?"
„Nee," antwoordde Kitty, „ze is weer
heelemaal in haar humeur. !k heb haar de
vermiste broche teruggebracht."
„O, was het dat?" vroeg An-ton. „Ja
hoor, van meisjeszaken heb ik geen ver
stand."
Kitty ging weer naar huis terug en lag
weldra in haar bedje. Zij was in geluk
kig, dat alles weer goed was tussdven Paula
en haar, maar hoe was Anneke toch aan
de broohe gekomen?
Toen zij het Moeder den volgendien mor
gen vertelde, zei deze, «d'at als Bob niets
van de zaak afwist, de broche met het
schommelen zeker losgeraakt was en in
een kanten mouw van Anneke was blijven
hangen.
Bob verzekerde, dat hij er onsohuldig aan
was- „Maar ik ben toch blij," zei Ivij, „dat
het misverstond is opgehelderd en Anneke
het ook niet helpen kan. Eigenlijk kan nie
mand het helpen en dat is maar het beste."
Kitty was het hiermede geheel eens.
Kunst'e.
EEN DUBBELTJE OP EEN NAALD.
Als je een dubbeltje zoo maar op een
naald zou willen leggen of zetten, zou je
dat niet gelukken. Toch weet ik daar wel
raad op.
Je steekt de naald loodrecht in een kurk
en het dubbeltje steek je half in een andere
kurk of in een stukje hout. Daarin prik je
dan links en rechts een mes of een vork,
die allebei precies even lang en even zwaar
zijn.
Ten slotte zet je het dubbeltje met zijn
kant op de punt van de naald en zoek je
voorzichtig het zwaartepunt. Het blijft nu
daarop staan zonder te vallen.
Van Alles Waf.
SPELLETJE.
Dit spelletje heet: LJzer de Keizer.
Eerst wordt er door het geheele gezel
schap geloot, wie „vanger" is.
De „vanger" blijft rustig staan, totdat alle
kinderen een plaatsje gevonden hebben bij
meubels, deuren enz., waar iets van ijzer of
een ander metaal aan zit, waar ze dan d«e
hand op leggen.
Zoo nu en dan loopen ze daar vandaan
en roepen:
„IJzer, de Keizer, ik heb geen ijzerl"
De vanger moet nu één van deze spelers
trachten te tikken, vóór deze weer ijzer of
ander metaal aanraakt. De getikte wordt dan
vanger.
Men mag natuurlijk ook wel het ijzer of
metaal aanraken, dat door een ander
op dat oogenblik is losgelaten. Het spelletje
wordt daardoor nog aardiger- -
CORRESPONDENTIE
Scholekster. Jo hebt cr nog ol Keel
wat noodig. Maar ik zal eens zien of ik wot
voor jc heb. Neen', dot is heelemaal niet goed.
Dat gebeurt olt(jd 's Maandags.
Winterkoninkje, En die gedochtö
was juist goed. Jammer alleen, dat die zoo
Iaat kwam. Zoo ben jc in jc schik met het
album. Er staan heel wat leerzame plantjes int
Ion Neveu. Die autobus kwam ja
dus, goed to pos. Dan moet jc ook niet zulk*
rare sprongen moken. Jo ziet, wat cr dan vart
komt.
Cactus. Dan zou ik in het vervolg maar
wat eerder schrijven. Don behoef jo het niet
zoo op het luatst tc loten aankomen. Dot konl
wel heel mooi zijn.
Stormvogel. Hoe kwam dat zoo, dot
je ineens moest meespelen. Hod je kennissert
onder dut gezelschop En hoe vond je het,
Zeker wel fijn hè, zoo echt op het toonvel
voor zooveel menschen. Was jc eerst niet een
beetje bong
Blondje. Ja, door zal Je wel van goi
noten hebben, denk ik.
Rekenmeester. Die pndvindersver-
halen zijn altijd wel leuk. Dot mog je gerust
doen, moor cr zijn dezen keer geen prijzen voor
hoor. Maar daarom mog jc het toch wel in-«
zenden. Jo hebt er net zoolang tijd voor ok
jc zelf maar wilt.
Gymnast. Wel neen, hoo kom jc daari
bij. Dot heb ik toch nooit gezegd. Doe maai.
gerust mee hoor. Ik zol je voorstel in gcdaclM
ten houden, 't Lijkt mc wel aardig.
't Vroege Haantje. Wat een grap*
pigc schuilnaam. Heel goed hoor en dank voor
hetgeen je me zond. Ik hoop, dut jo zoo zult
doorgaan. Moor wil jc er aan denken het
papier maar aan één kant tc beschrijven
Wilde Eend. Misschien. Welke num*
mers wil jc hebben? Kon jc dan weer op rcfa
gaan
Pimpelmees. Heel onrdig hoor, maar
't was dezen keer geen wedstrijd.
Zwartkop. Neen, dot volt niet mee,
Er zijn anders heel wat zieken nu. 't Is er net
de tijd voor. Niets prettig weer.
B o b b i c. Het ging juist nog. Maar*
vooral niet lotcr komen hoorWant don zul
jo to vergeefs naar een antwoord moeten zom
ken onder de correspondentie.
M. H. Tromp. Doe door jc best mooi!
voor. Dan zol je dot leclijkc cijfer wel weg
kunnen werken. Die zijn toch heusch zoo
moeilijk niet. Moor je moet even goed naden
ken. Dan vindt je dc oplossing best. Probeer
het maar eens goed.
Boschfcc. De raudscls zijn heel aar*
dig. Ik zol ze goed bewaren totdat het aan de
beurt is.
Speurder. Beterschap hoor. Je bent da
eenige niet.
Ponnekoek. Ja, ik heb ze gezien. Zc
zijn wel mooi. Als er nu maar druk gebruik
van wordt gemaakt. Dan zal het best gaan,
Dank voor jc plaatje.
Zwavelstok. Hoe vond je het daar.
Waren cr nog veel beesten buiten. Of waren
ze bijna allen in de winterhokken Gewoon
lijk is er 's zomers meer te zien dan in dezen
tijd.
K. B. Zoools gewoonlijkhartelijk Uonlc
voor de plaatjes en bonhen. Ik houd mc steeds
aanbevolen.
M o 1. Je raadsels zijn heel aardig. Vooral
dat tweedg vind ik erg leulc. Jo zult zo wel
in de kiant zien. Heel graag, dat ken ik cr
goed gebruiken. Ik zal het vragen voor jc.
Don zol je daarop wel antwoord krijgen,
OOM KAREL\
UIT ONZE MOPPENTROMMEL
De blinden.
Jansen en Picterscn waren twee even armé
winkeliers. Ze woonden tegenover elkander.
Toen Jansen op een morgen uit zijn bed kwam,
bemerkte hij dot Pietcrsen nieuwe blinden voor
de romen had. Hij liep gauw naqr Pietersen
toe cn zeihoe kom je aan die blinden
Of! zei Pietersen heel gewoon. Ik heb een'
busje aan de buitendeur gehangen waaiop
stond „Voor dc blinden."