KINDERRUBRIEK. De rubriek van Oom Karei. Wat ik de vorige week gevreesd heb is he laas waarheid geworden. In de vorige kinder krant stond, zooals jelui gezien zullen hebben een kleuiplaatje. Dot plaatje stond er zoo maar eens in, omdat die ruimte nog vrij was en omdat het ook wcriicUik een aardig plaatje was. Als je het mot aardige 'kleuren wat op vroolijkt, ziet het er heel leuk uit. Er stond boven „kleurplaatjc". Nu hebben verschillende ven jelui ire het gekleurde plnutje g(."Zonden, in de mcening dat het weer een kleurwitlstrijd was. En dat was toch heelemaal niet het ge val. Dat is nu wel jammer, want nu moet ik hen, die het gekleurde plaatje inzonden in de hoop er een prijs mee te winnen, teleurstellen. Want daar we pus een kleurwedstrijd gehad hebben, gaat het natuurlijk niet aan nu dade lijk weer een kleurwcdstrijd uit te schrijven. Daar had ik trouwens ook niets van gezegd. Wel jammer voor de moeite, die enkelen er aan hebban besteed. Maar die hebben er dan toch enkele plezierige oogcnblikken mee ge had. En nuttig is zoo iets toch altijd. Maar een wedstrijd met prijzen was het dezen keer toch niet. Als we weer een wedstrijd krijgen maar dat zal wel de volgende maand wor den of misschien nog later dan zal dat wel een opstellen-wedstrijd worden. Want daar schijnt heel veel liefhebberij voor tc zijn. Ver schillende neefjes en nichtjes vroegen me ten minste nu al weer, wanneer we zoo'n wedstrijd krijgen. Daarvoor moeten jelui dus nog even geduld hebben. Ik kreeg deze week veel minder briefjes dan anders. Dat komt zeker door de griep. Wat zijn er een massa menschen ziek. En het meeste zijn grieppatiëntcn. Verschillende neefjes en nichtjes liggen ook ziek tc bed. Het kleine aantal brieven heeft dus wel een geldige re den. Ik hoop nu maar, dot die zieke neven en nichten weer spoedig hcelemaol beter zul len zijn en dot we hun nomen weer gauw on der de correspondentie zullen aantreffen. Ge lukkig zijn ze niet ernstig ziek en beperkt het zich bij de meeste nog' maar tot een erge ver koudheid. Maar zoo iets kon jc toch in ieder geval beter niet hebben dan wel. Ik wensch de zieke neefjes en nichtjes dan ook een spoe dige beterschap toe. RAADSELS. Oplosingen van de vorige week. De oplossingen der vorige raadsels waren L Brussel, met de woorden b, ark, fluit, Brussel, Assen, hen en e. JI. Garen, aren. UI. Mazelen, griep. De prijswinnaar Gymnast kan Maandag zijn prijs aan ons bureau komen holen NIEIIWE RAADSELS J. Zoek uit deze lettors ren bekend spreek woord. abcdeceeechh jjklmnoor s s t u ij. X op de eerste rij een duivenhok. X op de 2de rij een toiletartikel. X °P de 5e rij ten lichaamsdeel. X op de 4o rij een soort schilderij. X op dc 5c rij -een boom X op de 6e rij een Fransch geestelijke, i X op de 7e rij een sprookjeswezen. X r op dc 8ste rij een werkwoord (Iste pers. enkelv X op dc 9e rij een zangvcgcl op de kruisjeslijncn komt dan dc naam van iemand, die jelui allen goed kennen. VOOR DO NICHTJES. Voordat ik met een haakwerkje begin, wil ik eerst even Mol antwoorden op hetgeen zo mc vroeg. Tot mijn spijt kan ik haar niet hel pen; ik ben nog naar de bewuste etalage gaan kijken, maar zag niet wat je bedoelde. Mis schien zie je kans 't me op een andere municr duidelijk te maken; dat hoor ik dan nog wel van je. Deze week gaan wc eens iets nuttigs maken en wel een leuke stropdas. Hiervoor hebben we noodrr 4 bolletjes hoakzijde, in één kleur of jaspé-zijde. We beginnen met 20 kettingsteken Te toer: T vaste in de eerste lus, 3 lossen, 5 stokjes in dezelfde lus waar we de vaste in gehaakt hebben, dan direct weer een vaste in dc vier de lus (dus 2 lussen overslaan), 3 lossen, 3 stokjes in dezelfde (4e) lus Zoo deze hcele toer verder af, dus steeds 2 lussen overslaan 2e toerT vaste in het gaatje van de eerste toer. 3 lossen en 5 stokjes in ditzelfde gaatje, weer deze teer of. De derde toer en ook dc volgende toeren als de tweede, totdat we de gcwenschte lengte van de das hebben. Jelui zult zien, dat de stokjes schuin komen te liggen, doch de tweede toer weer anders dan de eerste, dus om en om. Jelui doet goed voor het haken van deze das een dunne hank- naald te nemer., want hoe dichter in elkaar hoe mooier de das uitvalt. Ik heb jelui al eens meerdere malen ge vraagd om mc eens te vertellen hoe de hand werkjes uitvallen. Tot nu hoorde ik daar niets van; willen jelui er neg eens aan denken [TANTE BETS, Wie wr 5 de Dief? „Moedeer, mag ik een poppenpartijtje geven en alle i ;ppen uit de buurt uitnoo- digen?" vroeg otty van Ruyven, terwijl zij haar amven om den hals van haar moeder sloeg. „Goed, lieve kind," zei haar moeder. „En wanneer zal dat dan zijn?" „Vandaag, Moeder," antwoordde Kitty. Mevrouw van Ruyven vond het goed en Kitty was in de wolken. Kitty was het eenige meisje in de familie: ze had een broertje en vijf neefjes, maai geen zusje en geen enkel nichtje. Tippy, haar hondje, en Anneke, haar pop, waren don ook na haar broertje Bob, haar trouwe speelkameraadjes. Al haar vreugde en al haar verdrietelijkheden maakten zaj mee. Natuurlijk moest Bob haar ook nu weer helpen. „Jij wilt de invitaties immers wel1 rond brengen?" vroeg zij haar broertje en hoe wel Bob, die een jaar ouder was dan Kitty en natuurlijk niets voelde voor poppen en alles wat bij noppen hoort, wilde hij tijn zusje toch graag plezier doen en nam hij het rondbrengen der uitnoodiigingfen op zich. Kitty kreeg nu pen en inkt en schreei deftig: Mevrouw Kitty van Ruyven noodigt de dames Tiny en Netty de Laat met haat dochtertjes Ella, Mies je, Dora en Tootje uit, vanmiddag tegen drie uur bij haar en haar dochtertje Anneke te komen thee drinken. Dit briefje werd door Bob bij de buren links bezorgd. Kitty schreef al weer een nieuwe uit- noodiging. Ditmaal was Paula Roevers met haar dochtertje Lotty dg gelukkige en be zorgde Bob het briefje bij de buren re-ohts. Eindelijk schreef Kitty een uitnoodiging voor Loekie en Hannie ter Voort en hun meisjes: Mientje, Lenie en Coba. Bob bezorgde het laatste briefje bij de •buren aan den overkant. Kitty had haastig geschreven en de adressen zagen er uit, alsof een vlieg eerst in den inktpot gezwommen en daarna over de briefjes gewandeld had, maar Bob wist, waar de uitnoodigingen bezorgd moesten worden en zij kwamen dus terecht. „Mijn'vingers zijn er stijf van," zei Kitty, terwijl zij Anneke van een stoel nam om haar aan te kleeden. Het poppekind had maar een heel gewone huisjurk aan en moest natuurlijk netjes gemaakt worden voor de partij. Daarna veegde Kitty haar theeserviesje om. Moeder had haar thee, melk en suiker gegeven en twee schaaltjes, het ééne ge vuld met lekkere zandkoekjes en het andere met nog lekkerder Dros te-flikken. Ten slotte had Kitty zelf een mooie jurk aangekregen en Bob zijn matrozenpak. Juist waren zij klaar, toen er gebeld werd. Daar stapten Tiny en Netty de Laat bin nen met hun poppek inde ren: Ella, Mi esje, Dora en Tootje. Kitty verwelkomde haar gasten en liet Anneke allen een handje geven. Daar ging de bel opnieuw en kwam Paula Roovers met Lotty de kamer in. Toen de bel voor de derde maal geluid had, traden Loekie en Hanniè ter Voort met Mientje, Lenie en Coba binnen. Dat was een heele begroeting! Bob had het op dat oogenblik erg druk met stoelen aandragen en zei: „Goeien middag alle maal." Hij kon toch niet alle poppekinderen een hand geven. Zoowel de groote als de kleine gasten zagen er keurig uit. De gastvrouw schonk nu thee en Anneke moöht presenteeren, terwijl Kitty zorgde, dat zij de schaaltjes niet op den grond liet vollen. Bob zei, zoodra hij vier kopjes thee hij mompelde iets van: zoo klein als een vingerhoed gedronken had, dat hij „naai kantoor moest om eenige spoed eisohende zaken af te" doen." Dat had hij Vader dien middag juist hooren zeggen en hij was blij, dat hij zich die deftige woorden zoo goed herinnerde. De vriendinnetjes van Kitty zouden hom nu wel heelemaal als groot be schouwen. „Het wordt niet laat!" zei hij nog kwasi- gewiohtig tegen Kitty, terwijl hij de deur uitging. Kitty had op dit oogenblik het melk kannetje in de hand en sohonk het witte vocht daar zij naar h3ar broertje keek in plaats van naar hetgeen zij deed niet in het kopje, maar er naast. O, wat morste zijl „Gauw een doek!" riep zij als een echte huismoeder. Tiny de Laat had den melkvloed al met haar zakdoek gestelpt ze had er toch twee bij zich toen Kitty nog eens wilde pres en-te er en. Zij zooht echter overal naar de koekjes, die zij op een klein tafeltje had gezet. Het schaaltje stond cr nog, maar de koekjes waren verdwenen. „O Tippy, stout hond!" riep zij plotseling uit, toen zij den schuldige in een hoekje zag zitten, terwijl hij het laatste koekje naar binnen werkte en zijn baard likte. „Foei Tippy, foei! Wat moeten onze gasten daar nu toch wel van' denken?" Tippy antwoordde niet. Hij durfde zelfs niet eens kwispelstaarten tegen het vrouwtje en kroop heel stilletjes en heel beschaamd in zijn mand. Maar 't allerergste vond hij tooh, dat de kleine vrouw boos op hem was. Hoe zou hij dèt weer kunnen goedmaken? Na de thee, toen Bob zijn „spoed eisohen de zaken, had afgedaan'/' noodigde hij het WolkenspeV. 't Waait hevig en de wolken jagen langs kleine Liesje's vensterruit; ze ligt in bed, maar kan niet slapen, De wolken vormen nu eens dwergen en kijkt haar beide oogjes uit. en dan weer wolven, wild en groot, nu rijdt een wagen met twee paarden en dan weer zeilt een lichte boot. O, Lies je zal vooreerst niet slapen! ze zit recht overeind in bed met 't grillig spel van wind en wolken heeft kleine Lies de grootste pretl heele poppengezelschap uit in den tuin te komen schommelen. Hij -had met behulp van een stevig touw en twee stoelen uit de kinderkamer een schommel gemaakt. Nu zette hij de poppen allemaal .tegelijk op den schommel, bond ze met een touw vast en liet ze schommelen, terwijl hun moedertjes allerlei kreten slaakten, deete omdat zij zoo moesten lachen en deels omdat zij beng waren, dat hun lievelingen, al keken ze dan ook geen van allen angstig, iets overko men zou. „Er gebeurt niets!" stelde Bob de meisjes gerust en de poppen schommelden lustig. Eindelijk kwam Juf zeggen, dat de buur tjes gehaald werden. Voorzichtig maakte Bob het touw los en de poppen werden in het zachte, droge gras gelegd. Zij hödiden nog wel graag willen schom melen, maar neen, één voor één werden zij door hun moedertjes opgenomen; hun jur ken en hun haar werden glad gestreken. Plotseling riep Paula Roovers verschrikt uit: „W waar is Lotty's diamanten' broche?" Och, lieve help! Wat een gezoek! Eén der poppen had haar .diamanten' broche verlo ren! De vriendinnetjes hadden Paula het schitterende sieraad benijd en nu was het op eens verdwenen! Niemand kon het vin den. „Een .diamanten' poppenbroche verloren! De eerlijke vinder zal ruimschoots beloond worden," riep Bob, terwijl hij met een groote bel door den tuin liep en veel op een om roeper geleek. Maar de vogeltjes sjilpten, dat zij nieis gevonden hadden. De bijen, beladen met hun laatste vrachtje honing, spoedden zich naar hun korf; zij hadden het veel te druk om over diamanten' poppenbroches of een belooning na te denken. De vlinders speel den nog even, vóór zij ter ruste gingen met hun vriendjes, de zonnestralen. En de zonnestralen huppelden nog \Toolijk over de bladeren en langs de stammen der hoo rnen. Niemand gaf antwoord op Bobs roepen De meisjes zochten en zochten, totdat zij eindelijk naar huis gingen. De .diamanten' broche was echter niet gevonden. „Lotty heeft de broche misschien niet aangehad," veronderstelde Juf, die ook ijve rig had helpen zoeken. Maar Paula wist heel zeker, dat dit wel het geval was geweest. Ook de andere meisjes zeiden, dat zij het schitterende stukje glas, alsof het een voorwerp van waarde was, als om strijd bewonderd had den. Niet alleen zei Paula, dat ze zekér wist, dat Lotty de broche gedragen had, maar zij ging nog verder door te zeggen, dat iemand de broche gestolen moest hebben. Bij deze woorden vroeg Kitty ontsteld: „Maar wie zou de dief kunnen zijn? Paula gaf geen antwoord; zij keek heel boos, nam van niemand afscheid en ging verontwaardigd naar huis. Haar poppekind Lotty had Anneke zelfs niet eens goeden dag mogen zeggen. 't Was jammer, dat de middag, die toch werkelijk zoo prettig geweest was, nu zoo akelig eindigde. Kitty vond het zóó naar, dat zij in tranen uitbrak. „Trek het je toch niet zoo aan, lieve kind," zei Juf vriendelijk tegen haar. Maar Kitty trok het zioh wel degelijl; aan; ze trok het zich zelfs zóó aan, dat ze dien avond huilende naar bed ging en heelemaal vergat Anneke uit te kleeden en naar bed te brengen, zoodat het arme poppekind, met haar mooie jurk nog aan, bleef liggen op de plaats, waar Juf haar neergelegd had. Zij had het koud in haar dunne jurk en vroeg zich bedroefd af, wacrr. om Moeder Kitty haar zoo aan haar lot overliet. Ze was toch heelemaal niet onge hoorzaam geweest! De zon ging bijna onder. Zij.wierp haar laatste stralen nog in den tuin en Kitty dacht, dat zij haar kinderen nog naar de verloren broche" liet zoeken. Kitty keek naar de zonnestralen en bedacht op eens, wat Moeder eens gezegd had en we), dat ie nooit de zon over je boosheid mag laten ondergaan, met andere woorden, dat je nooit, als de zon ondepgeat en het dus nacht wordt, boos op iemand mag blijven. Nu was Kitty wel niet boos op Paula, maar heelemaal goed was zij toch ook ruet. Ze vond het heel onaardig, dat Paula ge zegd had, dat de broche wel gestolen zou zijn. En en ze wist wel heel zeker, dat Paula boos op haar was, anders was zij niet zonder afscheid van haar of iemand anders te nemen, naar huis gegaan. Plotseling dacht Kitty aan Anneke, die nog niet uitgekleed was. Zij wipte weer uit bed en wilde haar verzuim goechnakeru De laatste stralen der ondergaande zon schenen nog steeds naar de vermiste broche te zoeken. En het leek wel, dacht Kitty, terwijl zij Anneke uitkleedde, dat de zon lachte, net alsof zij wist, dat er iets prettigs gebeuren zou. da, wat gebeurde er? In één der kanten mouwen van Anneke zat een hard voorwerp, waaraan Kitty zich prikte, toen zij het er uittrok, en het was het was de ydiamanten' broche van Lotty! Anneke was dus de dief of eigenlijk de dievegge. Z ij had het sieraad gestolen! „O, jou stoute Anneke!" riep Kitty uit. „Weet je wel, dat stelen heel, heel slecht is?" Kitty was boos op haar poppekind en toch ook weer bHj, dat het vermiste voorwerp terecht was. Paula moest dit zoo spoedig mogelijk weten en de vrede hersteld worden. Vlug kleedde zij zich aan. Juf was be neden en Vader en Moeder hadden bezoek. Zij kon dus niemand vragen, of zij even naar haar buurtjes mocht wippen. Met de schuldige Anneke op haar arm stapte zij de voordeur en het hekje uit. Tippy dien zijn snoepen al weer lang vergeven was trippelde achter haar aan». Op Kitty's bescheiden belletje deed Pau la's oudste broertje, Anton, open. „Paula? Ze is naar bed. Ze kwam vreeselijk uit haar humeur thuis," vertelde hij Kitty, zoodra deze naar haar vriendin netje vroeg. „Maar ik ik kan haar weer in haar humeur brengen," begon Kitty. „Goed/ ga dan maar naar boven, gaan jullie maar alle drie. Je weet den weg," zei Anton. Het drietal ging nu naar boven en Anton hield zicih onledig met de trapleuning af te glijden. Hij wachtte nieuwsgierig op den uit slag van het onderhoud. „En?" vroeg hij, zoodra Kitty uit de ka mer van zijn zusje kwam. „Heeft ze nog zoo'n oorwurmengezicht?" „Nee," antwoordde Kitty, „ze is weer heelemaal in haar humeur. !k heb haar de vermiste broche teruggebracht." „O, was het dat?" vroeg An-ton. „Ja hoor, van meisjeszaken heb ik geen ver stand." Kitty ging weer naar huis terug en lag weldra in haar bedje. Zij was in geluk kig, dat alles weer goed was tussdven Paula en haar, maar hoe was Anneke toch aan de broohe gekomen? Toen zij het Moeder den volgendien mor gen vertelde, zei deze, «d'at als Bob niets van de zaak afwist, de broche met het schommelen zeker losgeraakt was en in een kanten mouw van Anneke was blijven hangen. Bob verzekerde, dat hij er onsohuldig aan was- „Maar ik ben toch blij," zei Ivij, „dat het misverstond is opgehelderd en Anneke het ook niet helpen kan. Eigenlijk kan nie mand het helpen en dat is maar het beste." Kitty was het hiermede geheel eens. Kunst'e. EEN DUBBELTJE OP EEN NAALD. Als je een dubbeltje zoo maar op een naald zou willen leggen of zetten, zou je dat niet gelukken. Toch weet ik daar wel raad op. Je steekt de naald loodrecht in een kurk en het dubbeltje steek je half in een andere kurk of in een stukje hout. Daarin prik je dan links en rechts een mes of een vork, die allebei precies even lang en even zwaar zijn. Ten slotte zet je het dubbeltje met zijn kant op de punt van de naald en zoek je voorzichtig het zwaartepunt. Het blijft nu daarop staan zonder te vallen. Van Alles Waf. SPELLETJE. Dit spelletje heet: LJzer de Keizer. Eerst wordt er door het geheele gezel schap geloot, wie „vanger" is. De „vanger" blijft rustig staan, totdat alle kinderen een plaatsje gevonden hebben bij meubels, deuren enz., waar iets van ijzer of een ander metaal aan zit, waar ze dan d«e hand op leggen. Zoo nu en dan loopen ze daar vandaan en roepen: „IJzer, de Keizer, ik heb geen ijzerl" De vanger moet nu één van deze spelers trachten te tikken, vóór deze weer ijzer of ander metaal aanraakt. De getikte wordt dan vanger. Men mag natuurlijk ook wel het ijzer of metaal aanraken, dat door een ander op dat oogenblik is losgelaten. Het spelletje wordt daardoor nog aardiger- - CORRESPONDENTIE Scholekster. Jo hebt cr nog ol Keel wat noodig. Maar ik zal eens zien of ik wot voor jc heb. Neen', dot is heelemaal niet goed. Dat gebeurt olt(jd 's Maandags. Winterkoninkje, En die gedochtö was juist goed. Jammer alleen, dat die zoo Iaat kwam. Zoo ben jc in jc schik met het album. Er staan heel wat leerzame plantjes int Ion Neveu. Die autobus kwam ja dus, goed to pos. Dan moet jc ook niet zulk* rare sprongen moken. Jo ziet, wat cr dan vart komt. Cactus. Dan zou ik in het vervolg maar wat eerder schrijven. Don behoef jo het niet zoo op het luatst tc loten aankomen. Dot konl wel heel mooi zijn. Stormvogel. Hoe kwam dat zoo, dot je ineens moest meespelen. Hod je kennissert onder dut gezelschop En hoe vond je het, Zeker wel fijn hè, zoo echt op het toonvel voor zooveel menschen. Was jc eerst niet een beetje bong Blondje. Ja, door zal Je wel van goi noten hebben, denk ik. Rekenmeester. Die pndvindersver- halen zijn altijd wel leuk. Dot mog je gerust doen, moor cr zijn dezen keer geen prijzen voor hoor. Maar daarom mog jc het toch wel in-« zenden. Jo hebt er net zoolang tijd voor ok jc zelf maar wilt. Gymnast. Wel neen, hoo kom jc daari bij. Dot heb ik toch nooit gezegd. Doe maai. gerust mee hoor. Ik zol je voorstel in gcdaclM ten houden, 't Lijkt mc wel aardig. 't Vroege Haantje. Wat een grap* pigc schuilnaam. Heel goed hoor en dank voor hetgeen je me zond. Ik hoop, dut jo zoo zult doorgaan. Moor wil jc er aan denken het papier maar aan één kant tc beschrijven Wilde Eend. Misschien. Welke num* mers wil jc hebben? Kon jc dan weer op rcfa gaan Pimpelmees. Heel onrdig hoor, maar 't was dezen keer geen wedstrijd. Zwartkop. Neen, dot volt niet mee, Er zijn anders heel wat zieken nu. 't Is er net de tijd voor. Niets prettig weer. B o b b i c. Het ging juist nog. Maar* vooral niet lotcr komen hoorWant don zul jo to vergeefs naar een antwoord moeten zom ken onder de correspondentie. M. H. Tromp. Doe door jc best mooi! voor. Dan zol je dot leclijkc cijfer wel weg kunnen werken. Die zijn toch heusch zoo moeilijk niet. Moor je moet even goed naden ken. Dan vindt je dc oplossing best. Probeer het maar eens goed. Boschfcc. De raudscls zijn heel aar* dig. Ik zol ze goed bewaren totdat het aan de beurt is. Speurder. Beterschap hoor. Je bent da eenige niet. Ponnekoek. Ja, ik heb ze gezien. Zc zijn wel mooi. Als er nu maar druk gebruik van wordt gemaakt. Dan zal het best gaan, Dank voor jc plaatje. Zwavelstok. Hoe vond je het daar. Waren cr nog veel beesten buiten. Of waren ze bijna allen in de winterhokken Gewoon lijk is er 's zomers meer te zien dan in dezen tijd. K. B. Zoools gewoonlijkhartelijk Uonlc voor de plaatjes en bonhen. Ik houd mc steeds aanbevolen. M o 1. Je raadsels zijn heel aardig. Vooral dat tweedg vind ik erg leulc. Jo zult zo wel in de kiant zien. Heel graag, dat ken ik cr goed gebruiken. Ik zal het vragen voor jc. Don zol je daarop wel antwoord krijgen, OOM KAREL\ UIT ONZE MOPPENTROMMEL De blinden. Jansen en Picterscn waren twee even armé winkeliers. Ze woonden tegenover elkander. Toen Jansen op een morgen uit zijn bed kwam, bemerkte hij dot Pietcrsen nieuwe blinden voor de romen had. Hij liep gauw naqr Pietersen toe cn zeihoe kom je aan die blinden Of! zei Pietersen heel gewoon. Ik heb een' busje aan de buitendeur gehangen waaiop stond „Voor dc blinden."

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1927 | | pagina 11